This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32017R1004
Regulation (EU) 2017/1004 of the European Parliament and of the Council of 17 May 2017 on the establishment of a Union framework for the collection, management and use of data in the fisheries sector and support for scientific advice regarding the common fisheries policy and repealing Council Regulation (EC) No 199/2008 (recast)
Richtlijn (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (herschikking)
Richtlijn (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (herschikking)
PB L 157 van 20.6.2017, p. 1–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 14/07/2021
20.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 157/1 |
RICHTLIJN (EU) 2017/1004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 mei 2017
betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad
(herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (4) moet op verscheidene punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die verordening te worden overgegaan. |
(2) |
Het gemeenschappelijk visserijbeleid is hervormd bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5). In de artikelen 2 en 25 van die verordening zijn de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de vereisten voor gegevensverzameling in de visserijsector vastgelegd. Daarnaast is bij Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6) de structuur van de financiële steun voor de activiteiten van de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling gewijzigd. |
(3) |
Overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid ten aanzien van de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende aquatische hulpbronnen in niet-uniale wateren moet de Unie deelnemen aan de inspanningen om de visbestanden in stand te houden, met name overeenkomstig de bepalingen die zijn goedgekeurd in het kader van duurzame partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied of door de regionale organisaties voor visserijbeheer. |
(4) |
Deze verordening heeft tot doel regels vast te stellen voor de verzameling, het beheer en het gebruik van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens betreffende de visserijsector. |
(5) |
Het kader voor de gegevensverzameling moet bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waaronder de bescherming van het mariene milieu, het duurzame beheer van alle commercieel geëxploiteerde soorten en in het bijzonder het bereiken van een goede milieutoestand van het mariene milieu tegen 2020, zoals vermeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). |
(6) |
De in deze verordening neergelegde regels voor de verzameling, het beheer en het gebruik van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens moeten ook gelden voor gegevens over de visserijsector die verplicht moeten worden verzameld krachtens andere Unierechtshandelingen, waaronder de Verordeningen (EG) nr. 1921/2006 (8), (EG) nr. 295/2008 (9), (EG) nr. 762/2008 (10), (EG) nr. 216/2009 (11), (EG) nr. 217/2009 (12), (EG) nr. 218/2009 (13), (EU) nr. 1236/2010 (14), (EU) nr. 1343/2011 (15) en (EU) 2016/2336 (16) van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG (17), 2008/56/EG en 2009/147/EG (18) van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 2347/2002 (19), (EG) nr. 812/2004 (20), (EG) nr. 1967/2006 (21), (EG) nr. 1100/2007 (22), en (EG) nr. 1006/2008 (23) van de Raad, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (24), Besluit 2010/717/EU van de Raad (25) en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie (26). |
(7) |
Wanneer de gegevens inzake visserij echter worden verzameld en beheerd overeenkomstig de voorschriften die zijn neergelegd in andere Unierechtshandelingen, zoals Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (27) en Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (28), moet deze verordening, om overlappingen te voorkomen, alleen voorzien in de voorschriften voor het gebruik en de overdracht van die gegevens. |
(8) |
De verplichtingen inzake de toegang tot de gegevens die onder deze verordening vallen, mogen geen afbreuk doen aan de lidstatelijke verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (29) en uit Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (30). |
(9) |
Bij de opslag, de verwerking en de uitwisseling van gegevens moeten te allen tijde en op elk niveau de verplichtingen inzake de bescherming van persoonsgegevens die zijn neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (31) en in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (32), worden nageleefd. |
(10) |
Omwille van de juridische duidelijkheid moet deze verordening in een aantal definities voorzien. |
(11) |
De definitie van „mariene regio’s” moet worden gebaseerd op wetenschappelijke overwegingen. |
(12) |
Deze verordening moet ervoor zorgen dat de Unie en haar lidstaten de in de artikelen 2 en 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgelegde doelstellingen en beginselen kunnen verwezenlijken. Daartoe moeten de inspanningen van alle lidstaten om gegevens te verzamelen, worden gecoördineerd aan de hand van een meerjarenprogramma van de Unie. Het is wenselijk de voornaamste vereisten en criteria voor het opstellen van een dergelijk meerjarenprogramma van de Unie vast te leggen en ook te bepalen welk overleg voorafgaand aan de vaststelling ervan moet worden gepleegd. |
(13) |
De gegevensbehoeften van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens moeten worden omschreven en er moet worden gespecificeerd welke gegevens krachtens deze verordening moeten worden verzameld. Die gegevens moeten onder meer betrekking hebben op de impact van de visserij op ecosystemen en op de duurzaamheid van aquacultuur, alsook op de socio-economische aspecten van de visserij en de aquacultuur. |
(14) |
Om redenen van vereenvoudiging en rationalisering moeten de te verzamelen gegevens worden geselecteerd op basis van behoeften die duidelijk door de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens zijn aangetoond, waarbij rekening moet worden gehouden met de wetenschappelijke relevantie en het nut van die gegevens. |
(15) |
De verzamelde gegevens moeten het mogelijk maken de streefcijfers te bepalen die zijn vereist voor de tenuitvoerlegging van de meerjarenplannen als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, zoals het visserijsterftecijfer en de paaibiomassa. Ook moeten zij het mogelijk maken de leemten in de dekkingsgraad van gegevens betreffende de vissersvloot op te vullen en het aantal bestanden waarvoor in bepaalde regio’s onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, te reduceren. |
(16) |
Het is van belang dat er biologische gegevens worden verzameld over recreatievisserij wanneer die mogelijkerwijs een aanzienlijke impact heeft op de toestand van het bestand teneinde een ecosysteemgebaseerd beheer en een ecosysteemgebaseerde instandhouding, die noodzakelijk zijn voor de werking van het gemeenschappelijk visserijbeleid, mogelijk te maken, alsook om de evaluatie van de bestanden te verbeteren. |
(17) |
Voor het handhaven, aanpassen of intrekken van noodmaatregelen en andere op het voorzorgsbeginsel gebaseerde maatregelen, is gewoonlijk aanvullende informatie vereist. Daarom moet zo mogelijk prioriteit worden gegeven aan het verzamelen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van maatregelen die op grond van het voorzorgsbeginsel zijn opgelegd. |
(18) |
Gezien de ontwikkeling van de toestand van visserijbestanden in de loop der tijd moeten tijdreeksen van gegevens worden opgebouwd en bijgehouden om een doeltreffende wetenschappelijke monitoring van die bestanden over een lange periode mogelijk te maken. |
(19) |
Onderzoeksinspecties op zee vormen een belangrijke methode voor het verzamelen van biologische gegevens. Gezien het belang ervan in mariene regio’s met gedeelde bestanden is het wenselijk dat er op Unieniveau een toereikend aantal verplichte onderzoeksinspecties op zee wordt verricht. |
(20) |
De lidstaten moeten het meerjarenprogramma van de Unie op nationaal niveau uitvoeren door hun belangrijkste gegevensverzamelingsactiviteiten uiteen te zetten in een gedeelte van het operationele programma als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder p), van Verordening (EU) nr. 508/2014, aangevuld met een werkprogramma voor gegevensverzameling overeenkomstig artikel 21 van die verordening. In deze verordening moeten voorschriften inzake de inhoud van die werkprogramma’s worden vastgesteld. |
(21) |
Het is aangewezen te beschrijven welke stappen de lidstaten moeten zetten en welke aspecten zij in aanmerking moeten nemen wanneer zij in hun nationale werkprogramma’s de methoden voor gegevensverzameling vaststellen. Voor een doeltreffende en homogene toepassing van deze verordening door de lidstaten moeten eveneens de essentiële vereisten met betrekking tot nationale coördinatieregelingen, de rechten van gegevensverzamelaars en de plichten van de kapiteins van vissersvaartuigen worden vastgesteld. |
(22) |
De Commissie moet de operationele programma’s en de nationale werkprogramma’s van de lidstaten, alsook wijzigingen daarvan, goedkeuren overeenkomstig artikel 19, lid 1, en artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014. Overeenkomstig artikel 22 van die verordening kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, het format en de tijdschema’s voor hun goedkeuring. |
(23) |
Om te garanderen dat de werkprogramma’s voldoen aan de minimumeisen van deze verordening, is het aangewezen dat die werkprogramma’s door de Commissie worden beoordeeld na raadpleging van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). |
(24) |
Om de uitvoering van de activiteiten van de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling te kunnen verifiëren, is het noodzakelijk dat de lidstaten aan de Commissie verslag uitbrengen in een duidelijk gedefinieerd, gestandaardiseerd format dat de administratieve lasten reduceert. |
(25) |
De lidstaten moeten onderling en met derde landen samenwerken en hun werkprogramma’s onderling afstemmen wat betreft de verzameling van gegevens betreffende eenzelfde mariene regio en regio’s met relevante binnenwateren. |
(26) |
In het licht van de doelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid om de lidstaten meer verantwoordelijkheid te geven en om de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens beter te betrekken bij de gegevensverzameling, moet de regionale samenwerking worden versterkt en in plaats van in één enkele vergadering plaatsvinden als een continu proces onder de coördinatie van regionale coördinatiegroepen voor elke mariene regio. In dit verband moeten de lidstaten streven naar samenwerking met de betrokken partijen, waaronder derde landen. |
(27) |
Die regionale coördinatiegroepen moeten worden belast met het opstellen en uitvoeren van procedures, methoden, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor het verzamelen en verwerken van gegevens teneinde verdere verbetering van de betrouwbaarheid van het wetenschappelijk advies mogelijk te maken. |
(28) |
De regionale coördinatiegroepen moeten ook tot doel hebben regionale gegevensbanken op te zetten en te implementeren, en moeten alle nodige voorbereidende acties starten om dat doel te bereiken. |
(29) |
Het is van belang dat optimaal geprofiteerd wordt van gegevens voor het duurzame beheer van de visserij en voor de evaluatie en monitoring van bestanden en ecosystemen, met inbegrip van gegevens in verband met de aanlandingsplicht. |
(30) |
De lidstaten moeten bepalen op welke manier zij gegevens verzamelen. Maar om gegevens zinvol op regionaal niveau met elkaar te kunnen combineren, moeten de lidstaten op regionaal niveau minimumeisen voor de kwaliteit, dekking en compatibiliteit van gegevens overeenkomen, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat visgronden in sommige regio’s samen met derde landen worden beheerd. Wanneer er algemene overeenstemming is bereikt over de methoden op regionaal niveau, moeten de regionale coördinatiegroepen op basis van die overeenstemming een ontwerp van regionaal werkprogramma ter goedkeuring voorleggen aan de Commissie. |
(31) |
De Uniewetgeving mag niet langer in detail bepalen welke methoden moeten worden toegepast voor gegevensverzameling. Bepalingen met betrekking tot specifieke methoden voor gegevensverzameling moeten daarom worden vervangen door de beschrijving van het proces waarmee die methoden zullen worden bepaald. Dat proces moet hoofdzakelijk inhouden dat de lidstaten en de gebruikers van gegevens samenwerken in regionale coördinatiegroepen en dat de validering door de Commissie gebeurt aan de hand van de goedkeuring van door de lidstaten ingediende werkprogramma’s. |
(32) |
De gegevens als bedoeld in deze verordening, moeten worden opgenomen in nationale geautomatiseerde gegevensbanken, zodat zij toegankelijk zijn voor de Commissie en beschikbaar kunnen worden gesteld aan de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden. Geanonimiseerde gegevens moeten zonder beperkingen beschikbaar zijn voor partijen die belang hebben bij de analyse ervan, onder meer betreffende de milieuaspecten van het visserijbeheer. Te dien einde moet onder andere belanghebbenden dan eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens worden verstaan elke persoon die of elk orgaan dat die belangstelling kenbaar maakt. |
(33) |
Voor wetenschappelijk advies ten behoeve van het beheer van visserijbestanden moeten gedetailleerde gegevens worden verwerkt om tegemoet te komen aan de behoeften van visserijbeheerders. In dit verband moeten de lidstaten de voor wetenschappelijke analyse benodigde gegevens beschikbaar stellen en ervoor zorgen dat zij over de technische capaciteit beschikken om dat te doen. |
(34) |
Overeenkomstig artikel 25, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten relevante gegevens en de respectieve methoden voor het verkrijgen ervan tijdig beschikbaar zijn voor organen die vanuit wetenschappelijk of vanuit beheersoogpunt belang hebben bij de wetenschappelijke analyse van gegevens uit de visserijsector, alsook voor andere belanghebbenden, uitgezonderd in omstandigheden waarin op grond van toepasselijk Unierecht bescherming en vertrouwelijkheid zijn vereist. |
(35) |
Om volledig uitvoering te geven aan artikel 25, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, moeten de lidstaten adequate procedures en elektronische technologieën opzetten om de beschikbaarheid van gegevens te garanderen, en moeten zij samenwerken met andere lidstaten, de Commissie en eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens om compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te ontwikkelen, rekening houdend met Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (33). Bovendien moet erop worden toegezien dat informatie verder wordt verspreid, zowel op nationaal als uniaal niveau. In elk geval moet worden gezorgd voor passende waarborgen, zoals een hogere mate van aggregatie of anonimisering van gegevens, wanneer gegevens informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen, rekening houdend met de doelstellingen van de verwerking, de aard van de gegevens en de mogelijke risico’s die met de verwerking van persoonsgegevens verbonden zijn. |
(36) |
Er moet worden verzekerd dat eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens tijdig en in een gestandaardiseerd format van gegevens worden voorzien, met een duidelijk codificatiesysteem, aangezien zij tijdig advies moeten kunnen verlenen om duurzame visserijen mogelijk te maken. Ook andere belanghebbenden moeten erop kunnen rekenen dat zij binnen een bepaalde termijn gegevens ontvangen. |
(37) |
Om de betrouwbaarheid te verbeteren van het wetenschappelijke advies dat nodig is om het gemeenschappelijk visserijbeleid uit te voeren, moeten de lidstaten en de Commissie nauw samenwerken in de betrokken internationale wetenschappelijke organen. |
(38) |
De wetenschappelijke wereld moet worden geraadpleegd en de visserijsector en andere belanghebbende groepen moeten worden geïnformeerd over de uitvoering van de bepalingen inzake gegevensverzameling. De adequate organen voor het inwinnen van adviezen zijn het WTECV en de adviesraden die zijn opgericht krachtens artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(39) |
Teneinde bepaalde niet-essentiële elementen van deze verordening aan te vullen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van een gedetailleerde lijst van gegevens die uit hoofde van deze verordening moeten worden verzameld in het kader van het meerjarenprogramma van de Unie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (34). Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(40) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de goedkeuring van door de regionale coördinatiegroepen ingediende ontwerpen van regionale werkprogramma’s, alsook met betrekking tot procedures, kostendelingsovereenkomsten voor de deelname aan onderzoeksinspecties op zee, op het gebied van een mariene regio waarin de gegevens zullen worden verzameld, en het format en de tijdschema’s voor de indiening en goedkeuring van dergelijke regionale werkprogramma’s. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (35). |
(41) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met het oog op de vaststelling, binnen het kader van het meerjarenprogramma van de Unie, van een lijst van verplichte onderzoeksinspecties op zee en drempels waaronder het niet verplicht is gegevens te verzamelen of onderzoeksinspecties op zee te verrichten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(42) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met het oog op de uiteenzetting van de regels inzake de procedures, het format en de tijdschema’s voor de indiening en de goedkeuring van de door de lidstaten bij de Commissie ingediende jaarverslagen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(43) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met het oog op de vaststelling van de regels inzake de procedures, de formats, de codes en de tijdschema’s om de compatibiliteit van de systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te garanderen en om, waar van toepassing, te voorzien in waarborgen voor gevallen waarin die systemen informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(44) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vaststellen van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregelen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(45) |
Verordening (EG) nr. 199/2008 moet worden ingetrokken. Er moeten echter overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor reeds goedgekeurde nationale programma’s en voor het meerjarenprogramma van de Unie dat momenteel van kracht is, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vermelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, worden in deze verordening regels vastgesteld inzake de verzameling, het beheer en het gebruik van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserijsector als bepaald in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
2. De in lid 1 bedoelde gegevens worden alleen verzameld als er niet al een verplichting tot het verzamelen ervan bestaat uit hoofde van andere Unierechtshandelingen dan deze verordening.
3. Voor gegevens die noodzakelijk zijn voor het visserijbeheer en die op grond van andere Unierechtshandelingen worden verzameld, worden in deze verordening slechts regels voor het gebruik en de doorzending van die gegevens vastgesteld.
Artikel 2
Gegevensbescherming
In voorkomend geval geschieden de verwerking, het beheer en het gebruik van in het kader van deze verordening verzamelde gegevens overeenkomstig en onverminderd Richtlijn 95/46/EG en de Verordeningen (EG) nr. 45/2001 en (EG) nr. 223/2009.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:
1. „visserijsector”: activiteiten in verband met commerciële visserij, recreatievisserij, aquacultuur en visverwerkende industrie;
2. „recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden worden geëxploiteerd;
3. „mariene regio”: een geografisch gebied als omschreven in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, een door regionale organisaties voor visserijbeheer ingesteld gebied of een in de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 9, lid 11, omschreven gebied;
4. „primaire gegevens”: gegevens met betrekking tot individuele vaartuigen, individuele natuurlijke of rechtspersonen en individuele monsters;
5. „metagegevens”: gegevens die kwalitatieve en kwantitatieve informatie verschaffen over de verzamelde primaire gegevens;
6. „gedetailleerde gegevens”: gegevens op basis van de primaire gegevens, in een zodanige vorm dat natuurlijke personen of rechtspersonen niet direct of indirect kunnen worden geïdentificeerd;
7. „geaggregeerde gegevens”: het resultaat van de samenvatting van de primaire of de gedetailleerde gegevens voor specifieke analytische doeleinden;
8. „wetenschappelijk waarnemer”: een persoon die door een orgaan dat is belast met de tenuitvoerlegging van de nationale werkprogramma’s voor gegevensverzameling, is aangewezen om in de context van gegevensverzameling voor wetenschappelijke doeleinden visserijactiviteiten waar te nemen;
9. „wetenschappelijke gegevens”: gegevens als bedoeld in artikel 1, lid 1, die krachtens deze verordening worden verzameld, beheerd of gebruikt.
HOOFDSTUK II
GEGEVENSVERZAMELING EN -BEHEER IN HET KADER VAN MEERJARENPROGRAMMA’S VAN DE UNIE
AFDELING 1
Meerjarenprogramma’s van de Unie
Artikel 4
Vaststelling van een meerjarenprogramma van de Unie
1. De Commissie stelt een meerjarenprogramma van de Unie vast voor de verzameling en het beheer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde gegevens, overeenkomstig de in artikel 5 omschreven inhoud en criteria.
De Commissie stelt het deel van het meerjarenprogramma van de Unie vast dat in artikel 5, lid 1, onder a), bedoelde aangelegenheden dekt, bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24.
De Commissie stelt het deel van het meerjarenprogramma van de Unie vast dat in artikel 5, lid 1, onder b) en c), bedoelde aangelegenheden dekt, bij uitvoeringshandelingen overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
2. De Commissie stelt de in lid 1 van dit artikel bedoelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast na raadpleging van de in artikel 9 bedoelde regionale coördinatiegroepen, het WTECV en eventuele andere bevoegde wetenschappelijke instanties als bedoeld in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Artikel 5
Inhoud en criteria voor de vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie
1. In het meerjarenprogramma van de Unie wordt het volgende bepaald:
a) |
een gedetailleerde lijst van de gegevensvereisten om de doelstellingen van de artikelen 2 en 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 te bereiken; |
b) |
een lijst van verplichte onderzoeksinspecties op zee; |
c) |
drempels waaronder het voor de lidstaten niet verplicht is om op hun visserij- en aquacultuuractiviteiten gebaseerde gegevens te verzamelen of onderzoeksinspecties op zee te verrichten. |
2. De in lid 1, onder a), bedoelde gegevens omvatten:
a) |
biologische gegevens inzake de vangsten of bijvangsten van alle bestanden bij commerciële en, waar van toepassing, recreatievisserijen in wateren in en buiten de Unie, met inbegrip van gegevens over aal en zalm in relevante binnenwateren, alsook over andere diadrome vissoorten van commercieel belang, om een ecosysteemgebaseerde benadering van het beheer en de instandhouding van de visserij, die nodig is voor de werking van het gemeenschappelijk visserijbeleid, mogelijk te maken; |
b) |
gegevens om de impact van de visserijen van de Unie op het mariene ecosysteem in wateren in en buiten de Unie te beoordelen, met inbegrip van gegevens over de bijvangst van niet-doelsoorten, met name van soorten die worden beschermd in het kader van het uniaal of internationaal recht, gegevens over de gevolgen van de visserij voor mariene habitats, met inbegrip van kwetsbare mariene gebieden, en gegevens over de gevolgen van de visserij voor voedselketens; |
c) |
gegevens over de activiteiten van vissersvaartuigen in wateren in en buiten de Unie, met inbegrip van het visserij- en inspanningsniveau en van de capaciteit van de vloot van de Unie; |
d) |
socio-economische gegevens over de visserijen om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties van de visserijsector van de Unie te beoordelen; |
e) |
socio-economische gegevens en gegevens inzake de duurzaamheid met betrekking tot de mariene aquacultuur om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties en de duurzaamheid van de aquacultuursector van de Unie, met inbegrip van het milieueffect ervan, te beoordelen; |
f) |
socio-economische gegevens over de visverwerkende sector om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties van die sector te beoordelen. |
3. Daarenboven kunnen de in lid 1, onder a), bedoelde gegevens socio-economische gegevens en gegevens inzake de duurzaamheid met betrekking tot de zoetwateraquacultuur omvatten om het mogelijk te maken de socio-economische prestaties en de duurzaamheid van de aquacultuursector van de Unie, met inbegrip van het milieueffect ervan, te beoordelen.
4. Bij de vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie houdt de Commissie rekening met:
a) |
de informatiebehoeften voor het beheer en de doeltreffende tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid, om de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiteengezette doelstellingen daarvan te verwezenlijken. Op basis van die informatie kunnen ook de streefcijfers die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 9 van die Verordening bedoelde meerjarenplannen, worden vastgesteld; |
b) |
de behoefte aan gegevens die relevant, volledig en betrouwbaar zijn met het oog op de besluitvorming op het gebied van visserijbeheer en bescherming van ecosystemen, met inbegrip van kwetsbare soorten en habitats; |
c) |
de noodzaak en relevantie van gegevens voor de duurzame ontwikkeling van aquacultuur op Unieniveau, rekening houdend met de veelal lokale aard van de gevolgen ervan; |
d) |
de noodzaak om effectbeoordelingen van beleidsmaatregelen te ondersteunen; |
e) |
kosten en baten, rekening houdend met de meest kosteneffectieve oplossingen om de doelstelling van de gegevensverzameling te verwezenlijken; |
f) |
de noodzaak onderbreking van bestaande tijdreeksen te vermijden; |
g) |
de noodzaak om vereenvoudiging aan te brengen en overlapping bij de gegevensverzameling te vermijden overeenkomstig artikel 1; |
h) |
in voorkomend geval, de noodzaak om gegevens te verzamelen over visserijen waarvoor onvoldoende gegevens beschikbaar zijn; |
i) |
specifieke regionale kenmerken en regionale overeenkomsten die in regionale coördinatiegroepen zijn gesloten; |
j) |
de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten; |
k) |
ruimte- en tijddekking van de gegevensverzamelingsactiviteiten. |
5. Bij het opstellen van de in lid 1, onder b), bedoelde lijst van verplichte onderzoeksinspecties op zee wordt rekening gehouden met de volgende vereisten:
a) |
de informatiebehoeften voor het beheer van het gemeenschappelijk visserijbeleid om de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiteengezette doelstellingen te verwezenlijken; |
b) |
informatiebehoeften die voortvloeien uit internationaal overeengekomen coördinatie en harmonisatie; |
c) |
informatiebehoeften in het kader van de evaluatie van beheersplannen; |
d) |
informatiebehoeften voor de monitoring van ecosysteemvariabelen; |
e) |
informatiebehoeften voor een adequate dekking van bestandsgebieden; |
f) |
de noodzaak om overlapping tussen de onderzoeksinspecties op zee te voorkomen, en |
g) |
de noodzaak onderbreking van bestaande tijdreeksen te vermijden. |
6. Voor bestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden, worden de regels inzake de deelname van verschillende lidstaten aan de in lid 1, onder b), bedoelde onderzoeksinspecties op zee gebaseerd op het aandeel van de betrokken lidstaten in de totaal toegestane vangsten van de Unie voor de betrokken bestanden. Voor bestanden waarvoor geen vangstbeperkingen gelden, worden die regels gebaseerd op het relatieve aandeel van de betrokken lidstaat in de totale exploitatie van het betrokken bestand.
7. Voor bestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden, worden de in lid 1, onder c), bedoelde drempels vastgesteld op basis van het aandeel van de relevante lidstaat in de totaal toegestane vangsten van de Unie voor het betrokken bestand. Voor bestanden waarvoor geen vangstbeperkingen gelden, wordt die drempel vastgesteld op basis van het relatieve aandeel van de relevante lidstaat in de totale exploitatie van het betrokken bestand. Voor de aquacultuur- en de verwerkende sector zijn die drempels evenredig aan de omvang van die sectoren in een lidstaat.
AFDELING 2
Uitvoering van het meerjarenprogramma van de Unie door de lidstaten
Artikel 6
Nationale werkprogramma’s
1. Onverminderd hun uit het Unierecht voortvloeiende verplichtingen op het gebied van gegevensverzameling verzamelen de lidstaten gegevens in het kader van een operationeel programma als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en van een werkprogramma dat in overeenstemming met het meerjarenprogramma van de Unie en op grond van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt opgesteld („nationaal werkprogramma”).
2. Bij de goedkeuring van de nationale werkprogramma’s overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 houdt de Commissie rekening met de beoordeling die het WTECV overeenkomstig artikel 10 van deze verordening heeft verricht. Als uit die beoordeling blijkt dat een nationaal werkprogramma niet voldoet aan dit artikel of geen garantie biedt voor de wetenschappelijke relevantie van de gegevens of voor voldoende kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures, stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis en vermeldt zij welke wijzigingen in dat werkprogramma zij noodzakelijk acht. De betrokken lidstaat legt vervolgens een herzien werkprogramma aan de Commissie voor.
3. Nationale werkprogramma’s bevatten een gedetailleerde beschrijving van:
a) |
de gegevens die overeenkomstig het meerjarenprogramma van de Unie moeten worden verzameld; |
b) |
de verdeling in tijd en ruimte en de frequentie waarmee de gegevens zullen worden verzameld; |
c) |
de bron van de gegevens, de procedures en methoden om de gegevens te verzamelen en te verwerken tot de gegevensreeksen die aan de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens zullen worden verstrekt; |
d) |
het kader voor kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole waarmee overeenkomstig artikel 14 wordt gewaarborgd dat de kwaliteit van de gegevens voldoende hoog is; |
e) |
het format waarin en het moment waarop gegevens beschikbaar moeten worden gesteld aan eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, rekening houdend met de behoeften die de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens kenbaar hebben gemaakt, indien die bekend zijn; |
f) |
de regelingen voor internationale en regionale samenwerking en coördinatie, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten die zijn gesloten om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en |
g) |
de manier waarop rekening is gehouden met de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten. |
4. Bij het opstellen van zijn nationaal werkprogramma werkt elke lidstaat in het kader van de in artikel 9 bedoelde regionale coördinatiegroepen samen en coördineert hij zijn inspanningen met andere lidstaten, met name die in dezelfde mariene regio, om te zorgen voor een toereikende en doeltreffende dekking en om overlapping van gegevensverzamelingsactiviteiten te voorkomen. Daarbij streven de lidstaten er ook naar belanghebbenden op het juiste niveau te betrekken. In voorkomend geval kunnen die samenwerking en coördinatie ook plaatsvinden buiten het kader van de regionale coördinatiegroepen.
Artikel 7
Nationale correspondenten
1. Elke lidstaat wijst een nationale correspondent aan en stelt de Commissie daarvan in kennis. De nationale correspondent fungeert als contactpunt voor de uitwisseling van informatie over de voorbereiding en de uitvoering van de nationale werkprogramma’s tussen de Commissie en de lidstaten.
2. Voorts verricht de nationale correspondent met name de volgende taken:
a) |
de voorbereiding van het in artikel 11 bedoelde jaarlijks verslag coördineren; |
b) |
de doorgifte van informatie binnen de lidstaat verzekeren, en |
c) |
de deelname van relevante deskundigen aan door de Commissie georganiseerde vergaderingen van deskundigengroepen en de deelname aan de relevante regionale coördinatiegroepen als bedoeld in artikel 9 coördineren. |
3. Indien in een lidstaat verschillende organen deelnemen aan de uitvoering van het nationaal werkprogramma, is de nationale correspondent verantwoordelijk voor de coördinatie van die werkzaamheden.
4. Elke lidstaat ziet erop toe dat zijn nationale correspondent een toereikend mandaat heeft om zijn lidstaat te vertegenwoordigen in de in artikel 9 bedoelde regionale coördinatiegroepen.
Artikel 8
Samenwerking binnen de Unie
De lidstaten werken samen en coördineren hun acties om de kwaliteit, de tijdigheid en de dekkingsgraad van de gegevens verder te verbeteren met het oog op de verdere verbetering van de betrouwbaarheid van de methoden voor gegevensverzameling teneinde hun gegevensverzamelingsactiviteiten te verbeteren.
Artikel 9
Regionale coördinatie en samenwerking
1. Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 coördineren de lidstaten hun gegevensverzamelingsactiviteiten met andere lidstaten in dezelfde mariene regio en stellen zij alles in het werk om hun activiteiten te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde mariene regio.
2. Om de regionale coördinatie te vergemakkelijken, worden in elke mariene regio door de desbetreffende lidstaten regionale coördinatiegroepen opgericht.
3. Die regionale coördinatiegroepen hebben tot doel procedures, methoden, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor het verzamelen en verwerken van gegevens op te stellen en te implementeren, teneinde een verdere verbetering van de betrouwbaarheid van het wetenschappelijk advies mogelijk te maken. Te dien einde zetten de regionale coördinatiegroepen zich in voor het opzetten en implementeren van regionale gegevensbanken.
4. De regionale coördinatiegroepen bestaan uit door de lidstaten benoemde deskundigen, met inbegrip van de nationale correspondenten, en de Commissie.
5. Door de regionale coördinatiegroepen wordt een reglement van orde voor hun activiteiten opgesteld en overeengekomen.
6. Bij kwesties die een invloed hebben op verschillende mariene regio’s, coördineren de regionale coördinatiegroepen onderling en met de Commissie.
7. Indien noodzakelijk worden vertegenwoordigers van betrokken eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens, waaronder de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde wetenschappelijke instanties, regionale visserijorganisaties, adviesraden en derde landen, uitgenodigd de vergaderingen van de regionale coördinatiegroepen als waarnemers bij te wonen.
8. De regionale coördinatiegroepen kunnen ontwerpen van regionale werkprogramma’s opstellen die stroken met deze verordening en met het meerjarenprogramma van de Unie. Die ontwerpen van regionale werkprogramma’s kunnen betrekking hebben op procedures, methoden, kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole voor gegevensverzameling en -verwerking als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder a) en b), en lid 5, op regionaal gecoördineerde bemonsteringsstrategieën en op voorwaarden voor de levering van gegevens aan regionale gegevensbanken. Zij kunnen ook kostendelingsovereenkomsten voor deelname aan onderzoeksinspecties op zee bevatten.
9. Wanneer een ontwerp van regionaal werkprogramma wordt opgesteld, dient de betrokken lidstaat dat bij de Commissie in uiterlijk op 31 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar met ingang waarvan het regionaal werkprogramma moet gelden, tenzij er nog een bestaand plan van toepassing is. In dat geval stellen de betrokken lidstaten de Commissie daarvan in kennis. De Commissie kan een ontwerp van regionaal werkprogramma goedkeuren door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Daarbij houdt de Commissie, indien van toepassing, rekening met de in artikel 10 bedoelde beoordeling van het WTECV. Als uit die beoordeling blijkt dat een ontwerp van regionaal werkprogramma niet voldoet aan dit artikel of geen garantie biedt voor de wetenschappelijke relevantie van de gegevens of voor voldoende kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures, stelt de Commissie de betrokken lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis en vermeldt zij welke wijzigingen in dat ontwerp van werkprogramma zij noodzakelijk acht. Vervolgens leggen de betrokken lidstaten een herzien ontwerp van werkprogramma aan de Commissie voor.
10. Een regionaal werkprogramma wordt geacht in de plaats te komen van of een aanvulling te vormen op de desbetreffende onderdelen van de door elk van de betrokken lidstaten opgestelde nationale werkprogramma’s.
11. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, kostendelingsovereenkomsten voor deelname aan onderzoeksinspecties op zee, het gebied in de mariene regio waar de gegevens zullen worden verzameld, en het format en de tijdschema’s voor de indiening en de goedkeuring van de in lid 8 van dit artikel bedoelde regionale werkprogramma’s. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 10
Beoordeling van werkprogramma’s door het WTECV
Het WTECV beoordeelt het nationaal werkprogramma en het ontwerp van het regionaal werkprogramma als bedoeld in de artikelen 6 en 9. Daarbij neemt het in aanmerking:
a) |
of de werkprogramma’s en de eventueel daarin aangebrachte wijzigingen in overeenstemming zijn met de artikelen 6 en 9, en |
b) |
de wetenschappelijke relevantie van de gegevens die door de werkprogramma’s worden bestreken voor de in artikel 1, lid 1, bepaalde doeleinden, en de kwaliteit van de voorgestelde methoden en procedures. |
Artikel 11
Beoordeling en goedkeuring van het resultaat van de nationale werkprogramma’s
1. De lidstaten leggen de Commissie jaarlijks een verslag voor over de uitvoering van hun nationale werkprogramma’s. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, het format en de tijdschema’s voor de indiening en de goedkeuring van de jaarverslagen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2. Overeenkomstig artikel 10 beoordeelt het WTECV:
a) |
de uitvoering van de nationale werkprogramma’s, en |
b) |
de kwaliteit van de door de lidstaten verzamelde gegevens. |
3. De Commissie beoordeelt de uitvoering van de nationale werkprogramma’s op basis van:
a) |
de beoordeling van het WTECV, en |
b) |
de raadpleging van de passende regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Unie partij of waarnemer is, en de bevoegde internationale wetenschappelijke organisaties. |
AFDELING 3
Vereisten voor het gegevensverzamelingsproces
Artikel 12
Toegang tot de bemonsteringsplaatsen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de gegevensverzamelaars die door het met de uitvoering van het nationaal werkprogramma belaste orgaan zijn aangewezen, om hun taken te kunnen uitvoeren, toegang krijgen tot alle vangsten, vaartuigen en andere bemonsteringsplaatsen, gegevensbestanden van bedrijven en alle nodige gegevens.
2. De kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie laten wetenschappelijke waarnemers aan boord van hun vaartuig toe en werken met hen samen zodat zij hun taken aan boord van de vissersvaartuigen van de Unie, alsook eventuele alternatieve gegevensverzamelingsmethoden uit hoofde van nationale werkprogramma’s, kunnen uitvoeren, onverminderd internationale verplichtingen.
3. De kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie mogen wetenschappelijke waarnemers die optreden in het kader van een regeling voor toezicht op zee, alleen de toegang tot hun vaartuig weigeren op grond van een duidelijk gebrek aan ruimte op het vaartuig of om veiligheidsredenen in overeenstemming met het nationaal recht. In dergelijke gevallen worden de gegevens verzameld aan de hand van alternatieve gegevensverzamelingsmethoden die zijn uiteengezet in het nationaal werkprogramma, zoals die door het met de uitvoering van het nationaal werkprogramma belaste orgaan zijn ontworpen en worden gecontroleerd.
AFDELING 4
Gegevensbeheer
Artikel 13
Gegevensopslag
De lidstaten:
a) |
zorgen ervoor dat de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire gegevens veilig worden opgeslagen in geautomatiseerde gegevensbanken en nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat deze gegevens vertrouwelijk worden behandeld; |
b) |
zorgen ervoor dat de metagegevens die betrekking hebben op de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire socio-economische gegevens, veilig worden opgeslagen in geautomatiseerde gegevensbanken; |
c) |
treffen alle nodige technische voorzieningen om dergelijke gegevens te beschermen tegen onopzettelijk of niet-geautoriseerd wissen, toevallig verlies, beschadiging of onbevoegde raadpleging of verspreiding. |
Artikel 14
Kwaliteitscontrole en validering van de gegevens
1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en de volledigheid van de primaire gegevens die in het kader van de nationale werkprogramma’s worden verzameld, en van de daarvan afgeleide gedetailleerde en geaggregeerde gegevens die aan de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens worden doorgegeven.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) |
de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire gegevens op fouten worden gecontroleerd aan de hand van passende kwaliteitscontroleprocedures; |
b) |
de gedetailleerde en geaggregeerde gegevens die van de in het kader van de nationale werkprogramma’s verzamelde primaire gegevens zijn afgeleid, worden gevalideerd voordat zij naar de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens worden doorgestuurd; |
c) |
de kwaliteitsborgingsprocedures die op de onder a) en b) genoemde primaire, gedetailleerde en geaggregeerde gegevens worden toegepast, worden opgesteld overeenkomstig de door de internationale wetenschappelijke organen, de regionale organisaties voor visserijbeheer, het WTECV en de regionale coördinatiegroepen vastgestelde procedures. |
HOOFDSTUK III
GEBRUIK VAN GEGEVENS
Artikel 15
Toegang tot en doorzending van primaire gegevens
1. Ten behoeve van de controle op het bestaan van de overeenkomstig artikel 6, lid 1, verzamelde primaire gegevens, met uitzondering van de socio-economische gegevens, zorgen de lidstaten ervoor dat de Commissie toegang heeft tot de in artikel 13, onder a), bedoelde nationale geautomatiseerde gegevensbanken.
2. Ten behoeve van de controle van de overeenkomstig artikel 6, lid 1, verzamelde socio-economische gegevens zorgen de lidstaten ervoor dat de Commissie toegang heeft tot de in artikel 13, onder b), bedoelde nationale geautomatiseerde gegevensbanken.
3. De lidstaten sluiten overeenkomsten met de Commissie om een effectieve ongehinderde toegang tot hun in de leden 1 en 2 bedoelde nationale geautomatiseerde gegevensbanken te garanderen, onverminderd de verplichtingen op grond van andere regelgeving van de Unie.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de in het kader van onderzoeksinspecties op zee verzamelde primaire gegevens worden doorgezonden naar internationale wetenschappelijke organisaties en passende wetenschappelijke organen binnen regionale organisaties voor visserijbeheer overeenkomstig de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten.
Artikel 16
Verwerking van primaire gegevens
1. De lidstaten verwerken de primaire gegevens tot reeksen van gedetailleerde of geaggregeerde gegevens overeenkomstig:
a) |
de desbetreffende internationale normen, wanneer van toepassing; |
b) |
op internationaal of regionaal niveau overeengekomen protocollen, wanneer van toepassing. |
2. De lidstaat verstrekt de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en de Commissie zo nodig een beschrijving van de methoden die zijn gebruikt om de gevraagde gegevens te verwerken, alsmede hun statistische eigenschappen.
Artikel 17
Procedure voor het beschikbaar stellen van gedetailleerde en geaggregeerde gegevens
1. De lidstaten zetten adequate procedures en elektronische technologieën op met het oog op een doeltreffende toepassing van artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en van deze verordening. Zij zien af van onnodige beperkingen op de breedst mogelijke verspreiding van gedetailleerde en geaggregeerde gegevens onder de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden.
2. De lidstaten zorgen voor passende waarborgen voor de gevallen waarin gegevens informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke of rechtspersonen. Een lidstaat kan weigeren de relevante gedetailleerde en geaggregeerde gegevens door te geven als er een risico bestaat dat de identiteit van de natuurlijke of de rechtspersonen bekend wordt, in welk geval de betrokken lidstaat alternatieve methoden voorstelt om aan de behoeften van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens tegemoet te komen zonder de anonimiteit te schenden.
3. Indien eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens om gegevens verzoeken die als grondslag zullen dienen voor advies inzake visserijbeheer, zorgen de lidstaten ervoor dat relevante gedetailleerde en geaggregeerde gegevens binnen de in het verzoek gestelde termijn, die niet korter mag zijn dan één maand na ontvangst van het verzoek om die gegevens, worden bijgewerkt en ter beschikking worden gesteld van de betrokken eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens.
4. Bij andere dan de in lid 3 bedoelde verzoeken zorgen de lidstaten ervoor dat de relevante gegevens binnen een redelijke termijn worden bijgewerkt en ter beschikking worden gesteld van de betrokken eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden. Binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het verzoek stellen de lidstaten de verzoekende partij in kennis van de duur van die termijn, die in verhouding moet staan tot de omvang van het verzoek, en van de eventuele noodzaak van aanvullende verwerking van de gevraagde gegevens.
5. Wanneer een gegevensverzoek afkomstig is van andere dan de in lid 3 bedoelde eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens of wanneer andere belanghebbenden om aanvullende verwerking van reeds verzamelde gegevens verzoeken, kunnen de lidstaten de werkelijke kosten van de aanvullende verwerking van de gegevens die moet worden verricht voordat ze worden doorgezonden, ten laste brengen van de verzoekende partij.
6. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie verlenging van de in lid 3 bedoelde termijn toestaan.
7. Wanneer gedetailleerde gegevens worden gevraagd voor wetenschappelijke publicatie, kunnen de lidstaten, om de professionele belangen van de door het met de uitvoering van het nationaal werkprogramma belaste orgaan aangewezen gegevensverzamelaars te beschermen, eisen dat de publicatie van die gegevens wordt uitgesteld met drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de gegevens betrekking hebben. De lidstaten informeren de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en de Commissie over een dergelijk besluit en de redenen daarvoor.
Artikel 18
Compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling
1. Om de kosten te beperken en de toegang tot gedetailleerde en geaggregeerde gegevens voor eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden te vergemakkelijken, werken de lidstaten, de Commissie, wetenschappelijke adviesorganen en relevante eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens samen om compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te ontwikkelen, rekening houdend met het bepaalde in Richtlijn 2007/2/EG. Die systemen vergemakkelijken eveneens de verspreiding van informatie aan andere belanghebbenden. Dergelijke systemen kunnen de vorm aannemen van regionale gegevensbanken. De in artikel 9, lid 8, van deze verordening bedoelde regionale werkprogramma’s kunnen dienen als basis voor een akkoord over die systemen.
2. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met voorschriften inzake de toe te passen procedures, formats, codes en tijdschema’s om de compatibiliteit van de systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te garanderen en om, waar van toepassing, waarborgen in te stellen voor het geval waarin de in lid 1 van dit artikel bedoelde systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling informatie bevatten in verband met geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 19
Herziening van de weigering om gegevens te verstrekken
Als een lidstaat op grond van artikel 17, lid 7, weigert gegevens te verstrekken, kan de eindgebruiker van wetenschappelijke gegevens de Commissie verzoeken die weigering te herzien. Als de Commissie van mening is dat de weigering niet naar behoren is gemotiveerd, kan zij van de lidstaat verlangen de gegevens binnen één maand alsnog aan de eindgebruiker van wetenschappelijke gegevens te verstrekken.
Artikel 20
Verplichtingen van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden
1. Eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens en andere belanghebbenden:
a) |
gebruiken de gegevens overeenkomstig artikel 17 alleen voor de in hun verzoek om informatie vermelde doeleinden; |
b) |
zorgen voor een behoorlijke bronvermelding; |
c) |
zijn verantwoordelijk voor een juist en passend gebruik van de gegevens vanuit het oogpunt van wetenschapsethiek; |
d) |
informeren de Commissie en de betrokken lidstaten over mogelijke problemen in verband met de gegevens; |
e) |
verstrekken de betrokken lidstaten en de Commissie de referenties van de resultaten van het gebruik van de gegevens; |
f) |
verstrekken de gevraagde gegevens niet zonder instemming van de betrokken lidstaat aan derden; |
g) |
verkopen de gegevens niet aan derden. |
2. De lidstaten informeren de Commissie over iedere niet-naleving van de eisen door de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens of andere belanghebbenden.
3. Wanneer eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens of andere belanghebbenden niet aan alle in lid 1 uiteengezette vereisten voldoen, kan de Commissie de betrokken lidstaat toestaan de toegang tot de gegevens voor die gegevensgebruiker te beperken of te weigeren.
HOOFDSTUK IV
ONDERSTEUNING VOOR WETENSCHAPPELIJK ADVIES
Artikel 21
Deelneming aan vergaderingen van internationale organen
De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale deskundigen deelnemen aan relevante vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer, waarbij de Unie partij of waarnemer is, en van internationale wetenschappelijke organisaties.
Artikel 22
Internationale coördinatie en samenwerking
1. De lidstaten en de Commissie coördineren hun inspanningen en werken samen om de kwaliteit, de tijdigheid en de dekkingsgraad van de gegevens verder te verbeteren met het oog op het verder verbeteren van de betrouwbaarheid van wetenschappelijk advies, van de kwaliteit van de werkprogramma’s en de werkmethoden van regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Unie partij of waarnemer is, en van internationale wetenschappelijke organen.
2. Dergelijke coördinatie en samenwerking mogen geen afbreuk doen aan het open wetenschappelijk debat en zijn erop gericht onpartijdig wetenschappelijk advies te bevorderen.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 23
Toezicht
1. De Commissie ziet samen met het WTECV toe op de voortgang van de werkprogramma’s in het in artikel 25 bedoelde Comité voor visserij en aquacultuur.
2. Uiterlijk op 11 juli 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering en de werking van deze verordening.
Artikel 24
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 4, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar met ingang van 10 juli 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zal maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 25
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bij de uitvoering van deze verordening bijgestaan door het bij artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor visserij en aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 26
Intrekking en overgangsbepalingen
1. Verordening (EG) nr. 199/2008 wordt ingetrokken met ingang van 10 juli 2017.
2. Niettegenstaande lid 1:
a) |
blijven de ingetrokken bepalingen van toepassing op de nationale programma’s die zijn goedgekeurd vóór 10 juli 2017; |
b) |
blijft het meerjarenprogramma van de Unie dat van kracht is op 10 juli 2017, als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 199/2008, van toepassing gedurende de looptijd ervan of tot er krachtens deze verordening een nieuw meerjarenprogramma van de Unie is vastgesteld, al naargelang wat het eerst plaatsvindt. |
3. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.
Artikel 27
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 17 mei 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
C. ABELA
(1) PB C 13 van 15.1.2016, blz. 201.
(2) PB C 120 van 5.4.2016, blz. 40.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 16 maart 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 april 2017.
(4) Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(6) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(7) Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(8) Verordening (EG) nr. 1921/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende de indiening van statistische gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1382/91 van de Raad (PB L 403 van 30.12.2006, blz. 1).
(9) Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 13).
(10) Verordening (EG) nr. 762/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over aquacultuur en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 788/96 van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 1).
(11) Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 1).
(12) Verordening (EG) nr. 217/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 42).
(13) Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).
(14) Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad (PB L 348 van 31.12.2010, blz. 17).
(15) Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).
(16) Verordening (EU) 2016/2336 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de visserij op diepzeebestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, tot vaststelling van bepalingen voor de visserij in de internationale wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 1).
(17) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
(18) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(19) Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6).
(20) Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 12).
(21) Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
(22) Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17).
(23) Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
(24) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(25) Besluit 2010/717/EU van de Raad van 8 november 2010 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van wijzigingen in het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (PB L 321 van 7.12.2010, blz. 1).
(26) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PB L 34 van 9.2.2017, blz. 9).
(27) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(28) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
(29) Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
(30) Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).
(31) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(32) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(33) Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(34) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(35) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
BIJLAGE
Concordantietabel
Verordening (EG) nr. 199/2008 |
Deze verordening |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 1, lid 1 |
— |
Artikel 1, lid 2 |
— |
Artikel 1, lid 3 |
Artikel 1, lid 3 |
Artikel 2 |
Artikel 2, onder a), c) t/m h) |
Artikel 3, punten 1 t/m 7 |
Artikel 2, onder b), i), j) en k) |
— |
— |
Artikel 3, punten 8 en 9 |
Artikel 3 |
Artikelen 4 en 5 |
Artikel 4 |
Artikel 6 |
Artikel 5 |
Artikelen 8 en 9 |
— |
Artikel 7 |
Artikel 6 |
Artikel 10 |
Artikel 7 |
Artikel 11 |
Artikel 8 |
— |
Artikel 9 |
— |
Artikel 10 |
Artikel 12, lid 1 |
Artikel 11 |
Artikel 12, leden 2 en 3 |
Artikel 12 |
Artikel 5, lid 1, onder b), en lid 5 |
Artikel 13 |
Artikel 13 |
Artikel 14 |
Artikel 14 |
Artikel 15 |
— |
Artikel 16 |
Artikel 15 |
Artikel 17 |
Artikel 16 |
Artikelen 18, 19 en 20 |
Artikel 17 |
Artikel 21 |
Artikel 19 |
Artikel 22 |
Artikel 20 |
Artikel 23 |
Artikel 21 |
Artikel 24 |
Artikel 22 |
Artikelen 25 en 27 |
Artikelen 24 en 25 |
Artikel 26 |
Artikel 23, lid 1 |
— |
Artikel 23, lid 2 |
Artikel 28 |
Artikel 26 |
Artikel 29 |
Artikel 27 |
Bijlage |
Bijlage |