This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62022CN0203
Case C-203/22: Request for a preliminary ruling from the Verwaltungsgericht Wien (Austria) lodged on 16 March 2022 — CK
Zaak C-203/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Wien (Oostenrijk) op 16 maart 2022 — CK
Zaak C-203/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Wien (Oostenrijk) op 16 maart 2022 — CK
PB C 222 van 7.6.2022, p. 18–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 222 van 7.6.2022, p. 17–20
(GA)
7.6.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 222/18 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Wien (Oostenrijk) op 16 maart 2022 — CK
(Zaak C-203/22)
(2022/C 222/30)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgericht Wien
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: CK
Andere partijen in de procedure: Dun & Bradstreet Austria GmbH, Magistrat der Stadt Wien
Prejudiciële vragen
1) |
Aan welke inhoudelijke vereisten moet een verstrekte inlichting voldoen om te kunnen worden aangemerkt als voldoende “nuttig” in de zin van artikel 15, lid 1, onder h), van de algemene verordening gegevensbescherming (1) (AVG)? Moet — eventueel met inachtneming van een bestaand bedrijfsgeheim — in het geval van profilering door de verwerkingsverantwoordelijke in het kader van de openbaarmaking van de “onderliggende logica” in beginsel ook de informatie worden verstrekt die van essentieel belang is om het resultaat van de geautomatiseerde besluitvorming in het individuele geval begrijpelijk te maken, zoals met name 1) de verwerkte gegevens van de betrokkene, 2) de delen van het aan de profilering ten grondslag liggende algoritme die noodzakelijk zijn voor de begrijpelijkheid, en 3) de relevante informatie waaruit het verband tussen de verwerkte informatie en de waardering daarvan blijkt? Moet, ook wanneer het bestaan van een bedrijfsgeheim wordt tegengeworpen, in gevallen waarin wordt gebruikgemaakt van profilering, aan de inzagegerechtigde in de zin van artikel 15, lid 1, onder h), van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) hoe dan ook de volgende informatie over de specifiek op hem betrekking hebbende verwerking worden verstrekt teneinde hem in staat te stellen om de hem krachtens artikel 22, lid 3, van die verordening toekomende rechten uit te oefenen:
|
2) |
Bestaat er tussen enerzijds het bij artikel 15, lid 1, onder h), van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) toegekende recht van inzage en anderzijds het door artikel 22, lid 3, van deze verordening gewaarborgde recht om het eigen standpunt kenbaar te maken en het geautomatiseerde besluit aan te vechten in zoverre een verband dat de omvang van de op grond van een verzoek om inzage in de zin van artikel 15, lid 1, onder h), van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) te verstrekken informatie enkel voldoende “nuttig” is wanneer de om inzage verzoekende betrokkene in de zin van artikel 15, lid 1, onder h), van deze verordening in staat wordt gesteld om daadwerkelijk, diepgaand en met kans van slagen de rechten uit te oefenen die hem worden gegarandeerd door artikel 22, lid 3, van die verordening, te weten het recht om zijn eigen standpunt kenbaar te maken en om het op hem betrekking hebbende geautomatiseerde besluit als bedoeld in artikel 22 van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) aan te vechten? |
3) |
|
4) |
|
5) |
Wordt de omvang van de op grond van artikel 15, lid 1, onder h), van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) te verstrekken informatie op enigerlei wijze beperkt door artikel 15, lid 4, van deze verordening? Zo ja, op welke wijze wordt dit recht van inzage door artikel 15, lid 4, van die verordening beperkt en hoe moet in het concrete geval de omvang van deze beperking worden vastgesteld? |
6) |
Is § 4, lid 6, van het Datenschutzgesetz [(Oostenrijkse wet inzake de bescherming van persoonsgegevens)], waarin is bepaald dat “[h]et recht van inzage dat de betrokkene krachtens artikel 15 van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft jegens een verwerkingsverantwoordelijke, […] onverminderd andere wettelijke beperkingen in de regel niet [bestaat] wanneer het verstrekken van de betreffende informatie afbreuk zou doen aan een bedrijfsgeheim van de verwerkingsverantwoordelijke of een derde”, verenigbaar met artikel 15, lid 1, juncto artikel 22, lid 3, van die verordening? Zo ja, onder welke voorwaarden is dat het geval? |
(1) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (PB 2016, L 119, blz. 1).
(2) Richtlijn (EU) 2016/943 van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB 2016, L 157, blz. 1).