This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52020AE5343
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions — Chemicals Strategy for Sustainability — Towards a Toxic-Free Environment’ (COM(2020) 667 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu (COM(2020) 667 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu (COM(2020) 667 final)
EESC 2020/05343
PB C 286 van 16.7.2021, p. 181–189
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
16.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 286/181 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Strategie voor duurzame chemische stoffen — Op weg naar een gifvrij milieu
(COM(2020) 667 final)
(2021/C 286/30)
Rapporteur: |
Maria NIKOLOPOULOU |
Corapporteur: |
John COMER |
Raadpleging |
Europese Commissie, 28.10.2020 |
Rechtsgrondslag |
Artikelen 192, lid 1, en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
Bevoegde afdeling |
Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu |
Goedkeuring door de afdeling |
15.4.2021 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
27.4.2021 |
Zitting nr. |
560 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
242/1/7 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het EESC steunt de doelstelling van de Commissie om tot een gifvrij milieu te komen en ervoor te zorgen dat chemische stoffen zodanig worden geproduceerd dat hun positieve bijdrage aan de samenleving wordt gemaximaliseerd en de milieueffecten worden verminderd. |
1.2. |
Er moet worden vastgesteld welke toepassingen van chemische stoffen “essentieel” zijn. Daarnaast is er behoefte aan een duidelijk omschreven methode waarmee wordt bepaald hoe chemische stoffen “veilig en inherent duurzaam” kunnen worden gemaakt. In dit verband is het zaak om “tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen” zo breed, ondubbelzinnig en eenvoudig mogelijk te identificeren, te beoordelen en in te delen, zodat de industrie zich kan aanpassen. |
1.3. |
Het EESC staat achter het standpunt van de Commissie dat de EU wereldwijd het voortouw moet nemen bij de productie en het gebruik van veilige en duurzame chemische stoffen. Daarnaast wijst het op het belang van een gelijk speelveld voor bedrijven in internationale handelsovereenkomsten, en van maatregelen voor een rechtvaardige transitie voor alle EU-burgers. |
1.4. |
De betrokkenheid van de bevolking en de industrie, alsook vernieuwende denkwijzen, in combinatie met transparantie en participatie in het besluitvormingsproces, zijn nodig om de strategie tot een succes te maken. |
1.5. |
Met de strategie wordt beoogd de generieke aanpak van risicobeheer te verruimen tot consumentenartikelen die gevaarlijke chemische stoffen zoals carcinogene, mutagene of hormoonontregelende stoffen bevatten. Om het voor het bedrijfsleven echter gemakkelijker te maken zich aan te passen, moet het evenwicht tussen generieke en risicobeoordelingen worden gewaarborgd. |
1.6. |
Correcte en consistente etikettering moet verplicht worden gesteld en er moet ter zake voor handhaving worden gezorgd in de hele toeleveringsketen, ook waar het gaat om producten die nanomaterialen bevatten. |
1.7. |
Het is een goede zaak dat ervoor wordt geijverd om de strategische autonomie van de EU te versterken, met name wat betreft chemische stoffen die gebruikt worden voor toepassingen in de gezondheidszorg, maar het EESC zou graag zien dat in andere sectoren dezelfde inspanning wordt geleverd en dringt erop aan dat een herziening van het industriebeleid van de EU wordt overwogen, zodat een deel van de productie van de belangrijkste chemische stoffen naar de EU-landen kan worden overgebracht. |
1.8. |
Het EESC vindt het belangrijk dat het tekort aan beschikbare chemische gegevens wordt aangepakt om innovatie en het consumentenvertrouwen te stimuleren en correcte effectbeoordelingen te verrichten. Het is van essentieel belang om over toegankelijke en betrouwbare databanken voor onderzoeksresultaten te beschikken, de industriële eigendomsrechten en octrooien die de toegang tot gegevens beperken te herzien en het beginsel “geen gegevens, geen markt” te versterken. |
1.9. |
Het EESC beschouwt de aanpak van mengsels van chemische stoffen als een belangrijke stap voorwaarts bij de risicobeoordeling van chemische stoffen. Het is echter cruciaal om meer aan onderzoek en ontwikkeling te doen teneinde de huidige kennisleemten op te vullen en de beoordeling en het beheer van mengsels van chemische stoffen vooruit te helpen. |
2. Commissievoorstel
2.1. |
Deze strategie is ook een kans om de maatschappelijke waarde van chemische stoffen te verzoenen met de gezondheid van de mens en de grenzen van onze planeet, om tegemoet te komen aan de legitieme wens van de Europese burger om een hoog niveau van bescherming tegen gevaarlijke chemische stoffen te bereiken en om de Europese industrie te promoten als wereldleider op het gebied van de productie en het gebruik van veilige en duurzame chemische stoffen. |
2.2. |
In het streven naar een gifvrij milieu wordt een nieuwe hiërarchie in het beheer van chemische stoffen vastgesteld. Deze houdt onder meer in dat moet worden gezorgd voor een veilig en duurzaam gebruik, dat tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen met een chronisch effect op de menselijke gezondheid en het milieu tot een minimum moeten worden beperkt of moeten worden vervangen, en dat het gebruik van de schadelijkste stoffen voor toepassingen die niet essentieel zijn voor de samenleving, met name in consumentenartikelen, geleidelijk tot nul wordt teruggebracht.
Figuur De gifvrije hiërarchie — een nieuwe hiërarchie in het beheer van chemische stoffen
|
2.3. De strategie is gericht op vijf hoofddoelen
2.3.1. |
Innovatie voor veilige en duurzame chemische stoffen in de EU. De voorgestelde maatregelen omvatten onder meer de ontwikkeling van EU-criteria voor de veiligheid en inherente duurzaamheid van chemische stoffen, de invoering van wettelijke voorschriften betreffende de aanwezigheid in producten van tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen via het initiatief inzake duurzame producten en de aanbrenging van wijzigingen in de EU-wetgeving inzake industriële emissies om het gebruik van veiligere chemische stoffen door de industrie in de EU te bevorderen. |
2.3.2. |
Versterking van het rechtskader van de EU om dringende milieu- en gezondheidsproblemen aan te pakken. De voorgestelde maatregelen zijn erop gericht om consumenten en werknemers te beschermen door de schadelijkste chemische stoffen te weren uit alle consumentenartikelen, bijv. materialen die met levensmiddelen in aanraking komen, speelgoed, kinderverzorgingsartikelen, cosmetica, detergenten, meubels en textiel. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan chemische stoffen die kanker of genmutaties kunnen veroorzaken, het voortplantings- of hormoonsysteem beïnvloeden of persistent en bioaccumulerend zijn. Deze aanpak zal uiteindelijk ook worden toegepast op chemische stoffen die het immuun-, zenuw- en ademhalingsstelsel aantasten en chemische stoffen die toxisch zijn voor een specifiek orgaan. Zolang de generieke aanpak van het risicobeheer nog niet is ingevoerd, worden stoffen met alle bovengenoemde gevaren bij voorrang aan beperkingen onderworpen voor alle toepassingen en door ze te groeperen, in plaats van ze een voor een te reguleren. |
2.3.3. |
Vereenvoudiging en consolidatie van maatregelen om het rechtskader te verbeteren. Het voorstel omvat ook de invoering van een “één stof, één beoordeling”-proces om de gevaren-/risicobeoordeling van chemische stoffen in alle chemische wetgeving te coördineren, de governance van het Europees Agentschap voor chemische stoffen te versterken en de duurzaamheid van zijn financieringsmodel te vergroten. Daarnaast worden in de strategie gerichte wijzigingen voorgesteld van de Reach-verordening (inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen) en de CLP-verordening (betreffende de indeling, etikettering en verpakking), die moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving en, indien nodig, worden onderworpen aan evaluaties en effectbeoordelingen. |
2.3.4. |
Opbouw van een uitgebreide kennisbasis over chemische stoffen. Er zal een EU-systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen inzake chemische stoffen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat het EU-beleid opkomende chemische risico’s aanpakt zodra die door monitoring en onderzoek zijn vastgesteld; daarbij zal een kader van indicatoren worden ontwikkeld om de oorzaken en effecten van chemische verontreiniging te monitoren en de doeltreffendheid van de wetgeving inzake chemische stoffen te meten. |
2.3.5. |
Het voorbeeld geven voor een goed beheer van chemische stoffen overal ter wereld. Deze maatregelen moeten bijdragen aan de capaciteitsopbouw van derde landen op het gebied van de beoordeling en het beheer van chemische stoffen en ervoor zorgen dat gevaarlijke chemische stoffen die in de EU verboden zijn, niet voor uitvoer worden geproduceerd. |
3. Algemene opmerkingen
3.1. |
In de afgelopen vijftig jaar zijn chemische stoffen een centrale plaats gaan innemen in onze manier van leven en hebben zij een positieve bijdrage geleverd aan onze cultuur en aan de vooruitgang van de samenleving als geheel, waarvan het bevolkingsaantal almaar toeneemt. Tegelijkertijd kunnen chemische stoffen — zowel synthetische als in de natuur voorkomende chemische stoffen — gevaarlijke eigenschappen hebben die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid en het milieu.
Desondanks wordt de mensheid er steeds afhankelijker van. Volgens de VN zal de productie van chemische stoffen tussen 1990 en 2030 zeven keer sneller groeien dan de wereldbevolking. |
3.2. |
We zouden allemaal moeten instemmen met de prijzenswaardige doelstelling van een gifvrij milieu, en hoe moeilijk het ook is om deze te verwezenlijken, er is geen excuus om niet te proberen vooruit te komen. Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Commissie om met het oog hierop een rondetafelbijeenkomst op hoog niveau met alle belanghebbenden te organiseren. |
3.3. |
Grote hoeveelheden gevaarlijke chemische stoffen, afkomstig uit vele bronnen, zoals gezuiverd en ongezuiverd huishoudelijk en industrieel afvalwater, stortplaatsen, verbranding en productieprocessen, blijven weglekken naar het milieu en kunnen zich verspreiden via de lucht, de bodem en het water, waar zij ernstige schade aanrichten (1). |
3.4. |
Er zijn veel aanhoudende problemen als gevolg van chemische verontreiniging. Zo migreren PBDE’s (polybroomdifenylethers) en andere brandvertragers gemakkelijk uit de producten waaraan zij zijn toegevoegd, zoals polyurethaanschuim, en verontreinigen zij vervolgens de lucht en het stof. Hoewel veel schadelijke PBDE’s verboden zijn, blijven ze in het milieu aanwezig door hun persistentie en hun grootschalige gebruik. |
3.5. |
Bij de vervanging van dergelijke gevaarlijke chemische stoffen moeten we er zeker van zijn dat het effect ervan een aanzienlijke verbetering betekent. Biodiesel uit palmolie, die ontbossing in de hand werkt, kan bijvoorbeeld slechter zijn voor het milieu dan het gebruik van fossiele brandstoffen. |
3.6. |
Bovendien moeten regelgevers beseffen en voorkomen dat er gepoogd wordt om een gevaarlijke chemische stof te vervangen door chemische stoffen met soortgelijke gevaarlijke eigenschappen. Zo moeten PFAS als een groep worden behandeld in plaats van op individuele basis. Nieuw onderzoek suggereert dat bepaalde alternatieven voor uitgefaseerde PFAS wellicht niet veiliger zijn (2). |
3.7. |
Het baart het EESC zorgen dat decontaminatieactiviteiten om de menselijke gezondheid en het milieu te herstellen wellicht niet zullen volstaan, met name voor essentiële chemische stoffen waarvoor nog geen gifvrije alternatieven beschikbaar zijn of waarvoor een langetermijnontwikkelingsproces nodig is, alsook voor de uitgefaseerde chemische stoffen die wegens hun persistentie in het milieu nog steeds aanleiding geven tot grote bezorgdheid. Er worden nog steeds grote inspanningen geleverd om saneringsstrategieën vast te stellen, en in dit verband kijkt het EESC uit naar het komende actieplan om de vervuiling tot nul terug te brengen. |
3.8. |
Het EESC pleit ervoor dat correcte en consistente etikettering voor de hele toeleveringsketen verplicht wordt gesteld, en dat wordt toegezien op de naleving ervan, voor producten die nanomaterialen bevatten (speelgoed, biociden, kleding, pesticiden, geneesmiddelen, verf, kinderverzorgingsproducten enz.). |
3.9. |
Het EESC vraagt zich ook af of het tijdschema voor de verschillende gelijktijdig uit te voeren acties realistisch en haalbaar is, gezien de noodzaak van de industrie om zich geleidelijk aan de transitie aan te passen, zonder ernstige negatieve sociale en economische gevolgen. Bovendien moet de capaciteitsopbouw van de autoriteiten worden versterkt; dit is van essentieel belang voor de succesvolle uitvoering van het geplande geactualiseerde beleid. |
3.10. |
Sommige aspecten ontbreken of worden onvoldoende toegelicht in de strategie, zoals de geraamde energiebalans van de voorgestelde chemische transitie en de gevolgen voor werknemers en grote en kleine ondernemingen in Europa. Er moet financiering vanuit de Europees structuur- en investeringsfondsen komen om een doeltreffende uitvoering van de strategie te waarborgen. |
4. Specifieke opmerkingen
4.1. Innovatie voor veilige en duurzame chemische stoffen
4.1.1. |
Men is het erover eens dat de overgang naar criteria voor de veiligheid en inherente duurzaamheid van chemische stoffen een sociale en economische noodzaak is, teneinde de groene en digitale transitie van de industrie in de EU te vergemakkelijken. Dit zal een enorme uitdaging zijn en het noodzakelijke onderzoek is potentieel zeer kostbaar, maar zal wel een aantal concurrentievoordelen bieden. Er zal echter sprake kunnen zijn van banenverlies en economische verliezen, aangezien niet alle bedrijven zich kunnen aanpassen en niet alle werknemers omgeschoold of bijgeschoold kunnen worden. Financiële en stimuleringsmaatregelen zijn dan ook cruciaal om een rechtvaardige transitie te bewerkstelligen, waarbij speciale aandacht moet uitgaan naar werknemers met het oog op banenbehoud of het aanbieden van een levensvatbaar alternatief, en het ondersteunen van investeringen en innovatieve bedrijfsmodellen. |
4.1.2. |
Maatregelen om te zorgen voor een volledige aanpassing van werknemers, zoals het stimuleren en bekostigen van omscholing en specialisatiecursussen om banenverliezen te voorkomen, worden niet gespecificeerd. Het is ook verontrustend hoe de geo-allocatie van de industriesectoren het effect van de strategie zal bepalen. Er moet rekening worden gehouden met in perifere gebieden gevestigde industrieën en met het hoge percentage kmo’s dat in de sector actief is. |
4.1.3. |
Het nog uit te werken begrip “veilig en inherent duurzaam” leidt onder belanghebbenden tot bezorgdheid. Bij de definitie van veilige en inherent duurzame chemische stoffen en de vaststelling van de juiste vaardigheden om de productie ervan te stimuleren, moeten de criteria van alle betrokken actoren dan ook in aanmerking worden genomen. |
4.1.4. |
Het proces inzake de registratie, beoordeling en autorisatie van chemische stoffen is complex en vereist specialisatie. Dit kan voor kleine en middelgrote ondernemingen lastig zijn en brengt meestal hoge nalevings- en administratieve kosten met zich mee. Om het gemakkelijker te maken de in de Reach- en CLP-verordeningen bedoelde registratie- en regelgevingsprocedures voor risicobeheer te doorlopen, moet de procedure worden vereenvoudigd of zou training voor niet-deskundigen gestimuleerd kunnen worden. |
4.1.5. |
Nieuwe en schonere industriële processen en technologieën zullen de ecologische voetafdruk van de productie van chemische stoffen verkleinen, de rijpheid voor de markt verbeteren en bijdragen tot de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en de overkoepelende Europese Green Deal. Beoordelingsrichtsnoeren en de uitwisseling van beste praktijken voor het ontwerpen en toepassen van schonere industriële processen en technologieën zouden een dergelijke transitie mogelijk maken. Daarbij moet worden gekeken naar de beste beschikbare technologieën. |
4.1.6. |
De Commissie streeft ernaar de aanwezigheid van tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen in gerecyclede materialen tot een minimum te beperken, door in het kader van het initiatief voor een beleid voor duurzame producten eisen te stellen en informatie te verstrekken over chemische inhoud en veilig gebruik. Het gebruik van recycleerbare materialen mag het niet mogelijk maken dat er nog gevaarlijke chemische stoffen in hogere concentraties worden gebruikt (3). Het is zaak om “tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen” zo breed en ondubbelzinnig maar ook zo eenvoudig mogelijk te identificeren, te beoordelen en in te delen, zodat de industrie zich kan aanpassen. |
4.1.7. |
Deze maatregelen zullen het vertrouwen van consumenten en producenten in gerecycleerde producten vergroten. Het gebrek aan adequate informatie over de chemische inhoud van artikelen die gemaakt zijn met gerecycleerd materiaal is een heikel punt; beperkingen in verband met gegevensbescherming kunnen op dit gebied voor problemen zorgen. |
4.1.8. |
In de strategie worden meer investeringen in innovatieve technologieën aangekondigd. Dit is een uitgelezen kans om het onderzoek te stimuleren op het gebied van de valorisatie van industriële afvalstoffen, met name van agro-voedingsafval, waarvan het grote potentieel wordt belemmerd door onvoldoende investeringen.
Zowel in de “van-boer-tot-bordstrategie” als in de strategie voor duurzame chemische stoffen wordt echter vrijwel geen aandacht besteed aan de wettelijke voorschriften voor producten afkomstig van gevaloriseerd agro-voedingsafval. De aanwezigheid van residuen van geneesmiddelen in behandelde dierlijke mest, het hergebruik van behandeld afvalwater voor gewasirrigatie en de residuen van geneesmiddelen en pesticiden, herbiciden en insecticiden in geoptimaliseerd voedselafval geven bijvoorbeeld aanleiding tot grote bezorgdheid, aangezien deze bioactieve stoffen zich in het milieu kunnen verspreiden en negatieve gevolgen voor ecosystemen kunnen hebben. Daarom moeten zij worden geïdentificeerd, beoordeeld en gereguleerd. De menselijke bevolking kan niet alleen worden getroffen door blootstelling, maar ook door consumptie, aangezien deze stoffen doorheen de voedselketen onderhevig kunnen zijn aan bioaccumulatie en biomagnificatie. |
4.1.9. |
Stoffen die beschouwd worden als tot bezorgdheid aanleiding gevend, veroorzaken verwarring onder belanghebbenden. Om inzicht te krijgen in de gevolgen van deze maatregel voor de huidige materiaalcycli, zou het nuttig zijn te verduidelijken welke eisen zullen worden ingevoerd en welk tijdschema voor de uitvoering zal worden gevolgd. |
4.1.10. |
De geraamde energiebalans van de voorgestelde chemische transitie geeft aanleiding tot bezorgdheid. Aangezien de belangrijkste vereiste transformaties voor groene materiaalcycli zwaar endotherme processen zijn (bijv. scheiding, recycling, decontaminatie, chemische omzetting), zal de vraag naar energie naar verwachting toenemen. Bovendien moet de koolstofvoetafdruk van de productie van chemische stoffen worden verkleind, aangezien dit meestal een energie-intensief proces is. |
4.1.11. |
Waterstof heeft hiervoor veel potentieel, als energiebron en als chemisch reductiemiddel in doelgerichte processen (bijv. ter vervanging van koolstof als reductor). Waterstofbrandstofcellen zijn echter nog steeds afhankelijk van duur en milieuonvriendelijk platina. Er is behoefte aan fundamenteel chemisch onderzoek om alternatieven voor platina te vinden. |
4.1.12. |
De Commissie beoogt meer veerkracht bij de levering en duurzaamheid van chemische stoffen die in essentiële toepassingen voor de EU-samenleving worden gebruikt, door de EU minder afhankelijk te maken en de strategische prognose voor chemische stoffen te vergroten. Vergroting van de veerkracht waar het gaat om chemische stoffen die gebruikt worden voor toepassingen in de gezondheidszorg zal aanzienlijke vooruitgang betekenen voor de EU-markt en de industrie van chemische stoffen die in de gezondheidszorg worden gebruikt. We moeten weten hoe deze maatregelen zouden worden toegepast op andere chemische stoffen waarvan het gebruik essentieel is. |
4.1.13. |
Producten vervaardigd met grondstoffen die worden ingevoerd uit niet-EU-landen, zoals zeldzame aardmetalen, die worden verkregen via mijnbouwactiviteiten die milieu- en gezondheidsrisico’s inhouden, zijn van cruciaal belang geworden voor diverse moderne technologieën, van mobiele telefoons en televisietoestellen tot ledlampen en windturbines. Het is dan ook de vraag welke strategieën zullen worden ingevoerd om een eind te maken aan de afhankelijkheid van andere essentiële stoffen, waarvoor de productieprocessen zijn aangewezen op levering uit niet-EU-landen. |
4.1.14. |
Het EESC vraagt zich ook af hoe de “veilige en inherent duurzame” aanpak van toepassing zal zijn op leveranciers van buiten de EU, die hun eigen regelgeving voor chemische stoffen hebben. Aangezien de grenzen van deze criteria voor de productie van chemische stoffen nog niet zijn vastgesteld, is het niet duidelijk of het beginsel en de beoordelingsmaatregelen van toepassing zullen zijn op grondstoffen, ongeacht hun oorsprong. Ook blijft onduidelijk hoe de voorgestelde maatregelen aan elkaar zullen worden gekoppeld en in evenwicht zullen worden gebracht met de verschillende bestaande beleidsmaatregelen in niet-EU-landen die betrokken zijn bij de waardeketens voor chemische stoffen in de EU. |
4.1.15. |
Het EESC stelt daarom voor dat de industriestrategie van de EU wordt herzien en dat wordt overwogen om de terugkeer van de productie van chemische stoffen naar de EU-landen te stimuleren. Daardoor zal niet alleen de strategische autonomie van de EU worden versterkt, maar zullen ook nieuwe hoogwaardige banen worden gecreëerd en zal de verwezenlijking van de strategie voor duurzaam gebruik van chemische stoffen worden vergemakkelijkt. |
4.2. Sterker rechtskader van de EU om dringende milieu- en gezondheidsproblemen aan te pakken
4.2.1. |
Het EESC vindt het een goede zaak dat de Commissie de generieke aanpak van het risicobeheer wil verruimen. Het gebruik van sommige producten zal echter worden beperkt en er moet dan ook voor consistentie worden gezorgd tussen generieke en specifieke risicobeoordelingen voor alle chemische stoffen, zodat de industrie zich geleidelijk kan aanpassen. |
4.2.2. |
Het EESC juicht het ook toe dat er bij de PFAS-regelgeving gebruik wordt gemaakt van groepering en onderschrijft dat er wellicht in toenemende mate groeperingsstrategieën moeten worden vastgesteld om de wetgeving efficiënter en doeltreffender te maken (4). |
4.2.3. |
In het kader van de strategie zal worden voorgesteld om in de CLP-verordening nieuwe gevarenklassen en criteria op te nemen teneinde milieutoxiciteit, persistentie, mobiliteit en bioaccumulatie ten volle aan te pakken. De beoordeling van de schadelijke milieugevolgen van chemische stoffen en de indeling van chemische stoffen in verschillende gevarenklassen moeten op brede en transparante wijze hun beslag krijgen. De indelingscriteria moeten in detail worden gedefinieerd, zodat kan worden ingespeeld op eventuele zorgen over andere producten die in ontwikkeling zijn. |
4.2.4. |
De opname van hormoonontregelende stoffen, persistente, mobiele en toxische stoffen en zeer persistente en zeer mobiele stoffen in de categorie zeer zorgwekkende stoffen (SVHC, Substances of Very High Concern) vereist een uitgebreide en transparante beoordeling en evaluatie. Er is behoefte aan grotere samenhang tussen de SVHC die genoemd worden in Reach en in andere Europese wetgeving (bijv. de kaderrichtlijn water van de EU). |
4.2.5. |
De strategie is vooral gefocust op hormoonontregelende stoffen en PFAS en gaat ook over pesticiden, biociden, geneesmiddelen, zware metalen, weekmakers en brandvertragers als gevaarlijke stoffen. Andere tot bezorgdheid aanleiding gevende chemische stoffen, zoals nanomaterialen, worden echter nauwelijks vermeld. Hoewel zij in Reach zijn opgenomen, is de herziening van de definitie nog hangende en blijft de regelgeving ter zake ontoereikend (zo ontbreekt het aan regelgeving inzake het vrijkomen van nanomaterialen in het milieu, is er geen beperking op het in de handel brengen ervan, schiet de transparantie tekort en moet er een EU-register worden ingevoerd om hun traceerbaarheid van productie tot consument te garanderen). |
4.2.6. |
Gezien het uitgebreid gedocumenteerde bewijs in verband met sommige groepen stoffen zou de EU het gebruik van reeds geïdentificeerde hormoonontregelende stoffen zoals bisfenol en ftalaten niet alleen moeten beperken, maar soms zelfs moeten verbieden; dit geldt ook voor chemische stoffen zonder voedingsnut in levensmiddelen, zoals nanomaterialen. |
4.2.7. |
Maatregelen om de vervanging van SVHC en andere gevaarlijke stoffen te bevorderen en te vergemakkelijken, kunnen worden vormgegeven via een financieel mechanisme (bonus/malus). |
4.2.8. |
Wat de risicobeoordeling van zorgwekkende chemische stoffen betreft, is er relevante vooruitgang geboekt doordat speciale aandacht wordt besteed aan mengsels. Daarnaast is het EESC verheugd dat zowel opzettelijke als onopzettelijke mengsels aan de orde zullen komen. De resterende leemten in de kennis over de toxiciteit van en de blootstelling aan mengsels en het grote aantal chemische stoffen dat in gebruik is, leiden echter tot voorstellen zoals het systematische gebruik van mengselbeoordelingsfactoren voor afzonderlijke chemische stoffen, om de gevolgen van onopzettelijke mengsels aan te pakken. Er bestaan zorgen over de betrouwbaarheid van mengselbeoordelingsfactoren bij de beoordeling van chemische risico’s, aangezien het hier niet om een scenariospecifieke factor gaat. Het EESC is dan ook krachtig voorstander van de in het verslag (SWD(2020) 250 (5)) genoemde prioriteiten en aanbevelingen inzake onderzoek en ontwikkeling om mengsels van chemische stoffen doeltreffend te kunnen beoordelen en beheren. |
4.3. Vereenvoudiging en consolidatie van het rechtskader
4.3.1. |
Het EESC stemt ermee in dat de “één stof, één beoordeling”-benadering wordt gehanteerd om de veiligheid van chemische stoffen efficiënt te beoordelen. |
4.3.2. |
Dit zal de goedkeuringsprocedure vereenvoudigen en versnellen, wat de producenten ten goede zal komen en het onderzoek naar en de ontwikkeling van alternatieve gifvrije stoffen zal vergemakkelijken. De verschillende effecten van dezelfde stof in verschillende omstandigheden en ook in mengsels mogen echter niet buiten beschouwing worden gelaten. |
4.3.3. |
Ongeveer 30 % van de waarschuwingen over gevaarlijke producten op de markt betreft risico’s in verband met chemische stoffen en slechts een derde van de registratiedossiers van de door de industrie in het kader van Reach geregistreerde chemische stoffen voldoet volledig aan de informatie-eisen. |
4.3.4. |
De nultolerantie voor niet-naleving en de voorgestelde maatregelen ter intensivering van de uitvoering en handhaving van de wetgeving inzake chemische stoffen zijn welkom. Er wordt ten zeerste aanbevolen het “geen gegevens, geen markt”-beginsel naar behoren toe te passen, in plaats van ongereguleerde producten en chemische stoffen op de markt te brengen. |
4.3.5. |
Bovendien moeten gegevens over tot de markt toegelaten chemische stoffen regelmatig door dezelfde registranten worden bijgewerkt, omdat Reach op bepaalde punten tekortschiet. Volgens het evaluatieverslag over chemische stoffen (6) was er bij 64 % van de beoordeelde stoffen (126 van de 196) onvoldoende informatie om de veiligheid van de in Europa op de markt gebrachte chemische stoffen te kunnen bewijzen. |
4.3.6. |
Bijna 90 % van de als gevaarlijk beschouwde producten wordt van buiten de EU ingevoerd. De wereldwijde productie van chemische stoffen zal naar verwachting blijven toenemen. Het is waarschijnlijk dat de EU en de OESO-landen zich zullen concentreren op de ontwikkeling en fabricage van technologisch geavanceerde chemische producten, zoals op maat gemaakte chemische producten en biowetenschappelijke chemicaliën. Afrika, het Midden-Oosten en Azië zullen zich waarschijnlijk toeleggen op de productie van grote hoeveelheden chemische grondstoffen. Dit zal de EU enorme problemen opleveren op het gebied van grenscontroles en economisch concurrentievermogen. Er zullen maatregelen nodig zijn om in vrijhandelsovereenkomsten een gelijk speelveld voor EU-ondernemingen te garanderen. |
4.3.7. |
Het EESC is ingenomen met de maatregelen om de EU-grenscontroles en de samenwerking met platforms voor rechtstreekse onlineverkoop te versterken. |
4.4. Een uitgebreide kennisbasis over chemische stoffen
4.4.1. |
Aangezien de EU niet over een alomvattende informatiebasis voor alle stoffen beschikt, zijn voorstellen voor maatregelen om de beschikbaarheid van chemische gegevens te verbeteren, welkom, zolang ze maar doeltreffend zijn. |
4.4.2. |
Vanuit het oogpunt van de industrie maakt het twijfelachtige octrooistelsel het onmogelijk om alle aspecten van gepatenteerde producten op de markt bekend te maken. |
4.4.3. |
Vanuit wetenschappelijk oogpunt belemmert de beperkte reikwijdte van gratis open wetenschap de vrije uitwisseling van kennis en de combinatie van inspanningen en investeringen. Regels inzake bescherming van wetenschappelijke gegevens en onvoldoende gefundeerde industriële eigendomsrechten beperken de toegankelijkheid van alle relevante chemische gegevens, en daarmee de innovatie. |
4.4.4. |
De conflicten over de toegankelijkheid van gegevens moeten worden aangepakt en opgelost door maatregelen te nemen om de beschikbaarheid van gegevens te vergroten en de kwaliteit ervan te verbeteren. Wanneer er een gebrek aan wetenschappelijke kennis is, kan bijvoorbeeld een mechanisme worden gecreëerd waarbij industrieën die gefabriceerde nanomaterialen invoeren, onafhankelijk onderzoek naar de risico’s van nanomaterialen financieren. |
4.4.5. |
De Commissie wil onderzoek en (bio)monitoring blijven stimuleren om risico’s die verband houden met chemische stoffen te begrijpen en te voorkomen, en zal aansporen tot innovatie bij de beoordeling van chemische risico’s en in onderzoek op het gebied van regelgeving. |
4.4.6. |
Er moet ook worden gezorgd voor werknemersparticipatie en financiële steun voor het optimaliseren van de beste praktijken op het gebied van zowel industriële als wetenschappelijke kennisoverdracht, zodat innovatie door onderzoek gemakkelijker wordt en betrouwbare databanken vrij en gemakkelijk toegankelijk zijn. Bovendien moet iedereen die betrokken is bij de chemische industrie van de EU toegang krijgen tot innovatie. |
4.4.7. |
Maatregelen ter bevordering van de innovatie van veiligheidstests en de beoordeling van chemische risico’s waardoor dierproeven worden teruggedrongen, worden op prijs gesteld, vooral gezien de vooruitgang op het gebied van onderzoek en de ontwikkeling van baanbrekende nieuwe methoden (bijv. in-vitrotests) die de kwaliteit, de efficiëntie en de snelheid van de risicobeoordelingen van chemische gevaren zullen verbeteren. |
4.4.8. |
Het is van essentieel belang te zorgen voor meer transparantie in de besluitvorming. Veel belangrijke zaken worden in besloten vergaderingen besproken, waardoor bij de EU-burgers verwarring ontstaat over de maatregelen van de EU om hun blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen te beperken. Ook moeten de ruwe gegevens op basis waarvan er beoordeeld en besloten wordt (ECHA en EFSA) (7) beschikbaar zijn. Er moet worden gezorgd voor meer transparantie inzake de besluiten en standpunten van de lidstaten betreffende chemische stoffen op de markt. |
4.5. Het voorbeeld geven voor een goed beheer van chemische stoffen overal ter wereld
4.5.1. |
Met het oog op de wereldwijde impact is het EESC verheugd dat de Commissie, als een van de maatregelen om veiligheids- en duurzaamheidsnormen buiten de EU te bevorderen, ervoor wil zorgen dat gevaarlijke chemische stoffen die in de EU verboden zijn, niet voor de uitvoer worden geproduceerd. Het blijft echter onduidelijk hoe de nog te ontwikkelen en te harmoniseren wetgevingsteksten wereldwijd zullen worden toegepast. Het verbieden van producten voor de uitvoer kan gevolgen hebben voor de industrie in andere landen waarvoor de ambitie van de strategie voor chemische stoffen niet geldt. Het is niet duidelijk hoe zal worden omgegaan met de gevolgen voor industrieën buiten de EU, als voormalige producenten en exporteurs van een specifiek product. |
4.6. Overmatig gebruik van chemische stoffen in de gezondheidszorg
Er moet veel meer onderzoek worden gedaan naar de ontwikkeling van beleid inzake ziektepreventie met speciale aandacht voor het immuunsysteem. Het doel moet zijn dat mensen dankzij een positieve houding ten opzichte van een gezonde levensstijl minder chemische behandelingen hoeven te ondergaan. Alle chemische behandelingen moeten zijn voorbehouden aan degenen voor wie zij van essentieel belang zijn, zodat overmatig gebruik wordt vermeden.
4.7. Chemische stoffen in de landbouw
4.7.1. |
De negatieve effecten van in de landbouw gebruikte pesticiden op het milieu moeten worden teruggedrongen zonder dat dit ten koste van de kwaliteit van de voedselproductie gaat of de voedselzekerheid in de EU in gevaar brengt. |
4.7.2. |
De huidige Europese onderzoeksalliantie, die tot taak heeft biologische alternatieven voor synthetische chemische stoffen in de landbouw te vinden en te testen, moet voldoende financiële middelen krijgen. De investeringen moeten worden gefocust op biologische bestrijdingsmiddelen. Er moet ook meer financiële steun worden vrijgemaakt om onderzoek en innovatie op het gebied van natuurlijke gewasgroeibevorderaars en gewasbeschermers te stimuleren. Zo kan bijvoorbeeld de inherente bioactiviteit van bepaalde natuurlijke verbindingen die door rhizobacteriën worden gemetaboliseerd, worden gebruikt als gewasbeschermer tegen externe pathogenen. |
4.7.3. |
Een veel gerichter gebruik van chemische meststoffen is wenselijk en dit zou moeten resulteren in een lager gebruik van chemische meststoffen. Verder onderzoek is nodig om alternatieven te ontwikkelen zodat de voedselproductie op peil blijft en de landbouwers een passend inkomen ontvangen. |
4.7.4. |
Er zijn verdere beoordelingen van milieu- en gezondheidsrisico’s nodig om na te gaan of het gebruik van biotechnologie en genetische manipulatie kan bijdragen tot de ontwikkeling van alternatieven voor chemische meststoffen en pesticiden. |
4.7.5. |
Als er geen andere haalbare alternatieven worden voorgesteld, zal een aanzienlijke vermindering van het gebruik van pesticiden de productiekosten doen stijgen en/of leiden tot lagere opbrengsten. Daarom moeten de kwesties van de economische lasten voor producenten en consumenten en de invoer van levensmiddelen uit derde landen worden onderzocht. |
4.7.6. |
De nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 is zeer ambitieus. Volgens de plannen moet ten minste 30 % van het Europese grondgebied worden omgevormd tot een netwerk van actief beheerde en beschermde gebieden. De biodiversiteitsstrategie zou een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit en het natuurherstel moeten leveren en zou de strategie voor duurzame chemische stoffen in de landbouwsector moeten helpen onderbouwen. |
4.7.7. |
In dit verband moeten speciale inspanningen worden geleverd om de biodiversiteit en met name bestuivers beter te beschermen tegen pesticiden. Zo vertoont het document met EFSA-richtsnoeren over de risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen grote leemten. Het moet gegevens bevatten over chronische toxiciteit, effecten van pesticiden op larven en gegevens over acute toxiciteit voor bijen en andere bestuivers. |
4.7.8. |
Aanzienlijke steun van het grote publiek en een echte cultuuromslag in onze aanpak van het gebruik van chemische stoffen, klimaatverandering en milieuvervuiling zijn onontbeerlijk om de strategie voor duurzame chemische stoffen tot een succes te maken. |
Brussel, 27 april 2021.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Christa SCHWENG
(1) Joyce Msuya, adjunct-directeur van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties.
(2) EU news alert issue 517, 22.11.2018.
(3) Advies van het EESC over de tenuitvoerlegging van de EU-milieuwetgeving op het gebied van luchtkwaliteit, water en afvalstoffen (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 33).
(4) Studie van de Europese Commissie ten behoeve van de strategie voor een gifvrij milieu van het zevende milieuactieprogramma.
(5) Commission Progress report on the assessment and management of combined exposures to multiple chemicals (chemical mixtures) and associated risks.
(6) Europees Milieubureau https://eeb.org/chemical-evaluation-report-achievements-challenges-and-recommendations-after-a-decade-of-reach/
(7) ECHA: Europees Agentschap voor chemische stoffen, EFSA: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid.