This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02005R1236-20140720
Council Regulation (EC) No 1236/2005 of 27 June 2005 concerning trade in certain goods which could be used for capital punishment, torture or other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment
Consolidated text: Verordening (EG) n r. 1236/2005 van de Raad van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Verordening (EG) n r. 1236/2005 van de Raad van 27 juni 2005 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
2005R1236 — NL — 20.07.2014 — 008.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
VERORDENING (EG) Nr. 1236/2005 VAN DE RAAD van 27 juni 2005 (PB L 200, 30.7.2005, p.1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
VERORDENING (EG) Nr. 1377/2006 VAN DE COMMISSIE van 18 september 2006 |
L 255 |
3 |
19.9.2006 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 1791/2006 VAN DE RAAD van 20 november 2006 |
L 363 |
1 |
20.12.2006 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 675/2008 VAN DE COMMISSIE van 16 juli 2008 |
L 189 |
14 |
17.7.2008 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 1226/2010 VAN DE COMMISSIE van 20 december 2010 |
L 336 |
13 |
21.12.2010 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1352/2011 VAN DE COMMISSIE van 20 december 2011 |
L 338 |
31 |
21.12.2011 |
|
L 158 |
1 |
10.6.2013 |
||
VERORDENING (EU) Nr. 585/2013 VAN DE COMMISSIE van 20 juni 2013 |
L 169 |
46 |
21.6.2013 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 37/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 januari 2014 |
L 18 |
1 |
21.1.2014 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 775/2014 VAN DE COMMISSIE van 16 juli 2014 |
L 210 |
1 |
17.7.2014 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 1236/2005 VAN DE RAAD
van 27 juni 2005
met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 133,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden vormt, overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag van de Europese Unie, een van de beginselen die de lidstaten alle onderschrijven. De Gemeenschap besloot derhalve in 1995 de eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden een fundamenteel onderdeel te maken van haar betrekkingen met derde landen. Zij besloot hiertoe in alle nieuwe handels-, samenwerkings- en associatieovereenkomsten van algemene aard die zij met derde landen sluit, een hiertoe strekkende clausule op te nemen. |
(2) |
Artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 3 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bevatten een onvoorwaardelijk, allesomvattend verbod op foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Andere bepalingen, met name de VN-verklaring tegen foltering ( 1 ) en het VN-verdrag van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing leggen staten de verplichting op foltering te voorkomen. |
(3) |
Artikel 2, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ( 2 ) bepaalt dat niemand tot de doodstraf veroordeeld of terechtgesteld wordt. Op 29 juni 1998 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan de „Richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake de doodstraf” en werd besloten dat de Europese Unie zich zou inzetten voor de universele afschaffing van de doodstraf. |
(4) |
Artikel 4 van het voornoemde Handvest bepaalt dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Op 9 april 2001 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan de „Richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing”. In deze richtsnoeren wordt verwezen naar zowel de goedkeuring van de EU-gedragscode voor de wapenexport in 1998 als de lopende werkzaamheden om in de gehele Europese Unie controles in te voeren op de uitvoer van paramilitaire uitrusting als voorbeelden van doeltreffende maatregelen met het oog op de preventie van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. In deze richtsnoeren wordt er tevens voor gepleit er bij derde landen op aan te dringen om het gebruik en de productie van en de handel in instrumenten die zijn ontworpen voor foltering en voor andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, te voorkomen, evenals misbruik van andere instrumenten voor deze doeleinden. Voorts wordt in deze richtsnoeren verklaard dat het verbod op wrede, onmenselijke of onterende behandeling duidelijke grenzen stelt aan het gebruik van de doodstraf. Derhalve wordt, in overeenstemming met deze teksten, de doodstraf in geen geval als een wettige straf beschouwd. |
(5) |
De VN-commissie inzake mensenrechten vraagt de VN-lidstaten in haar resolutie inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, die op 25 april 2001 werd goedgekeurd en die wordt gesteund door de EU-lidstaten, passende maatregelen te nemen, met inbegrip van wetgeving, om onder meer de uitvoer van instrumenten die specifiek zijn ontworpen om foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing toe te brengen, te voorkomen en te verbieden. Dit punt werd bevestigd in resoluties die op 16 april 2002, 23 april 2003, 19 april 2004 en 19 april 2005 werden goedgekeurd. |
(6) |
Op 3 oktober 2001 hechtte het Europees Parlement zijn goedkeuring aan een resolutie ( 3 ) betreffende het tweede jaarverslag van de Raad overeenkomstig uitvoeringsbepaling nr. 8 van de gedragscode van de Europese Unie betreffende de wapenuitvoer, waarin het er bij de Commissie op aandrong, zo spoedig mogelijk met voorstellen te komen om een passend communautair mechanisme op te stellen om de promotie, handel en export van veiligheids- en politie-uitrusting, waarvan het gebruik inherent wreed, onmenselijk of vernederend is, te verbieden en ervoor te zorgen dat deze regeling de overdracht van uitrusting waarvan de medische effecten nog niet volledig bekend zijn, alsmede van uitrusting waarvan het gebruik in de praktijk een substantieel risico van misbruik of van ongerechtvaardigd letsel in zich bergt, op schorten. |
(7) |
Het is dan ook passend dat de Gemeenschap regels vaststelt voor de handel met derde landen in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, en in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Deze regels helpen het eerbiedigen van het menselijk leven en van de fundamentele rechten van de mens te bevorderen en dragen derhalve bij aan de bescherming van de goede zeden. Met deze regels wil men ervoor zorgen dat handelaren in de Gemeenschap geen voordeel halen uit handel die de uitvoering van beleid inzake de doodstraf of inzake foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, dat niet verenigbaar is met de relevante EU-richtsnoeren, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en internationale verdragen en overeenkomsten, bevordert of anderszins vergemakkelijkt. |
(8) |
Voor deze verordening dienen de definities van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te worden toegepast die zijn omschreven in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en in Resolutie nr. 3452 (XXX) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Bij de interpretatie van de definities dient rekening te worden gehouden met de jurisprudentie inzake de interpretatie van de dienovereenkomstige termen in het Europees Verdrag van de rechten van de mens en in de relevante teksten die zijn goedgekeurd door de Europese Unie of haar lidstaten. |
(9) |
Het werd noodzakelijk geacht om de in- en uitvoer van instrumenten die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing, te verbieden. |
(10) |
Voorts dienen controles te worden ingesteld op de uitvoer van bepaalde goederen die niet alleen gebruikt kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, doch ook voor andere, legitieme doeleinden. Deze controle dient te worden ingesteld op goederen die voornamelijk worden gebruikt voor wetshandhaving en, behalve wanneer dergelijke controles niet in verhouding zouden zijn, op andere instrumenten of producten die, gezien hun ontwerp en technische eigenschappen, zouden kunnen worden misbruikt voor foltering of voor andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. |
(11) |
Wat de instrumenten voor wetshandhaving betreft, moet worden opgemerkt dat artikel 3 van de gedragscode voor wetshandhavers ( 4 ) bepaalt dat wetshandhavers alleen dwang mogen gebruiken wanneer dit strikt noodzakelijk is, en in de mate die vereist is voor het uitoefenen van hun taak. De basisbeginselen inzake het gebruik van geweld en vuurwapens door wetshandhavers, die in 1990 werden goedgekeurd door het achtste congres van de Verenigde Naties inzake de preventie van misdaad en de behandeling van misdadigers, bepalen dat wetshandhavers bij de uitoefening van hun taak zoveel mogelijk gebruik zouden moeten maken van geweldloze middelen alvorens hun toevlucht te nemen tot het gebruik van geweld en vuurwapens. |
(12) |
In deze basisbeginselen wordt ervoor gepleit niet-dodelijke wapens te ontwikkelen om mensen uit te schakelen, die onder passende omstandigheden moeten worden gebruikt, terwijl men zich er tegelijkertijd van bewust is dat zorgvuldig toezicht moet worden gehouden op het gebruik van dergelijke wapens. Bepaalde door de politie van oudsher gebruikte instrumenten voor zelfverdediging en oproerbeheersing werden bijvoorbeeld zodanig gewijzigd dat zij ook kunnen worden gebruikt voor het toedienen van elektrische schokken en chemische stoffen om mensen uit te schakelen. Er zijn aanwijzingen dat dergelijke wapens in verschillende landen worden misbruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. |
(13) |
In de basisbeginselen wordt benadrukt dat wetshandhavers moeten worden uitgerust met instrumenten voor hun zelfverdediging. Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op de handel in traditionele instrumenten voor zelfverdediging zoals schilden. |
(14) |
Deze verordening dient tevens van toepassing te zijn op de handel in sommige specifieke chemische stoffen die worden gebruikt om mensen uit te schakelen. |
(15) |
Wat betreft voetboeien, groeps- en individuele kluisters en boeien, zij erop gewezen dat in artikel 33 van de minimumnormen voor de behandeling van gevangenen van de Verenigde Naties ( 5 ) is bepaald dat instrumenten om mensen in bedwang te houden nooit mogen worden toegepast als straf. Voorts mogen kluisters en boeien niet worden gebruikt om mensen in bedwang te houden. De minimumnormen voor de behandeling van gevangenen van de Verenigde Naties bepalen voorts dat andere instrumenten om mensen in bedwang te houden alleen mogen worden gebruikt als voorzorgsmaatregel om ontvluchting te voorkomen tijdens een verplaatsing, op medische gronden op aanwijzing van een arts of, indien andere controlemethodes het laten afweten, om te voorkomen dat een gevangene zichzelf of anderen verwondt of eigendom beschadigt. |
(16) |
Rekening houdend met het feit dat sommige lidstaten de invoer en uitvoer van dergelijke goederen reeds hebben verboden, díent de lidstaten het recht te worden gegeven de in- en uitvoer van voetboeien, groepskluisters en draagbare elektrische schokapparatuur, met uitzondering van elektrische schokgordels, te verbieden. De lidstaten dienen ook te worden gemachtigd om, indien zij zulks wensen, handboeien waarvan de maximumafmetingen, met inbegrip van de ketting, in gesloten toestand 240 mm overschrijden, aan exportcontroles te onderwerpen. |
(17) |
Voor deze verordening geldt dat zij de bestaande voorschriften inzake de uitvoer van traangas en stoffen voor oproerbeheersing ( 6 ), vuurwapens, chemische wapens en giftige chemische stoffen onverlet laat. |
(18) |
Er dient te worden voorzien in specifieke vrijstellingen van de uitvoercontroles, teneinde de werking van de politiediensten van de lidstaten en de uitvoering van vredeshandhavings- of crisisbeheersingsoperaties niet te belemmeren en, onder voorbehoud van een evaluatie in een later stadium, om de doorvoer van buitenlandse goederen toe te staan. |
(19) |
De richtsnoeren voor het EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing bepalen onder meer dat de hoofden van missies in derde landen in hun periodieke verslagen een analyse dienen op te nemen van eventuele gevallen van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in het land waarin zij geaccrediteerd zijn, en de maatregelen die zijn genomen om dit tegen te gaan. De bevoegde autoriteiten dienen, wanneer zij besluiten nemen inzake verzoeken om vergunningen, rekening te houden met deze en soortgelijke verslagen van relevante internationale en maatschappelijke organisaties. Dergelijke verslagen dienen tevens een beschrijving te omvatten van instrumenten die in derde landen worden gebruikt voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. |
(20) |
Om te kunnen bijdragen tot de afschaffing van de doodstraf in derde landen en foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen, wordt het noodzakelijk geacht om het verlenen van technische bijstand, aan derde landen, die betrekking heeft op het gebruik van goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling en bestraffing, te verbieden. |
(21) |
De maatregelen van deze verordening hebben tot doel zowel de doodstraf als foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in derde landen te voorkomen. Zij omvatten beperkingen voor de handel met derde landen in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Het wordt niet noodzakelijk geacht om soortgelijke controles in te stellen op transacties binnen de Gemeenschap, omdat de doodstraf niet bestaat in de lidstaten en de lidstaten passende maatregelen zullen hebben genomen om foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te verbieden en te voorkomen. |
(22) |
Bovengenoemde richtsnoeren bepalen dat, om doeltreffende maatregelen te kunnen nemen tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, maatregelen zouden moeten worden genomen om het gebruik, de productie van en de handel in instrumenten die zijn ontworpen voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, te voorkomen. Het is de taak van de lidstaten om de nodige beperkingen op te leggen op het gebruik en de productie van dergelijke instrumenten. |
(23) |
Om rekening te houden met nieuwe gegevens en technologische ontwikkelingen dienen de lijsten van goederen waarop deze verordening van toepassing is, te worden bijgehouden en moet een specifieke procedure worden opgesteld om deze lijsten te wijzigen. |
(24) |
De Commissie en de lidstaten dienen elkaar op de hoogte te brengen van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, alsmede van andere relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken. |
(25) |
De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 7 ). |
(26) |
De lidstaten dienen regels vast te stellen voor sancties die van toepassing zijn op overtreding van de bepalingen van deze verordening en er op toe te zien dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn. |
(27) |
Niets in deze verordening vormt een beperking van de bevoegdheden krachtens en overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek ( 8 ) en de uitvoeringsbepalingen daarvan, zoals vervat in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie ( 9 ). |
(28) |
Deze verordening neemt de fundamentele rechten in acht alsmede de beginselen die zijn erkend in, met name, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Onderwerp, werkingssfeer en definities
Artikel 1
Onderwerp en werkingssfeer
1. In deze verordening worden communautaire voorschriften vastgesteld ten aanzien van de handel met derde landen in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf of voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en in daarmee samenhangende technische bijstand.
2. Deze verordening is niet van toepassing op het verlenen van daarmee samenhangende technische bijstand, indien dit grensoverschrijdend verkeer van natuurlijke personen omvat.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „foltering”: iedere handeling waardoor opzettelijk hevige pijn of hevig leed, lichamelijk dan wel geestelijk, wordt toegebracht aan een persoon met zulke oogmerken als om van hem of van een derde inlichtingen of een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen voor een handeling die hij of een derde heeft begaan of waarvan hij of een derde wordt verdacht deze te hebben begaan, of hem of een derde te intimideren of ergens toe te dwingen dan wel om enigerlei reden gebaseerd op discriminatie van welke aard dan ook, wanneer zulke pijn of zulk leed wordt toegebracht door of op instigatie van dan wel met de instemming of het gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Foltering omvat niet pijn of leed slechts voortvloeiend uit, inherent aan of samenhangend met wettige straffen;
b) „andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing”: iedere handeling waardoor aanzienlijke pijn of aanzienlijk leed, lichamelijk dan wel geestelijk, wordt toegebracht aan een persoon, wanneer zulke pijn of zulk leed wordt toegebracht door of op instigatie van dan wel met de instemming of het gedogen van een overheidsfunctionaris of andere persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Dit omvat niet pijn of leed slechts voortvloeiend uit, inherent aan of samenhangend met wettige straffen;
c) „wetshandhavingsinstantie”: iedere autoriteit van een derde land die verantwoordelijk is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken, bestrijden en bestraffen van misdaden, met inbegrip, doch niet beperkt tot de politie, aanklagers, juridische autoriteiten, openbare of particuliere gevangenisautoriteiten en, indien van toepassing, nationale veiligheidstroepen en militaire autoriteiten;
d) „uitvoer”: elk vertrek van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap, met inbegrip van het vertrek van goederen waarvoor een douaneaangifte vereist is en het vertrek van goederen na de opslag ervan in een vrije zone van controletype I of een vrij entrepot in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92;
e) „invoer”: elke binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap van goederen, met inbegrip van tijdelijke opslag, plaatsing in een vrije zone of een vrij entrepot, plaatsing onder een schorsingsprocedure en het in het vrije verkeer brengen in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92;
f) „technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, beproeving, onderhoud, assemblage of andere technische diensten, die de vorm kan aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden en adviesdiensten. Technische bijstand omvat ook verbale vormen van bijstand en bijstand door middel van elektronische middelen;
g) „museum”: een permanente instelling zonder winstoogmerk, in dienst van de samenleving en van de ontwikkeling daarvan, die openstaat voor het publiek en die, ten behoeve van studie, onderricht en gewoon genieten, materiële getuigenissen van mensen en hun leefomgeving verwerft, conserveert, onderzoekt, meedeelt en ten toon stelt;
h) „bevoegde autoriteit”: een in bijlage I vermelde autoriteit van een van de lidstaten, die overeenkomstig artikel 8, lid 1, gerechtigd is een besluit te nemen inzake een vergunningsaanvraag;
i) „aanvrager”:
1) voor de in artikel 3 of artikel 5 bedoelde uitvoer, een natuurlijke of rechtspersoon die een contract heeft gesloten met een geadresseerde in een land waarnaar de goederen zullen worden uitgevoerd, en die op het moment waarop de douaneaangifte wordt aanvaard kan bepalen of de goederen die aan deze verordening zijn onderworpen, het douanegebied van de Gemeenschap verlaten; indien geen uitvoercontract is gesloten of indien de houder van het contract niet namens zichzelf optreedt, is de bevoegdheid om te beslissen of het goed het douanegebied van de Gemeenschap verlaat, van doorslaggevend belang;
2) indien, in geval van een dergelijke uitvoer, het recht om over de goederen te beslissen volgens het contract waarop de uitvoer is gebaseerd, berust bij een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon, wordt de aanvrager geacht de in de Gemeenschap gevestigde contractsluitende partij te zijn;
3) in geval van verlening van technische bijstand zoals bedoeld in artikel 3, de natuurlijke of rechtspersoon die de dienst zal verlenen.
4) in geval van invoer en het verlenen van technische bijstand zoals bedoeld in artikel 4, het museum dat de goederen ten toon zal stellen.
HOOFDSTUK II
Goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf, foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Artikel 3
Uitvoerverbod
1. Het is verboden goederen die geen andere toepassingen in de praktijk hebben dan de doodstraf, foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, zoals vermeld in bijlage II, uit te voeren, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.
Het verlenen, al dan niet tegen vergoeding, van technische bijstand die betrekking heeft op in bijlage II vermelde goederen van het douanegebied van de Gemeenschap, aan natuurlijke of rechtspersonen of instanties in een derde land, is verboden.
2. In afwijking van lid 1 mogen de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen voor de uitvoer van de in bijlage II vermelde goederen en het verlenen van de hiermee samenhangende technische bijstand, indien wordt aangetoond dat dergelijke goederen in het derde land waarnaar de goederen worden uitgevoerd, uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum met het oog op hun historische betekenis.
Artikel 4
Invoerverbod
1. Het is verboden de in bijlage II vermelde goederen in te voeren ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen.
Het is natuurlijke of rechtspersonen of instanties in het douanegebied van de Gemeenschap verboden technische bijstand te aanvaarden die samenhangt met in bijlage II vermelde goederen, en die al dan niet tegen vergoeding door natuurlijke of rechtspersonen of instanties uit een derde land wordt verleend.
2. In afwijking van lid 1 mogen de bevoegde autoriteiten toestemming verlenen voor invoer van de in bijlage II vermelde goederen en het verlenen van de hiermee samenhangende technische bijstand indien wordt aangetoond dat dergelijke goederen in de lidstaat van bestemming uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum met het oog op hun historische betekenis.
HOOFDSTUK III
Goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
Artikel 5
Verplichte uitvoervergunning
1. Voor de in bijlage III vermelde goederen, die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing is een vergunning vereist, ongeacht de oorsprong van dergelijke goederen. Een vergunning is evenwel niet vereist voor goederen die slechts worden doorgevoerd over het grondgebied van de Gemeenschap; dit zijn goederen die geen andere douanebestemming hebben dan extern communautair douanevervoer in het kader van artikel 91 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, opslag van niet-communautaire goederen in een vrije zone van controletype I of een vrij entrepot daaronder begrepen.
2. Lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer naar die gebieden van de lidstaten die in bijlage IV zijn opgenomen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap, mits de goederen zullen worden gebruikt door een autoriteit die belast is met de wetshandhaving in zowel het land of gebied van bestemming als het Europese gedeelte van de lidstaat waartoe dat gebied behoort. De douaneautoriteiten of andere relevante autoriteiten hebben het recht te verifiëren of aan deze voorwaarde is voldaan, en kunnen beslissen dat de uitvoer in afwachting van die verificatie niet plaatsvindt.
3. Lid 1 is niet van toepassing op de uitvoer naar derde landen indien de goederen zullen worden gebruikt door militair of civiel personeel van een lidstaat van de Europese Unie en dat personeel deelneemt aan een EU- of VN-vredeshandhavings- of crisisbeheersingsoperatie in het betrokken derde land of aan een operatie die gebaseerd is op overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op het gebied van defensie. De douaneautoriteiten of andere relevante autoriteiten hebben het recht te verifiëren of aan deze voorwaarde is voldaan. In afwachting van die verificatie vindt de uitvoer niet plaats.
Artikel 6
Criteria voor het verlenen van uitvoervergunningen
1. De bevoegde autoriteiten besluiten per geval inzake uitvoervergunningen met betrekking tot de in bijlage III vermelde goederen, rekening houdend met alle relevante overwegingen, met inbegrip van met name de vraag, of een aanvraag voor een vergunning voor een in wezen identieke uitvoer in de afgelopen drie jaar is afgewezen door een andere lidstaat.
2. De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de in bijlage III vermelde goederen door een wetshandhavingsinstantie of een natuurlijke of rechtspersoon in een derde land zouden kunnen worden gebruikt voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, met inbegrip van gerechtelijke lijfstraffen.
De bevoegde autoriteit houdt rekening met:
— de beschikbare internationale rechterlijke beslissingen,
— de bevindingen van de bevoegde instanties van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Europese Unie, en verslagen van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa en van de speciale VN-rapporteur voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Ook andere relevante informatie, met inbegrip van beschikbare nationale rechterlijke beslissingen, verslagen of andere informatie van organisaties van het maatschappelijke middenveld en informatie over beperkingen op de uitvoer van in de bijlagen II en III genoemde goederen die door het land van bestemming worden toegepast, kan in aanmerking worden genomen.
Artikel 7
Nationale maatregelen
1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 5 en 6 mag een lidstaat een verbod op de uitvoer en invoer van voetboeien, groepskluisters en draagbare elektrische schokapparatuur aannemen of handhaven.
2. Een lidstaat mag een vergunning verplicht stellen voor de uitvoer van handboeien waarvan de maximumafmetingen, met inbegrip van de kettingen, gemeten vanuit de uiterste hoek van een boei tot de uiterste hoek van de andere boei, meer dan 240 mm in gesloten toestand bedragen. De betrokken lidstaat past op dergelijke handboeien de hoofdstukken III en IV toe.
3. De lidstaten delen alle op grond van de leden 1 en 2 genomen maatregelen mee aan de Commissie. Bestaande maatregelen worden uiterlijk op 30 juli 2006 meegedeeld, later genomen maatregelen vóór de inwerkingtreding ervan.
HOOFDSTUK IV
Vergunningsprocedures
Artikel 8
Aanvragen voor vergunningen
1. Een vergunning voor uitvoer en invoer en voor het verlenen van technische bijstand wordt uitsluitend verleend door de bevoegde autoriteit van de in bijlage I genoemde lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd.
2. Bij het aanvragen van een vergunning dient de aanvrager de bevoegde autoriteiten alle relevante informatie te verstrekken over de activiteiten waarvoor een vergunning wordt gevraagd.
Artikel 9
Vergunningen
1. Vergunningen voor in- en uitvoer worden verleend op een formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage V opgenomen model, en zijn geldig in de gehele Gemeenschap. De geldigheidsduur van een vergunning bedraagt tussen drie en twaalf maanden, met een mogelijke verlenging met maximaal twaalf maanden.
2. De vergunning mag elektronisch worden afgegeven. De specifieke procedures worden op nationaal niveau vastgesteld. Wanneer de lidstaten gebruikmaken van deze optie, stellen zij de Commissie daarvan in kennis.
3. Vergunningen voor in- en uitvoer zijn onderworpen aan de voorschriften en voorwaarden die de bevoegde autoriteiten nodig achten.
4. De bevoegde autoriteiten mogen, in overeenstemming met deze verordening, weigeren een uitvoervergunning af te geven en reeds verleende uitvoervergunningen intrekken, schorsen, wijzigen of herroepen.
Artikel 10
Douaneformaliteiten
1. De importeur of exporteur dient bij het vervullen van de douaneformaliteiten het naar behoren ingevulde formulier van bijlage V in te dienen als bewijs dat de vereiste vergunning voor de desbetreffende in- of uitvoer is verkregen. Als het document niet is ingevuld in een officiële taal van de lidstaat waarin de douaneformaliteiten worden vervuld, kan de importeur of exporteur gevraagd worden een vertaling in een officiële taal te verstrekken.
2. Indien een douaneaangifte wordt gedaan voor de in de bijlage II of III opgenomen goederen en wordt bevestigd dat geen vergunning uit hoofde van deze verordening is verleend voor de voorgenomen in- of uitvoer, dan leggen de douaneautoriteiten beslag op de aangegeven goederen en wijzen zij op de mogelijkheid om uit hoofde van deze verordening een aanvraag voor een vergunning in te dienen. Indien binnen zes maanden na de beslaglegging geen aanvraag is ingediend voor een vergunning of indien de bevoegde autoriteiten een dergelijke aanvraag afwijzen, kunnen de douaneautoriteiten over de vastgehouden goederen beschikken overeenkomstig de nationale wetgeving die van toepassing is.
Artikel 11
Verplichte kennisgeving en raadpleging
1. De in bijlage I vermelde autoriteiten van de lidstaten stellen de in die bijlage opgenomen autoriteiten van alle overige lidstaten en de Commissie ervan in kennis wanneer zij besluiten om uit hoofde van deze verordening een aanvraag voor een vergunning af te wijzen en indien zij een reeds verleende vergunning intrekken. Deze kennisgeving dient uiterlijk 30 dagen na de datum waarop het besluit werd genomen, te geschieden.
2. De bevoegde autoriteiten raadplegen de autoriteit(en) die in de afgelopen drie jaar uit hoofde van deze verordening een vergunningsaanvraag heeft (hebben) afgewezen voor een in- of uitvoer of voor de levering van diensten, uit hoofde van deze verordening, indien zij een aanvraag ontvangen voor een in- of uitvoer of voor de levering van technische bijstand voor een transactie die in wezen identiek is aan die welke in zo’n eerdere aanvraag was vermeld, en zij van oordeel zijn dat een vergunning desalniettemin zou moeten worden verleend.
3. Indien de bevoegde autoriteiten, na een dergelijke raadpleging, besluiten om een vergunning te verlenen, dienen zij alle in bijlage I vermelde autoriteiten hiervan onmiddellijk in kennis te stellen, de redenen hiertoe uiteen te zetten en in voorkomend geval informatie ter staving van dat besluit te verstrekken.
4. Indien een weigering om een vergunning te verlenen, gebaseerd is op een nationaal verbod dat in overeenstemming met artikel 7, lid 1, is aangenomen, dan vormt dit geen besluit tot afwijzing van een aanvraag in de zin van lid 1.
HOOFDSTUK V
Algemene en slotbepalingen
Artikel 12
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de bijlagen I, II, III, IV en V te wijzigen. De gegevens in bijlage I betreffende de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden gewijzigd op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.
Artikel 13
Uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie
1. Onverminderd artikel 11 stellen de Commissie en de lidstaten elkaar op verzoek in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, met name informatie over verleende en geweigerde vergunningen.
2. Relevante informatie over verleende en geweigerde vergunningen omvat ten minste het type besluit, de gronden voor dat besluit of een samenvatting ervan, de namen van de geadresseerden en, indien die niet dezelfde zijn, van de eindgebruikers, en de betrokken goederen.
3. De lidstaten stellen, indien mogelijk in samenwerking met de Commissie, een openbaar jaarverslag op van hun activiteiten, waarin zij informatie verstrekken over het aantal ontvangen aanvragen, de goederen en landen waarop deze aanvragen betrekking hebben, en de besluiten die zij hebben genomen inzake deze aanvragen. Dit verslag bevat geen informatie waarvan de verbreiding naar de mening van de lidstaat strijdig zou zijn met de wezenlijke belangen van zijn veiligheid.
4. Behoudens de in lid 2 genoemde informatieverstrekking aan de autoriteiten van de andere lidstaat en de Commissie, laat dit artikel de toepasselijke nationale voorschriften betreffende vertrouwelijkheid en geheimhouding onverlet.
5. Indien de weigering om een vergunning te verlenen gebaseerd is op een nationaal verbod dat in overeenstemming met artikel 7, lid 1, is aangenomen, dan vormt dit geen geweigerde vergunning in de zin van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel.
Artikel 14
Gebruik van informatie
Onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ( 10 ) en de nationale wetgeving inzake de toegang van het publiek tot documenten wordt de uit hoofde van deze verordening ontvangen informatie alleen gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie was gevraagd.
▼M8 —————
Artikel 15 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 12 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt voor een termijn van vijf jaar aan de Commissie toegekend vanaf 20 februari 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen die verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5. Een overeenkomstig artikel 12 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
▼M8 —————
Artikel 17
Sancties
1. Elke lidstaat bepaalt de sancties die moeten worden genomen indien de bepalingen van deze verordening worden overtreden en neemt alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De voorziene sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 29 augustus 2006 van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.
Artikel 18
Territoriale werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing op:
— het douanegebied van de Gemeenschap, zoals omschreven in Verordening (EEG) nr. 2913/92;
— de Spaanse gebieden Ceuta en Melilla;
— het Duitse gebied Helgoland.
2. Voor de toepassing van deze verordening worden Ceuta, Helgoland en Melilla behandeld als deel van het douanegebied van de Gemeenschap.
Artikel 19
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 30 juli 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
LIJST VAN DE IN DE ARTIKELEN 8 EN 11 BEDOELDE AUTORITEITEN EN ADRES VOOR KENNISGEVINGEN AAN DE EUROPESE COMMISSIE
A. Autoriteiten van de lidstaten
BELGIË
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie
Algemene Directie Economisch Potentieel
Dienst Vergunningen
Vooruitgangstraat 50
1210 Brussel
BELGIË
Service public fédéral économie, PME, classes moyennes et énergie
Direction générale du potentiel économique
Service licences
Rue du Progrès 50
1210 Bruxelles
BELGIQUE
Tel. +32 22776713, +32 22775459
Fax +32 22775063
E-mail: frieda.coosemans@economie.fgov.be
johan.debontridder@economie.fgov.be
BULGARIJE
Министерство на икономиката, енергетиката и туризма
ул.„Славянска” № 8
1052 София/Sofia
БЪЛГАРИЯ/BULGARIA
Ministry of Economy, Energy and Tourism
8, Slavyanska Str.
1052 Sofia
BULGARIA
Tel. +359 294071
Fax +359 29872190
TSJECHIË
Ministerstvo průmyslu a obchodu
Licenční správa
Na Františku 32
110 15 Praha 1
ČESKÁ REPUBLIKA
Tel. +420 224907638
Fax +420 224214558
E-mail: dual@mpo.cz
DENEMARKEN
Bijlage III, punten 2 en 3
Justitsministeriet
Slotsholmsgade 10
1216 København K
DANMARK
Tel. +45 72268400
Fax +45 33933510
E-mail: jm@jm.dk
Bijlage II en bijlage III, punt 1
Erhvervs- og Vækstministeriet
Erhvervsstyrelsen
Dahlerups Pakhus
Langelinie Allé 17
2100 København Ø
DANMARK
Tel. +45 35291000
Fax +45 35466001
E-mail: erst@erst.dk
DUITSLAND
Bundesamt für Wirtschaft und Ausfuhrkontrolle (BAFA)
Frankfurter Straße 29-35
65760 Eschborn
DEUTSCHLAND
Tel. +49 61969080
Fax +49 6196908800
E-mail: ausfuhrkontrolle@bafa.bund.de
ESTLAND
Eesti Välisministeerium
Poliitikaosakond
Julgeolekupoliitika ja relvastuskontrolli büroo
Islandi väljak 1
15049 Tallinn
EESTI/ESTONIA
Tel. +372 6377192
Fax +372 6377199
E-mail: stratkom@vm.ee
IERLAND
Licensing Unit
Department of Jobs, Enterprise and Innovation
23 Kildare Street
Dublin 2
ÉIRE
Tel. +353 16312121
Fax +353 16312562
GRIEKENLAND
Υπουργείο Ανάπτυξης, Ανταγωνιστικότητας, Υποδομών, Μεταφορών και Δικτύων
Γενική Διεύθυνση Διεθνούς Οικονομικής Πολιτικής
Διεύθυνση Καθεστώτων Εισαγωγών-Εξαγωγών, Εμπορικής Άμυνας
Ερμού και Κορνάρου 1,
105 63 Αθήνα/Athens
ΕΛΛΑΔΑ/GREECE
Ministry of Development, Competitiveness, Infrastructure, Transport and Networks
General Directorate for International Economic Policy
Directorate of Import-Export Regimes, Trade Defence Instruments
Ermou and Kornarou 1,
105 63 Athens
GREECE
Tel. +30 2103286021-22, +30 2103286051-47
Fax +30 2103286094
E-mail: e3a@mnec.gr, e3c@mnec.gr
SPANJE
Subdirección General de Comercio Exterior de Material de Defensa y Doble Uso
Secretaría de Estado de Comercio
Ministerio de Economía y Competitividad
Paseo de la Castellana 162, planta 7
28046 Madrid
ESPAÑA
Tel. +34 913492587
Fax +34 913492470
E-mail: sgdefensa.sscc@comercio.mineco.es
Departamento de Aduanas e Impuestos Especiales de la
Agencia Estatal de la Administración Tributaria
Avda. Llano Castellano, 17
28071 Madrid
ESPAÑA
Tel. +34 917289450
Fax +34 917292065
FRANKRIJK
Ministère du budget, des comptes publics et de la fonction publique
Direction générale des douanes et droits indirects
Service des titres du commerce extérieur (Setice)
14 rue Yves-Toudic
75010 Paris
FRANCE
Tel. +33 0970271710
E-mail: dg-setice@douane.finances.gouv.fr
michele.lefebvre@douane.finances.gouv.fr
KROATIË
Državni ured za trgovinsku politiku
Gajeva 4
10 000 Zagreb
Republika Hrvatska
Tel. +385 16303794
Fax +385 16303885
ITALIË
Ministero dello Sviluppo Economico
Direzione Generale per la Politica Commerciale Internazionale
Divisione IV
Viale Boston, 25
00144 Roma
ITALIA
Tel. +39 0659932439
Fax +39 0659647506
E-mail: polcom4@mise.gov.it
CYPRUS
Υπουργείο Εμπορίου, Βιομηχανίας και Τουρισμού
Υπηρεσία Εμπορίου
Μονάδα Έκδοσης Αδειών Εισαγωγών/Εξαγωγών
Ανδρέα Αραούζου 6
1421 Λευκωσία
ΚΥΠΡΟΣ/CYPRUS
Ministry of Commerce, Industry and Tourism
Trade Service
Import/Export Licensing Unit
6 Andreas Araouzos Street
1421 Nicosia
CYPRUS
Tel. +357 22867100, +357 22867197
Fax +357 22375443
E-mail: pevgeniou@mcit.gov.cy
LETLAND
Ekonomikas ministrija
Brīvības iela 55
LV-1519 Rīga
LATVIJA
Tel. +371 67013248
Fax +371 67280882
E-mail: licencesana@em.gov.lv
LITOUWEN
Bijlage II en bijlage III, punten 1, 2 en 3:
Policijos departamento prie Vidaus reikalų ministerijos
Licencijavimo skyrius
Saltoniškių g. 19
LT-08105 Vilnius
LIETUVA/LITHUANIA
Tel. +370 82719767
Fax +370 52719976
E-mail: leidimai.pd@policija.lt
Bijlage III, punt 4
Valstybinė vaistų kontrolės tarnyba prie Lietuvos Respublikos sveikatos apsaugos ministerijos
Žirmūnų g. 139 A,
LT-09120 Vilnius
LIETUVA/LITHUANIA
Tel. +370 852639264
Fax +370 852639265
E-mail: vvkt@vvkt.lt
LUXEMBURG
Ministère de l’économie et du commerce extérieur
Office des licences
BP 113
2011 Luxembourg
LUXEMBOURG
Tel. +352 226162
Fax +352 466138
E-mail: office.licences@eco.etat.lu
HONGARIJE
Magyar Kereskedelmi Engedélyezési Hivatal
Németvölgyi út 37-39
1124 Budapest
MAGYARORSZÁG/HUNGARY
Tel. +36 14585599
Fax +36 14585885
E-mail: armstrade@mkeh.gov.hu
MALTA
Dipartiment tal-Kummerċ
Servizzi ta’ Kummerċ
Lascaris
Valletta VLT2000
MALTA
Tel. +356 21242270
Fax +356 25690286
NEDERLAND
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen
Directie Internationale Marktordening en Handelspolitiek
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
NEDERLAND
Tel. +31 703485954, +31 703484652
OOSTENRIJK
Bundesministerium für Wirtschaft, Familie und Jugend
Abteilung „Außenwirtschaftskontrolle” C2/9
Stubenring 1
1011 Wien
ÖSTERREICH
Tel. +43 1711008341
Fax +43 1711008366
E-mail: post@c29.bmwfj.gv.at
POLEN
Ministerstwo Gospodarki
Departament Handlu i Usług
Plac Trzech Krzyży 3/5
00-507 Warszawa
POLSKA/POLAND
Tel. +48 226935553
Fax +48 226934021
E-mail: SekretariatDHU@mg.gov.pl
PORTUGAL
Ministério das Finanças
AT- Autoridade Tributária e Aduaneira
Direcção de Serviços de Licenciamento
Rua da Alfândega, n.5
1149-006 Lisboa
PORTUGAL
Tel. +351 218813843
Fax +351 218813986
ROEMENIË
Ministerul Economiei
Departamentul pentru Comerț Exterior și Relații Internaționale
Direcția Politici Comerciale
Calea Victoriei nr. 152
București, sector 1
Cod poștal 010096
ROMÂNIA
Tel. +40 214010504, +40 214010552, +40 214010507
Fax +40 214010594, + 40 213150454
E-mail: clc@dce.gov.ro
SLOVENIË
Ministrstvo za gospodarski razvoj in tehnologijo
Direktorat za turizem in internacionalizacijo
Kotnikova 5
SI-1000 Ljubljana
SLOVENIJA
Tel. +386 14003521
Fax +386 14003611
SLOWAKIJE
Ministerstvo hospodárstva Slovenskej republiky
Odbor výkonu obchodných opatrení
Mierová 19
827 15 Bratislava
SLOVENSKO/SLOVAKIA
Tel. +421 248542165
Fax +421 243423915
E-mail: maria.kopecka@economy.gov.sk
FINLAND
Sisäasiainministeriö
Poliisiosasto
PL 26
FI-00023 Valtioneuvosto
SUOMI/FINLAND
Tel. +358 718780171
Fax +358 718788555
E-mail: asehallinto@poliisi.fi
ZWEDEN
Kommerskollegium
PO Box 6803
SE-113 86 Stockholm
SVERIGE
Tel. +46 86904800
Fax +46 8306759
E-mail: registrator@kommers.se
VERENIGD KONINKRIJK
Invoer van goederen uit bijlage II:
Department for Business, Innovation and Skills (BIS)
Import Licensing Branch
Queensway House
West Precinct
Billingham
TS23 2NF
UNITED KINGDOM
E-mail: enquiries.ilb@bis.gsi.gov.uk
Uitvoer van goederen uit bijlage II of III, en verlening van technische bijstand inzake goederen uit bijlage II als bedoeld in artikel 3, lid 1, en artikel 4, lid 1:
Department for Business, Innovation and Skills (BIS)
Export Control Organisation
1 Victoria Street
London
SW1H 0ET
UNITED KINGDOM
Tel. +44 2072154483
Fax +44 2072150531
E-mail: Ian.Bradford@bis.gsi.gov.uk
B. Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie
Europese Commissie
Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
Kamer EEAS 02/309
1049 Brussel
BELGIË
E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu
BIJLAGE II
Lijst van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde goederen
Inleidende opmerking:
De in deze bijlage voorkomende GN-codes verwijzen naar de codes die zijn opgenomen in het tweede deel van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 11 ).
Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door „ex”, maken de onder Verordening (EG) nr. 1236/2005 vallende goederen slechts een deel uit van de goederen waarop de GN-code betrekking heeft. In dat geval zijn de in deze bijlage gegeven omschrijving en de GN-code tezamen bepalend.
Opmerkingen:
1. De punten 1.3 en 1.4 in sectie 1 betreffende goederen die zijn bedoeld voor de executie van mensen, bestrijken niet medisch-technische goederen.
2. De doelstelling van de controles op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die één of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.
NB: Bij de beoordeling van de vraag of de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.
GN-code |
Beschrijving |
1. Goederen ontworpen met het oog op de executie van mensen: |
|
ex442190 97 ex820890 00 |
1.1. Galgen en guillotines |
ex854370 90 ex940179 00 ex940180 00 ex940210 00 |
1.2. Elektrische stoelen voor de executie van mensen |
ex940600 38 ex940600 80 |
1.3. Hermetisch gesloten kluizen, bijvoorbeeld van staal en glas, ontworpen met het oog op de executie van mensen door toediening van een dodelijk gas of een dodelijke stof |
ex841381 00 ex901890 50 ex901890 60 ex901890 84 |
1.4. Systemen voor het automatisch injecteren van verdovende middelen, ontworpen voor de executie van mensen door toediening van een dodelijke chemische stof |
2. Goederen die niet geschikt zijn voor gebruik door rechtshandhavingsautoriteiten om mensen in bedwang te houden: |
|
ex854370 90 |
2.1. Stroomschokapparaten die bedoeld zijn om door een gefixeerde persoon op het lichaam te worden gedragen, zoals gordels, mouwen en boeien die zijn ontworpen om mensen in bedwang te houden door toediening van elektrische schokken |
ex732690 98 ex761699 90 ex830150 00 ex392690 97 ex420330 00 ex420340 00 ex420500 90 |
2.2. Duimboeien, vingerboeien, duimschroeven en vingerschroeven Opmerking: Dit punt omvat zowel getande als niet-getande boeien en schroeven |
ex732690 98 ex761699 90 ex830150 00 ex392690 97 ex420330 00 ex420340 00 ex420500 90 ex621710 00 ex630790 98 |
2.3. Stangboeien, beenboeien met gewichten en groepskluisters die stangboeien of beenboeien met gewichten omvatten Opmerkingen: 1. Stangboeien zijn kluisters of enkelringen die zijn voorzien van een vergrendelingsmechanisme en die zijn verbonden met een onbuigzame stang van metaal 2. Dit punt omvat stangboeien en beenboeien met gewichten die met een ketting zijn verbonden met gewone handboeien |
ex732690 98 ex761699 90 ex830150 00 ex392690 97 ex420330 00 ex420340 00 ex420500 90 ex621710 00 ex630790 98 |
2.4. Boeien die zijn bedoeld om mensen in bedwang te houden en die zijn ontworpen om te worden verankerd in een muur, vloer of plafond |
ex940161 00 ex940169 00 ex940171 00 ex940179 00 ex940180 00 ex940210 00 |
2.5. Dwangstoelen: stoelen voorzien van kluisters of andere middelen om mensen in bedwang te houden Opmerking: Dit punt impliceert geen verbod op stoelen die alleen zijn voorzien van riemen of gordels |
ex940290 00 ex940320 20 ex940320 80 ex940350 00 ex940370 00 ex940381 00 ex940389 00 |
2.6. Klemplanken en dwangbedden: planken en bedden voorzien van kluisters of andere middelen om mensen in bedwang te houden Opmerking: Dit punt impliceert geen verbod op planken en bedden die alleen zijn voorzien van riemen of gordels |
ex940290 00 ex940320 20 ex940350 00 ex940370 00 ex940381 00 ex940389 00 |
2.7. Kooibedden: bedden voorzien van een kooi (vier wanden en een plafond) of een vergelijkbare structuur voor het vasthouden van een mens op een bed, waarvan het plafond of een of meer van de wanden zijn voorzien van staven uit metaal e.d., en die alleen van buiten uit kunnen worden geopend |
ex940290 00 ex940320 20 ex940350 00 ex940370 00 ex940381 00 ex940389 00 |
2.8. Bedden met netten: bedden voorzien van een kooi (vier wanden en een plafond) of een vergelijkbare structuur voor het vasthouden van een mens op een bed, waarvan het plafond of een of meer van de wanden zijn voorzien van netten, en die alleen van buiten uit kunnen worden geopend |
3. Draagbare apparaten die niet geschikt zijn voor gebruik door rechtshandhavingsautoriteiten met het oog op oproerbeheersing of zelfbescherming: |
|
ex930400 00 |
3.1. Stokken of knuppels van metaal of een ander materiaal, met een schacht die is voorzien van metalen spijkers |
ex392690 97 ex732690 98 |
3.2. Schilden met metalen spijkers |
4. Zwepen: |
|
ex660200 00 |
4.1. Zwepen voorzien van meerdere strengen of riemen, zoals knoeten of katten-met-negen-staarten |
ex660200 00 |
4.2. Zwepen voorzien van een of meer strengen of riemen en uitgerust met prikkels, weerhaken, spijkers, metaaldraad en dergelijke objecten die de impact van de streng of riem vergroten |
BIJLAGE III
Lijst van de in artikel 5 bedoelde goederen
Inleidende opmerking:
De in deze bijlage voorkomende GN-codes verwijzen naar de codes die zijn opgenomen in het tweede deel van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.
Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door „ex”, maken de onder Verordening (EG) nr. 1236/2005 vallende goederen slechts een deel uit van de goederen waarop de GN-code betrekking heeft. In dat geval zijn de in deze bijlage gegeven omschrijving en de GN-code tezamen bepalend.
Opmerkingen:
1. De doelstelling van de controles op de uitvoer van de goederen, vermeld in deze bijlage, mag niet worden omzeild door de uitvoer van niet aan vergunningsplicht onderworpen goederen (met inbegrip van fabrieken) die één of meer aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen bevatten, als deze onderdelen het voornaamste element van de goederen vormen en gemakkelijk kunnen worden verwijderd of voor andere doeleinden worden aangewend.
NB: Bij de beoordeling van de vraag of de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element dienen te worden aangemerkt, dienen factoren als hoeveelheid, waarde en technologische knowhow alsmede andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan de aan vergunningsplicht onderworpen onderdelen als voornaamste element van de geleverde goederen kunnen worden aangemerkt, een rol te spelen.
2. In sommige gevallen zijn chemische stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen chemische stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde chemische stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers gebruikt worden, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde chemische stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende chemische stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben.
GN-code |
Beschrijving |
1. Goederen ontworpen om mensen in bedwang te houden: |
|
ex732690 98 ex761699 90 ex830150 00 ex392690 97 ex420330 00 ex420340 00 ex420500 90 ex621710 00 ex630790 98 |
1.1. Kluisters en groepskluisters Opmerkingen: 1. Kluisters zijn middelen om mensen in bedwang te houden bestaande uit twee boeien of ringen, voorzien van een vergrendelingsmechanisme, met daartussen een ketting of staaf 2. Dit punt betreft niet beenboeien en groepskluisters waarop een verbod geldt volgens punt 2.3 van bijlage II 3. Dit punt betreft niet „gewone handboeien”. Gewone handboeien zijn handboeien die aan alle volgende voorwaarden voldoen: — de totale afmeting met inbegrip van de ketting, van het uiteinde van de ene boei tot het uiteinde van de tweede boei, bedraagt tussen 150 mm en 280 mm wanneer beide boeien gesloten zijn; — de binnenomtrek van elke boei bedraagt maximaal 165 mm wanneer deze is vergrendeld op de laatste inkeping van het vergrendelingsmechanisme; — de binnenomtrek van elke boei bedraagt minimaal 200 mm wanneer deze is vergrendeld op de eerste inkeping van het vergrendelingsmechanisme; en — de boeien werden niet aangepast om fysieke pijn of lijden te veroorzaken. |
ex732690 98 ex761699 90 ex830150 00 ex392690 97 ex420330 00 ex420340 00 ex420500 90 ex621710 00 ex630790 98 |
1.2. Individuele boeien of ringen, voorzien van een vergrendelingsmechanisme, waarbij de binnenomtrek meer dan 165 mm bedraagt wanneer zij zijn vergrendeld op de laatste inkeping van het vergrendelingsmechanisme Opmerking: Dit punt omvat halsbanden en andere individuele boeien of ringen die zijn voorzien van een vergrendelingsmechanisme en die met een ketting zijn verbonden met gewone handboeien |
ex650500 10 ex650500 90 ex650691 00 ex650699 10 ex650699 90 |
1.3. Spuwmaskers: maskers, ook uit gaas, die de mond bedekken om spuwen te voorkomen Opmerking: Dit punt omvat spuwmaskers die met een ketting zijn verbonden met gewone handboeien |
2. Wapens en apparaten die zijn ontworpen ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming: |
|
ex854370 90 ex930400 00 |
2.1. Draagbare wapens met elektrische ontlading die slechts op één persoon tegelijk kunnen worden gericht voor het toedienen van een elektrische schok, met inbegrip van maar niet beperkt tot stroomstootstokken, stroomstootschilden, verdovingspistolen en geweren voor het afvuren van schokpijltjes Opmerkingen: 1. Dit punt betreft niet stroomschokgordels en soortgelijke apparaten zoals omschreven in punt 2.1 van bijlage II 2. Dit punt betreft niet individuele stroomschokapparaten die de gebruiker bij zich draagt voor zijn eigen bescherming |
ex854390 00 ex930599 00 |
2.2. Pakketten met alle essentiële componenten voor het assembleren van draagbare wapens met elektrische ontlading als bedoeld in punt 2.1 Opmerking: De volgende goederen worden beschouwd als essentiële componenten: — de eenheid die de elektrische schok veroorzaakt; — de schakelaar, al dan niet met afstandsbediening; — de elektroden, of, waar van toepassing, de kabels waarlangs de elektrische schok wordt toegediend |
ex854370 90 ex930400 00 |
2.3. Vaste of monteerbare wapens met elektrische ontlading die een groot bereik hebben en waarmee meerdere personen elektrische schokken kunnen worden toegediend |
3. Wapens en apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen, ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming, en bepaalde aanverwante stoffen: |
|
ex842420 00 ex842489 00 ex930400 00 |
3.1. Draagbare wapens en apparatuur waarmee bij toediening of verspreiding van de chemische stof ofwel een dosis van een verdovende of irriterende chemische stof wordt toegediend aan één individuele persoon, ofwel een dosis van een dergelijke stof wordt over een beperkte oppervlakte verspreid, bijvoorbeeld in de vorm van een spuitnevel of wolk Opmerkingen: 1. Dit punt betreft niet controleapparatuur bedoeld in punt ML7e) van de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen (1) 2. Dit punt betreft niet individuele draagbare apparatuur, ook indien die een chemische stof bevat, die de gebruiker bij zich draagt voor zijn eigen bescherming 3. Naast relevante chemische stoffen, zoals ten behoeve van oproerbeheersing of PAVA, worden de goederen genoemd onder punt 3.3 en punt 3.4 beschouwd als verdovende of irriterende chemische stoffen |
ex292429 98 |
3.2. Pelargoonzuurvanillylamide (PAVA) (CAS RN 2444-46-4) |
ex330190 30 |
3.3. Capsicum-oleohars (OC) (CAS RN 8023-77-6) |
ex292429 98 ex293999 00 ex330190 30 ex330210 90 ex330290 10 ex330290 90 ex382490 97 |
3.4. Mengsels met ten minste 0,3 gewichtspercenten van PAVA of OC en een oplosmiddel (zoals ethanol, 1-propanol of hexaan), die als zodanig zouden kunnen worden toegediend als verdovende of irriterende stoffen, meer bepaald in aerosolen en in vloeibare vorm, of gebruikt voor de vervaardiging van verdovende of irriterende stoffen Opmerkingen: 1. Dit punt betreft niet sauzen en preparaten voor sauzen, soepen of preparaten voor soepen, en samengestelde kruiderijen of specerijen, mits PAVA of OC niet het enige erin verwerkte aroma is 2. Dit punt betreft niet geneesmiddelen waarvoor een vergunning voor het op de markt brengen is afgegeven overeenkomstig de wetgeving van de Unie (2) |
ex842420 00 ex842489 00 |
3.5. Vaste apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen die kan worden vastgemaakt aan een muur of een plafond in een gebouw, die een bus bevat met irriterende of verdovende chemische stoffen en die met afstandsbediening wordt geactiveerd Opmerking: Naast relevante chemische stoffen, zoals ten behoeve van oproerbeheersing of PAVA, worden de goederen genoemd onder punt 3.3 en punt 3.4 beschouwd als verdovende of irriterende chemische stoffen |
ex842420 00 ex842489 00 ex930400 00 |
3.6. Vaste of monteerbare apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen die een groot bereik heeft en niet is ontworpen om te worden bevestigd aan een muur of plafond in een gebouw Opmerkingen: 1. Dit punt betreft niet controleapparatuur bedoeld in punt ML7e) van de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen 2. Dit punt betreft eveneens waterkanonnen 3. Naast relevante chemische stoffen, zoals ten behoeve van oproerbeheersing of PAVA, worden de goederen genoemd onder punt 3.3 en punt 3.4 beschouwd als verdovende of irriterende chemische stoffen |
4. Producten die zouden kunnen worden gebruikt voor de executie van mensen door middel van een dodelijke injectie: |
|
ex293353 90 [a) tot en met f)] ex293359 95 [g) en h)] |
4.1. Kort en middellang werkende anesthetica op basis van barbituraten, zoals onder meer: a) amobarbital (CAS RN 57-43-2) b) natriumzout van amobarbital (CAS RN 64-43-7) c) pentobarbital (CAS RN 76-74-4) d) natriumzout van pentobarbital (CAS RN 57-33-0) e) secobarbital (CAS RN 76-73-3) f) natriumzout van secobarbital (CAS RN 309-43-3) g) thiopental (CAS RN 76-75-5) h) natriumzout van thiopental (CAS RN 71-73-8), ook bekend als thiopentonnatrium |
ex300390 00 ex300490 00 ex382490 97 |
Opmerking: Dit artikel omvat tevens producten die een of meer van de anesthetica bevatten die zijn vermeld in de lijst van kort en middellang werkende anesthetica op basis van barbituraten. |
5. Componenten ontworpen voor goederen met het oog op de executie van mensen: |
|
ex820890 00 |
5.1. Guillotine-messen |
(1) Meest recente versie goedgekeurd door de Raad op 11 maart 2013 (PB C 90 van 27.3.2013, blz. 1). (2) Zie in het bijzonder Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1) en Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67). |
BIJLAGE IV
Lijst van in artikel 5, lid 2, bedoelde gebieden van de lidstaten
DENEMARKEN
— Groenland
FRANKRIJK
— Nieuw-Caledonië en onderhorigheden
— Frans-Polynesië
— Franse Zuidelijke en Zuidpoolgebieden
— Wallis-archipel en Futuna-eiland
— Mayotte
— Saint-Pierre-et-Miquelon
DUITSLAND
— Büsingen
BIJLAGE V
In artikel 9, lid 1, bedoeld formulier voor in- of uitvoervergunningen
Technische specificatie
De afmetingen van onderstaand formulier zijn 210 × 297 mm, waarbij een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. De vakken zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal en een zesde inch verticaal. De onderverdelingen zijn gebaseerd op een meeteenheid van een tiende inch horizontaal.
Toelichting bij het formulier „Uitvoer- of invoervergunning voor goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor folteringen (Verordening (EG) nr. 1236/2005 van de Raad)”
Dit vergunningsformulier wordt gebruikt voor de afgifte van een vergunning voor de uitvoer of de invoer van goederen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1236/2005 met betrekking tot de handel in goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Het mag niet worden gebruikt om toestemming te verlenen voor het verlenen van technische bijstand.
De autoriteit van afgifte is de autoriteit zoals omschreven in artikel 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 1236/2005, in bijlage I bij deze verordening.
Vergunningen worden afgegeven op dit uit één blad bestaande formulier, dat aan beide zijden bedrukt dient te zijn. Het bevoegde douanekantoor boekt de uitgevoerde hoeveelheden af van de totale beschikbare hoeveelheid. Het vergewist zich ervan dat de verschillende voorwerpen waarop de vergunning betrekking heeft, met het oog daarop duidelijk onderscheiden zijn.
Indien nationale procedures van de lidstaten extra kopieën van het formulier vereisen (bijvoorbeeld voor de aanvraag), kan dit vergunningsformulier worden opgenomen in een set formulieren die het volgens de geldende nationale voorschriften benodigde aantal kopieën omvat. In het vak boven vak 3 van elk exemplaar en in de linker kantlijn dient duidelijk te worden vermeld voor welk doel (bijvoorbeeld aanvraag, kopie voor de aanvrager) de betrokken kopieën bestemd zijn. Slechts één exemplaar vormt het vergunningsformulier van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1236/2005.
Vak 1 |
Aanvrager: |
Vermeld de naam en het volledige adres van de aanvrager. Het douanenummer van de aanvrager kan ook worden vermeld (in de meeste gevallen facultatief). Vermelding van het type aanvrager (facultatief) dient te geschieden in het desbetreffende vak, met behulp van het nummer 1, 2 of 4, verwijzend naar de definitie in artikel 2, onder i), van Verordening (EG) nr. 1236/2005. |
Vak 3 |
Nr. van de vergunning: |
Vul het nummer in en kruis hetzij uitvoer hetzij invoer aan. ►C1 Zie artikel 2, onder d) en e), en artikel 18 van de verordening ◄ voor de definitie van de termen „uitvoer” en „invoer”. |
Vak 4 |
Vervaldatum: |
Vermeld de dag (twee cijfers), de maand (twee cijfers) en het jaar (vier cijfers). |
Vak 5 |
Agent/vertegenwoordiger: |
Vermeld de naam van een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger of (douane)agent die namens de aanvrager optreedt, indien de aanvraag niet door de aanvrager wordt ingediend. Zie ook artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad. |
Vak 6 |
Land waar de goederen zich bevinden: |
Vermeld zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10). ►C1 Zie Verordening (EG) nr. 1779/2002 van de Commissie (PB L 269 van 5.10.2002, blz. 6). ◄ |
Vak 7 |
Land van bestemming: |
Vermeld zowel de naam van het betrokken land als de desbetreffende landencode; gebruik de landencodes die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10). ►C1 Zie Verordening (EG) nr. 1779/2002 van de Commissie (PB L 269 van 5.10.2002, blz. 6). ◄ |
Vak 10 |
Omschrijving van het voorwerp: |
Denk eraan gegevens met betrekking tot de verpakking van de betrokken goederen te verstrekken. Ook de waarde van de goederen mag in vak 10 worden vermeld. Als er niet voldoende ruimte in vak 10 is, ga dan verder op een blanco blad waarop het vergunningsnummer wordt vermeld. Vermeld het aantal bijlagen in vak 16. Dit formulier is ontworpen voor maximaal drie verschillende soorten goederen (zie de bijlagen II en III bij de verordening). Indien er een vergunning voor de in- of uitvoer van méér dan drie soorten goederen vereist is, dan dienen twee vergunningen te worden afgegeven. |
Vak 11 |
Voorwerp nr. |
Dit vak moet alleen op de achterzijde van het formulier worden ingevuld. Zorg ervoor dat het nummer van het voorwerp overeenkomt met het gedrukte nummer in vak 11 naast de beschrijving van het betrokken voorwerp op de voorzijde. |
Vak 14 |
Specifieke voorschriften en voorwaarden |
Als er niet voldoende ruimte in vak 14 is, ga dan verder op een blanco blad, met vermelding van het vergunningsnummer. Vermeld het aantal bijlagen in vak 16. |
Vak 16 |
Aantal bijlagen: |
Vermeld het aantal eventuele bijlagen (zie de toelichting bij de vakken 10 en 14). |
( 1 ) Resolutie 3452 (XXX) van 9 december 1975 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
( 2 ) PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
( 3 ) PB C 87 E van 11.4.2002, blz. 136.
( 4 ) Resolutie nr. 34/169 van 17 december 1979 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
( 5 ) Goedgekeurd bij de Resoluties nr. 663 C (XXIV) van 31 juli 1957 en nr. 2076 (LXII) van 13 mei 1977 van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties.
( 6 ) Zie punt ML7.c) van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen (PB C 127 van 25.5.2005, blz. 1).
( 7 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
( 8 ) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).
( 9 ) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 883/2005 (PB L 148 van 11.6.2005, blz. 5).
( 10 ) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
( 11 ) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.