This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32010R1191
Commission Regulation (EU) No 1191/2010 of 16 December 2010 amending Regulation (EC) No 1794/2006 laying down a common charging scheme for air navigation services Text with EEA relevance
Verordening (EU) nr. 1191/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1794/2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) nr. 1191/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1794/2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten Voor de EER relevante tekst
PB L 333 van 17.12.2010, p. 6–20
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2014; opgeheven door 32013R0391
17.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/6 |
VERORDENING (EU) Nr. 1191/2010 VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2010
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1794/2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”) (1), en met name artikel 15, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de kaderverordening”) (2), en met name artikel 5, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie (3) zijn de maatregelen vastgesteld die nodig zijn om een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten te ontwikkelen dat strookt met het Eurocontrol-systeem voor „en route”-heffingen. De ontwikkeling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor tijdens alle fasen van de vlucht verleende luchtvaartnavigatiediensten is van het grootste belang voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim. Het stelsel moet zorgen voor grotere transparantie met betrekking tot het vaststellen, opleggen en handhaven van heffingen ten laste van gebruikers van het luchtruim en voor kostenefficiëntie bij het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten. Het stelsel moet ook de efficiëntie van de vluchten bevorderen en tegelijk een optimaal veiligheidsniveau in stand houden en geïntegreerde dienstverlening stimuleren. |
(2) |
Om ervoor te zorgen dat de algemene doelstelling van verbetering van de kosteneffectiviteit van luchtvaartnavigatiediensten effect heeft, moet het heffingenstelsel bijdragen tot een verbetering van de kosteneffectiviteit en de operationele doeltreffendheid, in samenhang met en ter ondersteuning van het Europese masterplan voor luchtverkeerbeheer. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1794/2006 moet worden bijgewerkt om de financiële gevolgen van de prestatieregeling te verwerken in het heffingenstelsel, met name met betrekking tot de kosten- en verkeersrisicodelingsmechanismen, alsmede de stimuleringsregelingen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie van 29 juli 2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten (4). Verordening (EU) nr. 1794/2006 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Er moet in passende bepalingen worden voorzien om een soepele overgang naar het bijgewerkte heffingenstelsel te waarborgen. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het gemeenschappelijke luchtruim, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1794/2006
Verordening (EG) nr. 1794/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd: „h) „bepaalde kosten”: de door de lidstaat bepaalde kosten als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 550/2004; i) „referentieperiode”: de in artikel 11, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 549/2004 bedoelde referentieperiode voor de prestatieregeling; j) „commerciële luchtvervoersbewegingen”: de som van de starts en landingen voor commercieel luchtvervoer, berekend als gemiddelde over de drie jaar voorafgaande aan de vaststelling van de in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 691/2010 bedoelde prestatieplannen; k) „andere inkomsten”: inkomsten verkregen van overheden of inkomsten uit commerciële activiteiten en, in het geval van eenheidstarieven voor plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten, inkomsten uit contracten of overeenkomsten tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchthavenexploitanten, die de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten goede komen wat de hoogte van de eenheidstarieven betreft.”. |
3) |
In artikel 3 komen de leden 1, 2 en 3 als volgt te luiden: „1. Op het heffingenstelsel zijn de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 550/2004 vastgestelde beginselen van toepassing. 2. De bepaalde kosten van „en-route”-luchtvaartnavigatiediensten worden gefinancierd door „en-route”-heffingen die worden opgelegd aan gebruikers van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III en/of door andere inkomsten. 3. De bepaalde kosten van plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten worden gefinancierd door heffingen die worden opgelegd aan gebruikers van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III en/of door andere inkomsten. Deze kunnen overeenkomstig het recht van de Unie verleende kruissubsidies omvatten.”. |
4) |
In artikel 4 komen de leden 3 en 4 als volgt te luiden: „3. Een „en-route”-heffingszone strekt zich uit van de grond tot en met het hogere luchtruim. De lidstaten kunnen een specifieke zone vaststellen voor complexe plaatselijke luchtvaartnavigatiegebieden binnen de heffingszone. 4. Wanneer heffingszones zich over het luchtruim van meer dan één lidstaat uitstrekken, hetgeen het gevolg kan zijn van de instelling van een gemeenschappelijke heffingszone in een functioneel luchtruimblok, dragen de betrokken lidstaten in de grootst mogelijke mate zorg voor samenhang en eenvormigheid bij de toepassing van deze verordening op het desbetreffende luchtruim. Wanneer eenvormige toepassing van deze verordening op het betrokken luchtruim niet mogelijk is, informeren de lidstaten de gebruikers op transparante wijze over de verschillen in de toepassing van deze verordening en stellen zij de Commissie en Eurocontrol van die verschillen in kennis.”. |
5) |
In artikel 5 komen de leden 2 en 3 als volgt te luiden: „2. De lidstaten kunnen de volgende kosten als bepaalde kosten vaststellen in overeenstemming met artikel 15, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 550/2004, voor zover deze worden gemaakt als gevolg van de verlening van luchtvaartnavigatiediensten:
3. Onverminderd andere financieringsbronnen en overeenkomstig het recht van de Unie kan overeenkomstig artikel 15 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 550/2004 een gedeelte van de inkomsten uit de heffingen worden gebruikt ter financiering van gemeenschappelijke projecten voor netwerkgerelateerde functies die van bijzonder belang zijn voor de verbetering van de algehele prestaties van de luchtverkeerbeheer- en luchtvaartnavigatiediensten in Europa. In die gevallen dragen de lidstaten er zorg voor dat er alomvattende en transparante boekhoudregels zijn om te vermijden dat de gebruikers van het luchtruim tweemaal moeten betalen. De bepaalde kosten waarmee het gemeenschappelijke project wordt gefinancierd, worden duidelijk aangeduid in overeenstemming met bijlage II.”. |
6) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
In artikel 7, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Voor de toepassing van de eerste alinea onder b), stellen de lidstaten vóór het begin van elke referentieperiode voor elke luchthaven de criteria vast voor het toedelen van kosten tussen plaatselijke en „en route”-diensten en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.”. |
8) |
Artikel 8 komt als volgt te luiden: „Artikel 8 Transparantie van de kosten en van het heffingsmechanisme 1. Uiterlijk zes maanden voor het begin van elke referentieperiode doen de lidstaten een aanbod tot overleg met de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers over de bepaalde kosten, geplande investeringen, ramingen voor diensteenheden, het heffingenbeleid en de daaruit voortvloeiende eenheidstarieven, waarbij zij worden bijgestaan door de verleners van luchtvaartnavigatiediensten. De lidstaten stellen hun overeenkomstig artikel 5 vastgestelde nationale kosten of kosten van functionele luchtruimblokken en hun eenheidstarieven op een transparante wijze ter beschikking van de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers, de Commissie en, indien van toepassing, Eurocontrol. Gedurende de referentieperiode doen de lidstaten jaarlijks een aanbod tot overleg met de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers over afwijkingen van de ramingen, en met name over:
Het overleg kan op regionale basis worden georganiseerd. De vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers hebben het recht om meer overleg te verzoeken. Overleg met de gebruikers wordt ook stelselmatig georganiseerd na de activering van een alarmmechanisme dat een herziening van het eenheidstarief teweeg brengt. 2. De in lid 1 bedoelde gegevens zijn gebaseerd op de in de bijlagen II en VI weergegeven rapportagetabellen en nadere regels of, indien een lidstaat op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken overeenkomstig artikel 1, lid 6, heeft besloten niet de bepaalde kosten of de plaatselijke luchtvaartnavigatieheffingen te berekenen of eenheidstarieven voor plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten vast te stellen, zijn de in lid 1 bedoelde gegevens gebaseerd op de in bijlage III weergegeven rapportagetabellen en nadere regels. De desbetreffende documenten worden drie weken voor het overleg ter beschikking gesteld van de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers, de Commissie, Eurocontrol en de nationale toezichthoudende autoriteiten. Voor het in lid 1, tweede alinea, bedoelde jaarlijkse overleg worden de desbetreffende documenten ieder jaar uiterlijk 1 november ter beschikking gesteld van de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers, de Commissie, Eurocontrol en de nationale toezichthoudende autoriteiten.”. |
9) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
De artikelen 10 en 11 komen als volgt te luiden: „Artikel 10 Berekening van de „en route”-heffingen 1. Onverminderd de in artikel 3, lid 2, bedoelde mogelijkheid om „en route”-luchtvaartnavigatiediensten uit andere inkomsten te financieren, is de „en route”-heffing voor een bepaalde vlucht in een bepaalde „en route”-heffingszone gelijk aan het product van het voor deze „en route”-heffingszone vastgestelde eenheidstarief en de „en route”-diensteenheden voor die vlucht. 2. Het eenheidstarief en de „en route”-diensteenheden worden overeenkomstig bijlage IV berekend. Artikel 11 Berekening van plaatselijke luchtvaartnavigatieheffingen 1. Onverminderd de in artikel 3, lid 3, bedoelde mogelijkheid om plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten uit andere inkomsten te financieren, is de plaatselijke luchtvaartnavigatieheffing voor een bepaalde vlucht in een bepaalde heffingszone voor plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten gelijk aan het product van het voor deze heffingszone vastgestelde eenheidstarief en de plaatselijke luchtvaartnavigatiediensteenheden voor die vlucht. Voor de toepassing van de heffingen gelden nadering en vertrek als één vlucht. De te tellen eenheid is ofwel de aankomende ofwel de vertrekkende vlucht. 2. Het eenheidstarief en de plaatselijke luchtvaartnavigatiediensteenheden worden overeenkomstig bijlage V berekend.”. |
11) |
Het volgende artikel 11 bis wordt ingevoegd: „Artikel 11 bis Risicodeling 1. In dit artikel worden de mechanismen voor verkeers- en kostenrisicodeling vastgesteld. Dit artikel is van toepassing in overeenstemming met de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 691/2010 bedoelde beginselen. 2. De volgende kosten vallen niet onder verkeersrisicodeling en worden ingevorderd ongeacht de verkeersevolutie:
Daarnaast kunnen de lidstaten de bepaalde kosten van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die toestemming hebben gekregen om luchtvaartnavigatiediensten te verlenen zonder certificaat overeenkomstig artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 550/2004, vrijstellen van verkeersrisicodeling. 3. Wanneer in een bepaald jaar het werkelijke aantal diensteenheden niet meer dan 2 % hoger of lager is dan de aan het begin van de referentieperiode opgestelde raming, worden de extra inkomsten of het inkomstenverlies voor de verlener van luchtvaartnavigatiediensten met betrekking tot de bepaalde kosten niet overgedragen. 4. Wanneer in een bepaald jaar n het werkelijke aantal diensteenheden meer dan 2 % hoger is dan de aan het begin van de referentieperiode opgestelde raming, wordt minstens 70 % van de door de betrokken verlener of verleners van luchtvaartnavigatiediensten verkregen extra inkomsten, boven het verschil van 2 % tussen de werkelijke diensteenheden en de raming met betrekking tot de bepaalde kosten, uiterlijk in het jaar n+2 terugbetaald aan de luchtruimgebruikers. Wanneer in een bepaald jaar n het werkelijke aantal diensteenheden meer dan 2 % lager is dan de aan het begin van de referentieperiode opgestelde raming, wordt hoogstens 70 % van de door de betrokken verlener of verleners van luchtvaartnavigatiediensten geleden verlies aan inkomsten, boven het verschil van 2 % tussen de werkelijke diensteenheden en de raming met betrekking tot de bepaalde kosten, in principe uiterlijk in het jaar n+2 doorberekend aan de luchtruimgebruikers. De lidstaten kunnen evenwel besluiten de doorberekening van dergelijke inkomstenverliezen over verscheidene jaren te spreiden om het eenheidstarief stabiel te houden. 5. De toedeling van het in lid 3 bedoelde verkeersrisico wordt voor de gehele referentieperiode in het nationale prestatieplan of het prestatieplan van het functionele luchtruimblok vastgesteld na het in artikel 8 bedoelde overleg. 6. Wanneer in een bepaald jaar n het werkelijke aantal diensteenheden lager is dan 90 % van de aan het begin van de referentieperiode opgestelde raming, wordt het volledige door de betrokken verlener of verleners van luchtvaartnavigatiediensten geleden inkomstenverlies boven 10 % van het verschil tussen het werkelijke aantal diensteenheden en de raming met betrekking tot de bepaalde kosten in principe uiterlijk in het jaar n+2 doorberekend aan de luchtruimgebruikers. De lidstaten kunnen evenwel besluiten de doorberekening van dergelijke inkomstenverliezen over verscheidene jaren te spreiden om het eenheidstarief stabiel te houden. Wanneer in een bepaald jaar n het werkelijke aantal diensteenheden hoger is dan 110 % van de aan het begin van de referentieperiode opgestelde raming, worden alle door de betrokken verlener of verleners van luchtvaartnavigatiediensten verkregen extra inkomsten boven 10 % van het verschil tussen het werkelijke aantal diensteenheden en de raming met betrekking tot de bepaalde kosten uiterlijk in het jaar n+2 terugbetaald aan de luchtruimgebruikers. 7. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten zonder eigen vermogen of met een eigen vermogen van ten hoogste 5 % van de totale schulden kunnen vanaf 31 december 2011 worden vrijgesteld van verkeersrisicodeling gedurende de eerste referentieperiode, teneinde het gedeelte van de schuldfinanciering te beperken. De van verkeersrisicodeling vrijgestelde verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden in het prestatieplan vermeld ter toetsing door de Commissie en in de overeenkomstig bijlage II te verstrekken aanvullende gegevens. De lidstaten beschrijven en motiveren de maatregelen die zij voornemens zijn te nemen om het gedeelte van de schuldfinanciering te beperken alsmede het tijdschema voor die maatregelen. 8. De volgende principes zijn op kostenrisicodeling van toepassing:
Onverminderd artikel 6, lid 1, derde alinea, wordt door de nationale toezichthoudende autoriteit een lijst van niet-beheersbare kostenfactoren vastgesteld op grond van de in de eerste alinea, onder i) tot en met v), genoemde factoren en deze lijst wordt opgenomen in het prestatieplan. Wanneer de werkelijke kosten gedurende de gehele referentieperiode lager zijn dan de aan het begin van de referentieperiode vastgestelde bepaalde kosten, wordt het verschil aan de luchtruimgebruikers terugbetaald door middel van een overdracht naar de volgende referentieperiode. Wanneer de werkelijke kosten gedurende de gehele referentieperiode hoger zijn dan de aan het begin van de referentieperiode vastgestelde bepaalde kosten, wordt het verschil aan de luchtruimgebruikers doorberekend door middel van een overdracht naar de volgende referentieperiode. De nationale toezichthoudende autoriteit stemt uitdrukkelijk met die overdracht in na zich ervan te hebben vergewist dat:
Het overgedragen bedrag wordt gespecificeerd per kostenfactor en beschreven in de overeenkomstig bijlage VI te verstrekken aanvullende gegevens.”. |
12) |
In artikel 12 komen de leden 1, 2 en 3 als volgt te luiden: „1. De lidstaten kunnen op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken op niet-discriminerende en transparante wijze stimuleringsregelingen vaststellen of goedkeuren ter ondersteuning van verbeteringen in het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten of beperkingen van het effect van de luchtvaart op het milieu, en die tot een andere berekening van de heffingen leiden ingevolge de leden 2 en 3. Deze stimuleringsmaatregelen kunnen zowel op verleners van luchtvaartnavigatiediensten als op luchtruimgebruikers van toepassing zijn. 2. Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. 691/2010 kunnen de lidstaten, op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken, financiële stimuleringsmaatregelen vaststellen om hun verleners van luchtvaartnavigatiediensten aan te sporen prestatiedoelen te bereiken. Het eenheidstarief kan worden aangepast om te voorzien in een bonus of malus naar gelang van het werkelijke prestatieniveau van de verlener van luchtvaartnavigatiediensten in vergelijking met de desbetreffende doelstelling. Dergelijke bonussen of malussen vinden alleen toepassing wanneer de verschillen in de prestaties wezenlijke gevolgen hebben voor de gebruikers. De toepasselijke hoogte van de bonussen en malussen moet in verhouding staan tot de te bereiken doelen en de behaalde prestaties. De verschillen in de prestaties en de toepasselijke hoogte van de bonussen en malussen worden bepaald na het in artikel 8 bedoelde aanbod tot overleg en vastgelegd in het nationale prestatieplan of het prestatieplan van het functionele luchtruimblok. 3. Wanneer een lidstaat besluit een stimuleringsregeling toe te passen ten aanzien van gebruikers van luchtvaartnavigatiediensten, moduleert hij, na het in artikel 8 bedoelde aanbod tot overleg, de aan deze gebruikers op te leggen heffingen naargelang van de door hen geleverde inspanningen om, met name:
|
13) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
In Artikel 14 komt lid 1 als volgt te luiden: „1. De lidstaten kunnen de heffingen innen in de vorm van één heffing per vlucht. Wanneer heffingen op regionale basis worden gefactureerd en geïnd, mag als facturatiemunteenheid de euro worden gebruikt en mag een administratief eenheidstarief ter vergoeding van de facturatie- en inningskosten worden toegevoegd aan het desbetreffende eenheidstarief.”. |
15) |
Artikel 15 wordt geschrapt. |
16) |
In artikel 17 komt de aanhef van de eerste alinea als volgt te luiden: „De verleners van luchtvaartnavigatiediensten vergemakkelijken de inspecties en onderzoeken door de nationale toezichthoudende instanties of de namens deze optredende gekwalificeerde entiteit, met inbegrip van bezoeken ter plaatse. De gemachtigde personen zijn bevoegd:”. |
17) |
Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd: „Artikel 17 bis Evaluatie De in artikel 24 van Verordening (EU) nr. 691/2010 bedoelde evaluatie van de prestatieregeling door de Commissie heeft mede betrekking op het bij artikel 11 bis van deze verordening ingestelde risicodelingsmechanisme, de krachtens artikel 12 van deze verordening ingestelde stimuleringsregelingen en hun effect en doelmatigheid bij het bereiken van de vastgestelde prestatiedoelen.”. |
18) |
De bijlagen I tot en met VI worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Overgangsbepalingen
De lidstaten die over reeds vóór 8 juli 2010 bestaande nationale regelingen beschikken welke voorzien in een beperking van het eenheidstarief die verder gaat dan de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 691/2010 vastgestelde Uniebrede doelen, kunnen hun verleners van luchtvaartnavigatiediensten vrijstellen van artikel 11 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1794/2006. Die vrijstelling geldt voor de periode waarin krachtens de nationale regelingen het eenheidstarief is beperkt, doch niet langer dan tot het einde van de eerste referentieperiode in 2014. De lidstaten stellen de Commissie en Eurocontrol van de vrijstelling in kennis.
De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1794/2006, zoals gewijzigd bij deze verordening, tot 31 december 2014 niet toe te passen op plaatselijke heffingen. Zij stellen de Commissie daarvan in kennis. Wanneer de lidstaten plaatselijke heffingen vrijstellen van de bepalingen van die verordening, kunnen de volledige kosten van het verlenen van plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten worden ingevorderd tot en met 31 december 2014.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing op de kosten van luchtvaartnavigatiediensten, heffingen en eenheidstarieven van het jaar 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 december 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10.
(2) PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1.
(3) PB L 341 van 7.12.2006, blz. 3.
(4) PB L 201 van 3.8.2010, blz. 1.
(5) PB L 201 van 3.8.2010, blz. 1.”.
BIJLAGE
De bijlagen I tot en met VI worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt 5 toegevoegd:
|
2) |
Bijlage 2 komt als volgt te luiden: „BIJLAGE II Transparantie van de kostengrondslag 1. RAPPORTAGETABEL De lidstaten en de verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten de onderstaande rapportagetabel invullen voor elke heffingszone die onder hun verantwoordelijkheid valt en voor elke referentieperiode. De lidstaten moeten voor elke heffingszone die onder hun verantwoordelijkheid valt ook een geconsolideerde rapportagetabel invullen. Voor alle luchthavens die onder deze verordening vallen, moet een geconsolideerde rapportagetabel worden ingevuld. Indien een heffingszone zich over het luchtruim van meer dan één lidstaat uitstrekt, moeten deze lidstaten de tabel gezamenlijk invullen overeenkomstig artikel 4, lid 4. De werkelijke kosten moeten op gecertificeerde rekeningen zijn gebaseerd. De kosten worden vastgesteld overeenkomstig het krachtens het certificaat vereiste bedrijfsplan en gerapporteerd in de munteenheid waarin zij zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 1, vierde alinea. Om de vaststelling van Uniebrede prestatiedoelen door de Commissie te vergemakkelijken en onverminderd de prestatieplannen die op nationaal niveau of op het niveau van de functionele luchtruimblokken moeten worden vastgesteld, vullen de lidstaten en de verleners van luchtvaartnavigatiediensten achttien maanden vóór het begin van een referentieperiode een dergelijke rapportagetabel in met de oorspronkelijke ramingen.
2. AANVULLENDE GEGEVENS Daarnaast moeten de lidstaten en de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten minste de volgende gegevens verstrekken:
|
3) |
In bijlage III komt punt 1.2 als volgt te luiden: „1.2 Aanvullende gegevens Daarnaast moeten de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten minste de volgende gegevens verstrekken:
|
4) |
Bijlage IV komt als volgt te luiden: „BIJLAGE IV Berekening van de „en route”-diensteenheden en eenheidstarieven 1. Berekening van „en route”-diensteenheden
2. Berekening van de „en route”-eenheidstarieven
|
5) |
Bijlage komt als volgt te luiden: „BIJLAGE V Berekening van de plaatselijke luchtvaartnavigatiediensteenheden en eenheidstarieven 1. Berekening van de plaatselijke luchtvaartnavigatiediensteenheden
2. Berekening van de eenheidstarieven voor plaatselijke luchtvaartnavigatiediensten
|
6) |
Bijlage VI komt als volgt te luiden: „BIJLAGE VI Heffingsmechanisme 1. RAPPORTAGETABEL De lidstaten en de verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten de onderstaande rapportagetabel invullen voor elke heffingszone die onder hun verantwoordelijkheid valt en voor elke referentieperiode. De lidstaten moeten voor elke heffingszone die onder hun verantwoordelijkheid valt ook een geconsolideerde tabel invullen. Indien een heffingszone zich over het luchtruim van meer dan één lidstaat uitstrekt, moeten deze lidstaten de tabel gezamenlijk invullen overeenkomstig artikel 4, lid 4.
2. AANVULLENDE GEGEVENS Daarnaast moeten de betrokken lidstaten ten minste de volgende gegevens verzamelen en verstrekken:
|