Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AR2906

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen

COR 2018/02906

PB C 387 van 25.10.2018, p. 48–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 387/48


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen

(2018/C 387/09)

Rapporteur:

Jacques BLANC (FR/EVP), burgemeester van La Canourgue

Referentiedocument:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen

COM(2018) 173 final

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Artikel 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Doel en toepassingsgebied

Doel en toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn wordt een minimumlijst vastgesteld van verboden oneerlijke handelspraktijken tussen afnemers en leveranciers in de voedselvoorzieningsketen, alsmede minimumregels die gericht zijn op handhaving, en regelingen voor coördinatie tussen de handhavingsautoriteiten.

1.   Bij deze richtlijn wordt een minimumlijst vastgesteld van verboden oneerlijke handelspraktijken tussen afnemers en leveranciers in de voedselvoorzieningsketen, alsmede minimumregels die gericht zijn op handhaving, en regelingen voor coördinatie tussen de handhavingsautoriteiten.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op bepaalde oneerlijke handelspraktijken die zich voordoen in het kader van de verkoop van voedingsproducten door een leverancier die een kleine en middelgrote onderneming is, aan een afnemer die niet een kleine en middelgrote onderneming is.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op oneerlijke handelspraktijken die zich voordoen in het kader van de verkoop van voedingsproducten door een leverancier aan een afnemer die niet een kleine of middelgrote onderneming is.

3.   Deze richtlijn is van toepassing op leveringsovereenkomsten die worden gesloten na de datum van toepassing van de bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, als bedoeld in artikel 12, lid 1, tweede alinea.

3.   Deze richtlijn is van toepassing op leveringsovereenkomsten die worden gesloten na de datum van toepassing van de bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, als bedoeld in artikel 12, lid 1, tweede alinea.

Motivering

Beperking van het toepassingsgebied van de richtlijn zou negatieve gevolgen hebben voor grote coöperaties of producentenorganisaties die niet aan de criteria inzake kleine en middelgrote ondernemingen voldoen en dus niet tegen oneerlijke handelspraktijken zouden worden beschermd. De onderhandelingspositie van deze producentenorganisaties en coöperaties is veel minder sterk dan die van hun afnemers, gezien de concentratie lager in de toeleveringsketen. Bovendien zou dit in schril contrast staan met de inspanningen die de Commissie sinds jaar en dag doet om het aanbod te concentreren via de toepassing van de GMO; producentenorganisaties die niet aan de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen voldoen zouden namelijk indirect worden benadeeld. Ten slotte zou het verbod op oneerlijke handelspraktijken niet gelden voor situaties waarin een industriële leverancier, bijvoorbeeld een midcap-onderneming die producten met een sterke landbouwcomponent verkoopt, te maken krijgt met oneerlijke handelspraktijken van een distributeur. In het licht van de noodzaak om de zwakste schakels te beschermen is dit economisch gezien niet zinvol.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Definities

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

„afnemer”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van een handelstransactie voedingsproducten koopt. De term „afnemer” kan een groepering van dergelijke natuurlijke of rechtspersonen omvatten; […]

a)

„afnemer”: een natuurlijke of rechtspersoon , ongeacht zijn plaats van vestiging, die in het kader van een handelstransactie voedingsproducten koopt. De term „afnemer” kan een groepering van dergelijke natuurlijke of rechtspersonen omvatten;

b)

„oneerlijke handelspraktijk”: het aan een handelspartner opleggen of trachten op te leggen van verplichtingen die het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen verstoren; […]

Motivering

a)

Doel van de richtlijn is ook om te voorkomen dat aankopen elders worden gedaan zonder dat er regels van toepassing zijn. Het is dan ook logisch dat de regels zowel moeten gelden voor kopers in als buiten de EU.

b)

In de richtlijn moet op voldoende open wijze worden aangegeven wat een oneerlijke handelspraktijk inhoudt.

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 3, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Verbod op oneerlijke handelspraktijken

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende handelspraktijken verboden zijn:

Verbod op oneerlijke handelspraktijken

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste de volgende handelspraktijken verboden zijn:

a)

een afnemer betaalt een leverancier van bederfelijke voedingsproducten meer dan dertig kalenderdagen na ontvangst van de factuur van de leverancier, of meer dan dertig kalenderdagen na de datum waarop de bederfelijke voedingsproducten zijn geleverd, als dat later is. Dit verbod doet geen afbreuk aan:

a)

een afnemer betaalt een leverancier van voedingsproducten meer dan dertig kalenderdagen na ontvangst van de factuur van de leverancier, of meer dan dertig kalenderdagen na de datum waarop de voedingsproducten zijn geleverd, als dat later is. Dit verbod doet geen afbreuk aan:

 

de gevolgen van betalingsachterstand en de rechtsmiddelen als vastgesteld in Richtlijn 2011/7/EU;

 

de gevolgen van betalingsachterstand en de rechtsmiddelen als vastgesteld in Richtlijn 2011/7/EU;

 

de mogelijkheid voor een afnemer en een leverancier om een clausule betreffende waardeverdeling in de zin van artikel 172 bis van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad overeen te komen;

 

de mogelijkheid voor een afnemer en een leverancier om een clausule betreffende waardeverdeling in de zin van artikel 172 bis van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad overeen te komen;

 

 

overeenkomsten van brancheorganisaties die zijn erkend op grond van artikel 157 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad;

b)

een afnemer annuleert een bestelling van bederfelijke voedingsproducten op zo korte termijn dat niet redelijkerwijs kan worden verwacht dat de leverancier een alternatief kan vinden voor het verhandelen of het gebruik van die producten;

b)

een afnemer annuleert een bestelling van bederfelijke voedingsproducten op zo korte termijn dat niet redelijkerwijs kan worden verwacht dat de leverancier een alternatief kan vinden voor het verhandelen of het gebruik van die producten;

c)

een afnemer wijzigt eenzijdig en met terugwerkende kracht de voorwaarden van de leveringsovereenkomst die verband houden met de frequentie, de timing of het volume van de levering, de kwaliteitsnormen of de prijzen van de voedingsproducten;

c)

een afnemer wijzigt eenzijdig en met terugwerkende kracht de voorwaarden van de leveringsovereenkomst die verband houden met de frequentie, de timing of het volume van de levering, de kwaliteitsnormen of de prijzen van de voedingsproducten;

d)

een leverancier betaalt voor de verspilling van voedingsproducten die zich voordoet bij de afnemer en die niet aan nalatigheid of verzuim van de leverancier is toe te schrijven.

d)

een leverancier betaalt voor de verspilling van voedingsproducten die zich voordoet bij de afnemer en die niet aan nalatigheid of verzuim van de leverancier is toe te schrijven.

 

e)

een afnemer verkoopt een product in dezelfde staat door tegen een prijs die lager is dan de werkelijke aankoopprijs, inclusief belastingen en transportkosten;

 

f)

een afnemer hanteert een aankoopprijs voor levensmiddelen die onredelijk laag is in verhouding tot de productiekosten van de leverancier;

 

g)

een afnemer brengt een dienst in rekening die niet overeenkomt met een daadwerkelijk verleende dienst of waarvan de kosten duidelijk niet in verhouding staan tot de waarde van de verleende dienst;

 

h)

een van de partijen bij het contract legt prijscriteria en -voorwaarden op waardoor de prijs niet vaststaat noch kan worden vastgelegd.

Motivering

Oneerlijke praktijken treffen zowel leveranciers van bederfelijke als van niet-bederfelijke levensmiddelen. Het toepassingsgebied van de richtlijn moet derhalve worden uitgebreid.

In brancheovereenkomsten die door de leden met eenparigheid van stemmen worden aangenomen kunnen eventueel regels worden vastgesteld die verschillen van de ontwerprichtlijn, met name wat de betalingstermijnen betreft.

e)

Doorverkoop met verlies dient te worden verboden zodat nergens in de voedselvoorzieningsketen sprake is van waardevernietiging. Zaak is te voorkomen dat er een prijzenoorlog ontstaat waarbij grootwinkelbedrijven zich met name voor landbouwproducten buitensporige winstmarges toe-eigenen, ter compensatie van de strijd om bepaalde basisproducten.

f)

In dezelfde geest mag de aan de producenten betaalde prijs niet onredelijk laag zijn in verhouding tot de productiekosten. Het mag niet zo zijn dat landbouwers er niet in slagen in hun levensonderhoud te voorzien en met verlies moeten verkopen. Het is daarom van belang sancties op te leggen aan afnemers die tegen een onredelijk lage prijs inkopen of die hun leveranciers ertoe aanzetten hun landbouwgrondstoffen tegen abnormaal lage prijzen te kopen. Een nauwkeurige definitie van een onredelijk lage verkoopprijs moet worden uitgewerkt per sector en per gebied.

g)

Doel is betalingen te bestraffen die geen tegenprestatie vormen voor het verlenen van diensten aan de leverancier of die niet in verhouding staan tot de verleende diensten. Hoofdzaak is dat betalingen aan een Europese aankoopcentrale gerechtvaardigd moeten zijn.

h)

De in een overeenkomst vermelde prijs moet vast te stellen zijn of vastliggen; beide partijen moeten met andere woorden tijdens de hele looptijd van de overeenkomst op de hoogte zijn van de te betalen prijs.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 3, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Indien de afnemer een vergoeding vraagt voor de in lid 2, onder b), c) en d), omschreven situaties, verstrekt hij de leverancier desgevraagd een raming van het te betalen bedrag, per stuk of in totaal naargelang wat passend is, alsook, voor zover het gaat om de situaties als omschreven in lid 2, onder b) en d), een raming van de kosten en de elementen waarop die raming is gebaseerd.

Indien de afnemer een strikt met de geleverde dienst verband houdende vergoeding vraagt voor de in lid 2, onder b), c) en d), omschreven situaties, verstrekt hij de leverancier een raming van het te betalen bedrag, per stuk of in totaal naargelang wat passend is, alsook, voor zover het gaat om de situaties als omschreven in lid 2, onder b) en d), een raming van de kosten en de elementen waarop die raming is gebaseerd.

Motivering

De van de leverancier gevraagde vergoeding moet strikt zijn omschreven en systematisch worden gerechtvaardigd.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

is van mening dat de marktgebaseerde mechanismen om het inkomen van landbouwers veilig te stellen aanzienlijk moeten worden versterkt, om zo de negatieve gevolgen van de enorme schommelingen van de landbouwprijzen te beperken en ervoor te zorgen dat de landbouw in alle regio’s in stand wordt gehouden en concurrerender wordt, en de plattelandsgemeenschappen vitaal blijven.

2.

De regulering van de schommelingen van landbouwprijzen kan niet los worden gezien van de strijd tegen oneerlijke handelspraktijken in het kader van de voedselvoorzieningsketen; de machtsverhoudingen die de verdeling van de meerwaarde binnen de verschillende branches bepalen worden immers beïnvloed door de marktschommelingen, en een en ander valt meestal negatief uit voor de producenten, die vanwege de toenemende concentratie in de voedingsmiddelenindustrie en met name de groothandel, zwak staan in de onderhandelingen.

3.

Het Comité is ingenomen met dit initiatief van de Commissie voor de vaststelling van Europese wetgeving ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, waarmee gehoor wordt gegeven aan de oproep uit zijn advies over „Regulering van de schommelingen van de landbouwprijzen” om specifieke Europese regels uit te werken teneinde oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen aan banden te leggen, zoals voorgesteld in de resolutie van het EP van 7 juni 2016 [2015/2065 (INI)], en wel om de volgende redenen: contracten zorgen er tot op zekere hoogte voor dat het risico gespreid wordt, maar kunnen het evenwicht tussen de partijen niet echt herstellen; antimonopoliebepalingen volstaan niet om oneerlijke handelspraktijken en de ongelijke machtsverhoudingen die kenmerkend zijn voor de levensmiddelensector te bestrijden; de mechanismen voor zelfregulering zijn niet altijd efficiënt waar het erom gaat eerlijke marktpraktijken te verzekeren, met name omdat de landbouwers en de verwerkende bedrijven vaak geen klacht willen indienen uit angst om van de markt te worden verdrongen; er is dus regelgeving op EU-niveau nodig om de mededingingsvoorwaarden op elkaar af te stemmen en ervoor te zorgen dat de Europese landbouwers en consumenten van eerlijke verkoop- en aankoopvoorwaarden kunnen profiteren.

4.

Het Comité beschouwt het voorstel als een mooi uitgangspunt, maar meent dat de Commissie veel verder moet gaan om de landbouwers beter te beschermen. De inkomens van landbouwers liggen momenteel 40 % lager dan het gemiddelde loon. De waarde van een landbouwproduct is op dit moment als volgt gespreid: de landbouwer ontvangt gemiddeld 21 %, de verwerker 28 % en de distributeur 51 %. Om ervoor te zorgen dat de handelsbetrekkingen evenwichtiger worden en een groter gedeelte van het levensmiddelenbudget van huishoudens naar de landbouw gaat, zoals aanbevolen in het CvdR-advies over het GLB na 2020, moet actie worden ondernomen.

5.

In het richtlijnvoorstel moet een principieel verbod op oneerlijke handelspraktijken worden opgenomen, zoals aanbevolen in de effectbeoordeling; op die manier kan eventueel misbruik in de toekomst worden aangepakt.

6.

Hoewel het Comité het met de Commissie eens is dat kleine en middelgrote ondernemingen als eerste worden getroffen door oneerlijke handelspraktijken, meent het dat het toepassingsgebied van het voorstel moet worden uitgebreid; de bepalingen moeten niet alleen gelden voor kleine en middelgrote ondernemingen en toeleverende landbouwers, maar voor alle actoren in de voedselvoorzieningsketen, ongeacht waar zij gevestigd zijn.

7.

Het verbod op betalingsachterstanden moet worden uitgebreid tot niet-bederfelijke producten.

8.

In de lijst van verboden oneerlijke praktijken moet ook doorverkoop met verlies worden opgenomen, en aankopen tegen een prijs die onder de productiekosten ligt moeten worden bestraft.

9.

Ook moet er een verbod komen op discriminerende of ondoorzichtige elektronische veilingen.

10.

In de contracten met landbouwers moet nauwkeurig worden aangegeven hoe en aan de hand van welke criteria de prijs wordt bepaald, zodat zij te allen tijde kunnen berekenen op welke prijs ze recht hebben.

11.

Ter aanvulling van de nationale controleregeling moet worden voorzien in een Europees mechanisme, zodat ook transnationale oneerlijke handelspraktijken onder de richtlijn vallen; daarbij moet terdege rekening worden gehouden met de nationale omstandigheden, maatregelen en beste praktijken.

12.

In het licht van de toenemende internationalisering van bedrijven, met name in de landbouwsector, pleit het CvdR ervoor om ook transacties op te nemen waarbij in derde landen gevestigde leveranciers/afnemers betrokken zijn, om te voorkomen dat kleine en middelgrote ondernemingen ertoe worden aangezet buiten de EU te kopen en om EU-bedrijven die aan buitenlandse afnemers verkopen, te beschermen.

13.

Het Comité is van oordeel dat deze richtlijn niet zal volstaan om de situatie van de landbouwers te verbeteren als het algemene kader waarbinnen zij werken niet wordt veranderd.

14.

Ter aanvulling van deze richtlijn moeten de volgende stappen worden genomen:

a)

bij de prijsbepaling in contracten moet rekening worden gehouden met de productiekosten van landbouwers, zodat het voor de producenten aantrekkelijker wordt contracten te sluiten;

b)

er moeten aanvullende maatregelen voor prijstransparantie worden genomen;

c)

al te grote concentratie in de distributie-, agrofood- en toeleverende sectoren moet worden tegengegaan;

d)

er moeten billijkere internationale handelsbetrekkingen op landbouwgebied worden ontwikkeld, zoals ook wordt bepleit in het advies over het GLB na 2020.

Brussel, 4 juli 2018.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Karl-Heinz LAMBERTZ


Top