This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0876
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Directives 2000/60/EC and 2008/105/EC as regards priority substances in the field of water policy
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid
/* COM/2011/0876 final - 2011/0429 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid /* COM/2011/0876 final - 2011/0429 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL ·
Motivering en doelstellingen van het voorstel Dit voorstel van de Commissie heeft betrekking
op de herziening van de lijst van prioritaire stoffen (PS) op het gebied van
het waterbeleid, d.w.z. de chemische stoffen die op EU-niveau geselecteerd
worden uit stoffen die een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu
betekenen en die opgenomen zijn in bijlage X van de Kaderrichtlijn Water (KRW) 2000/60/EG[1]. Artikel 16, lid 4, van de KRW
bepaalt dat de Commissie de lijst van PS minstens om de vier jaar herziet; artikel
8 van de Richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen (RMKN) 2008/105/EG[2], de richtlijn waarin de
milieukwaliteitsnormen (MKN)[3]
voor de PS zijn vastgelegd, bepaalt dat de Commissie in 2011 verslag uitbrengt
aan het Europees Parlement en de Raad over de resultaten van de eerste
herziening. Als onderdeel van de herziening moet de Commissie onder meer de
stoffen in bijlage III van die richtlijn in aanmerking nemen voor een mogelijke
opname in de lijst. Zij moet, indien nodig, ook voorstellen indienen voor
nieuwe PS, waar nodig MKN uitwerken voor oppervlaktewater, sediment of biota [4] en de MKN en de status van
bestaande PS herzien. ·
Algemene context In de KRW wordt erkend dat het aquatische
milieu zwaar onder druk staat, onder meer door chemische verontreiniging, en
dat er behoefte is aan duurzaam waterbeheer. De milieudoelstellingen van de KRW
omvatten het verwezenlijken van een goede chemische en ecologische toestand van
de oppervlaktewater- en grondwaterlichamen en het voorkomen van achteruitgang.
De richtlijn wordt ingevoerd op het niveau van stroomgebieddistricten (SGD's).
De lidstaten moesten tegen 2009 een stroomgebiedbeheerplan (SGBP) uitwerken op
basis van onder andere een druk- en effectbeoordeling en de
monitoringresultaten, en een programma met maatregelen voor elk district. Om een goede chemische toestand te
verwezenlijken, moeten waterlichamen voldoen aan de MKN die voor de PS en voor 8
andere verontreinigende stoffen zijn opgenomen in de EU-regelgeving. De huidige
33 PS omvatten een reeks industriële chemische stoffen,
gewasbeschermingsmiddelen en metalen/metaalverbindingen. Sommige PS worden
aangemerkt als prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS) omdat zij persistent, bioaccumulerend
en/of toxisch zijn of omdat zij aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid. Die
criteria stemmen overeen met de criteria voor zeer zorgwekkende stoffen (ZZS's)
volgens REACH[5].
De lidstaten zullen de PS in oppervlaktewaterlichamen controleren en
overschrijdingen van de MKN melden. De KRW bepaalt dat er maatregelen moeten
worden aangenomen om de lozingen, emissies en verliezen van PS en PGS in het aquatische
milieu te beheersen – geleidelijke beperking in het geval van PS, stopzetting
of geleidelijke beëindiging in het geval van PGS. Om de doelstelling van een goede ecologische
status te bereiken, moeten voor chemische stoffen die aanleiding geven tot
bezorgdheid op lokaal, stroomgebied- of nationaal niveau, maar die niet als PS
zijn aangemerkt op EU-niveau, normen worden vastgelegd op nationaal niveau.
Deze chemische stoffen staan bekend als stroomgebiedspecifieke verontreinigende
stoffen. In 2007 zijn technische werkzaamheden aangevat
in het kader van de herziening van de PS. Daarbij is een prioriteitsbepaling
uitgevoerd om mogelijke nieuwe PS op te sporen en vervolgens zijn MKN voor die
stoffen vastgelegd en zijn de MKN en de status van de bestaande PS herzien. De
voorgestelde nieuwe stoffen en wijzigingen aan bestaande stoffen zullen naar
verwachting in 2015 worden opgenomen in de bijgewerkte SGBP's en
maatregelenprogramma's. Tijdens de herziening van de PS-lijst zijn
mogelijke verbeteringen van de werking van de RMKN geïdentificeerd en is een
mechanisme ontwikkeld om het identificeren van aanvullende PS bij volgende herzieningen
te verbeteren. ·
Bestaande bepalingen op het door het voorstel
bestreken gebied –
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire
maatregelen betreffende het waterbeleid –
Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van
het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG,
83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging
van Richtlijn 2000/60/EG –
Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009
tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en
monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees
Parlement en de Raad ·
Samenhang met andere beleidsgebieden In het Zesde Milieuactieprogramma zijn de
maatregelen inzake prioritaire stoffen aangemerkt als een kernactiviteit (zie
artikel 7, lid 2, onder e), van Besluit 1600/2002/EG[6]). Het voorstel is in
overeenstemming met gerelateerde beleidsmaatregelen en belangrijke wetgeving,
zoals: –
Beleid inzake chemische stoffen: Verordening (EG)
nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake
de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien
van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor
chemische stoffen –
Beleid inzake gewasbeschermingsmiddelen:
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21
oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, en
Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009
tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van
een duurzaam gebruik van pesticiden –
Beleid inzake biociden: Richtlijn 98/8/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt
brengen van biociden –
Beleid inzake geneesmiddelen: Richtlijn 2001/82/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van
een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig
gebruik en Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6
november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende
geneesmiddelen voor menselijk gebruik –
Beleid inzake industriële emissies: Richtlijn 2008/1/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde
preventie en bestrijding van verontreiniging en Richtlijn 2010/75/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies –
Afvalbeleid: Richtlijn 2008/98/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen; Richtlijn 2011/65/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van
het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische
apparatuur (herschikking); Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur (AEEA) –
Beleid inzake persistente organische stoffen
(POP's): Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen –
Beleid ter bescherming van het mariene milieu:
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het
beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie). 2. RESULTATEN VAN RAADPLEGING VAN
DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN ·
Raadplegingen en benutten van deskundigheid De technische werkzaamheden in het kader van
de herziening, d.w.z. voornamelijk de prioriteitsbepaling en het vaststellen
van MKN, werden geleid door DG ENV en het JRC en zijn uitgevoerd door een groep
deskundigen in de periode 2008-2010. Die bestond onder andere uit leden van de
werkgroep E voor chemische samenstelling volgens de gezamenlijke
tenuitvoerleggingsstrategie (GTS) voor de KRW[7],
in het bijzonder van twee subgroepen van WG E, en het adviesbureau INERIS (met
input van het Internationaal Bureau voor Water, OIE). De leden van WG E en de
twee subgroepen komen uit DG's van de Commissie (ENV, ENTR en SANCO), de
lidstaten en organisaties van belanghebbenden, waaronder een hele reeks
Europese industriële verenigingen (AESGP, AISE, Business Europe, CEFIC, CEPI,
CONCAWE, COPA-COGECA, ECPA, EFPIA, EUCETSA, EUDA, EUREAU, EURELECTRIC, EUROFER,
EUROMETAUX, EUROMINES), ngo's (EEB, Greenpeace, WNF) en intergouvernementele
organisaties (OSPAR). WG E heeft aanzienlijk bijgedragen tot de
herziening middels het ondersteunen van de gegevensvergaring (met inbegrip van
gegevens over monitoring en risico's), het prioriteitsbepalingsproces voor het
identificeren van nieuwe stoffen, de actualisering van de technische
richtsnoeren voor het vaststellen van MKN en het afleiden van MKN. De werkgroep
heeft ook de herziening van de bestaande prioritaire stoffen en MKN
ondersteund. De twee subgroepen van WG E die een groot deel van de
werkzaamheden hebben uitgevoerd, waren de deskundigengroep voor de technische
richtsnoeren (DG-TR) en de subgroep voor de herziening van de prioritaire
stoffen (SG-H), die beide mede werden voorgezeten door deskundigen uit het JRC
en het VK. De organisaties van belanghebbenden uit de sector van WG E werden
vertegenwoordigd door de belangrijkste ondernemingen die er lid van waren en
die in de discussies van de subgroep gewoonlijk vertegenwoordigd werden door
technische deskundigen, in het bijzonder naarmate de selectieprocedure ten
einde liep en er MKN werden uitgewerkt. De ontwerp-MKN zijn voorgelegd aan het
Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM)[8] voor een advies. In zijn advies over het
MKN-dossier voor nikkel, merkte het WCGM op dat een grondige analyse, met
inbegrip van een onafhankelijke statistische analyse, van bepaalde belangrijke
gegevens van invloed zou kunnen zijn op de uiteindelijke MKN. Hoewel hier
sindsdien naar werd gestreefd, heeft een verschil van mening tussen de
deskundigen ertoe geleid dat de JG-MKN (binnenwateren) voor nikkel in het
ontwerp-voorstel is vastgelegd op 4 in plaats van op 2 μg/l, in afwachting
van het resultaat van verdere raadplegingen met het WCGM over de conclusies van
de analyse. ·
Effectbeoordeling Toen de technische werkzaamheden in 2010 in de
eindfase terechtkwamen, zijn de werkzaamheden in het kader van de effectbeoordeling
aangevat met een studie uitgevoerd door adviesbureau Entec[9]. De adviseur heeft individuele
verslagen opgesteld voor de effecten van de verschillende stoffen, waarin
rekening is gehouden met de conclusies van de technische werkzaamheden[10] en die grotendeels
voortbouwden op het begeleidende effectbeoordelingsverslag. Een stuurgroep voor de effectbeoordeling heeft
de voorbereiding van de effectbeoordeling ondersteund, samen met de volgende
diensten van de Commissie: het Secretariaat-Generaal (SG), AGRI, ENTR, JRC,
MARE, REGIO, RTD en SANCO. Voor de opstelling van het
effectbeoordelingsverslag zijn raadplegingen gehouden met WG E en met extra
belanghebbenden die niet vertegenwoordigd waren in de WG. De effectbeoordelingsraad heeft het
effectbeoordelingsverslag in zijn vergadering op 22 juni 2011 besproken. De
aldaar naar voren gebrachte opmerkingen zijn behandeld in het begeleidende
effectbeoordelingsverslag. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET
VOORSTEL ·
Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel
192, lid 1, van het Verdrag. ·
Het subsidiariteits- en het
evenredigheidsbeginsel Waterverontreiniging is in grote mate
grensoverschrijdend. 60 procent van het grondgebied van de EU beslaat
gedeelde stroomgebieden. Daarom, en omdat veel stoffen die verontreiniging
veroorzaken in heel de EU gebruikt worden, is het gepast om geharmoniseerde MKN
vast te stellen op EU-niveau wanneer er een aanzienlijk risico voor of via het
aquatische milieu wordt vastgesteld. Dat biedt niet alleen meer bescherming,
maar leidt ook tot eerlijkere mededingingsvoorwaarden dan wanneer slechts een
aantal lidstaten MKN vaststellen of dan wanneer de nationale MKN sterk
uiteenlopen. Dit voorstel heeft uitsluitend betrekking op
het identificeren van prioritaire stoffen en de vaststelling van MKN op
EU-niveau. Er worden geen aanvullende EU-maatregelen voorgesteld naast de reeds
beschikbare maatregelen. Het is aan de lidstaten om specifieke en aanvullende
maatregelen te treffen ter beheersing van de verontreiniging. Zij kunnen kiezen
op welke manier zij de doelstellingen zo doeltreffend mogelijk kunnen
verwezenlijken, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden. ·
Keuze van het rechtsinstrument Voorgesteld instrument: Richtlijn tot
wijziging van de KRW en de RMKN. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Er worden geen gevolgen voor de begroting
verwacht. 5. AANVULLENDE INFORMATIE ·
Gedetailleerde toelichting van het voorstel Het voorstel wijzigt de RMKN en bijlage X bij
de KRW. Artikel 1 vervangt bijlage X bij de KRW door
bijlage I bij deze richtlijn. De bijgewerkte bijlage X bevat de nieuwe
voorgestelde PS en merkt twee bestaande PS aan als PGS. De bijlage wordt
vereenvoudigd door informatie die in de tabel in de voetnoten was opgenomen,
over te nemen. Artikel 2 van dit voorstel wijzigt de volgende
bepalingen van de RMKN: Artikel 2 wordt gewijzigd om een definitie op
te nemen van de term "matrix", d.w.z. het milieucompartiment waarop
de MKN van toepassing zijn en waarin de concentraties van PS en PGS dus
gemonitord moeten worden, gewoonlijk water, sediment of biota (vissen, tenzij
anders vermeld). Artikel 3 wordt gewijzigd om het in
overeenstemming te brengen met de nieuwe structuur van deel A van bijlage I (in
het bijzonder via het opnemen van normen voor biota in de bijlage) en om de
verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de keuze van de matrix voor
monitoring aan te passen. Er wordt een standaardmonitoringmatrix bepaald voor
elke stof, op basis van de intrinsieke eigenschappen van de stof. De huidige
flexibiliteit waarmee de lidstaten een andere matrix mogen kiezen, wordt
gehandhaafd, maar alleen op voorwaarde dat aan de minimale prestatiecriteria
voor de analyse die in artikel 4 van Richtlijn 2009//90/EG[11] van de Commissie zijn
vastgelegd, wordt voldaan. Bovendien worden, om de verslaglegging te
vereenvoudigen, ook de kennisgevingsverplichtingen van artikel 3 van de RMKN
opgenomen in de bepalingen betreffende de verslaglegging in het kader van de
stroomgebiedbeheerplannen van artikel 15 van de KRW. Tot slot wordt het comitémandaat
voor de wijziging van lid 3 van deel B van bijlage I afgestemd op de nieuwe
gedelegeerde bevoegdheden. Artikel 4, lid 4, en artikel 5, lid 6, worden
geschrapt ten gevolge van de afstemming van de tekst op de nieuwe
uitvoeringsbevoegdheden in het Verdrag. Dergelijke bevoegdheden zijn niet
gepast voor het aannemen van technische richtsnoeren, aangezien dat geen wettelijk
bindende documenten zijn. Artikel 8 wordt bijgewerkt. Er wordt een nieuw artikel 8 bis opgenomen
waarin specifieke bepalingen worden vastgelegd voor stoffen die zich gedragen
als ubiquitaire persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen. Er wordt een nieuw artikel 8 ter opgenomen om
een toezichtlijst op te stellen voor het gericht vergaren van
monitoringgegevens ter ondersteuning van toekomstige herzieningen van de
PS-lijst. Artikel 9 wordt gewijzigd om het af te stemmen
op de nieuwe Verordening (EU) nr. 182/2011[12]
inzake de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie en er wordt een nieuw
artikel 10 opgenomen over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden. Deel A van bijlage I wordt vervangen door
bijlage II bij deze richtlijn, waarin de nieuwe PS zijn opgenomen, de MKN voor
sommige bestaande PS[13]
worden gewijzigd en er wordt een kolom voor biotanormen opgenomen. Die laatste
kolom omvat zowel de drie biotanormen die reeds zijn vastgelegd in artikel 3,
lid 2, onder a), van de RMKN als de biotanormen voor een aantal andere
bestaande PS en een aantal nieuwe PS. Het opnemen van de biotanormen in bijlage
I van de RMKN vereenvoudigt de presentatie en verhoogt de duidelijkheid. Lid 2 van deel B van bijlage I bij de RMKN
wordt gewijzigd om correct te verwijzen naar de uitvoeringsbevoegdheden volgens
artikel 9. Bijlage II bij de RMKN is achterhaald en wordt
geschrapt. Bijlage III bij de RMKN, die verband houdt met
het huidige artikel 8, is achterhaald en wordt geschrapt. In artikel 3 van dit voorstel worden de
verplichtingen inzake de omzetting in de nationale wetgeving en de kennisgeving
van de nationale bepalingen aan de Commissie vastgelegd. Artikel 4 heeft betrekking op de
inwerkingtreding. Artikel 5 bepaalt dat de richtlijn gericht is
tot de lidstaten. 2011/0429 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Richtlijnen 2000/60/EG en
2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[14], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[15], Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Chemische verontreiniging van het oppervlaktewater
vormt een bedreiging voor het aquatische milieu, waarbij effecten optreden als
acute en chronische toxiciteit voor in het water levende organismen,
accumulatie in het ecosysteem en verlies van habitats en biodiversiteit, en
vormt tevens een bedreiging voor de gezondheid van de mens. De oorzaken van de
verontreiniging moeten bij voorrang in kaart worden gebracht en de emissies
moeten bij de bron worden aangepakt op de economisch en vanuit milieuoogpunt
meest effectieve manier. (2)
In Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor
communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[16] wordt een strategie ter
bestrijding van waterverontreiniging geformuleerd. Die strategie behelst het
identificeren van prioritaire stoffen, die geselecteerd worden uit stoffen die
een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu betekenen. Beschikking
nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot
vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het
waterbeleid[17]
bevat de eerste lijst met 33 stoffen of groepen stoffen die prioriteit hebben
gekregen voor maatregelen op communautair niveau en die momenteel zijn
opgenomen in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG. (3)
In Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van
het waterbeleid[18]
zijn milieukwaliteitsnormen (MKN) vastgesteld voor de 33 prioritaire stoffen
die in Beschikking nr. 2455/2001/EG zijn geïdentificeerd en voor 8 andere
verontreinigende stoffen die al gereguleerd waren op EU-niveau, overeenkomstig
de bepalingen en doelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG. (4)
De Commissie heeft een herziening van de lijst van
prioritaire stoffen uitgevoerd in overeenstemming met artikel 16, lid 4, van
Richtlijn 2000/60/EG en met artikel 8 van Richtlijn 2008/105/EG en is daarbij
tot de conclusie gekomen dat het gepast is om de lijst met prioritaire stoffen
te wijzigen door nieuwe stoffen op te nemen waarvoor prioritaire maatregelen
getroffen moeten worden op EU-niveau, MKN vast te leggen voor die stoffen, de
MKN voor bepaalde bestaande stoffen aan te passen aan de wetenschappelijke
vooruitgang en biota-MKN vast te stellen voor bepaalde bestaande en nieuwe
prioritaire stoffen. (5)
De herziening van de lijst van prioritaire stoffen
werd ondersteund door een uitgebreide raadpleging met deskundigen van de
diensten van de Commissie, de lidstaten, belanghebbenden en het
Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM). (6)
Sinds de goedkeuring van Richtlijn 2000/60/EG zijn
er vele communautaire besluiten vastgesteld die emissiebeheersingsmaatregelen
in de zin van artikel 16 van die richtlijn voor individuele prioritaire stoffen
inhouden. Bovendien vallen veel maatregelen voor milieubescherming binnen de
werkingssfeer van andere bestaande EU-wetgeving. Daarom dient in plaats van de
vaststelling van nieuwe beheersingsmaatregelen de prioriteit te worden gegeven
aan de toepassing en herziening van bestaande instrumenten. Het opnemen van een
stof in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG doet geen afbreuk aan de toepassing
van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement
en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van
gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG
van de Raad[19]. (7)
Sinds de MKN voor de 33 prioritaire stoffen in
bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG zijn afgeleid, is er een aantal
risicobeoordelingen uitgevoerd krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93
van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de
risico's van bestaande stoffen,[20]
die later vervangen is door Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees
Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling
van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH),
tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende
wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG)
nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede
Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG
en 2000/21/EG van de Commissie[21].
Om een afdoend beschermingniveau te bieden en de MKN aan te passen aan de meest
recente wetenschappelijke en technische kennis op het vlak van risico's voor of
via het aquatische milieu, moeten de MKN voor bepaalde bestaande stoffen
herzien worden. (8)
Er zijn aanvullende stoffen geïdentificeerd die een
aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu betekenen op EU-niveau,
waarvoor de prioriteit bepaald is volgens de in artikel 16, lid 2 van Richtlijn
2000/60/EG vastgelegde benadering en die toegevoegd moeten worden aan de lijst
met prioritaire stoffen. Bij het afleiden van de MKN voor die stoffen is de
meest recente wetenschappelijke en technische informatie in aanmerking genomen. (9)
Er bestaat gewoonlijk meer onzekerheid bij het
afleiden van MKN voor prioritaire gevaarlijke stoffen dan bij het vaststellen
van MKN voor prioritaire stoffen, maar de MKN vormen nog steeds een ijkpunt om
te beoordelen of de doelstelling van een goede chemische toestand van het
oppervlaktewater verwezenlijkt is, zoals bepaald in artikel 2, lid 24, en in de
punten ii) en iii), van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2000/60/EG.
Om een afdoend beschermingsniveau voor het milieu en de menselijke gezondheid
te garanderen, is de uiteindelijke doelstelling voor prioritaire gevaarlijke
stoffen echter het stopzetten of geleidelijk beëindigen van emissies, lozingen
en verliezen, zoals bepaald in artikel 4, lid 1, onder a), punt iv), van
Richtlijn 2000/60/EG. (10)
De wetenschappelijke kennis over de bestemming en
de gevolgen van verontreinigende stoffen in water is de afgelopen jaren sterk
geëvolueerd. We weten nu beter in welke compartimenten van het aquatische
milieu (water, sediment of biota, hierna "matrix" genoemd) een stof
waarschijnlijk kan worden teruggevonden en waar het dus het meest
waarschijnlijk is dat de concentratie van een dergelijke stof gemeten kan
worden. Sommige zeer hydrofobe stoffen accumuleren in biota en zijn nauwelijks
op te sporen in water, zelfs met behulp van de meest geavanceerde
analysetechnieken. Voor die stoffen dienen derhalve MKN voor biota te worden
vastgesteld. Om voordeel te halen uit hun monitoringstrategie en die strategie
aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden, moeten lidstaten echter de
flexibiliteit krijgen om alternatieve matrices (water, sediment of biota) te
hanteren voor monitoring, op voorwaarde dat het beschermingsniveau dat de MKN
en het monitoringsysteem bieden, even hoog is als dat welk geboden wordt door
de MKN en de matrix die in deze richtlijn zijn vastgesteld. (11)
In Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31
juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische
analyse en monitoring van de watertoestand[22]
krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad worden
minimale prestatiecriteria vastgelegd voor de analysemethoden die gebruikt
worden voor de monitoring van de watertoestand. Die criteria zorgen voor
zinvolle en relevante monitoringinformatie, aangezien op grond hiervan
analysemethoden gebruikt moeten worden die voldoende gevoelig zijn om ervoor te
zorgen dat elke overschrijding van de MKN op betrouwbare wijze kan worden
opgespoord en gemeten. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om andere
monitoringmatrices te hanteren dan die welke zijn vastgelegd in deze richtlijn,
op voorwaarde dat de gebruikte analysemethode voldoet aan de minimale
prestatiecriteria van artikel 4 van Richtlijn 2009/90/EG voor de relevante MKN
en matrix, of aanzienlijk beter functioneert dan de in deze richtlijn bepaalde
methode voor de MKN en de matrix. (12)
Persistente, bioaccumulerende of toxische stoffen
(PBT's) en andere stoffen die zich gedragen als PBT's kunnen nog tientallen
jaren in gevaarlijke concentraties terug te vinden zijn in het aquatische
milieu, zelfs als er reeds uitvoerige maatregelen zijn getroffen om de emissies
te beperken of te beëindigen. Sommige stoffen kunnen zich ook over grote
afstanden verplaatsen en zijn nagenoeg overal aanwezig in het milieu. De
bestaande en voorgestelde prioritaire gevaarlijke stoffen beslaan een aantal
van die stoffen, en voor sommigen daarvan moet, vanwege hun langdurige algemene
aanwezigheid, bijzondere aandacht worden besteed aan de gevolgen die zij
meebrengen voor de presentatie van de chemische toestand volgens Richtlijn 2000/60/EG
en aan de monitoringvereisten. (13)
Voor de presentatie van de chemische toestand
volgens punt 1.4.3 van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG moeten lidstaten de
mogelijkheid krijgen om de gevolgen van stoffen die zich gedragen als ubiquitaire
PBT's afzonderlijk voor te stellen, zodat verbeteringen van de waterkwaliteit
met betrekking tot andere stoffen niet worden verdoezeld. Naast de verplichte
kaart met alle stoffen, kunnen ook twee extra kaarten worden verstrekt waarvan
de ene uitsluitend betrekking heeft op stoffen die zich als ubiquitaire PBT's
gedragen en de andere op andere stoffen. (14)
De monitoring dient te worden aangepast aan de
ruimte- en tijdschaal van de verwachte variatie in de concentraties. Gezien de
wijde verspreiding en lange hersteltijd die we mogen verwachten van stoffen die
zich gedragen als ubiquitaire PBT's, moeten de lidstaten de mogelijkheid
krijgen om het aantal monitoringlocaties en/of de monitoringfrequentie voor die
stoffen te beperken, zolang een statistisch aanvaardbare monitoringreferentie
voorhanden is. (15)
De bijzondere aandacht voor stoffen die zich
gedragen als ubiquitaire PBT's stelt de lidstaten niet vrij van de verplichting
om maatregelen te treffen ter aanvulling van de reeds getroffen maatregelen,
met inbegrip van de op internationaal niveau getroffen maatregelen, om
emissies, lozingen en verliezen van die stoffen te beperken of te beëindigen om
de doelstellingen van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2000/60/EG te
verwezenlijken. (16)
Om de risicobeoordelingen ter ondersteuning van de
selectie van nieuwe prioritaire stoffen uit te voeren, zijn naast
milieutoxicologische gegevens ook hoogwaardige monitoringgegevens nodig. De
monitoringgegevens die in de lidstaten worden vergaard, zijn de afgelopen jaren
aanzienlijk verbeterd, maar volstaan nog niet altijd op het vlak van kwaliteit
en EU-wijde dekking. De monitoringgegevens schieten in het bijzonder tekort
voor veel opkomende verontreinigende stoffen, die gedefinieerd kunnen worden
als verontreinigende stoffen die momenteel nog niet zijn opgenomen in de
stelselmatige monitoringprogramma's op EU-niveau, maar die wel een aanzienlijk
risico kunnen inhouden dat gereguleerd moet worden, naargelang van hun
mogelijke (milieu)toxicologische gevolgen en gevolgen voor de gezondheid en van
hun concentraties in het (aquatische) milieu. (17)
Er is een nieuw mechanisme nodig dat de Commissie
gerichte hoogwaardige monitoringinformatie verschaft over de concentratie van
stoffen in het aquatische milieu en waarbij de nadruk wordt gelegd op opkomende
verontreinigende stoffen en stoffen waarvoor de kwaliteit van de beschikbare
monitoringgegevens niet volstaat om een risicobeoordeling op te stellen. Het
nieuwe mechanisme moet het eenvoudiger maken om informatie te verzamelen in de
verschillende stroomgebieden in de Unie. Om de kosten voor monitoring op een
redelijk niveau te houden, dient het mechanisme te zijn toegespitst op een
beperkt aantal stoffen, die op een tijdelijke toezichtlijst zijn geplaatst, en
op een beperkt aantal monitoringlocaties. Het mechanisme moet echter wel
representatieve gegevens opleveren die geschikt zijn voor het
prioriteitsbepalingsproces van de EU. De lijst dient dynamisch te zijn, zodat
nieuwe informatie over mogelijke risico's van opkomende verontreinigende stoffen
in aanmerking kan worden genomen en vermeden wordt dat stoffen langer dan nodig
worden gemonitord. (18)
Om de verslagleggingsverplichtingen voor de
lidstaten te vereenvoudigen en te stroomlijnen en om de samenhang met andere
gerelateerde aspecten van het waterbeheer te garanderen, moeten de
kennisgevingsvereisten van artikel 3 van Richtlijn 2008/105/EG worden
samengevoegd met de algemene verslagleggingsverplichtingen van artikel 15 van
Richtlijn 2000/60/EG. (19)
De Commissie heeft dit voorstel goedgekeurd en haar
verslag aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd en heeft zo haar
eerste herziening van de lijst van prioritaire stoffen, zoals vereist uit
hoofde van artikel 8 van Richtlijn 2008/105/EG, voltooid. Daarbij zijn eveneens
de stoffen uit bijlage III bij die richtlijn herzien en is een aantal van die
stoffen geïdentificeerd als stoffen waarvan de prioriteit moet worden bepaald.
Er zijn momenteel onvoldoende bewijzen voor het toekennen van prioriteit aan de
overige stoffen. Doordat de mogelijkheid bestaat dat nieuwe informatie over die
stoffen beschikbaar wordt, kunnen zij niet worden uitgesloten van een
herziening in de toekomst, zoals het geval is voor de overige stoffen die
beoordeeld zijn maar waaraan in deze herziening geen prioriteit is toegekend.
Daarom is bijlage III bij Richtlijn 2008/105/EG achterhaald en dient zij
geschrapt te worden. Artikel 8 van die richtlijn moet dienovereenkomstig worden
aangepast, rekening houdend met de datum van de verslaglegging aan het Europees
Parlement en aan de Raad. (20)
Om tijdig in te spelen op de relevante technische
en wetenschappelijke vooruitgang op het gebied waarop deze richtlijn betrekking
heeft, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig
artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de
Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van het bijwerken van de methoden voor
de toepassing van milieukwaliteitsnormen die in de richtlijn zijn vastgelegd. (21)
Bovendien moet de bevoegdheid om handelingen vast
te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van het
opstellen van een toezichtlijst om de beschikbare informatie voor het
identificeren van prioritaire stoffen in de toekomst te verbeteren. Het is van
bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg
pleegt, onder meer met deskundigen. (22)
De Commissie moet bij de voorbereiding en
opstelling van de gedelegeerde handelingen zorgen voor gelijktijdige, snelle en
adequate toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement
en de Raad. (23)
Om uniforme voorwaarden te garanderen voor de
tenuitvoerlegging van deze richtlijn, van de monitoringmethoden gebruikt
voor het monitoren van stoffen op de toezichtlijst en van de
verslagleggingsformats voor het rapporteren van de monitoringgegevens en
-informatie aan de Commissie, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie
worden toegewezen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening
(EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011
tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[23]. (24)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn,
namelijk het verwezenlijken van een goede chemische toestand van het
oppervlaktewater door middel van de vaststelling van MKN voor prioritaire
stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen, niet voldoende door de
lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve met het oog op de handhaving van
hetzelfde beschermingsniveau voor oppervlaktewateren in de hele Europese Unie
beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan
wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. (25)
Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG
moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: Artikel 1 Bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG wordt vervangen
door de tekst in bijlage I bij deze richtlijn. Artikel 2 Richtlijn 2008/105/EG wordt als volgt
gewijzigd: 1.
Artikel 2 wordt vervangen door: "Artikel
2 Definities Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de
definities vastgesteld in artikel 2 van Richtlijn 2000/60/EG en in artikel 2
van Richtlijn 2009/90/EG. Voorts wordt verstaan onder: "matrix": een compartiment van het
aquatische milieu, zij het water, sediment of biota." 2.
Artikel 3 wordt vervangen door: "Artikel
3 1. Overeenkomstig artikel 1 van deze
richtlijn en artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG passen de lidstaten de MKN
zoals vastgesteld in deel A van bijlage I bij deze richtlijn toe op
oppervlaktewaterlichamen. De lidstaten passen de MKN op
oppervlaktewaterlichamen toe overeenkomstig de in deel B van bijlage I
vastgestelde voorschriften.[Opmerking: dit lid is niet gewijzigd] 2. Voor de stoffen met de nummers 5, 15, 16,
17, 21, 28, 34, 35, 37, 43 en 44 in deel A van bijlage I, passen de lidstaten
de biota-MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe. Voor de overige stoffen
passen de lidstaten de water-MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe. 3. De lidstaten kunnen ervoor kiezen om een
MKN voor een andere matrix dan die in lid 2 toe te passen. Lidstaten die gebruikmaken van die mogelijkheid,
passen de relevante MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe, of
stellen, indien geen MKN voor de relevante matrix is opgenomen, zelf een MKN
vast die minstens hetzelfde beschermingsniveau biedt als de MKN die in de
bijlage is opgenomen. De lidstaten mogen uitsluitend gebruikmaken van
die mogelijkheid voor zover de analysemethode die voor de gekozen matrix wordt
gebruikt, voldoet aan de minimale prestatiecriteria zoals vastgelegd in artikel
4 van Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie(*)
of, indien voor geen enkele matrix aan die criteria wordt voldaan, voor zover
de gebruikte methode aanzienlijk beter functioneert dan de methode die wordt
gebruikt voor de in lid 2 omschreven matrix. 4. Voor de stoffen waarvoor een MKN voor
sediment en/of biota wordt toegepast, monitoren de lidstaten de stof gedurende
ten minste een jaar in de relevante matrix, tenzij de technische kennis en het
oordeel van deskundigen een andere tussenpoos rechtvaardigen. 5. De lidstaten nemen het volgende in de
overeenkomstig artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG opgestelde
stroomgebiedbeheerplannen op: a) een tabel waarin de bepaalbaarheidgrenzen
van de toegepaste analysemethode worden weergegeven en informatie over de
prestaties van die methoden ten aanzien van de in artikel 4 van Richtlijn van
de Commissie 2009/90/EG vastgestelde criteria; b) voor de stoffen waarvoor de mogelijkheid
in lid 3 is gebruikt: i) de redenen en de basis voor het gebruik
van de mogelijkheid; ii) waar relevant, de vastgestelde
alternatieve MKN, bewijs dat zij een even hoog beschermingsniveau bieden, met
inbegrip van de gegevens en de methode waarmee zij zijn afgeleid en de
categorieën oppervlaktewateren waarvoor zij zouden gelden; iii) ter vergelijking met de in lid 5, onder
a), van dit artikel bedoelde informatie, de bepaalbaarheidgrenzen van de
analysemethoden voor de in deel A van bijlage I van deze richtlijn vastgestelde
matrix of matrices, met inbegrip van informatie over de prestaties van die
methoden ten aanzien van de in artikel 4 van Richtlijn van de Commissie 2009/90/EG
vastgelegde criteria; c) de rechtvaardiging voor de in
overeenstemming met lid 4 toegepaste monitoringfrequentie, indien de
monitoringintervallen meer dan een jaar bedragen. 6. De lidstaten treffen regelingen voor de
analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van de in
deel A van bijlage I vermelde prioritaire stoffen die de neiging hebben te
accumuleren in sediment en/of biota, en schenken daarbij bijzondere aandacht
aan de stoffen met de nummers 2, 5, 6, 7, 12, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 26, 28, 30,
34, 35, 36, 37, 43 en 44, op basis van de monitoring van de watertoestand,
uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG. Zij nemen, met
inachtneming van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, maatregelen die erop gericht
zijn dat dergelijke concentraties niet significant toenemen in sediment en/of
de betrokken biota. [Opmerking: wijziging behelst enkel de toevoeging van de
verwijzingen naar nieuwe prioritaire stoffen (30 tot 44)] De lidstaten stellen de meetfrequentie in sediment
en/of biota zodanig vast dat zij voldoende gegevens voor een betrouwbare
analyse van langetermijntendensen oplevert. Als richtsnoer geldt dat de
monitoring elke drie jaar wordt uitgevoerd, tenzij technische kennis en het
oordeel van deskundigen een andere tussenpoos rechtvaardigen. [Opmerking:
dit lid is niet gewijzigd] 7. De Commissie onderzoekt de vooruitgang
van techniek en wetenschap, met inbegrip van de uitkomst van de in artikel 16,
lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde risicobeoordelingen en
de informatie uit de registratie van stoffen die overeenkomstig artikel 119 van
Verordening (EG) nr. 1907/2006 openbaar wordt gemaakt, en dient indien nodig
voorstellen in voor de herziening van de in de deel A van bijlage I bij deze
richtlijn vastgestelde MKN, overeenkomstig de procedure van artikel 294 van het
Verdrag en in overeenstemming met het tijdsschema van artikel 16, lid 4, van
Richtlijn 2000/60/EG. [Opmerking: dit lid is niet gewijzigd] 8. De Commissie krijgt overeenkomstig
artikel 10 de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen
betreffende de wijziging van punt 3 van deel B van bijlage I bij deze
richtlijn. _________ (*) PB
L 201 van 1.8.2009, blz. 36" 3.
Artikel 4, lid 4, en artikel 5, lid 6, worden
geschrapt. 4.
Artikel 8 komt als volgt te luiden: "Artikel
8 Herziening
van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG De Commissie dient verslag uit te brengen aan het
Europees Parlement en de Raad over het resultaat van de periodieke herziening
van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG uit hoofde van artikel 16, lid 4, van
die richtlijn. Zij doet dit verslag, waar passend, vergezeld gaan van
toepasselijke voorstellen, in het bijzonder voorstellen voor de identificatie
van nieuwe prioritaire stoffen of prioritaire gevaarlijke stoffen, of voor de
identificatie van bepaalde prioritaire stoffen als prioritaire gevaarlijke
stoffen en, voor de vaststelling van overeenkomstige MKN voor
oppervlaktewateren, sediment of biota, waar passend." 5.
Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd: "Artikel
8 bis Specifieke bepalingen voor stoffen die zich
gedragen als ubiquitaire persistente, bioaccumulerende of toxische stoffen Voor de stoffen met de nummers 5, 21, 28, 30, 35, 37,
43 en 44 in deel A van bijlage I bij deze richtlijn, kunnen de lidstaten: a) de informatie over de chemische toestand
afzonderlijk voorstellen van de informatie voor de overige stoffen in de
stroomgebiedbeheerplannen die in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG
worden opgesteld, onverminderd de vereisten van punt 1.4.3. van bijlage V bij
die richtlijn inzake de presentatie van de algemene chemische toestand; en/of b) prioritaire stoffen minder intensief monitoren
dan vereist krachtens artikel 3, lid 4, van deze richtlijn en bijlage V bij
Richtlijn 2000/60/EG, op voorwaarde dat de monitoring representatief is en
reeds een statistisch aanvaardbare monitoringreferentie voorhanden is voor de
aanwezigheid van die stoffen in het aquatische milieu, die minstens een cyclus
van zes jaar van een stroomgebiedbeheerplan bestrijkt. Het eerste lid laat de doelstellingen en
verplichtingen die zijn vastgesteld in artikel 4, lid 1, onder a), artikel 11,
lid 3, onder k), en artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2000/60/EG onverlet." 6.
Het volgende artikel 8 ter wordt ingevoegd: "Artikel
8 ter Toezichtlijst 1. De Commissie zal een toezichtlijst
opstellen van stoffen waarvoor in de hele EU monitoringgegevens moeten worden
vergaard om toekomstige prioriteitsbepalingsactiviteiten in overeenstemming met
artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG te ondersteunen. De toezichtlijst bevat nooit meer dan 25 stoffen
of groepen van stoffen en geeft voor elke stof de monitoringmatrix aan. De
stoffen worden geselecteerd uit die stoffen waarvoor de beschikbare informatie
erop wijst dat zij een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu
kunnen betekenen op EU-niveau. Bij het selecteren van de stoffen voor de
toezichtlijst dient de Commissie rekening te houden met alle beschikbare
informatie, met inbegrip van onderzoeksprojecten, de karakteriserings- en
monitoringprogramma's van de lidstaten uit hoofde van de artikelen 5 en 8 van
Richtlijn 2000/60/EG en informatie over productievolumes, gebruiksmodellen,
concentraties in het milieu en gevolgen, met inbegrip van informatie verzameld
uit hoofde van de Richtlijnen 98/8/EG, 2001/82/EG*
en 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad**, en van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en Verordening (EG)
nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad***. 2. De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
betrekking tot het opstellen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde
toezichtlijst. 3. De Commissie stelt tegen […] een eerste
toezichtlijst op zoals bedoeld in lid 1[24]. 4. De lidstaten monitoren elke stof op de
toezichtlijst in geselecteerde representatieve monitoringstations over een
periode van ten minste 12 maanden die aanvangt binnen 3 maanden na de opname
van de stof in de toezichtlijst. Elke lidstaat selecteert ten minste één station
per geografisch gebied van gemiddeld 15 000 km2 met een minimum
van één per lidstaat. Bij het selecteren van representatieve stations en
het vastleggen van de monitoringfrequentie en het tijdspad voor elke stof
houden de lidstaten rekening met de gebruiksmodellen van de stof. De
monitoringfrequentie mag niet lager liggen dan eenmaal per jaar. 5. De lidstaten brengen binnen 18 maanden
nadat de stof is opgenomen in de toezichtlijst en elke daaropvolgende 12
maanden zolang de stof op de lijst staat, verslag uit aan de Commissie over de
resultaten van de krachtens lid 4 uitgevoerde monitoring. Het verslag bevat
informatie over de representativiteit van het station en de
monitoringstrategie. 6. De
Commissie kan uitvoeringshandelingen goedkeuren waarin technische specificaties
voor de monitoring van stoffen op de toezichtlijst en technische formats voor
de verslaglegging aan de Commissie over de monitoringresultaten en gerelateerde
informatie zijn vastgelegd. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig
de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. * PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1 ** PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67 *** PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1" 7.
Artikel 9 wordt vervangen door: "Artikel
9 1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité
dat is opgericht bij artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG. Dat comité is
een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.(*) 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. (*) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13" 8.
Artikel 10 wordt vervangen door: "Artikel 10 Uitoefening
van de delegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen, wordt volgens de voorwaarden van dit artikel aan de Commissie
toegekend. 2. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen als bedoeld in artikel 3, lid 8, en artikel 8 ter, lid 2, wordt met
ingang van […][25]
voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend. 3. De in artikelen 3, lid 8, en 8 ter, lid 2,
bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees
Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een
einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit
wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het besluit
laat de geldigheid van alle reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in
kennis. 5. Een krachtens artikel 3, lid 8, en artikel 8
ter, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het
Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum
van kennisgeving ervan aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft
gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement
als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld
voornemens te zijn om geen bezwaar te maken. Die termijn kan op
initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden
verlengd." 9.
In bijlage I wordt deel A vervangen door bijlage II
bij deze richtlijn. 10.
In bijlage I wordt punt 2 van deel B vervangen
door: "2. Kolommen 6 en 7 van de tabel: Voor elk
oppervlaktewaterlichaam wordt onder de toepassing van de MAC-MKN verstaan dat
de gemeten concentratie op enig representatief meetpunt in het waterlichaam
niet boven de norm ligt. Overeenkomstig punt 1.3.4 van bijlage V bij
Richtlijn 2000/60/EG kunnen de lidstaten evenwel statistische methoden
invoeren, zoals een percentielberekening, zodat een aanvaardbaar niveau van
betrouwbaarheid en nauwkeurigheid wordt gewaarborgd wanneer wordt bepaald of
aan de MAC-MKN is voldaan. Indien zij dat doen, moeten die statistische
methoden voldoen aan de overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, van deze
richtlijn bedoelde onderzoeksprocedure vastgestelde nadere regels." 11.
De bijlagen II en III worden geschrapt. Artikel 3 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [26] aan deze richtlijn te voldoen.
Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel
ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen,
wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze
richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de
lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst
van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze
richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 4 Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Artikel 5 Deze richtlijn
is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, op 31.1.2012 Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE I "BIJLAGE X
LIJST VAN PRIORITAIRE STOFFEN
OP HET GEBIED VAN HET WATERBELEID Nummer || CAS-nummer1 || EU-nummer2 || Naam van de prioritaire stof3 || Aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof (1) 15972-60-8 || 240-110-8 || Alachloor || (2) 120-12-7 || 204-371-1 || Anthraceen || X (3) 1912-24-9 || 217-617-8 || Atrazine || (4) 71-43-2 || 200-753-7 || Benzeen || (5) niet van toepassing || niet van toepassing || Gebromeerde difenylethers || X4 (6) 7440-43-9 || 231-152-8 || Cadmium en cadmiumverbindingen || X (7) 85535-84-8 || 287-476-5 || Chlooralkanen, C10-13 || X (8) 470-90-6 || 207-432-0 || Chloorfenvinfos || (9) 2921-88-2 || 220-864-4 || Chloorpyrifos (Chloorpyrifosethyl)‑ || (10) 107-06-2 || 203-458-1 || 1,2dichloorethaan‑ || (11) 75-09-2 || 200-838-9 || Dichloormethaan. || (12) 117-81-7 || 204-211-0 || Di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)‑ || X (13) 330-54-1 || 206-354-4 || Diuron || (14) 115-29-7 || 204-079-4 || Endosulfan || X (15) 206-44-0 || 205-912-4 || Fluorantheen5 || (16) 118-74-1 || 204-273-9 || Hexachloorbenzeen || X (17) 87-68-3 || 201-765-5 || Hexachloorbutadieen || X (18) 608-73-1 || 210-168-9 || Hexachloorcyclohexaan || X (19) 34123-59-6 || 251-835-4 || Isoproturon || (20) 7439-92-1 || 231-100-4 || Lood en loodverbindingen || (21) 7439-97-6 || 231-106-7 || Kwik en kwikverbindingen || X (22) 91-20-3 || 202-049-5 || Naftaleen || (23) 7440-02-0 || 231-111-4 || Nikkel en nikkelverbindingen || (24) niet van toepassing || niet van toepassing || Nonylfenolen || X6 (25) niet van toepassing || niet van toepassing || Octylfenolen7 || (26) 608-93-5 || 210-172-0 || Pentachloorbenzeen || X (27) 87-86-5 || 201-778-6 || Pentachloorfenol CAS-nr. || (28) niet van toepassing || niet van toepassing || Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK)8 || X (29) 122-34-9 || 204-535-2 || Simazine || (30) niet van toepassing || niet van toepassing || Tributyltinverbindingen || X9 (31) 12002-48-1 || 234-413-4 || Trichloorbenzenen || (32) 67-66-3 || 200-663-8 || Trichloormethaan (chloroform) || (33) 1582-09-8 || 216-428-8 || Trifluralin || X (34) 115-32-2 || 204-082-0 || Dicofol || X (35) 1763-23-1 || 217-179-8 || Perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten (PFOS) || X (36) 124495-18-7 || niet van toepassing || Quinoxyfen || X (37) niet van toepassing || niet van toepassing || Dioxinen en dioxineachtige verbindingen || X10 (38) 74070-46-5 || 277-704-1 || Aclonifen || (39) 42576-02-3 || 255-894-7 || Bifenox || (40) 28159-98-0 || 248-872-3 || Cybutryne || (41) 52315-07-8 || 257-842-9 || Cypermethrin11 || (42) 62-73-7 || 200-547-7 || Dichloorvos || (43) niet van toepassing || niet van toepassing || Hexabroomcyclododecaan (HBCDD) || X12 (44) 76-44-8 / 1024-57-3 || 200-962-3 / 213-831-0 || Heptachloor en heptachloorepoxide || X (45) 886-50-0 || 212-950-5 || Terbutryn || (46) 57-63-6 || 200-342-2 || 17alfa-ethinyloestradiol || (47) 50-28-2 || 200-023-8 || 17beta-estradiol || (48) 15307-79-6 || 239-346-4 || Diclofenac ||
__________________________ 1 CAS: Chemical Abstracts
Service. 2 EU-nummer: Europese inventaris
van bestaande chemische handelsstoffen (EINECS) of de Europese lijst van
chemische stoffen waarvan kennisgeving is gedaan (ELINCS). 3 Wanneer groepen van stoffen
zijn geselecteerd, worden typische voorbeelden daarvan gebruikt bij het bepalen
van de milieukwaliteitsnormen. 4 Alleen tetra-, penta-, hexa-
en heptabroomdifenylether (respectievelijk CAS-nummers 93703-48-1, 32534819, 36483-60-0,
68928-80-3). 5 Fluorantheen is in de lijst
opgenomen als indicator voor andere, gevaarlijkere polyaromatische
koolwaterstoffen. 6 Nonylfenol (CAS 25154-52-3, EU
246-672-0) met inbegrip van isomeren 4-nonylfenol (CAS 104-40-5, EU 203-199-4)
en 4-nonylfenol (vertakt) (CAS 84852-15-3, EU 284-325-5). 7 Octylfenol (CAS 1806-26-4, EU 217-302-5)
met inbegrip van isomeer 4-(1,1',3,3'-tetramethylbutyl)-fenol (CAS 140-66-9, EU
205-426-2). 8 Met inbegrip van
benzo(a)pyreen (CAS 50-32-8, EU 200-028-5), benzo(b)fluorantheen (CAS 205-99-2,
EU 205-911-9), benzo(g,h,i)peryleen (CAS 191-24-2, EU 205-883-8),
benzo(k)fluorantheen (CAS 207-08-9, EU 205-916-6), indeno(1,2,3-cd)pyreen (CAS 193-39-5,
EU 205-893-2) en met uitzondering van anthraceen, fluorantheen en naftaleen,
die afzonderlijk worden vermeld. 9 Met inbegrip van tributyltin-kation
(CAS 36643-28-4). 10 Dit omvat de volgende
verbindingen: 7 polychloordibenzo-p-dioxinen (PCDD's): 2,3,7,8-T4CDD
(CAS 1746-01-6), 1,2,3,7,8-P5CDD (CAS 40321-76-4), 1,2,3,4,7,8-H6CDD (CAS 39227-28-6),
1,2,3,6,7,8-H6CDD (CAS 57653-85-7), 1,2,3,7,8,9-H6CDD (CAS 19408-74-3), 1,2,3,4,6,7,8-H7CDD
(CAS 35822-46-9), 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDD (CAS 3268-87-9) 10 polychloordibenzofuranen (PCDF's): 2,3,7,8-T4CDF
(CAS 51207-31-9), 1,2,3,7,8-P5CDF (CAS 57117-41-6), 2,3,4,7,8-P5CDF (CAS 57117-31-4),
1,2,3,4,7,8-H6CDF (CAS 70648-26-9), 1,2,3,6,7,8-H6CDF (CAS 57117-44-9), 1,2,3,7,8,9-H6CDF
(CAS 72918-21-9), 2,3,4,6,7,8-H6CDF (CAS 60851-34-5), 1,2,3,4,6,7,8-H7CDF (CAS 67562-39-4),
1,2,3,4,7,8,9-H7CDF (CAS 55673-89-7), 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDF (CAS 39001-02-0) 12 dioxineachtige polychloorbifenylen (DL-PCB): 3,3’,4,4’-T4CB
(PCB 77, CAS 32598-13-3), 3,3’,4’,5-T4CB (PCB 81, CAS 70362-50-4), 2,3,3',4,4'-P5CB
(PCB 105, CAS 32598-14-4), 2,3,4,4',5-P5CB (PCB 114, CAS 74472-37-0), 2,3',4,4',5-P5CB
(PCB 118, CAS 31508-00-6), 2,3',4,4',5'-P5CB (PCB 123, CAS 65510-44-3), 3,3’,4,4’,5-P5CB
(PCB 126, CAS 57465-28-8), 2,3,3',4,4',5-H6CB (PCB 156, CAS 38380-08-4), 2,3,3',4,4',5'-H6CB
(PCB 157, CAS 69782-90-7), 2,3',4,4',5,5'-H6CB (PCB 167, CAS 52663-72-6), 3,3’,4,4’,5,5’-H6CB
(PCB 169, CAS 32774-16-6), 2,3,3',4,4',5,5'-H7CB (PCB 189, CAS 39635-31-9). 11 Dit
omvat de acht isomeren die bijdragen tot CAS 52315-07-8, en dus ook CAS 67375-30-8
(alfa-cypermethrin). 12 Dit
omvat 1,3,5,7,9,11-hexabroomcyclododecaan (CAS 25637-99-4), 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan
(CAS 3194-55-6), α-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-50-6),
β-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-51-7) en
γ-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-52-8). 13 De
opname van deze stoffen in bijlage X laat Verordening (EG) nr. 726/2004,
Richtlijn 2001/83/EG en Richtlijn 2001/82/EG onverlet." BIJLAGE II "DEEL A: MILIEUKWALITEITSNORMEN (MKN) JG: jaargemiddelde MAC: maximaal aanvaardbare concentratie Eenheid: [µg/l] voor kolommen (4)
tot (7) [µg/kg nat gewicht] voor kolom (8) (1) (2) || (3) || (4) || (5) || (6) || (7) || (8) Nr. || Naam van de stof || CAS-nummer1 || JGMKN2 Landoppervlaktewateren3 || JGMKN2 Andere oppervlaktewateren || MAC-MKN4 Landoppervlaktewateren3 || MAC-MKN4 Andere oppervlaktewateren || MKN Biota12 (1) Alachloor || 15972608 || 0,3 || 0,3 || 0,7 || 0,7 || (2) Anthraceen || 120127 || 0,1 || 0,1 || 0,1 || 0,1 || (3) Atrazine || 1912249 || 0,6 || 0,6 || 2,0 || 2,0 || (4) Benzeen || 71432 || 10 || 8 || 50 || 50 || (5) Gebromeerde difenylethers5 || 32534819 || 4,9 10-8 || 2,4 10-9 || 0,14 || 0,014 || 0,0085 (6) Cadmium en cadmiumverbindingen (afhankelijk van de waterhardheidsklasse) 6 || 7440439 || ≤ 0,08 (klasse 1) 0,08 (klasse 2) 0,09 (klasse 3) 0,15 (klasse 4) 0,25 (klasse 5) || 0,2 || ≤ 0,45 (klasse 1) 0,45 (klasse 2) 0,6 (klasse 3) 0,9 (klasse 4) 1,5 (klasse 5) || ≤ 0,45 (klasse 1) 0,45 (klasse 2) 0,6 (klasse 3) 0,9 (klasse 4) 1,5 (klasse 5) || (6a) Tetrachloorkoolstof7 || 56235 || 12 || 12 || niet van toepassing || niet van toepassing || (7) C1013-chlooralkanen8 || 85535848 || 0,4 || 0,4 || 1,4 || 1,4 || (8) Chloorfenvinfos || 470906 || 0,1 || 0,1 || 0,3 || 0,3 || (9) Chloorpyrifos (chloorpyrifosethyl) || 2921882 || 0,03 || 0,03 || 0,1 || 0,1 || (9a) Cyclodieenbestrijdingsmiddelen: Aldrin7 Dieldrin7 Endrin7 Isodrin7 || 309002 60571 72208 465736 || Σ = 0,01 || Σ = 0,005 || niet van toepassing || niet van toepassing || (9b) DDT totaal7,9 || niet van toepassing || 0,025 || 0,025 || niet van toepassing || niet van toepassing || para, paraDDT7 || 50293 || 0,01 || 0,01 || niet van toepassing || niet van toepassing || (10) 1,2Dichloorethaan || 107062 || 10 || 10 || niet van toepassing || niet van toepassing || (11) Dichloormethaan. || 75092 || 20 || 20 || niet van toepassing || niet van toepassing || (12) Di(2ethylhexyl)-ftalaat (DEHP) || 117817 || 1,3 || 1,3 || niet van toepassing || niet van toepassing || (13) Diuron || 330541 || 0,2 || 0,2 || 1,8 || 1,8 || (14) Endosulfan || 115297 || 0,005 || 0,0005 || 0,01 || 0,004 || (15) Fluorantheen || 206440 || 0,0063 || 0,0063 || 0,12 || 0,12 || 30 (16) Hexachloorbenzeen || 118741 || || || 0,05 || 0,05 || 10 (17) Hexachloorbutadieen || 87683 || || || 0,6 || 0,6 || 55 (18) Hexachloorcyclohexaan || 608731 || 0,02 || 0,002 || 0,04 || 0,02 || (19) Isoproturon || 34123596 || 0,3 || 0,3 || 1,0 || 1,0 || (20) Lood en loodverbindingen || 7439921 || 1,213 || 1,3 || 14 || 14 || (21) Kwik en kwikverbindingen || 7439976 || || || 0,07 || 0,07 || 20 (22) Naftaleen || 91203 || 2 || 2 || 130 || 130 || (23) Nikkel en nikkelverbindingen || 7440020 || 413 || 8,6 || 34 || 34 || (24) Nonylfenolen (4-Nonylfenol) || 84852-15-3 || 0,3 || 0,3 || 2,0 || 2,0 || (25) Octylfenolen ((4-(1,1’,3,3’-tetramethylbutyl)-fenol)) || 140669 || 0,1 || 0,01 || niet van toepassing || niet van toepassing || (26) Pentachloorbenzeen || 608935 || 0,007 || 0,0007 || niet van toepassing || niet van toepassing || (27) Pentachloorfenol || 87865 || 0,4 || 0,4 || 1 || 1 || (28) Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK)11 || niet van toepassing || niet van toepassing || niet van toepassing || niet van toepassing || niet van toepassing || Benzo(a)pyreen || 50-32-8 || 1,7 10-4 || 1,7 10-4 || 0,27 || 0,027 || 2 voor vis 5 voor schaaldieren en koppotigen 10 voor weekdieren Benzo(b)fluoranteen || 205992 || 0,017 || 0,017 Benzo(k)fluoranteen || 207089 || 0,017 || 0,017 Benzo(g,h,i)-peryleen || 191242 || 8,2 10-3 || 8,2 10-4 Indeno(1,2,3-cd)pyreen || 193-39-5 || || (29) Simazine || 122349 || 1 || 1 || 4 || 4 || (29a) Tetrachloorethyleen7 || 127184 || 10 || 10 || niet van toepassing || niet van toepassing || (29b) Trichloorethyleen7 || 79016 || 10 || 10 || niet van toepassing || niet van toepassing || (30) Tributyltinverbindingen (tributyltin-kation) || 36643-28-4 || 0,0002 || 0,0002 || 0,0015 || 0,0015 || (31) Trichloorbenzenen || 12002-48-1 || 0,4 || 0,4 || niet van toepassing || niet van toepassing || (32) Trichloormethaan (chloroform) || 67-66-3 || 2,5 || 2,5 || niet van toepassing || niet van toepassing || (33) Trifluralin || 1582-09-8 || 0,03 || 0,03 || niet van toepassing || niet van toepassing || (34) Dicofol || 115-32-2 || 1,3 10-3 || 3,2 10-5 || niet van toepassing10 || niet van toepassing10 || 33 (35) Perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten (PFOS) || 1763-23-1 || 6,5 10-4 || 1,3 10-4 || 36 || 7,2 || 9,1 (36) Quinoxyfen || 124495-18-7 || 0,15 || 0,015 || 2,7 || 0,54 || (37) Dioxinen en dioxineachtige verbindingen || Zie voetnoot 10 in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG || || || || || Som van PCDD+PCDF+PCB-DL 0,008 µg.kg-1 TEQ14 (38) Aclonifen || 74070-46-5 || 0,12 || 0,012 || 0,12 || 0,012 || (39) Bifenox || 42576-02-3 || 0,012 || 0,0012 || 0,04 || 0,004 || (40) Cybutryne || 28159-98-0 || 0,0025 || 0,0025 || 0,016 || 0,016 || (41) Cypermethrin || 52315-07-8 || 8 10-5 || 8 10-6 || 6 10-4 || 6 10-5 || (42) Dichloorvos || 62-73-7 || 6 10-4 || 6 10-5 || 7 10-4 || 7 10-5 || (43) Hexabroomcyclododecaan (HBCDD) || Zie voetnoot 12 in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG || 0,0016 || 0,0008 || 0,5 || 0,05 || 167 (44) Heptachloor en heptachloorepoxide || 76-44-8 / 1024-57-3 || 2 10-7 || 1 10-8 || 3 10-4 || 3 10-5 || 6,7 10-3 (45) Terbutryn || 886-50-0 || 0,065 || 0,0065 || 0,34 || 0,034 || (46) 17alfa-ethinyloestradiol || 57-63-6 || 3,5 10-5 || 7 10-6 || niet van toepassing || niet van toepassing || (47) 17beta-estradiol || 50-28-2 || 4 10-4 || 8 10-5 || niet van toepassing || niet van toepassing || (48) Diclofenac || 15307-79-6 || 0,1 || 0,01 || niet van toepassing10 || niet van toepassing10 ||
__________________________ 1 CAS: Chemical Abstracts
Service. 2 Deze parameter is de MKN
uitgedrukt als jaargemiddelde (JG-MKN). Tenzij anders is aangegeven, is deze
van toepassing op de totale concentratie van alle isomeren. 3 Landoppervlaktewateren
omvatten rivieren en meren en de bijbehorende kunstmatige of sterk veranderde
waterlichamen. 4 Deze parameter is de
milieukwaliteitsnorm uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie
(MAC-MKN). Wanneer voor de MAC-MKN "niet van toepassing" wordt
aangegeven, worden de JG-MKN-waarden verondersteld bescherming te bieden tegen
kortdurende verontreinigingspieken in continue lozingen, aangezien deze
aanzienlijk lager zijn dan de op basis van de acute toxiciteit afgeleide
waarde. 5 Voor de groep prioritaire
stoffen die vallen onder gebromeerde difenylethers (nr. 5), dienen de MKN
alleen vergeleken te worden met de som van de concentraties voor de conegeren
nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154. 6 Voor cadmium en zijn
verbindingen (nr. 6) zijn de MKN-waarden afhankelijk van de hardheid van het
water ingedeeld in vijf klassen (klasse 1: < 40 mg CaCO3/l, klasse
2: 40 tot < 50 mg CaCO3/l, klasse 3: 100 tot < 50 mg CaCO3/l,
klasse 4; 100 tot < 200 mg CaCO3/l en klasse 5: ≥200 mg
CaCO3/l). 7 Deze stof is geen prioritaire
stof, maar een van de andere verontreinigende stoffen waarvoor de MKN identiek
zijn aan die welke zijn vastgelegd in de wetgeving die vóór 13 januari 2009 van
toepassing was. 8 Er wordt geen indicatieve parameter
opgegeven voor deze groep van stoffen. De indicatieve parameter(s) moet(en)
worden bepaald door de analysemethoden. 9 DDT totaal omvat de som van de
isomeren 1,1,1-trichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 50293);
EU-nummer 2000243); 1,1,1-trichloor-2-(o-chloorfenyl)-2-(p-chloorfenyl)ethaan
(CAS-nummer 789026); EU-nummer 2123325); 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethyleen
(CAS-nummer 72559; EU-nummer 2007846); en 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan
(CAS-nummer 72548); EU-nummer 2007830). 10 Er is onvoldoende informatie
beschikbaar om een MAC-MKN vast te stellen voor deze stoffen. 11 Voor de groep prioritaire
stoffen die onder polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen (nr. 28),
wordt de biota-MKN gebaseerd op de toxiciteit van benzo(a)pyreen, dat gemeten
moet worden als merkstof voor andere PAK, en waarvan de concentratie vergeleken
moet worden met de MKN. De JG-MKN in water is een overeenkomstige waarde. 12 Tenzij uitdrukkelijk anders is
vermeld, verwijzen de biota-MKN naar vissen. 13 Deze MKN hebben betrekking op
de biologisch beschikbare concentraties van de stoffen. 14 PCDD's: polychloordibenzo-p-dioxinen;
PCDF's: polychloordibenzofuranen; PCB-DL: dioxineachtige
polychloorbifenylen; TEQ's: toxische equivalenten. [1] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire
maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz.1).
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:02000L0060-20090113:NL:NOT [2] Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van
het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG,
83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging
van Richtlijn 2000/60/EG (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84).
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32008L0105:NL:NOT [3] Een MKN wordt gedefinieerd als "de concentratie
van een bepaalde verontreinigende stof of groep van verontreinigende stoffen in
water, in sediment of in biota die ter bescherming van de gezondheid van de
mens en het milieu niet mag worden overschreden" (KRW artikel 2, lid 35). [4] Biota heeft betrekking op alle groepen levende
aquatische organismen die kunnen worden geanalyseerd en gebruikt als
indicatoren voor verontreiniging, zoals vissen, mosselen, ongewervelden enz. [5] Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees
Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling
van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH),
tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende
wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG)
nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede
Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG
en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32006R1907:NL:NOT [6] Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma
van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. ).
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2002:242:0001:0015:NL:PDF [7] http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/objectives/implementation_en.htm [8] Het WCGM is een van de wetenschappelijke comités die
onafhankelijk advies verstrekken aan de Commissie. Het bestaat uit 17
wetenschappers. Meer informatie vindt u op http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/environmental_risks/index_en.htm [9] Overeenkomst nr. 070307/2009/547548/SER/D1. [10] Voor de bestaande stoffen die herzien worden, werd een
gedeelte van de ondersteunende informatie voor de studie voorbereid door een
tweede adviesbureau, WRc (met input van Milieu). [11] Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009
tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en
monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees
Parlement en de Raad (PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36).
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:201:0036:0038:NL:PDF [12] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:055:0013:0018:NL:PDF [13] Wijzigingen zijn van toepassing op de volgende
bestaande stoffen: nummers 2 (anthraceen), 5 (gebromineerde difenylethers), 15
(fluorantheen), 20 (lood en loodverbindingen), 22 (naftaleen), 23 (nikkel en
nikkelverbindingen) en 28 (polyaromatische koolwaterstoffen). [14] PB C , , blz. [15] PB C , , blz. [16] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. [17] PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1. [18] PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84. [19] PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1. [20] PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1. [21] PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1. [22] PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36 [23] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [24] 12 maanden na vaststelling van deze richtlijn. [25] Datum van inwerkingtreding van deze richtlijn. [26] 12 maanden na vaststelling van deze richtlijn.