2009L0043 — NL — 05.01.2015 — 005.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
RICHTLIJN 2009/43/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146, 10.6.2009, p.1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
RICHTLIJN 2010/80/EU VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 22 november 2010 |
L 308 |
11 |
24.11.2010 |
|
RICHTLIJN 2012/10/EU VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 22 maart 2012 |
L 85 |
3 |
24.3.2012 |
|
RICHTLIJN 2012/47/EU VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 14 december 2012 |
L 31 |
43 |
31.1.2013 |
|
RICHTLIJN 2014/18/EU VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 29 januari 2014 |
L 40 |
20 |
11.2.2014 |
|
RICHTLIJN 2014/108/EU VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 12 december 2014 |
L 359 |
117 |
16.12.2014 |
RICHTLIJN 2009/43/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 1 ),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 2 ),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verdrag schrijft de oprichting van een interne markt voor, alsmede de verwijdering tussen de lidstaten van hinderpalen voor het vrije verkeer van goederen en diensten, en de invoering van een stelsel dat ervoor zorgt dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst. |
(2) |
De verdragsbepalingen tot oprichting van de interne markt zijn van toepassing op alle goederen en diensten die tegen vergoeding worden geleverd, met inbegrip van defensiegerelateerde producten, maar sluiten onder bepaalde omstandigheden niet uit dat lidstaten andere maatregelen nemen in individuele gevallen waarin zij dat noodzakelijk achten om hun wezenlijke veiligheidsbelangen te beschermen. |
(3) |
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap vertonen verschillen die het verkeer van deze producten binnen de Gemeenschap kunnen belemmeren en die de mededinging binnen de interne markt kunnen verstoren, wat een belemmering vormt voor innovatie, industriële samenwerking en het concurrentievermogen van de defensie-industrie in de Europese Unie. |
(4) |
De doelstellingen van de wet- en regelgeving van de lidstaten omvatten doorgaans de bescherming van de mensenrechten, vrede, veiligheid en stabiliteit door middel van strikte controlesystemen en beperking van de uitvoer en de proliferatie van defensiegerelateerde producten naar derde landen en naar andere lidstaten. |
(5) |
Dergelijke beperkingen op het verkeer van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap kunnen in het algemeen niet worden weggenomen door een rechtstreekse toepassing van de in het Verdrag vastgelegde beginselen van vrij verkeer van goederen en diensten, aangezien die beperkingen van geval tot geval kunnen worden gerechtvaardigd overeenkomstig de artikelen 30 of 296 van het Verdrag, die de lidstaten kunnen blijven toepassen indien aan de voorwaarden ervan is voldaan. |
(6) |
De betrokken wet- en regelgevingen van lidstaten moeten daarom zodanig worden geharmoniseerd dat zij de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten vereenvoudigen om de behoorlijke werking van de interne markt te waarborgen. Deze richtlijn heeft enkel betrekking op regels en procedures voor defensiegerelateerde producten en laat bijgevolg het beleid van de lidstaten betreffende de overdracht van defensiegerelateerde producten onverlet. |
(7) |
De harmonisatie van de betrokken wet- en regelgevingen van lidstaten zou geen afbreuk mogen doen aan de internationale verplichtingen en verbintenissen van lidstaten, noch aan hun beoordelingsbevoegdheid inzake hun uitvoerbeleid van defensiegerelateerde producten. |
(8) |
De lidstaten moeten het recht behouden om de intergouvernementele samenwerking voort te zetten en verder te ontwikkelen, met inachtneming van de bepalingen van deze richtlijn. |
(9) |
Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op defensiegerelateerde producten die slechts worden doorgevoerd over het grondgebied van de Gemeenschap; dit zijn producten die geen andere douanebestemming dan de regeling extern douanevervoer hebben of die enkel in een vrije zone of in een vrij entrepot worden opgeslagen, waar geen goedgekeurde voorraadadministratie daarvoor hoeft te worden gehouden. |
(10) |
Deze richtlijn moet alle defensiegerelateerde producten dekken die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen ( 3 ), met inbegrip van hun onderdelen en technologie. |
(11) |
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 97/817/GBVB van 28 november 1997 door de Raad aangenomen op basis van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake antipersoneelmijnen ( 4 ), noch aan de ratificatie en uitvoering door de lidstaten van het Verdrag inzake clustermunitie dat op 3 december 2008 in Oslo werd gesloten. |
(12) |
De doelstellingen van bescherming van de mensenrechten, vrede, veiligheid en stabiliteit die in het algemeen worden nagestreefd door de wet- en regelgevingen van lidstaten die de overdracht van defensiegerelateerde producten beperken, brengen met zich dat de overdracht van die producten binnen de Gemeenschap blijft onderworpen aan de toestemming van de lidstaten van oorsprong en aan garanties in de ontvangende lidstaat. |
(13) |
Gezien de in deze richtlijn gegeven vrijwaringen ter bescherming van die doelstellingen, zouden de lidstaten niet langer andere beperkingen voor het bereiken van die doelstellingen hoeven in te voeren of te handhaven, behoudens de artikelen 30 en 296 van het Verdrag. |
(14) |
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de toepassing van bepalingen die noodzakelijk zijn om redenen van openbare orde of de openbare veiligheid. Gezien de aard en de kenmerken van defensiegerelateerde producten, zijn redenen van openbare orde, zoals veilig vervoer, veilige opslag, het gevaar voor sabotage en misdaadpreventie bijzonder relevant met het oog op de toepassing van deze richtlijn. |
(15) |
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens ( 5 ), met name de formaliteiten voor het vrije verkeer van wapens in de Gemeenschap. Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik ( 6 ), met name de bepalingen betreffende de overbrenging van munitie. |
(16) |
Een overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap is slechts toegestaan na voorafgaande toestemming in de vorm van een algemene, globale of individuele overdrachtvergunning die wordt verleend of gepubliceerd door de lidstaat vanaf wiens grondgebied de leverancier de defensiegerelateerde producten wil overdragen. De lidstaten moeten in specifieke gevallen die in deze richtlijn zijn genoemd, de overdracht van defensiegerelateerde producten kunnen vrijstellen van de verplichte voorafgaande toestemming. |
(17) |
De lidstaten moeten vrij kunnen beslissen of ze voorafgaande toestemming weigeren of verlenen. In overeenstemming met de beginselen van de interne markt is de toestemming geldig in de hele Gemeenschap en is geen andere toestemming voor de doorvoer door andere lidstaten of voor de toegang tot het grondgebied van andere lidstaten vereist. |
(18) |
De lidstaten moeten kiezen voor elk type overdracht welke overdrachtsvergunning voor de defensiegerelateerde producten of categorieën van defensiegerelateerde producten het geschikte type is en welke voorwaarden aan elke overdrachtsvergunning moeten worden gehecht, rekening houdend met de gevoeligheid van de overdracht. |
(19) |
Wat de onderdelen betreft, moeten lidstaten zoveel mogelijk afzien van het opleggen van uitvoerbeperkingen en derhalve een verklaring over het gebruik van de afnemer aanvaarden, rekening houdend met de mate waarin deze onderdelen in de eigen producten van de afnemer zijn geïntegreerd. |
(20) |
De lidstaten dienen de afnemers van overdrachtvergunningen op niet-discriminerende wijze te bepalen, tenzij de bescherming van hun wezenlijke veiligheidsbelangen anders voorschrijft. |
(21) |
Om de overdracht van defensiegerelateerde producten te vergemakkelijken, moeten de algemene overdrachtsvergunningen worden gepubliceerd door de lidstaten, waarmee aan elke onderneming die aan voorwaarden van een algemene overdrachtsvergunning voldoet, toestemming wordt verleend voor de overdracht van defensiegerelateerde producten. |
(22) |
Een algemene overdrachtsvergunning moet worden gepubliceerd voor overdrachten van defensiegerelateerde producten aan strijdkrachten om de aanvoerzekerheid te vergroten voor alle lidstaten die dergelijke producten binnen de Gemeenschap betrekken. |
(23) |
Een algemene overdrachtsvergunning moet worden gepubliceerd voor overdrachten van onderdelen aan gecertificeerde Europese defensieondernemingen teneinde de samenwerking tussen die ondernemingen en integratie ervan te ondersteunen, met name door de toeleveringsketens te optimaliseren en schaalvoordelen te bevorderen. |
(24) |
Lidstaten die deelnemen aan een intergouvernementeel samenwerkingsprogramma moeten een algemene overdrachtsvergunning kunnen publiceren voor overdrachten van dergelijke defensiegerelateerde producten naar afnemers in andere lidstaten die aan dat programma deelnemen, mits dit voor de uitvoering van dat programma noodzakelijk is. Dat zou de voorwaarden voor deelname aan intergouvernementeel samenwerkingsprogramma’s door ondernemingen in de deelnemende lidstaten verbeteren. |
(25) |
De lidstaten moeten ook algemene overdrachtsvergunningen kunnen publiceren voor de gevallen waarin het risico voor het behoud van de mensenrechten, vrede, veiligheid en stabiliteit zeer gering is, gezien de aard van de producten en de afnemers. |
(26) |
In gevallen waarin de algemene overdrachtsvergunning niet kan worden gepubliceerd, moeten de lidstaten op verzoek globale overdrachtsvergunningen verlenen aan individuele ondernemingen, behalve in gevallen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. De lidstaten moeten verlengbare globale overdrachtsvergunningen kunnen verlenen. |
(27) |
Ondernemingen moeten de bevoegde autoriteiten op de hoogte stellen van het gebruik van algemene overdrachtsvergunningen met het oog op het behoud van mensenrechten, vrede, veiligheid en stabiliteit en om transparante verslaglegging van overdrachten van defensiegerelateerde producten mogelijk te maken met het oog op democratische controle. |
(28) |
De lidstaten moeten bij de vaststelling van de voorwaarden voor algemene, globale en individuele overdrachtsvergunningen zoveel speelruimte hebben dat zij hun samenwerking in het reeds bestaande kader voor uitvoercontrole kunnen voortzetten. Aangezien elke lidstaat de bevoegdheid heeft en moet behouden om een uitvoer al dan niet toe te staan, moet deze samenwerking uitsluitend worden gebaseerd op de vrijwillige coördinatie van exportbeleid. |
(29) |
Ter compensatie van de stapsgewijze vervanging van individuele controle vooraf door algemene controle achteraf in de lidstaat van oorsprong van de defensiegerelateerde producten, moeten er voorwaarden voor wederzijds vertrouwen worden geschapen in de vorm van garanties dat er geen defensiegerelateerde producten in strijd met uitvoerbeperkingen naar derde landen worden uitgevoerd. Dit beginsel moet ook in acht genomen worden in gevallen dat defensiegerelateerde producten meerdere malen tussen verschillende lidstaten overgedragen worden voordat ze naar een derde land worden uitgevoerd. |
(30) |
De lidstaten werken samen in het kader van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie ( 7 ), door middel van toepassing van gemeenschappelijke criteria alsook de melding van weigeringen en overlegmechanismen, om de toepassing van hun uitvoerbeleid voor defensiegerelateerde producten naar derde landen meer op elkaar af te stemmen. Deze richtlijn mag geen belemmering vormen voor de mogelijkheid waarover de lidstaten beschikken om de voorwaarden van de overdrachtsvergunningen van defensiegerelateerde producten vast te stellen, met inbegrip van mogelijke uitvoerbeperkingen, met name wanneer dit noodzakelijk is voor samenwerking in het kader van dat gemeenschappelijk standpunt. |
(31) |
De leveranciers moeten de afnemers op de hoogte brengen van eventuele aan een overdrachtsvergunning verbonden beperkingen om wederzijds vertrouwen te scheppen in het vermogen van de afnemers om deze beperkingen, en dit na de overdracht na te komen, met name bij een aanvraag voor uitvoer naar derde landen. |
(32) |
Het moet aan de ondernemingen zijn om te beslissen of de voordelen van het afnemen van defensiegerelateerde producten in het kader van een algemene overdrachtsvergunning voldoende zijn om het verzoek om certificering te rechtvaardigen. Overdrachten binnen een groep van ondernemingen moeten mogelijk zijn met een algemene overdrachtsvergunning wanneer de leden van de groep in hun respectieve lidstaten van vestiging zijn gecertificeerd. |
(33) |
Voor de certificering zijn gemeenschappelijke criteria noodzakelijk om wederzijds vertrouwen op te bouwen, met name in het vermogen van de afnemers om zich te kunnen houden aan uitvoerbeperkingen van defensiegerelateerde producten die in het kader van een overdrachtsvergunning uit een andere lidstaat zijn ontvangen. |
(34) |
Om het wederzijdse vertrouwen te vergroten, mogen de afnemers van overgedragen defensiegerelateerde producten deze niet uitvoeren wanneer de overdrachtsvergunning uitvoerbeperkingen bevat. |
(35) |
Ondernemingen moeten de bevoegde autoriteiten bij de aanvraag van een uitvoervergunning voor derde landen meedelen of zij zich hebben gehouden aan eventuele uitvoerbeperkingen die op de overdracht van het defensiegerelateerde product van toepassing zijn en die zijn vastgelegd door de lidstaat die de overdrachtsvergunning heeft afgegeven. In dit verband wordt eraan herinnerd dat het overlegmechanisme tussen de lidstaten, waarin Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB voorziet, uitermate relevant blijft. |
(36) |
Wanneer een defensiegerelateerd product dat in het kader van een overdrachtsvergunning is ontvangen, naar een derde land wordt uitgevoerd, moet een onderneming aan de gemeenschappelijke buitengrens van de Gemeenschap ten overstaan van de bevoegde douaneautoriteit aantonen dat zij een uitvoervergunning heeft. |
(37) |
De lijst van defensiegerelateerde producten in de bijlage moet nauwkeurig worden bijgewerkt overeenkomstig de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen. |
(38) |
Voor een geleidelijke opbouw van wederzijds vertrouwen moeten de lidstaten doeltreffende maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn nemen, met inbegrip van sancties, en met name van de bepalingen dat ondernemingen de gemeenschappelijke certificeringscriteria en beperkingen van verder gebruik van defensiegerelateerde producten na een overdracht moeten nakomen. |
(39) |
Indien een lidstaat van oorsprong gegronde twijfel heeft of een gecertificeerde afnemer zich aan alle voorwaarden in verband met zijn algemene overdrachtsvergunning zal houden, of indien een vergunningverlenende lidstaat van oordeel is dat de openbare orde, de openbare veiligheid of zijn wezenlijke veiligheidsbelangen in het gedrang kunnen komen, moet de lidstaat hierover niet alleen de andere lidstaten en de Commissie informeren, maar ook — gezien zijn verantwoordelijkheid voor het behoud van mensenrechten, vrede, veiligheid en stabiliteit — de werking van de overdrachtsvergunningen met betrekking tot die afnemer tijdelijk kunnen schorsen. |
(40) |
Om het wederzijds vertrouwen te bevorderen, moet de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zijn vastgesteld om de naleving van deze richtlijn te verzekeren, worden uitgesteld. Hierdoor kan vóór de toepassing van die bepalingen de geboekte vooruitgang worden beoordeeld aan de hand van een verslag dat door de Commissie is opgesteld op basis van de door de lidstaten ingediende informatie over de genomen maatregelen. |
(41) |
De Commissie moet regelmatig een verslag publiceren over de uitvoering van deze richtlijn, in voorkomend geval gecombineerd met een wetsvoorstel. |
(42) |
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het bestaan of de voltooiing van regionale unies tussen België en Luxemburg, en tussen België, Luxemburg en Nederland, zoals bepaald in artikel 306 van het Verdrag. |
(43) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vereenvoudiging van de regels en procedures die van toepassing zijn op de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten teneinde de behoorlijke werking van de interne markt te waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt in verband met de onderlinge verschillen in de bestaande vergunningsprocedures en het grensoverschrijdende karakter van de overdrachten, en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat voor de verwezenlijking van deze doelstelling noodzakelijk is. |
(44) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 8 ). |
(45) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de bijlage te wijzigen. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(46) |
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” ( 9 ), worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
1. Deze richtlijn heeft tot doel de regels en procedures te vereenvoudigen die van toepassing zijn op de intracommunautaire overdracht van defensiegerelateerde producten, ten einde de behoorlijke werking van de interne markt te waarborgen.
2. Deze richtlijn laat de beslissingsvrijheid van de lidstaten in het exportbeleid voor defensiegerelateerde producten onverlet.
3. De toepassing van deze richtlijn is onderworpen aan de artikelen 30 en 296 van het Verdrag.
4. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de lidstaten om intergouvernementele samenwerking voort te zetten en verder te ontwikkelen, met inachtneming van de bepalingen van deze richtlijn.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze richtlijn is van toepassing op de defensiegerelateerde producten die in de bijlage genoemd worden.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. „defensiegerelateerd product”: elk product dat in de bijlage is opgenomen;
2. „overdracht”: elke overbrenging of verplaatsing van een defensiegerelateerd product van een leverancier naar een afnemer in een andere lidstaat;
3. „leverancier”: een in de Gemeenschap gevestigde rechtspersoon of natuurlijke persoon die juridisch aansprakelijk is voor een overdracht;
4. „afnemer”: een in de Gemeenschap gevestigde rechtspersoon of natuurlijke persoon die juridisch aansprakelijk is voor de ontvangst van een overdracht;
5. „overdrachtsvergunning”: toestemming van een nationale instantie van een lidstaat voor een leverancier om defensiegerelateerde producten over te dragen aan een afnemer in een andere lidstaat;
6. „uitvoervergunning”: toestemming om defensiegerelateerde producten te leveren aan een rechtspersoon of natuurlijke persoon in een derde land;
7. „doorvoer”: het vervoer van defensiegerelateerde producten door een of meer andere lidstaten dan de lidstaat van oorsprong en de ontvangende lidstaat.
HOOFDSTUK II
OVERDRACHTSVERGUNNINGEN
Artikel 4
Algemene bepalingen
1. De overdracht van defensiegerelateerde producten tussen lidstaten is slechts toegestaan na voorafgaande toestemming. Er mag geen andere toestemming worden vereist voor de doorvoer door lidstaten of voor de toegang tot het grondgebied van de lidstaat waar de afnemer is gevestigd, van defensiegerelateerde producten, onverminderd de toepassing van bepalingen die noodzakelijk zijn om redenen van openbare veiligheid of openbare orde, zoals onder meer veilig vervoer.
2. Zonder afbreuk te doen aan lid 1 kunnen de lidstaten in de volgende gevallen de overdracht van defensiegerelateerde producten vrijstellen van de in dat lid genoemde verplichte voorafgaande toestemming:
a) de leverancier of de afnemer is een overheidsorgaan of een onderdeel van de strijdkrachten;
b) de levering gebeurt door de Europese Unie, de NAVO, de IAEA of andere intergouvernementele organisaties in het kader van de uitvoering van hun taken;
c) de overdracht is noodzakelijk voor de uitvoering van een samenwerkingsprogramma inzake bewapening tussen lidstaten;
d) de overdracht is gekoppeld aan humanitaire hulp bij een ramp of maakt deel uit van een schenking in een noodgeval; of
e) de overdracht is noodzakelijk voor of na een herstelling, onderhoud, expositie of demonstratie.
3. Op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief kan de Commissie lid 2 wijzigen om de volgende gevallen op te nemen:
a) de overdracht vindt plaats onder voorwaarden die de openbare orde of de openbare veiligheid niet in het gedrang brengen;
b) de verplichte voorafgaande toestemming is niet langer verenigbaar met internationale verplichtingen van de lidstaten aangegaan na de aanneming van deze richtlijn; of
c) wanneer deze noodzakelijk is voor intergouvernementele samenwerking als bedoeld in artikel 1, lid 4.
Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat leveranciers die vanaf hun grondgebied defensiegerelateerde producten willen overdragen, algemene overdrachtvergunningen kunnen gebruiken of kunnen verzoeken om globale of individuele overdrachtvergunningen overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7.
5. De lidstaten stellen het type overdrachtsvergunning vast voor de betrokken defensiegerelateerde producten of categorieën van defensiegerelateerde producten overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en de artikelen 5, 6 en 7.
6. De lidstaten stellen alle voorwaarden van de overdrachtsvergunningen vast, met inbegrip van eventuele beperkingen van de uitvoer van defensiegerelateerde producten aan natuurlijke of rechtspersonen in derde landen, gezien onder meer de risico’s die de overdracht met zich meebrengt voor het behoud van mensenrechten, vrede, veiligheid en stabiliteit. De lidstaten kunnen, met inachtneming van het Gemeenschapsrecht, gebruikmaken van de mogelijkheid waarborgen voor het eindgebruik te vragen, met inbegrip van eindgebruikercertificaten.
7. De lidstaten bepalen de voorwaarden van de overdrachtsvergunningen voor onderdelen op basis van een beoordeling van de gevoeligheid van de overdracht volgens onder meer de volgende criteria:
a) de aard van de onderdelen in relatie tot de producten waarin zij worden opgenomen en in relatie tot eventueel eindgebruik van de eindproducten dat aanleiding tot bezorgdheid geeft;
b) de betekenis van de onderdelen in relatie tot de producten waarin zij worden opgenomen.
8. Tenzij de lidstaten de overdracht van die onderdelen als gevoelig aanmerken, leggen zij geen uitvoerbeperkingen van dergelijke onderdelen op indien de afnemer door middel van een verklaring over het gebruik verklaart dat de in de overdrachtsvergunning bedoelde onderdelen worden of zullen worden geïntegreerd in zijn eigen product en, behalve voor onderhoud of herstelling, niet als zodanig kunnen worden overgedragen of uitgevoerd in een later stadium.
9. De lidstaten kunnen een door henzelf afgegeven overdrachtsvergunning op elk moment intrekken, schorsen of het gebruik ervan beperken ter bescherming van hun wezenlijke veiligheidsbelangen, of om redenen van openbare orde of openbare veiligheid, of omdat de bepalingen en voorwaarden van de overdrachtsvergunning niet in acht genomen worden.
Artikel 5
Algemene overdrachtsvergunningen
1. De lidstaten publiceren algemene overdrachtsvergunningen die rechtstreeks toestemming verlenen aan op hun grondgebied gevestigde leveranciers die aan de met de overdrachtsvergunning verbonden voorwaarden voldoen, voor het verrichten van overdrachten van in de overdrachtsvergunning te specificeren defensiegerelateerde producten, aan een of meer categorieën van in een andere lidstaat gevestigde afnemers.
2. Zonder afbreuk te doen aan artikel 4, lid 2, worden algemene overdrachtsvergunningen op zijn minst openbaar gemaakt, indien:
a) de afnemer deel uitmaakt van de strijdkrachten van een lidstaat of is een aanbestedende dienst op het gebied van defensie, die voor het exclusieve gebruik door de strijdkrachten van een lidstaat aankoopt;
b) de afnemer een gecertificeerde onderneming is in de zin van artikel 9;
c) de overdracht gebeurd is met het oog op demonstratie, evaluatie en expositie;
d) de overdracht gebeurd is met het oog op onderhoud en herstelling, indien de afnemer de oorspronkelijke leverancier van defensiegerelateerde producten is.
3. Lidstaten die deelnemen aan een intergouvernementeel samenwerkingsprogramma tussen lidstaten voor de ontwikkeling, de productie en het gebruik van één of meer defensiegerelateerde producten, mogen een algemene overdrachtsvergunning publiceren voor overdrachten aan andere lidstaten die aan dat programma deelnemen en die voor de uitvoering van dat programma noodzakelijk zijn.
4. De lidstaten kunnen, onverminderd de overige bepalingen van deze richtlijn, de registratievoorwaarden vóór eerste gebruikmaking van een algemene overdrachtsvergunning vastleggen.
Artikel 6
Globale overdrachtsvergunningen
1. De lidstaten besluiten individuele leveranciers op hun verzoek globale overdrachtsvergunningen te verlenen die de overdracht van defensiegerelateerde producten toestaan aan afnemers in een of meer andere lidstaten.
2. De lidstaten bepalen in elke globale overdrachtsvergunning de defensiegerelateerde producten of productencategorieën die onder de globale overdrachtsvergunning vallen, en de toegestane afnemers of categorie van afnemers.
Een globale overdrachtsvergunning wordt voor drie jaar verleend en kan door de lidstaten worden verlengd.
Artikel 7
Individuele overdrachtsvergunningen
De lidstaten besluiten individuele leveranciers op hun verzoek een individuele overdrachtsvergunning te verlenen die één overdracht van een welbepaalde hoeveelheid gespecificeerde defensiegerelateerde producten toestaan die zullen worden overgebracht in een of meer verzendingen aan één afnemer wanneer:
a) de aanvraag voor een overdrachtsvergunning beperkt is tot één overdracht;
b) het noodzakelijk is voor de bescherming van hun wezenlijke veiligheidsbelangen, of om redenen van openbare orde;
c) het noodzakelijk is om te voldoen aan internationale verplichtingen en verbintenissen van de lidstaten; of
d) een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de leverancier niet zal kunnen voldoen aan alle voorwaarden die nodig zijn om hem een globale overdrachtsvergunning te kunnen verlenen.
HOOFDSTUK III
INFORMATIE, CERTIFICERING EN UITVOER NA OVERDRACHT
Artikel 8
Informatie door leveranciers
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de leveranciers van defensiegerelateerde producten de afnemers in kennis stellen van de voorwaarden van de overdrachtsvergunning, met inbegrip van de beperkingen, betreffende het eindgebruik of de uitvoer van defensiegerelateerde producten.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de leveranciers de bevoegde autoriteiten van de lidstaat vanwaar zij de defensiegerelateerde producten willen overdragen, binnen een redelijke termijn in kennis stellen van hun voornemen om voor het eerst gebruik te maken van een algemene overdrachtsvergunning. De lidstaten kunnen de aanvullende gegevens vaststellen die kunnen worden geëist over defensiegerelateerde producten die met een overdrachtsvergunning worden overgedragen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat en controleren op gezette tijden of de leveranciers volgens de in de betrokken lidstaat gebruikelijke regelgeving een gedetailleerd en volledig overzicht van hun overdrachten bijhouden, en stellen de rapporteringseisen vast voor het gebruik van een algemene, globale of individuele overdrachtvergunning. Deze overzichten omvatten handelsbescheiden met de volgende informatie:
a) de beschrijving van het defensiegerelateerde product en de referentie krachtens de bijlage;
b) de hoeveelheid en waarde van het defensiegerelateerde product;
c) de data van de overdracht;
d) naam en adres van de leverancier en van de afnemer;
e) indien bekend, het eindgebruik en de eindgebruiker van het defensiegerelateerde product; en
f) het bewijs dat de informatie over een aan een overdrachtsvergunning verbonden uitvoerbeperking is meegedeeld aan de afnemer van deze defensiegerelateerde producten.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de leveranciers de in lid 3 bedoelde overzichten ten minste gedurende eenzelfde periode bewaren als is bepaald in relevante nationale regelgeving betreffende de eisen voor het bijhouden van gegevens door economische actoren die van kracht is in de respectieve lidstaat, en in ieder geval niet minder dan drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de overdracht heeft plaatsgehad. Zij worden voorgelegd op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat vanwaar de leverancier de defensiegerelateerde producten heeft overdragen.
Artikel 9
Certificering
1. De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn voor de certificering van de op hun grondgebied gevestigde afnemers van defensiegerelateerde producten die onder overdrachtsvergunningen vallen die door andere lidstaten zijn gepubliceerd overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b).
2. Met de certificering wordt verklaard dat het afnemende bedrijf betrouwbaar is, met name dat het in staat is uitvoerbeperkingen na te komen van defensiegerelateerde producten die het in het kader van een overdrachtsvergunning uit een andere lidstaat afneemt. De betrouwbaarheid wordt aan de hand van de volgende criteria beoordeeld:
a) bewezen ervaring in defensieactiviteiten, waarbij met name rekening wordt gehouden met het door het bedrijf nakomen van uitvoerbeperkingen, gerechtelijke veroordelingen ter zake, de toestemming om defensiegerelateerde producten te vervaardigen of in de handel te brengen en de aanwezigheid van ervaren leidinggevend personeel;
b) relevante industriële activiteit in defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, met name het vermogen om systemen en subsystemen te integreren;
c) de benoeming van een directielid dat persoonlijk verantwoordelijk is voor overdrachten en uitvoer;
d) een door het in onder c) bedoelde directielid ondertekende schriftelijke verklaring van de onderneming dat deze alle noodzakelijke maatregelen zal nemen om te voldoen aan alle specifieke voorwaarden in verband met het eindgebruik en de uitvoer van elk afgenomen specifiek onderdeel of product;
e) een door het in onder c) bedoelde directielid ondertekende schriftelijke verklaring van de onderneming dat deze de bevoegde autoriteiten bij verzoeken en onderzoeken met de benodigde zorgvuldigheid gedetailleerde informatie zal geven over de eindgebruikers of het eindgebruik van alle producten die deze onderneming in het kader van een algemene overdrachtvergunning van een andere lidstaat heeft uitgevoerd, overgedragen of afgenomen; en
f) een door het in onder c) bedoelde directielid medeondertekende beschrijving van het interne programma tot naleving van de overdracht- en uitvoercontroleprocedure of het uitvoerbeheerssysteem van de onderneming. Deze beschrijving bevat details over de organisatorische, menselijke en technische hulpbronnen voor het beheer van overdrachten en uitvoer, de hiërarchieke verantwoordelijkheidsstructuur, interne auditprocedures, bewustmakings- en scholingmaatregelen voor het personeel, fysieke en technische veiligheidsmaatregelen, registratie en traceerbaarheid van overdrachten en uitvoer.
3. De certificaten omvatten de volgende informatie:
a) de bevoegde autoriteit die het certificaat afgeeft;
b) de naam en het adres van de afnemer;
c) een verklaring dat de afnemer aan de in lid 2 genoemde criteria voldoet; en
d) de afgiftedatum en de geldigheidsperiode van het certificaat.
De onder d) bedoelde geldigheidsperiode van het certificaat mag in geen geval meer dan vijf jaar bedragen.
4. De certificaten mogen nadere voorwaarden bevatten betreffende het volgende:
a) de verschaffing van de noodzakelijke informatie om te controleren of aan de in lid 2 bedoelde criteria wordt voldaan;
b) de schorsing of intrekking van het certificaat.
5. De bevoegde autoriteiten controleren minstens om de drie jaar of de afnemer voldoet aan de in lid 2 bedoelde criteria en aan de eventuele aan de certificaten verbonden voorwaarden als bedoeld in lid 4.
6. De lidstaten erkennen elk certificaat dat overeenkomstig deze richtlijn in een andere lidstaat is afgegeven.
7. Indien een bevoegde autoriteit van oordeel is dat de houder van een certificaat, die op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat is gevestigd, niet meer aan de in lid 2 bedoelde criteria of een in lid 4 bedoelde voorwaarde voldoet, neemt zij passende maatregelen. Een van die maatregelen kan intrekking van het certificaat zijn. De bevoegde autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van haar beslissing.
8. De lidstaten publiceren een lijst van gecertificeerde afnemers, werken deze regelmatig bij en stellen de Commissie, het Europees Parlement en de andere lidstaten daarvan in kennis.
De Commissie maakt op haar website een centraal register van afnemers bekend die door de lidstaten gecertificeerd zijn.
Artikel 10
Uitvoerbeperkingen
De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers van defensiegerelateerde producten bij het aanvragen van een uitvoervergunning, indien deze producten die in het kader van een overdrachtsvergunning uit een andere lidstaat zijn ontvangen aan uitvoerbeperkingen zijn verbonden, ten overstaan van hun bevoegde autoriteiten verklaren dat zij aan de voorwaarden van deze beperkingen hebben voldaan, eventueel met inbegrip van het feit dat zij van de lidstaat van oorsprong de vereiste toestemming hebben gekregen.
HOOFDSTUK IV
DOUANEPROCEDURES EN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 11
Douaneprocedures
1. De lidstaten zorgen dat de uitvoerder tijdens het vervullen van de formaliteiten voor de uitvoer van defensiegerelateerde producten, bij het voor de behandeling voor de uitvoeraangifte bevoegde douanekantoor het bewijs levert dat de vereiste uitvoervergunning is verleend.
2. Onverminderd Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek ( 10 ) mag een lidstaat tevens voor een periode van maximaal 30 werkdagen, de uitvoer vanaf zijn grondgebied van defensiegerelateerde producten die met een overdrachtvergunning uit een andere lidstaat zijn afgenomen en die in een ander defensiegerelateerd product zijn geïntegreerd, opschorten of, indien nodig, met andere middelen verhinderen dat zulke producten de Gemeenschap via zijn grondgebied verlaten, indien hij van oordeel is dat:
a) bij de verlening van de uitvoervergunning geen rekening is gehouden met bepaalde relevante informatie; of
b) sedert de verlening van de uitvoervergunning de omstandigheden wezenlijk zijn veranderd.
3. De lidstaten mogen bepalen dat douaneformaliteiten voor de uitvoer van defensiegerelateerde producten slechts bij bepaalde douanekantoren mogen worden vervuld.
4. Wanneer zij gebruikmaken van de in lid 3 geboden mogelijkheid, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de desbetreffende douanekantoren. De Commissie maakt deze informatie bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 12
Uitwisseling van informatie
In verbinding met de Commissie treffen de lidstaten alle dienstige maatregelen om een rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van informatie tussen hun bevoegde nationale autoriteiten te bewerkstelligen.
HOOFDSTUK V
BIJWERKEN VAN DE LIJST VAN DEFENSIEGERELATEERDE PRODUCTEN
Artikel 13
Aanpassing van de bijlage
1. De Commissie werkt de lijst van defensiegerelateerde producten in de bijlage zodanig bij dat ze strikt overeenkomt met de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.
2. Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 14
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 15
Vrijwaringsmaatregelen
1. Indien volgens een vergunningverlenende lidstaat een aanzienlijk risico bestaat dat een overeenkomstig artikel 9 gecertificeerde afnemer in een andere lidstaat niet zal voldoen aan een aan de algemene overdrachtsvergunning verbonden voorwaarde, of indien een vergunningverlenende lidstaat van oordeel is dat de openbare orde, de openbare veiligheid of zijn wezenlijke veiligheidsbelangen in het gedrang kunnen komen, stelt hij die andere lidstaat hiervan in kennis en verzoekt hij om het verifiëren van de situatie.
2. Indien de in lid 1 bedoelde twijfel blijft bestaan, mag de vergunningverlenende lidstaat de werking van zijn algemene overdrachtsvergunning ten aanzien die afnemers tijdelijk opschorten. De lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis onder vermelding van de redenen voor die vrijwaringsmaatregel. De lidstaat die deze vrijwaringsmaatregel heeft genomen, mag besluiten de maatregel op te heffen indien hij die niet meer gerechtvaardigd acht.
Artikel 16
Sancties
De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen, met name indien valse of onvolledige informatie, vereist uit hoofde van artikel 8, lid 1, of artikel 10, over de naleving van uitvoerbeperkingen van een overdrachtvergunning is verstrekt. De lidstaten treffen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
Artikel 17
Toetsing en verslaglegging
1. De Commissie brengt verslag uit over de door de lidstaten genomen maatregelen met het oog op de omzetting van deze richtlijn, en met name van de artikelen 9 tot en met 12 en artikel 15, uiterlijk 30 juni 2012.
2. Uiterlijk 30 juni 2016 toetst de Commissie de uitvoering van deze richtlijn en brengt zij hierover verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad. Ze gaat vooral na of en in hoeverre de doelstellingen van de richtlijn verwezenlijkt zijn, onder meer wat de werking van de interne markt betreft. In haar verslag evalueert de Commissie de toepassing van de artikelen 9 tot en met 12 en artikel 15 van deze richtlijn, en onderzoekt zij de invloed ervan op de ontwikkeling van een Europese markt voor defensie-uitrusting en een Europese industriële en technologische defensiebasis, onder meer rekening houdend met de situatie van het midden- en kleinbedrijf. Indien nodig wordt bij het verslag een wetgevingsvoorstel gevoegd.
Artikel 18
Omzetting
1. Uiterlijk 30 juni 2011 nemen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om aan deze richtlijn te voldoen en maken die bepalingen bekend. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen.
Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 30 juni 2012.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 19
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 20
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE
Lijst van defensiegerelateerde producten
Noot 1: Termen tussen aanhalingstekens ( ””) zijn gedefinieerde termen. Zie de ”Definities van de in deze lijst gebruikte termen” in bijlage dezes.
Noot 2: In sommige gevallen zijn stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers gebruikt worden, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben.
ML1Wapens met gladde loop met een kaliber van minder dan 20 mm, andere wapens en machinegeweren met een kaliber van 12,7 mm (kaliber 0,50 inch) of minder en toebehoren, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor.
Noot: onder ML1 vallen niet:
a) vuurwapens speciaal ontworpen voor exercitiemunitie, die geen projectiel kunnen afschieten;
b) vuurwapens speciaal ontworpen voor het werpen van verankerde projectielen zonder springstoflading of communicatieverbinding, met een draagwijdte van ten hoogste 500 m;
c) wapens waarbij gebruik wordt gemaakt van randvuurmunitie en die niet volautomatisch zijn.
a) geweren en combinatievuurwapens, vuistvuurwapens, machinegeweren, machinepistolen en salvowapens;
Noot: onder ML1.a) vallen niet:
a) geweren en combinatievuurwapens die van vóór het jaar 1938 dateren;
b) replica's van geweren en combinatievuurwapens waarvan de originelen van vóór het jaar 1890 dateren;
c) vuistvuurwapens, salvowapens en machinegeweren die van vóór het jaar 1890 dateren en replica's daarvan.
d) Geweren en vuistvuurwapens, speciaal ontworpen om middels perslucht of CO2 een inert projectiel af te vuren
b) wapens met gladde loop, als hieronder:
1. speciaal voor militair gebruik ontworpen wapens met gladde loop;
2. andere wapens met gladde loop, als hieronder:
a) van het volautomatische type;
b) van het halfautomatische of pomptype;
Noot: onder ML1.b)2 vallen niet: geweren en vuistvuurwapens, speciaal ontworpen om middels perslucht of CO2 een inert projectiel af te vuren.
Noot: onder ML1.b) vallen niet:
a) wapens met gladde loop die van voor het jaar 1938 dateren;
b) replica's van wapens met gladde loop waarvan de originelen van vóór het jaar 1890 dateren;
c) wapens met gladde loop die worden gebruikt voor jacht- of sportdoeleinden; Dergelijke wapens mogen niet speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik en ook niet volautomatisch zijn;
d) wapens met gladde loop die speciaal zijn ontworpen voor:
1. het slachten van huisdieren;
2. het kalmeren van dieren;
3. seismische proeven;
4. het afvuren van industriële projectielen, of
5. het onderbreken van geïmproviseerde explosieven (Improvised Explosive Devices, afgekort IED).
NB: voor disruptoren, zie ML4 en 1A006 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik
c) wapens waarbij gebruik wordt gemaakt van munitie zonder huls;
d) afneembare patroonmagazijnen, geluidsonderbrekers of -dempers, speciale statieven, optische wapenvizieren en vlamonderdrukkers voor wapens als genoemd in ML1.a), ML1.b) of ML1.c);
Noot: onder ML1.d) vallen niet: optische vizieren voor wapens zonder elektronische beeldverwerking, met een vergroting van 9 of minder, voor zover zij niet speciaal ontworpen of aangepast zijn voor militair gebruik of dradenkruizen bevatten die speciaal ontworpen zijn voor dergelijk gebruik.
ML2Wapens met gladde loop met een kaliber van 20 mm of meer, andere wapens met een kaliber groter dan 12,7 mm (kaliber 0,50 inch), werpers en toebehoren daarvoor, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) kanonnen, houwitsers, vuurmonden, mortieren, antitankwapens, projectielwerpers en raketlanceerinrichtingen, militaire vlammenwerpers, geweren, terugstootloze vuurmonden, wapens met gladde loop en signatuurreductietoestellen daarvoor;
Noot 1: ML2.a) omvat mede injectoren, meetapparaten, opslagtanks en andere speciaal ontworpen onderdelen voor gebruik met vloeibare stuwstoffen voor in ML2.a) genoemde apparatuur.
Noot 2: de volgende wapens vallen niet onder ML2.a):
a) geweren, wapens met gladde loop en combinatievuurwapens die van vóór het jaar 1938 dateren;
b) replica's van geweren, wapens met gladde loop en combinatievuurwapens waarvan de originelen van vóór het jaar 1890 dateren;
c) kanonnen, houwitsers, vuurmonden en mortieren die vóór 1890 zijn vervaardigd;
d) wapens met gladde loop die worden gebruikt voor jacht- of sportdoeleinden; Dergelijke wapens mogen niet speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik en ook niet volautomatisch zijn;
e) wapens met gladde loop die speciaal zijn ontworpen voor:
1. het slachten van huisdieren;
2. het kalmeren van dieren;
3. seismische proeven;
4. het afvuren van industriële projectielen, of
5. het onderbreken van geïmproviseerde explosieven (Improvised Explosive Devices, afgekort IED).
NB: voor disruptoren, zie ML4 en 1A006 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik
f) in de hand gehouden projectielwerpers, speciaal ontworpen voor het werpen van verankerde projectielen zonder springstoflading of communicatieverbinding, met een draagwijdte van ten hoogste 500 m;
b) toestellen voor het gericht verspreiden of voortbrengen van rook, gas en pyrotechnische stoffen, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik;
Noot: ML2.b) is niet van toepassing op signaalpistolen.
c) wapenvizieren en bevestigingspunten voor wapenvizieren, met alle volgende kenmerken:
1. speciaal ontworpen voor militair gebruik, en
2. speciaal ontworpen voor de in ML2.a) vermelde wapens;
d) bevestigingspunten en afneembare patroonmagazijnen, speciaal ontworpen voor de in ML2.a) vermelde wapens.
ML3Munitie en ontstekingsinstellingsinrichtingen, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) munitie voor wapens als genoemd in ML1, ML2 of ML12;
b) ontstekingsinstellingsinrichtingen die speciaal zijn ontworpen voor munitie genoemd in ML3.a).
Noot 1: onder de in ML3 bedoelde speciaal ontworpen onderdelen worden mede begrepen:
a) van metaal of plastic gefabriceerde onderdelen zoals slaghoedjes, kogelmantels, schakels, geleibanden en metalen munitiedelen;
b) wapeningsmechanismen, ontstekers, sensoren en detonatorenapparatuur
c) stroombronnen met een hoge eenmalige stootkracht;
d) brandbare hulzen voor ladingen;
e) submunitie waaronder kleine bommen en kleine mijnen en tot aan het doel geleide projectielen.
Noot 2: onder ML3.a) vallen niet:
a) losse flodders (blank star);
b) oefenmunitie met geperforeerde huls;
c) overige losse flodders en oefenmunitie, zonder onderdelen die bedoeld zijn voor scherpe munitie, of
d) Onderdelen ontworpen voor losse flodders of oefenmunitie, vermeld in deze noot 2.a), b) of c)
Noot 3: onder ML3.a) vallen niet: patronen die speciaal zijn ontworpen voor de volgende doeleinden:
a) het geven van signalen;
b) het afschrikken van vogels, of
c) het ontsteken van affakkelvlammen bij oliebronnen.
ML4Bommen, torpedo's, raketten, geleide projectielen, andere ontploffingsmechanismen en ladingen en toebehoren, als hieronder en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
NB1: voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.
NB2: voor raketafweersystemen voor vliegtuigen, zie ML4.c
a) bommen, torpedo's, granaten, rookbussen, raketten, mijnen, geleide projectielen, dieptebommen, vernielingsladingen, -toestellen en -sets, ”pyrotechnische” middelen, patronen en simulatoren (dat wil zeggen uitrusting die de kenmerken van een van deze goederen simuleert), speciaal ontworpen voor militair gebruik;
Noot: in ML4.a) worden ook bedoeld:
a) rookgranaten, brandbommen en ontploffingsmechanismen;
b) raketstraalpijpen en neuskegels voor terugkeermodules (re-entry vehicles).
c) uitrusting die aan elk van de volgende criteria voldoet:
1. speciaal ontworpen voor militair gebruik, en
2. speciaal ontworpen voor ’activiteiten’ in verband met een of meer van de volgende goederen:
a) in ML4.a) genoemde goederen, of
b) geïmproviseerde explosieven (Improvised Explosive Devices, afgekort IED).
Technische noot:
Voor de toepassing van ML4.b)2): wordt met ’activiteiten’ bedoeld het hanteren, lanceren, leggen, besturen, ontsteken, detoneren, in werking stellen, éénmalig toedienen van energie, misleiden, storen, vegen, opsporen, onderbreken of verwijderen.
Noot 1: in ML4.b) worden ook bedoeld:
a) mobiele uitrusting voor het vloeibaar maken van gas, geschikt voor het produceren van 1 000 kg of meer vloeibaar gas per dag;
b) drijvende elektrische stroomkabel geschikt voor het vegen van magnetische mijnen.
Noot 2: onder ML4.b) valt niet: handapparatuur die qua ontwerp alleen geschikt is voor het detecteren van metalen voorwerpen en geen onderscheid kan maken tussen mijnen en andere metalen voorwerpen.
c) raketafweersystemen voor vliegtuigen (AMPS)
Noot: onder ML4.c) vallen niet: AMPS die alle volgende kenmerken vertonen:
a) een of meer van de volgende raketdetectiesensoren:
1. passieve sensoren met een maximale reactie tussen 100 en 400 nm, of
2. op Dopplereffect gebaseerde raketdetectiesensoren met actieve signaalpuls;
b) voorzieningen voor tegenmaatregelen;
c) fakkels, zowel kenbaar in het zichtbare als in het infraroodgebied, om grond-luchtraketten te misleiden, en
d) aangebracht op ”burgervliegtuigen” en met alle volgende kenmerken:
1. het AMPS is alleen bruikbaar op een specifiek ”burgervliegtuig” waarop het betrokken AMPS is geïnstalleerd en waarvoor een van de volgende documenten is afgegeven:
a) een civiel typecertificaat, of
b) een gelijkwaardig document dat door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) wordt erkend;
2. het AMPS beschikt over bescherming die een niet-gemachtigde toegang tot ”programmatuur” verhindert, en
3. in het AMPS is een actief mechanisme ingebouwd dat de werking van het systeem blokkeert indien dit wordt verwijderd van het ”burgervliegtuig” waarin het was aangebracht.
ML5Vuurgeleidingssystemen en aanverwante alarm- en waarschuwingssystemen, en aanverwante systemen, test- en uitlijningsapparatuur en apparatuur voor tegenmaatregelen, als hieronder, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
a) wapenvizieren, computers die worden gebruikt bij bombardementen, geschutrichtapparaten en boordbesturingssystemen voor wapens;
b) systemen voor het detecteren, identificeren, verkennen of volgen van het doelwit en voor het bepalen van de schootsafstand; toestellen voor opsporing, het samenvoegen van gegevens, herkenning en identificatie, en toestellen voor sensorintegratie;
c) apparatuur voor tegenmaatregelen tegen goederen als bedoeld onder ML5.a) en ML5.b);
Noot: in ML5.c) omvat apparatuur voor tegenmaatregelen opsporingsapparatuur.
d) veldtest- en uitlijnapparatuur, speciaal ontworpen voor goederen als bedoeld onder ML5.a), ML5.b) of ML5.c).
ML6Voertuigen en onderdelen daarvoor, als hieronder:
NB: voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.
a) voertuigen en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik;
Technische noot:
in ML6.a) omvat de term voertuigen tevens aanhangwagens.
b) andere voertuigen en onderdelen daarvoor, als hieronder:
1. voertuigen die aan elk van de volgende criteria voldoen:
a) vervaardigd zijn uit of uitgerust zijn met materialen of componenten die ballistische bescherming bieden tot niveau III (NIJ-norm 0108.01 van september 1985, of een vergelijkbare nationale norm) of beter;
b) beschikkend over een overbrenging die zowel de voor- als de achterwielen gelijktijdig aandrijft, met inbegrip van voertuigen met al dan niet aangedreven bijkomende wielen voor belasting;
c) toegestaan maximaal totaalgewicht (GVWR) van meer dan 4 500 kg, en
d) ontworpen of geschikt gemaakt voor gebruik buiten de wegen;
2. onderdelen met alle volgende kenmerken:
a) speciaal ontworpen voor de in ML6.b)1. vermelde voertuigen, en
b) ballistische bescherming biedend tot niveau III (NIJ-norm 0108.01 van september 1985, of een vergelijkbare nationale norm) of beter.
NB: zie ook ML13.a)
Noot 1: in ML6.a) worden ook bedoeld:
a) tanks en andere militaire bewapende voertuigen en militaire voertuigen met voorzieningen voor het daarop monteren van vuurwapens of apparatuur voor het leggen van mijnen of voor het lanceren van munitie als genoemd in ML4;
b) gepantserde voertuigen;
c) amfibievoertuigen en voertuigen voor het doorwaden van diep water;
d) bergingsvoertuigen en voertuigen voor het trekken of vervoeren van munitie of wapensystemen en aanverwante apparatuur voor ladingoverslag)
Noot 2: onder aanpassing aan een in ML6.a) bedoeld voertuig voor militair gebruik wordt verstaan een structurele, elektrische of mechanische wijziging naar aanleiding van één of meerdere speciaal met het oog op militair gebruik ontworpen component. Deze componenten zijn onder meer:
a) kogelbestendige luchtbanden;
b) bepantsering van vitale delen (zoals brandstoftanks of de cabine van het voertuig);
c) speciale versterkingsplaten of bevestigingspunten voor wapens;
d) verduisteringslichten.
Noot 3: onder ML6 vallen niet: civiele voertuigen, ontworpen of geschikt gemaakt voor geld- of waardetransporten.
Noot 4: onder ML6 vallen niet de voertuigen die alle volgende kenmerken vertonen:
a) gemaakt vóór 1946;
b) niet voorzien van onderdelen, genoemd in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen en gemaakt na 1945, met uitzondering van replica's van originele onderdelen of toebehoren voor het voertuig, en
c) niet voorzien van wapens genoemd in ML1., ML2. of ML4, tenzij deze wapens onklaar zijn en geen projectiel kunnen afschieten.
ML7Chemisch of biologisch toxisch materiaal, ”stoffen voor oproerbeheersing”, radioactief materiaal, aanverwante apparatuur, onderdelen en materialen, als hieronder:
a) biologische of radioactieve stoffen, ”aangepast voor gebruik in oorlogssituaties” teneinde slachtoffers te veroorzaken onder mensen en dieren, schade toe te brengen aan de werking van apparatuur, aan gewassen of aan het milieu;
b) stoffen voor chemische oorlogvoering, waaronder:
1. zenuwgassen:
a) O-alkyl (gelijk aan of kleiner dan C10, met inbegrip van cycloalkyl) alkyl (methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl) -fosfonofluoridaten, zoals:
O-isopropylmethylfosfonofluoridaat (CAS 107-44-8), en
soman (GD): O-pinacolylmethylfosfonofluoridaat (CAS 96-64-0);
b) O-alkyl (gelijk aan of kleiner dan C10, met inbegrip van cycloalkyl) N,N-dialkyl(methyl-, ehtyl-, n-propyl- of isopropyl) fosforamidocyanidaten, zoals:
tabun (GA): O-ethyl N,N-dimethylfosforamidocyanidaat (CAS 77-81-6);
c) O-alkyl (H of gelijk aan of kleiner dan C10, inclusief cycloalkyl) S-2-dialkyl(methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl-)ami noethylalkyl (methyl-, ethyl-, n-propyl-, of isopropyl) fosfonothiolaten en overeenkomstige gealkyleerde en geprotoneerde zouten zoals:
VX: O-ethyl S-2-diisopropylaminoethylmethylfosfonothiolaat (CAS 50782-69-9);
2. blaarvormende gassen:
a) zwavelmosterdgassen, zoals:
1. 2-chloorethylchloormethylsulfide (CAS2625-75-5);
2. bis (2-chloorethyl)sulfide (CAS 505-60-2);
3. bis (2-chloorethylthio)methaan (CAS 63869-13-6);
4. 1,2-bis(2-chloorethylthio)ethaan (CAS 3563-36-8);
5. 1,3-bis(2-chloorethylthio)-n-propaan (CAS 6390 5-10-2);
6. 1,4-bis(2-chloorethylthio)-n-butaan (CAS 142868-93-7);
7. 1,5-bis(2-chloorethylthio)-n-pentaan (CAS 142868-94-8);
8. bis(2-chloorethylthiomethyl)ether (CAS 63918-90-1);
9. bis(2-chloorethylthioethyl)ether (CAS 63918-89-8);
b) lewisieten, zoals:
1. 2-chloorvinyldichloorarsine (CAS 541-25-3);
2. tris(2-chloorvinyl)arsine (CAS 40334-70-1);
3. Bis (2-chlorovinyl) chloroarsine (CAS 40334-69-8);
c) stikstofmosterdgassen, zoals:
1. HN 1: bis(2-chloorethyl)ethylamine (CAS 538-07-8);
2. HN 2: bis(2-chloorethyl)methylamine (CAS 51-75-2);
3. HN 3: tris(2-chloorethyl)amine (CAS 555-77-1);
3. verdovende gassen, zoals:
a) 3-chinuclidinylbenzilaat (BZ) (CAS 6581-06-2);
4. ontbladeringsmiddelen, zoals:
a) Butyl 2-chloor-4-fluorofenoxyacetaat (LNF);
b) 2,4,5-trichloorfenoxyazijnzuur (CAS 93-76-5) gemengd met 2,4-dichloorfenoxyazijnzuur (CAS 94-75-7) (Agent Orange (CAS 39277-47-9));
c) voorlopers van binaire stoffen en sleutelvoorlopers van chemische oorlogvoering, als hieronder:
1. alkyl(methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl-)fosfonofluoridaten, zoals:
DF: methylfosfonyldifluoride (CAS 676-99-3);
2. O-alkyl (H of gelijk aan of kleiner dan C10, inclusief cycloalkyl) 0-2-dialkyl- (methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl-) aminoethylalkyl(methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl-)fosfonieten en overeenkomstige gealkyleerde en geprotoneerde zouten zoals:
QL: O-ethyl O-2-diisopropylaminoethylmethylfosfoniet (CAS 57856-11-8);
3. chloorsarin: O-isopropylmethylfosfonochloridaat (CAS 1445-76-7);
4. chloorsoman: O-pinacolylmethylfosfonochloridaat (CAS 7040-57-5);
d) ”stoffen voor oproerbeheersing”, chemische stoffen met werkzame bestanddelen en combinaties daarvan, waaronder:
1. α-broombenzeenacetonitril (broombenzylcyanide) (CA) (CAS 5798-79-8);
2. [(2-chloorfenyl)methyleen]propaandinitril, (o-chloorbenzylideenmalononitril (CS) (CAS 2698-41-1);
3. 2-chloor-1-phenylethanon, fenylacylchloride (ω-hlooracetofenon) (CN) (CAS 532-27-4);
4. dibenz-(b,f)-1,4-oxazefine (CR) (CAS 257-07-8);
5. 10-chloor-5,10-dihydrophenarsazine, (phenarsazinechloride), (adamsiet), (DM) (CAS 578-94-9);
6. N-nonanoylmorfoline (MPA) (CAS 5299-64-9);
Noot 1: onder ML7.d) vallen niet: ”stoffen voor oproerbeheersing” in individuele verpakkingen die zijn bedoeld voor zelfverdediging)
Noot 2: onder ML7.d) vallen niet: chemische stoffen met werkzame bestanddelen en combinaties daarvan die zijn bestemd en verpakt voor de productie van levensmiddelen of voor medische doeleinden.
e) apparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, speciaal ontworpen of aangepast voor verspreiding van de volgende stoffen of middelen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
1. stoffen of middelen als genoemd in ML7.a), ML7.b) of ML7.d), of
2. stoffen voor chemische oorlogvoering gemaakt uit voorlopers als genoemd in ML7.c);
f) veiligheids- en decontaminatieapparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, onderdelen en chemische mengsels, als hieronder:
1. apparatuur, ontworpen of aangepast voor bescherming tegen de in ML7.a), ML7.b) of ML7.d) bedoelde stoffen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
2. apparatuur, ontworpen of aangepast voor de decontaminatie van voorwerpen besmet met de in ML7.a) of ML7.b) bedoelde stoffen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
3. chemische mengsels, speciaal ontwikkeld/samengesteld voor de decontaminatie van voorwerpen besmet met de in ML7.a) of ML7.b) bedoelde stoffen;
Noot: onder ML7.f)1 vallen ook:
a) luchtbehandelingseenheden, speciaal ontworpen of aangepast voor nucleaire, biologische of chemische filtratie;
b) beschermende kleding)
NB: voor civiele gasmaskers, veiligheids- en decontaminatieapparatuur, zie ook 1A004 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.
g) apparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, ontworpen of aangepast voor opsporing en identificatie van de in ML7.a), ML7.b) of ML7.d) genoemde stoffen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
Noot: in ML7.g) worden niet bedoeld individuele dosismeters voor stralingscontrole)
NB: zie ook 1A004 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik.
h. ”biopolymeren”, speciaal ontworpen of bewerkt voor het opsporen en determineren van stoffen voor chemische oorlogvoering als genoemd in ML7.b) en de specifieke celkweken die worden gebruikt voor de vervaardiging daarvan;
i. ”biokatalysatoren” voor het decontamineren en afbreken van stoffen voor chemische oorlogvoering, en biologische systemen daarvoor, als hieronder:
1. ”biokatalysatoren”, speciaal ontworpen voor de decontaminatie en het afbreken van de in ML7.b) bedoelde stoffen voor chemische oorlogvoering, en welke het resultaat zijn van gerichte laboratoriumselectie of van genetische manipulatie van biologische systemen;
2. biologische systemen die de genetische informatie bevatten die specifiek is voor de productie van ”biokatalysatoren” als genoemd in ML7.i).1., als hieronder:
a) ”expressievectoren”;
b) virussen;
c) celkweken.
Noot 1: onder ML7.b) en ML7.d) vallen niet:
a) cyanogeenchloride(chloorcyaan) (CAS 506-77-4). Zie 1C450.a)5 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik;
b) hydrogeencyanide (blauwzuur) (CAS 74-90-8);
c) chloor (CAS 7782-50-5);
d) carbonylchloride (fosgeen) (CAS 75-44-5). Zie 1C450.a)5 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik;
e) difosgeen (trichloormethylchloorformiaat) (CAS 503-38-8);
f) niet meer in gebruik sinds 2004;
g) xylylbromide, ortho-: (CAS 89-92-9), meta: (CAS 620-13-3), para: (CAS 104-81-4);
h) benzylbromide (CAS 100-39-0);
i) benzyljodide (CAS 620-05-3);
j) broomaceton (CAS 598-31-2);
k) cyanogeenbromide (CAS 506-68-3);
l) broommethylethylketon (CAS 816-40-0);
m) chlooraceton (CAS 78-95-5);
n) ethyljoodacetaat (CAS 623-48-3);
o) joodaceton (CAS 3019-04-3);
p) chloorpicrine (CAS 76-06-2). Zie 1C450.a)7 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik;
Noot 2: de in ML7.h) en ML7.i)2 bedoelde celkweken en biologische systemen vormen een limitatieve opsomming en in deze rubrieken worden niet bedoeld cellen of biologische systemen voor civiele doeleinden, zoals toepassingen in de landbouw, farmaceutische industrie, op medisch, veterinair en milieuhygiënisch gebied, in het afvalbeheer en in de voedingsindustrie)
ML8”Energetische materialen”, en aanverwante substanties, als hieronder:
N.B)1: zie ook 1C011 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.
N.B)2: voor ladingen en mechanismen, zie ML4 en 1A008 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.
Technische noten
1. in ML8 betekent de term mengsel een samenstelling van twee of meer stoffen waarvan er ten minste één voorkomt in de rubrieken van ML8.
2. onder deze lijst vallen alle stoffen die voorkomen in de ML8-rubrieken, ook wanneer deze gebruikt worden in een andere toepassing dan vermeld) (Zo wordt TAGN voornamelijk als springstof gebruikt, maar kan deze stof ook als brandstof of oxidatiemiddel dienen.)
3. In ML8 betekent deeltjesgrootte de gemiddelde doorsnee van een deeltje op gewichts- of volumebasis. Internationale of gelijkwaardige nationale normen worden gebruikt voor bemonstering en het vaststellen van de deeltjesgrootte)
a) ”springstoffen”, als hieronder, en mengsels daarvan:
1. ADNBF (aminodinitrobenzofuroxan of 7-amino-4-6-dinitrobenzofurazan-1-oxide (CAS 97096-78-1);
2. BNCP (cis-bis(5-nitrotetrazolato) tetraaminekobalt (III) perchloraat) (CAS 117412-28-9);
3. CL-14 (diaminodinitrobenzofuroxan of 5,7-diamino-4,6-dinitrobenzofurazaan-1-oxide (CAS 117907-74-1);
4. CL-20 (HNIW of hexanitrohexaazaisowurtzitaan) (CAS 135285-90-4); chlatraten van CL-20 (zie ook ML8.g)3 en g)4 voor de ”voorlopers”);
5. CP (2(5-cyaantetrazolato) pentaaminekobalt ( III) perchloraat) (CAS 70247-32-4);
6. DADE (1,1-diamino-2,2-dinitroethyleen, FOX7) (CAS 145250-81-3);
7. DATB (diaminotrinitrobenzeen) (CAS 1630-08-6);
8. DDFP (1,4-dinitrodifurazanpiperazine);
9. DDPO (2,6-diamino-3,5-dinitropyrazine-1-oxide, PZO) (CAS 194486-77-6);
10. DIPAM (3,3′-diamino-2,2′,4,4′,6,6′-hexanitrobifenyl of dipicramide) (CAS 17215-44-0);
11. DNGU (DINGU of dinitroglycoluril) (CAS 55510-04-8);
12. furazanen, als hieronder:
a) DAAOF (DAAF, DAAFox, of diaminoazoxyfurazan);
b) DAAzF (diaminoazofurazan) (CAS 78644-90-3);
13. HMX en derivaten (zie ook ML8.g)5 voor de ”voorlopers”), als hieronder:
a) HMX (cyclotetramethyleentetranitramine, octahydro-1,3,5,7-tetranitro-1,3,5,7-tetrazine, 1,3,5,7-tetranitro-1,3,5,7-tetraza-cyclooctaan, octogen of octogeen) (CAS 2691-41-0);
b) difluorgeamineerde analoga van HMX;
c) K-55 (2,4,6,8-tetranitro-2,4,6,8-tetraazabicyclo[3,3,0]-octanon-3, tetranitrosemiglycouril of keto-bicylisch HMX) (CAS 130256-72-3);
14. HNAD (hexanitroadamantaan) (CAS 143850-71-9);
15. HNS (hexanitrostilbeen) (CAS 20062-22-0);
16. imidazolen, als hieronder:
a) BNNII (Octahydro-2,5-bis(nitroimino)imidazo [4,5-d]imidazool);
b) DNI (2,4-dinitroimidazool) (CAS 5213-49-0);
c) FDIA (1-fluoro-2,4-dinitroimidazole);
d) NTDNIA (N-(2-nitrotriazolo)-2,4-dinitroimidazool);
e) PTIA (1-picryl-2,4,5-trinitroimidazool);
17. NTNMH (1-(2-nitrotriazolo)-2-dinitromethyleenhydrazine);
18. NTO (ONTA of 3-nitro-1,2,4-triazool-5-on) (CAS 932-64-9);
19. polynitrocubanen met meer dan vier nitrogroepen;
20. PYX (2,6-bis(picrylamino)-3,5-dinitropyridine) (CAS 38082-89-2);
21. RDX en derivaten, als hieronder:
a) RDX (cyclotrimethyleentrinitramine, cycloniet, T4, hexahydro-1,3,5-trinitro-1,3,5-triazine, 1,3,5-trinitro-1,3,5-triazacyclohexaan, hexogen of hexogeen) (CAS 121-82-4); b)
b) Keto-RDX (K-6 of 2,4,6-trinitro-2,4,6-triazacyclohexanon) (CAS 115029-35-1);
22. TAGN (triaminoguanidinenitraat) (CAS 4000-16-2);
23. TATB (triaminotrinitrobenzeen) (CAS 3058-38-6) (zie ook ML8.g)7 voor de ”voorlopers”);
24. TEDDZ (3,3,7,7-tetrabis(difluoramine)octahydro-1,5-dinitro-1,5-diazocine);
25. tetrazolen, als hieronder:
a) NTAT (nitrotriazoolaminotetrazool);
b) NTNT (1-N-(2-nitrotriazolo)-4-nitrotetrazool);
26. tetryl (trinitrofenylmethylnitramine) (CAS 479-45-8);
27. TNAD (1,4,5,8-tetranitro-1,4,5,8-tetraazadecaline) (CAS 135877-16-6) (zie ook ML8.g)6 voor de ”voorlopers”);
28. TNAZ (1,3,3-trinitroazetidine) (CAS 97645-24-4) (zie ook ML8.g)2 voor de ”voorlopers”);
29. TNGU (SORGUYL of tetranitroglycoluril) (CAS 55510-03-7);
30. TNP (1,4,5,8-tetranitro-pyridazino[4,5-d]pyridazine) (CAS 229176-04-9);
31. triazinen, als hieronder:
a) DNAM (2-oxy-4,6-dinitroamino-s-triazine) (CAS 19899-80-0);
b) NNHT (2-nitroimino-5-nitro-hexahydro-1,3,5-triazine) (CAS 130400-13-4);
32. triazolen, als hieronder:
a) 5-azido-2-nitrotriazool;
b) ADHTDN (4-amino-3,5-dihydrazino-1,2,4-triazooldinitramide) (CAS 1614-08-0);
c) ADNT (1-amino-3,5-dinitro-1,2,4-triazool);
d) BDNTA ([bis-dinitrotriazool]amine);
e) DBT (3,3′-dinitro-5,5-bis-1,2,4-triazool) (CAS 30003-46-4);
f) DNBT (dinitrobistriazool) (CAS 70890-46-9);
g) niet meer in gebruik sinds 2010;
h) NTDNT (1-N-(2-nitrotriazolo)-3,5-dinitrotriazool);
i) PDNT (1-picryl-3,5-dinitrotriazool);
j) TACOT (tetranitrobenzeentriazoolbenzeentriazool) (CAS 25243-36-1);
33. springstoffen die niet elders in ML8.a) zijn opgenomen, met één of meer van de volgende kenmerken:
a) een detonatiesnelheid groter dan 8700 m/s bij maximale dichtheid, of
b) een detonatiedruk in de schokgolf van meer dan 34 GPa (340 kbar);
34. niet meer in gebruik sinds 2013
35. DNAN (2,4-dinitroanizool) (CAS 119-27-7);
36. TEX (4,10-dinitro-2,6,8,12-tetraoxa-4,10-diazaisowurtzitaan);
37. GUDN (Guanylurea dinitramide) FOX-12 (CAS 217464-38-5);
38. tetrazines, als hieronder:
a) BTAT (Bis(2,2,2-trinitroethyl)-3,6-diaminotetrazine);
b) LAX-112 (3,6-diamino-1,2,4,5-tetrazine-1,4-dioxide);
39. Energetische ionische materialen met een smeltpunt tussen 343 K (70 °C) en 373 K (100 °C) en een detonatiesnelheid groter dan 6 800 m/s of een detonatiedruk van meer dan 18 GPa (180 kbar);
b) ”stuwstoffen”, als hieronder:
1. Elke vaste ”stuwstof” met een theoretische specifieke impuls (onder standaardomstandigheden) van meer dan:
a) 240 seconden bij niet-gemetalliseerde, niet-gehalogeniseerde ”stuwstof”;
b) 250 seconden bij niet-gemetalliseerde, gehalogeniseerde ”stuwstof”, of
c) 260 seconden bij gemetalliseerde ”stuwstof”;
2. niet meer in gebruik sinds 2013;
3. ”stuwstoffen” met een krachtconstante groter dan 1 200 kJ/kg;
4. ”stuwstoffen” die een onveranderlijke verbrandingssnelheid kunnen onderhouden van meer dan 38 mm per seconde onder standaardomstandigheden (gemeten in de vorm van een geïnhibeerde enkele streng) van een druk van 6,89 Mpa (68,9 bar) en een temperatuur van 294 K (21 °C);
5. met elastomeer gemodificeerde gegoten ”stuwstoffen” op basis van twee stuwstoffen (EMCDB) met een uitrekbaarheid bij maximale spanning van meer dan 5 % bij 233 K (– 40 °C);
6. elke ”stuwstof” die in ML8.a) bedoelde substanties bevat;
7. ”stuwstoffen” die niet elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire producten worden vermeld en speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik;
c) ”pyrotechnische stoffen” als hieronder, en mengsels daarvan:
1. brandstoffen voor vliegtuigen die speciaal voor militaire doeleinden zijn samengesteld;
Noot: de in ML8.c)1 bedoelde brandstoffen voor vliegtuigen zijn de eindproducten en niet de bestanddelen daarvan.
2. alane (aluminiumhydride) (CAS 7784-21-6);
3. carboranen; decaboraan (CAS 17702-41-9); pentaboranen (CAS 19624-22-7 en 18433-84-6) en derivaten;
4. hydrazine en derivaten, als hieronder (zie ook ML8.d)8 en d)9 voor oxiderende hydrazinederivaten):
a) hydrazine (CAS 302-01-2) in concentraties van 70 % of meer;
b) monomethylhydrazine (CAS 60-34-4);
c) symmetrisch dimethylhydrazine (CAS 540-73-8);
d) asymmetrisch dimethylhydrazine (CAS 57-14-7);
Noot: in ML8.c)4.a) zijn niet bedoeld hydrazinemengsels die speciaal zijn samengesteld voor corrosiebestrijding)
5. metaalbrandstoffen, brandstofmengsels of ”pyrotechnische” mengsels, in deeltjesvorm, hetzij bolvormig, verstoven, sferoïdisch, in vlokkenvorm of gemalen, vervaardigd uit materiaal dat voor 99 % of meer bestaat uit één of meer van de volgende stoffen:
a) metalen en mengsels daarvan, als hieronder:
1. beryllium (CAS 7440-41-7) met een deeltjesgrootte van minder dan 60 micrometer;
2. fijn ijzerpoeder (CAS 7439-89-6) met een deeltjesgrootte van 3 micrometer of minder, vervaardigd door reductie van ijzeroxide met waterstof;
b) mengsels die één van de volgende stoffen bevatten:
1. zirkonium (CAS 7440-67-7), magnesium (CAS 7439-95-4) en hun legeringen met een deeltjesgrootte van minder dan 60 micrometer, of
2. borium (CAS 7440-42-8) of boriumcarbide (CAS 12069-32-8) met een zuiverheid van 85 % of hoger en een deeltjesgrootte van minder dan 60 micrometer;
Noot 1: in ML8.c)5. zijn bedoeld explosieven en brandstoffen, ongeacht of de metalen of legeringen zijn ingekapseld in aluminium, magnesium, zirkonium of beryllium.
Noot 2: in ML8.c)5.b) zijn uitsluitend bedoeld metaalbrandstoffen in deeltjesvorm die zijn gemengd met andere stoffen teneinde een voor militaire doeleinden samengesteld mengsel te vormen, zoals vloeibarestuwstofslurries, vaste stuwstoffen en pyrotechnische mengsels.
Noot 3: in ML8.c)5.b)2 worden niet bedoeld borium en boriumcarbide verrijkt met borium-10 (20 % of meer borium-10 bevattend).
6. militaire materialen welke verdikkingsmiddelen voor koolwaterstofbrandstoffen bevatten, die speciaal zijn samengesteld voor gebruik in vlammenwerpers of pyrogene munitie, zoals metaalstearaten (bv. octal (CAS 637-12-7)) of palmitaten;
7. perchloraten, chloraten en chromaten, samengesteld met verpoederd metaal of andere brandstofcomponenten met hoge energie;
8. bolvormig of sferoïdisch aluminiumpoeder (CAS 7429-90-5) met een deeltjesgrootte van 60 micrometer of kleiner en vervaardigd van materiaal met een aluminiumgehalte van 99 % of meer;
9. titaansubhybride (TiHn) met de stoichiometriewaarde n = 0,65-1,68;
10. Onderstaande niet in ML8.c)1 vermelde vloeibare brandstoffen met hoge energiedichtheid:
a) Gemengde brandstoffen, die zowel vaste als vloeibare brandstoffen bevatten (zoals boriumspecie) met een energiedichtheid op massabasis van minimaal 40 MJ/kg;
b) Andere brandstoffen met hoge energiedichtheid en brandstofadditieven (bv. cubaan, ionische oplossingen, JP-7, JP-10), met een energiedichtheid op massabasis van minimaal 37,5 GJ/m3, gemeten bij 293 K (20 °C) en een atmosferische druk van één (101,325 kPa);
Noot: ML8.c)10.b) geldt niet voor JP-4, JP-8, fossiele geraffineerde brandstoffen of biobrandstoffen, of brandstoffen voor motoren die gecertificeerd zijn voor gebruik in de burgerluchtvaart.
11. onderstaande ”pyrotechnische” en pyrofore materialen:
a) ”pyrotechnische” en pyrofore materialen die speciaal zijn samengesteld ter verbetering van of controle op de productie van uitgestraalde energie in ieder deel van het IR-spectrum;
b) mengsels van magnesium, polytetrafluorethyleen (PTFE) en een vinylideendifluoride-hexafluorpropyleencopolymeer (bijv. MTV);
12. brandstofmengsels, ”pyrotechnische” mengsels of ”energetische materialen”, nergens anders vermeld in ML8, met alle volgende kenmerken:
a) met meer dan 0,5 % aan een van onderstaande deeltjes:
1. aluminium;
2. beryllium;
3. boor (borium);
4. zirkonium;
5. magnesium, of
6. titaan;
b) in ML8.c)12.a) vermelde deeltjes met een afmeting van minder dan 200 nm in alle richtingen, en
c) in ML8.c)12.a) vermelde deeltjes met een mertaalgehalte van minimaal 60 %;
d) oxidatiemiddelen als hieronder, en mengsels daarvan:
1. ADN (ammoniumdinitramide of SR 12) (CAS 140456-78-6);
2. AP (ammoniumperchloraat) (CAS 7790-98-9);
3. samenstellingen bestaande uit fluor en één of meer van de volgende stoffen:
a) andere halogenen;
b) zuurstof, of
c) stikstof;
Noot 1: in ML8.d)3 is niet bedoeld chloortrifluoride (CAS 7790-91-2).
Noot 2: in ML8.d)3 is niet bedoeld stikstoftrifluoride (CAS 7783-54-2) in gasvormige toestand)
4. DNAD (1,3-dinitro-1,3-diazetidine) (CAS 78246-06-7);
5. HAN (hydroxylammoniumnitraat) (CAS 13465-08-2);
6. HAP (hydroxylammoniumperchloraat) (CAS 15588-62-2);
7. HNF (hydraziniumnitroformaat) (CAS 20773-28-8);
8. hydrazinenitraat (CAS 37836-27-4);
9. hydrazineperchloraat (CAS 27978-54-7);
10. vloeibare oxidatiemiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit geïnhibeerd roodrokend salpeterzuur (IRFNA) (CAS 8007-58-7);
Noot: in ML8.d)10 is niet bedoeld niet-geïnhibeerd rokend salpeterzuur.
e) bindmiddelen, weekmakers, monomeren en polymeren, als hieronder:
1. AMMO (azidomethylmethyloxetaan en de polymeren daarvan) (CAS 90683-29-7) (zie ook ML8.g)1 voor de ”voorlopers”);
2. BAMO (bisazidomethyloxetaan en de polymeren daarvan) (CAS 17607-20-4) (zie ook ML8.g)1 voor de ”voorlopers”);
3. BDNPA (bis(2,2-dinitropropyl)acetaal) (CAS 5108-69-0);
4. BDNPF (bis(2,2-dinitropropyl)formal) (CAS 5917-61-3);
5. BTTN (butaantriooltrinitraat (CAS 6659-60-50) (zie ook ML8.g)8 voor de ”voorlopers”);
6. energetische monomeren, weekmakers of polymeren die speciaal voor militaire doeleinden zijn samengesteld en één of meer van de volgende groepen bevatten:
a) nitrogroepen;
b) azidogroepen;
c) nitraatgroepen;
d) nitrazagroepen, of
e) difluoroaminogroepen;
7. FAMAO (3-difluoroaminomethyl-3-azidomethyloxetaan) en de polymeren daarvan;
8. FEFO (bis-(2-fluoro-2,2 dinitroethyl)formal) (CAS 17003-79-1);
9. FPF-1 (poly-2,2,3,3,4,4-hexafluorpentaan-1,5-diol formal) (CAS 376-90-9);
10. FPF-3 (poly-2,4,4,5,5,6,6-heptafluor-2-trifluormethyl-3-oxaheptaan-1,7-diol formal);
11. GAP (glycidylazidepolymeer) (CAS 143178-24-9) en derivaten daarvan;
12. HTPB (hydroxyl eindstandig polybutadieen) met een hydroxylfunctionaliteit gelijk aan of groter dan 2,2 en minder dan of gelijk aan 2,4, een hydroxylwaarde van minder dan 0,77 meq/g, en een viscositeit bij 30 °C van minder dan 47 poise (CAS 69102-90-5);
13. van alcoholfuncties voorzien poly(epichloorhydrine) met een molecuulgewicht van minder dan 10 000 , als hieronder:
a) poly(epichlorohydrindiol);
b) poly(epichlorohydrintriol);
14. NENAs (nitratoethylnitramineverbindingen) (CAS 17096-47-8, 85068-73-1, 82486-83-7, 82486-82-6 en 85954-06-9);
15. PGN (poly-GLYN, polyglycidylnitraat of poly(nitratomethyloxiraan)) (CAS 27814-48-8);
16. poly-NIMMO (polynitraatmethylmethyloxetaan), poly-NMMO of poly(3-nitraatmethyl,3-methyloxetaan) (CAS 84051-81-0);
17. polynitroorthocarbonaten;
18. TVOPA (1,2,3-tris[1,2-bis(difluoramino)ethoxy]propaan of tris vinoxypropaanadduct (CAS 53159-39-0);
19. 4,5 diazidomethyl-2-methyl-1,2,3-triazool (iso-DAMTR);
20. PNO (Poly(3-nitraat-oxetaan));
f) ”toevoegingen”, als hieronder:
1. basisch kopersalicylaat (CAS 62320-94-9);
2. BHEGA (bis-(2-hydroxyethyl) glycolamide) (CAS17409-41-5);
3. BNO (butadieennitriloxide);
4. ferroceenderivaten, als hieronder:
a) butaceen (CAS 125856-62-4);
b) catoceen (2,2-bis-ethylferrocenylpropaan) (CAS 37206-42-1);
c) ferroceencarboxylzuren en esters van ferroceencarboxylzuur;
d) n-butyl-ferroceen (CAS 31904-29-7);
e) niet elders in ML8.f)4 vermelde andere additiepolymeren van ferroceenderivaten;
f) ethylferroceen (CAS 1273-89-8);
g) propylferroceen;
h) pentylferroceenferroceen (CAS 1274-00-6);
i) dicyclopentylferroceen;
j) dicyclohexylferroceen;
k) diethylferroceen (CAS 1273-97-8);
l) dipropylferroceen;
m) dibutylferroceen (CAS 1274-08-4);
n) dihexylferroceen (CAS 93894-59-8);
o) acetylferroceen (CAS 1271-55-2)/1,1′-diacetylferroceen (CAS 1273-94-5);
5. lood-beta-resorcylaat (CAS 20936-32-7);
6. loodcitraat (CAS 14450-60-3);
7. lood/koperchelaten van betaresorcylaat of salicylaten (CAS 68411-07-4);8.
8. loodmaleaat (CAS 19136-34-6);
9. loodsalicylaat (CAS 15748-73-9);
10. loodstannaat (CAS 12036-31-6);
11. MAPO (tris-1-(2-methyl) aziridinylfosfineoxide (CAS57-39-6); BOBBA 8 (bis(2-methylaziridinyl)-2-(2-hydroxypropanoxy) propylaminofosfineoxide), en andere MAPO-derivaten;
12. methyl BAPO (bis(2-methylaziridinyl)methylaminofosfineoxide (CAS85068-72-0);
13. N-methyl-p-nitroaniline (CAS100-15-2);
14. 3-nitraza-1,5-pentaandiisocyanaat (CAS 7406-61-9);
15. organometaal-koppelaars, als hieronder:
a) neopentyl[diallyl] oxy, tri [dioctyl]fosfaattitanaat (CAS 103850-22-2); ook wel bekend onder de benaming titaan IV, 2,2[bis 2-propenolato-methyl, butanolaat, tris(dioctyl) fosfato] (CAS 110438-25-0), of LICA 12 (CAS 103850-22-2);
b) titaan IV [(2-propenolato-1)methyl, n-propanolatomethyl]butanolaat-1, tris[dioctyl]pyrofosfaat of KR3538;
c) titaan IV [(2-propenolato-1)methyl, n-propanolatomethyl]butanolaat-1, tris(dioctyl)fosfaat;
16. polycyaandifluoraminoethyleenoxide;
17. onderstaande bindmiddelen:
a) 1,1R,1S-trimesoyl-tris(2-ethylaziridine) (HX-868, BITA) (CAS 7722-73-8);
b) polyfunctionele aziridineamiden met keten van isoftaalzuur, trimesinezuur, isocyanuurzuur of trimethyladipinezuur en ook een 2-methyl of 2-ethyl aziridinegroep;
Noot: onder ML.8.f)17.b) vallen ook:
a) 1,1H-Isoftaloyl-bis(2-methylaziridine)(HX-752) (CAS 7652-64-4);
b) 2,4,6-tris(2-ethyl-1-aziridinyl)-1,3,5-triazine (HX-874) (CAS 18924-91-9);
c) 1,1,1R,1S-trimesoyl-tris(2-ethylaziridine) (HX-868, BITA) (CAS 71463-62-2);
18. propyleenimine (2-methylaziridine) (CAS 75-55-8);
19. superfijn ijzeroxide (Fe2O3) (CAS 1317-60-8) met een specifiek oppervlak groter dan 250 m2/g en een gemiddelde deeltjesgrootte van 3,0 nm of kleiner;
20. TEPAN (tetraethyleenpentamineacrylnitril) (CAS 68412-45-3); gecyaanethyleerde polyamines en de zouten daarvan;
21. TEPANOL (tetraethyleenpentamineacrylnitrilglycidol) (CAS 68412-46-4); cyaanethyl-gesubstitueerde polyamines geaddeerd met glycidol en de zouten daarvan;
22. TBP (trifenylbismut) (CAS 603-33-8);
23. TEPB (Tris (ethoxyfenyl) bismut) (CAS 90591-48-3);
g) ”voorlopers”, als hieronder:
NB: in ML8.g) gelden de verwijzingen de uit deze substanties vervaardigde ”energetische materialen”.
1. BCMO (bischloormethyloxetaan) (CAS 142173-26-0) (zie ook ML8.e)1 en e)2);
2. dinitroazetidine-t-butylzout (CAS 125735-38-8) (zie ook ML8.a)28);
3. hexaazaisowurtzitaan-derivaten zoals HBIW (hexabenzylhexaazaisowurtzitaan) (CAS 124782-15-16) (zie ook ML8.a)4) en TAIW (tetraacetyldibenzylhexaazaisowurtzitaan) (CAS 182763-60-6)(zie ook ML8.a)4);
4. niet meer in gebruik sinds 2013;
5. TAT (1,3,5,7-tetraacetyl-1,3,5,7,-tetraaza-cyclooctaan) (CAS 41378-98-7) (zie ook ML8.a)13);
6. 1,4,5,8-tetraazadecaline (CAS 5409-42-7) (zie ook ML8.a)27);
7. 1,3,5 trichloorbenzeen (CAS 108-70-3) (zie ook ML8.a)23);
8. 1,2,4 trihydroxybutaan (1,2,4 butaantriol) (CAS 3068-00-6) (zie ook ML8.e)5);
9. DADN (1,5-diacetyl-3,7-dinitro-1, 3, 5, 7-tetraaza-cyclooctaan) (zie ook ML8.a)13).
Noot 1: de volgende stoffen zijn niet bedoeld in ML8 tenzij ze zijn samengesteld of gemengd met het ”energetisch materiaal” vermeld in ML8.a) of met metalen in poedervorm vermeld in ML8.c):
a) ammoniumpicraat (CAS 131-74-8);
b) zwart kruit;
c) hexanitrodifenylamine (CAS 131-73-7);
d) difluoramine (CAS 10405-27-3);
e) nitrostijfsel (CAS 9056-38-6);
f) kaliumnitraat (CAS 7757-79-1);
g) tetranitronaftaleen;
h) trinitroanisol;
i) trinitronaftaleen;
j) trinitroxyleen;
k) N-pyrrolidinon;1-methyl-2-pyrrolidinon (CAS 872-50-4);
l) dioctylmaleaat (CAS 142-16-5);
m) ethylhexylacrylaat (CAS 103-11-7);n.
n) triethylaluminium (TEA) ) (CAS 97-93-8), trimethylaluminium (TMA) (CAS 75-24-1)en andere pyrofore metaalalkylen en metaalarylen van lithium, natrium, magnesium, zink en borium;
o) nitrocelluose (CAS 9004-70-0);
p) nitroglycerine (of glyceroltrinitraat, trinitroglycerine) (NG) (CAS 55-63-0);
q) 2,4,6-trinitrotolueen (TNT) (CAS 118-96-7);
r) ethyleendiaminedinitraat (EDDN) (CAS 20829-66-7);
s) pentaerytritoltetranitraat (PETN) (CAS 78-11-5);
t) loodazide (CAS 13424-46-9), normaal loodstyfnaat (CAS 15245-44-0) en basisch loodstyfnaat (CAS 12403-82-6), en primaire explosieven of ontstekingsmengsels die aziden of azidecomplexen bevatten;
u) triethyleenglycoldinitraat (TEGDN) (CAS 111-22-8);
v) 2,4,6-trinitroresorcinol (styfninezuur) (CAS 82-71-3);
w) diethyldifenylureum (CAS 85-98-3); dimethyldifenylureum (CAS 611-92-7); metylethyldifenylureum [centralites];
x) N,N-difenylureum (asymmetrisch difenylureum) (CAS 603-54-3);
y) methyl-N,N-difenylureum (asymmetrisch methyldifenylureum) (CAS 13114-72-2);
z) ethyl-N,N-difenylureum (asymmetrisch ethyldifenylureum) (CAS 64544-71-4);
aa) 2-nitrodifenylamine (2-NDPA)(CAS 119-75-5);
bb) 4-nitrodifenylamine (4-NDPA)(CAS 836-30-6);
cc) 2,2-dinitropropanol (CAS 918-52-5);
dd) nitroguanidine (CAS 556-88-7) (zie 1C011.d) op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik).
Noot 2: ML8 geldt niet voor ammoniumperchloraat (ML8.d) 2.), NTO (ML8.a)18.) of catoceen (ML8.f)4.b)) met alle volgende kenmerken:
a) speciaal gevormd en samengesteld voor gasgeneratoren voor civiel gebruik;
b) samengesteld of gemengd, met niet-actieve thermogeharde bindmiddelen of weekmakers en een massa van minder dan 250 g;
c) met een maximum van 80 % ammonium perchloraat (ML8.d) 2.) in de massa van de werkzame stof;
d) met minder dan of gelijk aan 4 g NTO (ML8.a)18.), en
e) met minder dan of gelijk aan 1 g catoceen (ML8.f)4.b)).
ML9Oorlogsschepen (zowel oppervlakteschepen als onderzeeboten), speciale scheepsuitrusting, toebehoren, onderdelen en andere oppervlakteschepen, als hieronder:
NB: voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.
a) vaartuigen en onderdelen, als hieronder:
1. vaartuigen (zowel oppervlakteschepen als onderzeeboten) speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik en ongeacht de staat van onderhoud of de gebruiksconditie, en al dan niet voorzien van systemen voor het lanceren van wapens of voorzien van bepantsering, alsmede rompen of delen van rompen voor deze vaartuigen, en onderdelen daarvoor speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik;
2. andere dan in ML9a)1 bedoelde oppervlakteschepen, met één of meer van de volgende elementen bevestigd op of ingebouwd in het vaartuig:
a) machinegeweren met een kaliber van 12,7 mm (kaliber 0,50 inch) of meer als bedoeld in ML1., of wapens als bedoeld in ML2., ML4., ML12. of ML19., of ’bevestigingspunten’ of versterkte punten voor dergelijke wapens;
Technische noot:
’bevestigingspunten’ betekent affuiten voor wapens of structurele verstevigingen voor de installatie van wapens.
b) vuurgeleidingssystemen als bedoeld in ML5;
c) met alle volgende kenmerken:
1. ’chemische, biologische, radiologische en nucleaire bescherming (CBRN)’;
2. een ’bevochtigings- of afspoelingsinrichting’ (’Pre-wet or wash down system’) voor decontaminatie;
Technische noten:
1. ’CBRN-bescherming’ is een geheel zelfstandige ruimte met voorzieningen als overdruk, isolatie van de ventilatiesystemen, beperkte ventilatieopeningen met CBRN-filters en met luchtsluizen uitgeruste beperkte toegangspunten voor personeel.
2. een ’bevochtigings- of afspoelingsinrichting’ (’Pre-wet or wash down system’) is een sproeisysteem met zeewater dat tegelijk de buitenkant van de bovenbouw en de dekken van een vaartuig kan bevochtigen.
d) actieve systemen voor tegenmaatregelen tegen wapens als bedoeld in ML4.b), ML5.c) of ML11.a), met een of meer van de volgende kenmerken:
1. ’CBRN-bescherming’;
2. een romp en bovenbouw die speciaal zijn ontworpen met het oog op de beperking van de radardoorsnede (radar cross section);
3. inrichtingen ter beperking van de thermische signatuur (bijv. een inrichting voor het koelen van uitlaatgassen), met uitzondering van inrichtingen die speciaal zijn ontworpen om de algemene efficiëntie van het aandrijfsysteem te verhogen of om de gevolgen voor het milieu te beperken, of
4. een demagnetiseringssysteem (degaussing system) dat is ontworpen om de magnetische signatuur van het gehele vaartuig te beperken;
b) motoren en voortstuwingssystemen, als hieronder, speciaal ontworpen voor militair gebruik en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen voor militair gebruik:
1. dieselmotoren, speciaal ontworpen voor onderzeeboten en met alle volgende kenmerken:
a) uitgangsvermogen van 1,500 MW (1 500 pk) of meer, en
b) omwentelingssnelheid van 700 omwentelingen per minuut of meer;
2. elektromotoren, speciaal ontworpen voor onderzeeboten en met alle volgende kenmerken:
a) uitgangsvermogen van meer dan 0,75 MW (1 000 pk);
b) snel omkeerbaar;
c) met vloeistofkoeling, en
d) geheel gesloten;
3. niet-magnetische dieselmotoren, met alle volgende kenmerken:
a) uitgangsvermogen van 37,3 kW (50 pk) of meer, en
b) een niet-magnetisch gehalte van meer dan 75 % van het totale gewicht;
4. speciaal voor onderzeeërs ontworpen ’luchtonafhankelijke voortstuwingssystemen’;
Technische noot:
’Luchtonafhankelijke voortstuwing’ (’air independent propulsion’ (AIP)) maakt het voor een onderzeeër mogelijk zijn voortstuwingssysteem zonder toegang tot atmosferische zuurstof te gebruiken gedurende een langere periode dan met accu's mogelijk zou zijn. Voor de toepassing van ML9.b)4 omvat AIP niet kernenergie)
c) toestellen voor opsporing onder water, speciaal ontworpen voor militair gebruik, besturingsapparaten daarvoor en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen voor militair gebruik;
d) netten voor het tegenhouden van onderzeeboten en torpedo's, speciaal ontworpen voor militair gebruik;
e) niet meer in gebruik sinds 2003;
f) doorvoeren of doorvoerkoppelingen voor rompen, speciaal ontworpen voor militair gebruik, waardoor interactie mogelijk is met apparatuur buiten het schip, en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen voor militair gebruik;
Noot: in ML9.f) zijn mede bedoeld doorvoerkoppelingen voor vaartuigen van het ééndraads-, meerdraads-, coaxiaalkabel of golfgeleiderstype, en doorvoeren voor rompen, beide geschikt om bij een onderwaterdiepte groter dan 100 m ondoordringbaar te blijven voor lekkage van buitenaf en met behoud van de vereiste eigenschappen, alsmede vezeloptische doorvoerkoppelingen en optische doorvoeren voor rompen speciaal ontworpen voor de transmissie van ”laser”-bundels ongeacht de diepte) ML9.f) is niet van toepassing op gewone doorvoeren voor rompen voor voortstuwingsaandrijfassen en hydrodynamische besturingsstangen.
g) geruisloze lagers, met één of meer van de volgende kenmerken, onderdelen daarvoor en apparatuur welke deze lagers bevat, speciaal ontworpen voor militair gebruik:
1. ophanging met gas of magnetische ophanging;
2. actieve regelinrichtingen ter onderdrukking van de signatuur, of
3. regelinrichtingen ter onderdrukken van trillingen.
ML10”Vliegtuigen”, ”lichter-dan-luchttoestellen”, onbemande luchtvaartuigen (UAV), vliegtuigmotoren, en uitrusting voor ”vliegtuigen”, aanverwante uitrustingsstukken en onderdelen, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, als hieronder:
NB: voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.
a) bemande ”vliegtuigen” en ”lichter-dan-luchttoestellen” en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
b) niet meer in gebruik sinds 2011;
c) onbemande vliegtuigen en aanverwante uitrustingsstukken, als hieronder, en daarvoor speciaal ontworpen onderdelen:
1. ”UAV's”, op afstand geleide luchtvaartuigen (RPV's), autonome, programmeerbare luchtvaartuigen en onbemande ”lichter-dan-luchttoestellen”;
2. lanceerinrichtingen, bergingsapparatuur en ondersteuningsapparatuur op de grond;
3. Voor commando of besturing ontworpen apparatuur;
d) voortstuwingsvliegtuigmotoren en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
e) uitrusting voor het in de lucht bijvullen van brandstof, speciaal ontworpen of aangepast om voor het volgende gebruikt worden, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
1. ”vliegtuigen” als bedoeld in ML.10.a), of
2. onbemande vliegtuigen als bedoeld in ML10.c);
f) ”grondmaterieel”, speciaal ontwikkeld voor de in ML10.a) bedoelde vliegtuigen of voor de in ML10.d) bedoelde vliegtuigmotoren;
Technische noot:
onder ”grondmaterieel” wordt ook verstaan toestellen werkend onder druk voor het bijvullen van brandstof en apparatuur speciaal ontworpen voor het kunnen verrichten van werkzaamheden in beperkte ruimten.
g) levensreddend materiaal en veiligheidsuitrusting voor vliegend personeel en andere reddingsmiddelen, niet genoemd in ML10.a), ontworpen voor luchtvaartuigen genoemd in ML10.a);
Noot: helmen voor vliegend personeel zonder al dan niet ingebouwde statieven of hulpstukken voor goederen die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld, vallen niet onder ML10.g).
NB: voor helmen, zie ook ML13.c).
h) parachutes, zweefparachutes en aanverwante uitrustingsstukken, als hieronder, en daarvoor speciaal ontworpen onderdelen:
1. parachutes die niet elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen zijn vermeld;
2. zweefparachutes;
3. uitrustingstukken speciaal ontworpen voor parachutisten die van grote hoogte springen (bijvoorbeeld pakken, speciale helmen, ademhalingssystemen, navigatieapparatuur);
i) apparatuur voor gestuurd openen of automatische besturingssystemen, ontworpen voor door een parachute afgeworpen ladingen.
Noot 1: onder ML10.a) vallen niet ”vliegtuigen”, ”lichter-dan-luchttoestellen” of varianten van deze ”vliegtuigen”, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik en met alle volgende kenmerken:
a) geen gevechtsvliegtuig;
b) niet geconfigureerd voor militair gebruik en niet uitgerust met apparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, en
c) gecertificeerd voor civiel gebruik door de civiele luchtvaartautoriteiten in een lidstaat van de EU of in een staat die aan het Wassenaar Arrangement deelneemt.
Noot 2: onder ML10.d) vallen niet:
a) vliegtuigmotoren, ontworpen of aangepast voor militair gebruik, die zijn gecertificeerd door de civiele luchtvaartautoriteiten in een lidstaat van de EU of in een staat die aan het Wassenaar Arrangement deelneemt voor gebruik in ”civiele vliegtuigen”, of speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
b) zuigermotoren of speciaal ontworpen onderdelen daarvoor, behalve die welke speciaal ontworpen zijn voor ”UAV's”.
Noot 3: voor de toepassing van ML10.a) en ML10.d) omvatten speciaal ontworpen onderdelen en aanverwante apparatuur voor niet-militaire ”vliegtuigen” of voor militair gebruik aangepaste vliegtuigmotoren uitsluitend militaire onderdelen en aanverwante militaire apparatuur die noodzakelijk zijn voor de aanpassing voor militair gebruik.
Noot 4: voor de toepassing van ML10.a), omvat militair gebruik: strijd, militaire verkenning, aanval, militaire training, logistieke ondersteuning, alsmede het transport en het afwerpen van troepen of militaire uitrustingsstukken.
Noot 5: ML10.a) geldt niet voor ”vliegtuigen” die alle volgende kenmerken vertonen:
a) voor het eerst gemaakt vóór 1946;
b) bevatten geen stukken die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen staan, tenzij die stukken nodig zijn om aan de veiligheids- of luchtwaardigheidsnormen van een lidstaat van de EU of van een staat die aan het Wassenaar Arrangement deelneemt te voldoen, en
c) hebben geen wapens die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen staan, tenzij die wapens onklaar zijn en niet opnieuw bruikbaar kunnen worden gemaakt.
ML11Elektronische apparatuur ”ruimtevaartuigen” en onderdelen die nergens anders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen zijn bedoeld, als hieronder:
a) elektronische apparatuur die speciaal is ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
Noot: in ML11.a) worden ook bedoeld:
a) elektronische apparatuur voor het hinderen en tegenhinderen (ECM- en ECCM-apparatuur, dat wil zeggen apparatuur, ontworpen om vreemde of onjuiste signalen in te voeren in radar of radiocommunicatieontvangers of om op andere wijze de ontvangst, werkzaamheid of doeltreffendheid van vijandelijke elektronische ontvangers en hun apparatuur voor tegenmaatregelen te hinderen);
b) buizen met frequency agility;
c) elektronische systemen of apparatuur ontworpen voor ofwel het observeren en volgen van het elektromagnetisch spectrum voor militaire inlichtingen of veiligheidsdoeleinden, ofwel het tegengaan van dergelijke observatie- en volgactiviteiten;
d) apparatuur voor tegenmaatregelen voor onderwatergebruik, met inbegrip van apparatuur voor het akoestisch en magnetisch hinderen en misleiden, speciaal ontworpen om vreemde of onjuiste signalen in te voeren in sonarontvangtoestellen;
e) beveiligingsapparatuur voor gegevensverwerking, voor gegevens en voor transmissie- en signaallijnen, waarbij gebruik wordt gemaakt van coderingsprocedures;
f) apparatuur voor identificatie, authentificatie en het invoeren van identificatiesleutels en apparatuur voor het beheren, vervaardigen en distribueren van identificatiesleutels;
g) geleidings- en navigatieapparatuur;
h) digitale transmissieapparatuur voor troposcatter-radiocommunicatie;
i) speciaal voor Signals Intelligence ontworpen digitale demodulatoren;
j) ”geautomatiseerde commando- en besturingssystemen”.
NB: voor ”programmatuur” die samenhangt met militaire softwareradio (SDR), zie ML21.
b) apparatuur voor het storen van wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
c) ”ruimtevaartuigen” speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, en onderdelen van ruimtevaartuigen speciaal ontworpen voor militair gebruik.
ML12Hoge kinetische energiewapensystemen (High velocity kinetic weapon systems) en aanverwante apparatuur, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) kinetische energiewapensystemen, speciaal ontworpen ter vernietiging of ter bewerkstelliging van vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;
b) speciaal ontworpen test- en evaluatievoorzieningen en testmodellen, met inbegrip van diagnostische instrumenten en doelwitten, voor het dynamisch testen van kinetische energieprojectielen en -systemen.
NB: voor wapensystemen die submunitie gebruiken of alleen werken met chemische voortstuwing en munitie daarvoor, zie ML1 tot en met ML4.
Noot 1: in ML12 zijn mede de onderstaande systemen bedoeld wanneer deze speciaal zijn ontworpen voor kinetische energiewapensystemen:
a) lanceervoortstuwingssystemen geschikt om een massa groter dan 0,1 g te versnellen tot een snelheid hoger dan 1,6 km/s, bij enkelschots- of snelvuurstand;
b) apparatuur voor de opwekking van primaire energie, voor elektronische bewapening, energieopslag (bijv. condensatoren geschikt voor hoge-energieopslag), thermische beheersing, conditionering, schakelingen en brandstofbehandeling, en elektrische verbindingsdelen tussen energiebron, kanon en andere elektrische aandrijffuncties van de toren;
NB: zie ook 3A001.e)2. over de lijst goederen voor tweeërlei gebruik voor condensatoren geschikt voor hoge-energieopslag)
c) systemen voor het detecteren en opsporen van doelwitten, voor vuurleiding en voor schadevaststelling;
d) systemen voor doelzoeken, geleiden en koersverleggende voortstuwing (laterale versnelling) voor projectielen.
Noot 2: onder ML12 vallen wapensystemen waarbij één of meer van de volgende voorstuwingsmethoden worden gebruikt:
a) elektromagnetisch;
b) elektrothermisch;
c) plasma;
d) licht gas, of
e) chemisch (wanneer gebruikt in combinatie met één van bovenstaande methoden).
ML13Gepantserde of beschermende apparatuur, constructies en onderdelen, als hieronder:
a) pantserplaten met één of meer van de volgende kenmerken:
1. gefabriceerd om te voldoen aan een militaire standaard of specificatie, of
2. geschikt voor militair gebruik;
NB: voor kogelvrije kleding zie ML13.d) 2.
b) combinaties en constructies van metallische en niet-metallische materialen speciaal ontworpen voor ballistische bescherming van militaire systemen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
c) helmen welke voldoen aan militaire standaarden of specificaties, of vergelijkbare nationale standaarden, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor, d.)w.z. helmschaal, helmvoering en kussentjes;
d) kogelvrije kleding of beschermende kleding en onderdelen daarvoor, als hieronder:
1. zachte kogelvrije kleding of beschermende kleding, vervaardigd volgens militaire, of gelijkwaardige, normen of specificaties, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
Noot: voor de toepassing van ML13.d) 1. omvatten militaire normen of specificaties ten minste specificaties voor fragmentatie-bescherming)
2. Harde kogelvrije kleding die ballistische bescherming biedt welke gelijk is aan of groter is dan niveau III (NIJ 0101.06, juli 2008) of nationale equivalenten.
Noot 1: in ML13.b) zijn mede bedoeld, materialen speciaal ontworpen voor het vormen van op explosie reagerende pantsering of voor het bouwen van militaire schuilplaatsen.
Noot 2: onder ML13.c) vallen niet conventionele stalen helmen welke niet zijn uitgerust met, of ontworpen of aangepast voor, het aanbrengen van enig accessoire)
Noot 3: onder ML13c) en d) vallen niet helmen, kogelvrije kleding en beschermende kleding die de gebruiker bij zich heeft voor eigen bescherming)
Noot 4: de enige in ML13 bedoelde helmen voor personeel dat bommen demonteert, zijn die welke speciaal voor militair gebruik zijn ontworpen.
NB 1: zie ook 1A005 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.
NB 2: voor ”stapel- en continuvezelmateriaal” dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van kogelvrije kleding en helmen, zie 1C010 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik.
ML14’Speciaal militair oefenmaterieel’ of apparatuur voor het nabootsen van militaire scenario's, simulatoren speciaal ontworpen voor opleiding in het gebruik van vuurwapens of andere wapens bedoeld in ML1 of ML2, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor.
Technische noot
De uitdrukking ’speciaal militair oefenmaterieel’ omvat onder meer militaire aanvalstrainers, trainers voor operationele vluchten, trainers voor radardoelen, radardoelgeneratoren, toestellen voor schietoefeningen, trainingstoestellen voor onderzeebootbestrijding, vluchtnabootsers (waaronder centrifuges geschikt voor mensen voor de training van piloten en astronauten), radartrainingstoestellen, trainingstoestellen voor het vliegen op instrumenten, navigatietrainingstoestellen, trainers voor het lanceren van raketten, richtapparatuur, onbemande ”vliegtuigen”, trainingstoestellen voor het gebruik van wapens en voor het besturen van onbemande ”vliegtuigen”, mobiele trainingseenheden alsmede oefenmaterieel voor militaire grondoperaties.
Noot 1: ML14 omvat mede systemen voor kunstmatige beeldontwikkeling (SIG) en interactieve omgevingssystemen voor simulatoren wanneer deze speciaal zijn ontworpen of aangepast voor militair gebruik.
Noot 2: onder ML14 valt niet apparatuur die speciaal ontworpen is voor oefening in het gebruik van jacht- of sportwapens.
ML15Beeldvormingsapparatuur en apparatuur voor tegenmaatregelen, als hieronder, speciaal ontworpen voor militair gebruik, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
a) opnameapparatuur en beeldverwerkingsapparatuur;
b) camera's, fotografische apparatuur en apparatuur voor het bewerken van films;
c) beeldversterkerapparatuur;
d) infrarood- en warmtebeeldapparatuur;
e) apparatuur met beeldradarsensoren;
f) apparatuur voor hinderen en tegenhinderen voor de apparatuur bedoeld in ML15.a) tot en met ML15.e).
Noot: in ML15.f) is mede begrepen, apparatuur ontworpen om de werking of doeltreffendheid van militaire beeldvormingssystemen te hinderen of voor het minimaliseren van een dergelijke hinderende uitwerking)
Noot 1: in ML15 omvat het begrip speciaal ontworpen onderdelen onder andere het volgende, mits speciaal voor militair gebruik ontworpen:
a) infraroodbeeldomvormerbuizen;
b) beeldversterkerbuizen (niet zijnde van de eerste generatie);
c) microkanaalplaten;
d) televisiecamerabuizen voor lage lichtintensiteiten;
e) detector arrays (met inbegrip van elektronische verbindings- of uitleessystemen);
f) pyro-elektrische televisiecamerabuizen;
g) koelsystemen voor beeldvormingssystemen;
h) elektrisch aangestuurde sluiters van het fotochrome of elektro-optische type met een sluitertijd van minder dan 100 microseconde, met uitzondering van sluiters welke een wezenlijk onderdeel uitmaken van hogesnelheidscamera's;
i) vezeloptische beeldomvormers;
j) fotokathoden met samengestelde halfgeleiders.
Noot 2: onder ML15 vallen niet ”eerstegeneratiebeeldversterkerbuizen” of apparatuur die speciaal is ontworpen voor het bevatten van ”eerstegeneratiebeeldversterkerbuizen”.
NB: voor de indeling van wapenvizieren met ”eerstegeneratie-beeldversterkerbuizen”, zie ML1, ML2 en ML5.a).
NB: zie ook 6A002.a)2 en 6A002.b) op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik.
ML16Smeedstukken, gietstukken en andere halffabricaten welke speciaal ontworpen zijn voor de goederen bedoeld in ML1 tot en met ML4, ML6, ML9, ML10, ML12 of ML19
Noot: in ML 16 zijn bedoeld halffabrikaten wanneer deze identificeerbaar zijn door de compositie, geometrie of functie van het materiaal.
ML17Militaire uitrustingsstukken, materialen en ’bibliotheekprogramma's’, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) geheel zelfstandig werkende toestellen voor het duiken en zwemmen onder water, als hieronder:
1. toestellen met gesloten en met halfgesloten kringloop (herinademingstoestellen) speciaal ontworpen voor militair gebruik (d.)w.z. speciaal ontworpen als zijnde niet-magnetisch);
2. onderdelen speciaal ontworpen voor de ombouw van toestellen met open kringloop tot toestellen voor militair gebruik;
3. artikelen die uitsluitend zijn ontworpen voor militair gebruik met bovengenoemde geheel zelfstandig werkende toestellen voor duiken en zwemmen onder water;
NB: zie ook 8A002.q. op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.
b) constructieapparatuur, speciaal ontworpen voor militair gebruik;
c) uitwendige hulpstukken, bekledingen en bewerkingen voor signatuuronderdrukking, speciaal ontworpen voor militair gebruik;
d) genieapparatuur, speciaal ontworpen voor gebruik in een gevechtszone;
e) ”robots”, en besturingsapparatuur en ”eindeffectoren” voor ”robots”, met één of meer van de volgende kenmerken:
1. speciaal ontworpen voor militair gebruik;
2. met de middelen om de hydraulische leidingen te beschermen tegen van buitenaf toegebrachte gaatjes veroorzaakt door ballistische scherven (bijvoorbeeld met zelfdichtende leidingen) en ontworpen voor gebruik van hydraulische vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 839 K (566 °C), of
3. speciaal ontworpen of gespecificeerd om te werken in een omgeving met elektromagnetische impulsen (EMP);
Technische noot:
Onder elektromagnetische impulsen is niet begrepen de onopzettelijke interferentie die wordt veroorzaakt door zich in de buurt bevindende apparatuur (bijv. machines, toestellen of elektronische apparatuur) of door bliksem.
f) ’bibliotheekprogramma's’ (parametrische technische gegevensbestanden), speciaal ontworpen voor militair gebruik met apparatuur bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;
g) apparatuur voor het opwekken van nucleaire energie of voortstuwingsapparatuur, met inbegrip van ”kernreactoren”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen of ’aangepast’ voor militair gebruik;
h) apparatuur en materiaal, bekleed of behandeld voor signatuuronderdrukking van herkenningstekens, speciaal ontworpen voor militair gebruik, andere dan die welke reeds elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen zijn bedoeld;
i) simulators, speciaal ontworpen voor militaire ”kernreactoren”;
j) mobiele reparatiewerkplaatsen, speciaal ontworpen of ’aangepast’ voor het onderhouden van militaire apparatuur;
k) veldgeneratoren, speciaal ontworpen of ’aangepast’ voor militair gebruik;
l) containers, speciaal ontworpen of ’aangepast’ voor militair gebruik;
m) veerboten die niet elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld, bruggen en pontons, speciaal ontworpen voor militair gebruik;
n) testmodellen, speciaal ontworpen voor de ”ontwikkeling” van goederen bedoeld in ML4, ML6, ML9 of ML10;
o) apparatuur ter bescherming tegen laserstralen (bijvoorbeeld om ogen of sensoren te beschermen), speciaal ontworpen voor militair gebruik;
p) ”brandstofcellen” verschillend van die welke elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld, speciaal ontworpen of ”aangepast” voor militair gebruik.
Technische noten;
1. In ML17 wordt onder de uitdrukking ’bibliotheekprogramma's’ (parametrische technische gegevensbestanden) verstaan een verzameling technische gegevens van militaire aard, welker raadpleging de prestaties van militaire uitrusting of systemen kan verhogen.
2. In ML17 betekent ’aangepast’ een structurele, elektrische, mechanische of andere wijziging die goederen voor niet-militair gebruik militaire vermogens verleent die gelijkwaardig zijn aan die van goederen die speciaal voor militair gebruik zijn ontworpen.
ML18Productieapparatuur en onderdelen daarvoor, als hieronder:
a) speciaal ontworpen of aangepaste ’productie’-apparatuur voor de ’productie’ van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;
b) speciaal ontworpen voorzieningen voor omgevingsproeven en speciaal ontworpen apparatuur daarvoor, voor het verkrijgen van een certificaat of bewijs van geschiktheid voor, of voor het testen van producten bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.
Technische noot:
In ML18 omvat de term ’productie’ ontwikkeling, onderzoek, vervaardiging, testen en controleren.
Noot: ML18.a) en ML18.b) omvatten mede de volgende apparatuur:
a) nitratoren van het continue type;
b) centrifugale testapparatuur of apparatuur met één of meer van de volgende kenmerken:
1. aangedreven door een motor of door motoren met een vastgesteld vermogen van meer dan 298 kW (400 pk);
2. in staat om een nuttige last van 113 kg of meer te dragen, of
3. in staat om een centrifugale versnelling van 8 g of meer uit te oefenen op een nuttige last van 91 kg of meer;
c) dehydratiepersen;
d) schroefextrusiemachines, speciaal ontworpen of aangepast voor de extrusie van militaire explosieven;
e) snijmachines voor het op maat maken van geëxtrudeerde stuwstoffen;
f) sweetie polijsttrommels (tuimelinrichtingen) met een doorsnede van 1,85 m of meer en met een productcapaciteit van meer dan 227 kg;
g) continumengapparatuur voor vaste stuwstoffen;
h) stromingsmolens voor het polijsten of slijpen van de bestanddelen van militaire explosieven;
i) apparatuur voor het verkrijgen van zowel bolvormigheid als eenvormige deeltjesgrootte van metaalpoeders als genoemd in ML8.c)8;
j) convectiestroomomvormers voor het omvormen van materialen genoemd in ML8.c)3.
ML19Gerichte-energiewapensystemen, daarmee verbonden apparatuur of apparatuur voor tegenmaatregelen en testmodellen, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:
a) ”laser”-systemen, speciaal ontworpen voor de vernietiging of voor de bewerkstelliging van vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;
b) deeltjesbundel- en microgolfsystemen die in staat zijn tot vernietiging of vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;
c) radiofrequentiesystemen met een hoog vermogen die in staat zijn tot vernietiging of vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;
d) apparatuur, speciaal ontworpen voor de verdediging tegen, alsmede de opsporing c)q. identificatie van, systemen bedoeld in ML19.a) tot en met ML19.c);
e) fysische testmodellen voor de systemen, apparatuur en onderdelen bedoeld in ML19;
f) ”laser”-systemen, speciaal ontworpen voor het veroorzaken van permanente blindheid aan het onversterkte gezichtsvermogen, d.)w.z. aan het blote oog of aan het oog met zichtcorrectie)
Noot 1: gerichte-energiewapensystemen als bedoeld in ML19 omvatten mede systemen waarvan het vermogen is afgeleid van de gecontroleerde toepassing van:
a) ”lasers” met voldoende energie ter uitvoering van een vernietiging vergelijkbaar met die door conventionele munitie;
b) deeltjesversnellers die een geladen of neutrale deeltjesbundel met vernietigingskracht schieten;
c) radiofrequentiestraalzenders met hoge impulsie-energie of hoge gemiddelde energie, die velden van voldoende intensiteit produceren om de elektronische schakelingen op een verafgelegen doelwit onklaar te maken.
Noot 2: ML19 omvat onderstaande apparatuur wanneer deze speciaal is ontworpen voor gerichte-energiewapensystemen:
a) apparatuur voor de opwekking van primaire energie, energieopslag, schakelingen en -conditionering en brandstofbehandeling;
b) systemen voor het detecteren en volgen van doelwitten;
c) systemen die in staat zijn tot het vaststellen van de schade aan een doelwit of de vernietiging of vroegtijdige missiebeëindiging daarvan;
d) bundelbehandelings-, voortplantings- en richtapparatuur;
e) apparatuur voor snelle bundelzwenking ten behoeve van snelle meerdoelige operaties;
f) adaptieve optica en faseafstemmers;
g) stroominjectoren voor negatieve waterstofionenbundels;
h) versnelleronderdelen die zijn ”gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte”;
i) apparatuur voor het bundelen van een negatieve ionenstraal;
j) apparatuur voor het besturen en doen zwenken van ionenbundels met hoge energie;
k) ”voor gebruik in de ruimte gekwalificeerde” folie voor het neutraliseren van negatieve waterstofisotopenbundels.
ML20Cryogene en ”supergeleidende” apparatuur, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:
a) apparatuur, speciaal ontworpen of samengesteld om geïnstalleerd te worden in een transportmiddel voor militaire grond-, zee-, lucht- of ruimtetoepassing, en in staat om te werken terwijl zij in beweging is en om temperaturen te produceren of te handhaven lager dan 103 K (– 170 °C);
Noot: ML20.a) omvat mede mobiele systemen waarin zijn vervat, of waarin gebruik wordt gemaakt van, toebehoren of onderdelen vervaardigd van niet-metallische of niet-elektrische geleidende materialen, zoals plastics of met epoxyhars geïmpregneerde materialen.
b) ”supergeleidende” elektrische apparatuur (roterende apparatuur en transformatoren), speciaal ontworpen of samengesteld om geïnstalleerd te worden in een transportmiddel voor militaire grond-, zee-, lucht-, of ruimtetoepassing, en in staat om te werken terwijl zij in beweging is.
Noot: onder ML20.b) vallen niet hybride homopolaire gelijkstroomgeneratoren met normale enkelpolige metalen armaturen die draaien in een magnetisch veld dat wordt opgewekt door supergeleidende windingen, mits die windingen de enige supergeleidende componenten in de generatoren zijn.
ML21”Programmatuur”, als hieronder:
a) ”programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor ”ontwikkeling”, ”productie” of ”gebruik” van apparatuur, materialen of ”programmatuur” bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;
b) specifieke ”programmatuur”, anders dan bedoeld in ML21.a), als hieronder:
1. ”programmatuur”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen voor het vormgeven, nabootsen of evalueren van militaire wapensystemen;
2. ”programmatuur”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen voor het vormgeven of nabootsen van scenario's voor militaire acties;
3. ”programmatuur” voor het vaststellen van de gevolgen van het gebruik van conventionele, nucleaire, chemische of biologische wapens;
4. ”programmatuur”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen voor toepassingen voor commando, communicatie, controle en informatie (C3I), of voor commando, communicatie, controle, computer en informatie (C4I);
c) ”programmatuur”, niet bedoeld in ML21a) of b), en speciaal ontworpen of aangepast om apparatuur die niet in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen wordt bedoeld, in staat te stellen de militaire taken uit te voeren van goederen die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld)
ML22”technologie”, als hieronder:
a) ”technologie”, anders dan omschreven in ML22.b), welke ”noodzakelijk” is voor de ”ontwikkeling”, de ”productie”, bediening, installatie, onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;
b) ”technologie”, als hieronder:
1. ”technologie” die ”noodzakelijk” is voor het ontwerpen van, het samenstellen van onderdelen tot, en de bediening, het onderhoud en de reparatie van complete installaties voor de productie van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, zelfs indien de onderdelen van dergelijke productie-installaties niet worden vernield;
2. ”technologie” die ”noodzakelijk” is voor de ”ontwikkeling” en de ”productie” van lichte wapens, zelfs als die technologie wordt gebruikt voor de reproductie van antieke lichte wapens;
3. niet meer in gebruik sinds 2013
NB: zie ML22.a) voor ”technologie” die voordien onder ML22.b)3. stond)
4. niet meer in gebruik sinds 2013
NB: zie ML22.a) voor ”technologie” die voordien onder ML22.b)4. stond)
5. ”technologie”, die uitsluitend ”noodzakelijk” is voor het integreren van ”biokatalysatoren” bedoeld in ML7.i)1 in militaire draagstoffen of in militair materiaal.
Noot 1: ”technologie” die ”noodzakelijk” is voor de ”ontwikkeling”, de ”productie”, bediening, installatie, onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, is ook aan vergunningplicht onderworpen als deze wordt toegepast op niet in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen bedoelde goederen.
Noot 2: onder ML22 valt niet het volgende:
a) ”technologie” die minimaal noodzakelijk is voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van niet onder de vergunningplicht vallende goederen of de goederen waarvan de uitvoer is toegestaan;
b) ”technologie””die voor iedereen beschikbaar” is, of betrekking heeft op ”fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” of op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimum-informatie;
c) ”technologie” voor magnetische inductie voor de ononderbroken voortstuwing van civiele transportmiddelen.
DEFINITIES VAN DE IN DEZE LIJST GEBRUIKTE TERMEN
Hieronder volgen in alfabetische volgorde definities van de in deze lijst gebruikte termen.
Noot 1: de definities gelden voor de volledige lijst. De verwijzingen zijn louter ter inlichting opgenomen en hebben geen gevolgen voor de universele toepassing van gedefinieerde termen in de lijst.
Noot 2: woorden en termen in de lijst van definities hebben alleen de in de definitie vastgelegde betekenis indien dat is aangegeven door middel van dubbele aanhalingstekens (””) vóór en na het woord of de term. Termen tussen ’enkele aanhalingstekens’ worden gedefinieerd in technische noten bij de bewuste goederen. Elders hebben de woorden en termen hun algemeen aanvaarde (woordenboek)betekenis.
ML7”Aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”
Iedere aanpassing of selectie (zoals een wijziging van de zuiverheid, houdbaarheid, virulentie, verspreidingskenmerken, of weerstand tegen UV-straling) die tot doel heeft de werkzaamheid te verhogen ten aanzien van menselijke of dierlijke slachtoffers, schade aan uitrusting of aan gewassen, en aantasting van het milieu.
ML7, 22”Biokatalysatoren”
Enzymen voor specifieke chemische of biochemische reacties of andere biologische verbindingen die een verbinding aangaan met stoffen voor chemische oorlogsvoering en de afbraak van die stoffen versnellen.
Technische noot:
Onder ”enzymen” wordt verstaan, ”biokatalysatoren” voor specifieke chemische of biochemische reacties.
ML7, 22”Biopolymeren”
Biologische macromoleculen als volgt:
a) enzymen voor specifieke chemische of biochemische reacties;
b) monoklonale, polyklonale of anti-idiotypische antistoffen;
c) speciaal ontworpen dan wel speciaal bewerkte receptoren.
Technische noten:
1. ”anti-idiotypische antistoffen” zijn antistoffen die een verbinding aangaan met de specifieke antigenbindingsplaatsen van andere antistoffen;
2. ”monoklonale antistoffen” zijn proteïnen die een verbinding aangaan met één antigene plaats en door één enkele cellenkloon worden geproduceerd;
3. ”polyklonale antistoffen” zijn mengsels van proteïnen die een verbinding aangaan met het specifieke antigen en door meer dan één cellenkloon worden geproduceerd;
4. ”receptoren” zijn biologische macromoleculaire structuren die in staat zijn liganden te binden, waardoor fysiologische functies kunnen worden aangetast.
ML 17”Brandstofcel”
Een elektrochemische inrichting die chemische energie rechtstreeks in gelijkstroom (DC) omzet door van een externe bron afkomstige brandstof te verbruiken.
ML4, 10”Civiele vliegtuigen”
Die typen ”vliegtuigen” die als zodanig zijn aangeduid in gepubliceerde overzichten van luchtwaardigheidsbewijzen van de civiele luchtvaartautoriteiten voor het vliegen van commerciële binnenlandse en buitenlandse lijnen of voor wettig civiel, privé of zakelijk gebruik.
ML15”Eerstegeneratiebeeldversterkerbuizen”
Buizen met elektrostatische focus, die gebruik maken van glasvezel of schermen van glas aan de in- en uitgang, van multi-alkalifotokathoden (S-20 of S-25), maar niet van microkanaalplaatversterkers.
ML17”Eindeffectoren”
Grijpers, actieve gereedschapseenheden en alle andere gereedschappen die zijn verbonden met de grondplaat aan het uiteinde van de manipulatiearmen van een ”robot”.
Technische noot:
Een ”actieve gereedschapseenheid” is een voorziening die beweegkracht of procesenergie op het werkstuk overbrengt of waarnemingen daarvan verzorgt.
ML 8”Energetische materialen”
Stoffen of mengsels die chemisch reageren waarbij energie vrijkomt die noodzakelijk is voor de beoogde toepassing ervan. ”Springstoffen”, ”pyrotechnische middelen” en ”stuwstoffen” zijn subklassen van energetische materialen.
ML7”Expressievectoren”
Dragers (bijvoorbeeld plasmiden of virussen) gebruikt om genetisch materiaal in gastcellen te introduceren.
ML22”Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek”
Experimenteel of theoretisch werk dat hoofdzakelijk wordt gedaan om nieuwe kennis te verkrijgen over de fundamentele beginselen van verschijnselen of waarneembare feiten, en dat in eerste instantie niet is gericht op een bepaald praktisch doel of oogmerk.
ML11”Geautomatiseerde commando- en besturingssystemen”
Elektronische systemen voor het invoeren, verwerken en doorzenden van informatie die essentieel is voor de effectieve werking van de groep, de hoofdformatie, de tactische formatie, de eenheid, het schip, de subeenheid of de wapens waarover het commando wordt gevoerd) Daarbij wordt gebruik gemaakt van computerapparatuur en andere gespecialiseerde apparatuur die is ontworpen om de functies van een militaire commando- en controlestructuur te ondersteunen. De belangrijkste functies van een geautomatiseerd commando- en controlesysteem zijn: het doeltreffend geautomatiseerd verzamelen, accumuleren, opslaan en verwerken van informatie; het weergeven van de toestand en de omstandigheden die een invloed hebben op het voorbereiden en het voeren van krijgsverrichtingen; operationele en tactische berekeningen voor de verdeling van middelen tussen groepen strijdkrachten of elementen van de operationele slagorde of voor het inzetten in de strijd overeenkomstig de missie of het stadium van de operatie; de opstelling van gegevens voor de beoordeling van de toestand en de besluitvorming op enig moment van de operatie of de strijd; computersimulaties van de operaties.
ML21, 22”Gebruik”
Bediening, installatie (met inbegrip van installatie ter plaatse), onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen.
ML19”Gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte”
Ontworpen, vervaardigd of gekwalificeerd na geslaagde testen om te opereren op hoogten van 100 km of meer boven het aardoppervlak.
Noot: De vaststelling door middel van testen dat een specifiek product ”gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte” is, impliceert niet dat andere producten van dezelfde productie of modellenserie ”gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte” zijn indien zij niet individueel getest zijn.
ML17”Kernreactor”
Omvat de delen in of rechtstreeks bevestigd aan het reactorvat, de uitrusting die het vermogensniveau in de kern regelt, alsmede de onderdelen die gewoonlijk het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten, daarmee in rechtstreeks contact komen of dit reguleren.
ML9, 19”Laser”
Een samenstelling van componenten welke zowel in de ruimte als in de tijd coherent licht produceert dat wordt versterkt door de gestimuleerde emissie van straling)
ML10”Lichter-dan-luchttoestellen”
Ballonnen of luchtschepen die voor het creëren van lift gebruik maken van hete lucht of andere gassen die lichter zijn dan lucht, bijvoorbeeld helium of waterstof)
ML22”Noodzakelijk”
Met betrekking tot ”technologie” wordt hieronder verstaan uitsluitend dat deel van de ”technologie” dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor het bereiken of te boven gaan van de onder embargo vallende prestatieniveaus, kenmerken of functies. Verschillende producten kunnen dergelijke noodzakelijke ”technologie” gemeen hebben.
ML10”Onbemand luchtvaartuig” (UAV)
Elk ”vliegtuig” dat een vlucht kan initiëren en gecontroleerd kan blijven vliegen en navigeren zonder enige menselijke aanwezigheid aan boord)
ML21, 22”Ontwikkeling”
Dit bestrijkt alle fasen voorafgaand aan serieproductie, zoals ontwerp, ontwerponderzoek, ontwerpanalyse, ontwerpideeën, assemblage en testen van prototypen, proefproductieplannen, ontwerpgegevens, het vertalen van ontwerpgegevens in een product, ontwerp van configuraties, integratieontwerp, opmaak.
ML18, 21, 22”Productie”
Hieronder vallen alle productiestadia, zoals productie, engineering, fabricage, integratie, assemblage (monteren), inspectie, testen, kwaliteitsborging)
ML21”Programmatuur”
Een verzameling van één of meer ”programma's” of ”microprogramma's”, vastgelegd op enig tastbaar medium.
ML4, 8”Pyrotechnische stoffen”
Mengsels van vaste of vloeibare brandstoffen en oxidatiemiddelen die, wanneer zij worden ontstoken, een energetische chemische reactie ondergaan, in een gecontroleerd proces, om specifieke tijdvertragingen of hoeveelheden hitte, geluid, rook, zichtbaar licht of infraroodstraling te bewerkstelligen. Pyrofore stoffen zijn een subklasse van pyrotechnische stoffen, welke echter geen oxidatiemiddelen bevatten, maar bij contact met lucht spontaan ontbranden.
ML17”Robot”
Een manipulatiemechanisme, dat kan zijn van een type dat een continu pad aflegt of van een type dat van punt naar punt gaat, eventueel voorzien van sensoren, en dat alle volgende kenmerken heeft:
a) multifunctioneel;
b) geschikt voor het positioneren of oriënteren van materialen, onderdelen, gereedschappen of speciale elementen door middel van regelbare bewegingen in de driedimensionale ruimte;
c) met drie of meer servomechanismen met open of gesloten lus, waarbij inbegrepen kunnen zijn stappenmotoren, en
d) met toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker door middel van de leer-en-terugspeelmethode (teach/playback) of door middel van een elektronische computer die een programmeerbare logische regeleenheid kan zijn (PLC), d.)w.z. zonder mechanische interventie)
Noot: bovenstaande definitie slaat niet op de volgende toestellen:
1. manipulatiemechanismen die alleen met de hand of met een mechanisme voor afstandbediening te regelen zijn;
2. manipulatiemechanismen die in een vaste volgorde werken en geautomatiseerde bewegende toestellen zijn, die mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste aanslagen, zoals pennen of nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van trajecten of hoeken mag niet op mechanische, elektronische of elektrische wijze beïnvloedbaar zijn
3. mechanisch geregelde manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste, maar verplaatsbare aanslagen, zoals pennen en nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van de trajecten of hoeken kan binnen het vaste programmapatroon worden gevarieerd) Variaties of wijzigingen in het programmapatroon (bijvoorbeeld verwisselen van pennen of uitwisselen van nokschijven) in één of meer bewegingsassen mogen alleen langs mechanische weg bewerkstelligd worden;
4. niet van een servomechanisme voorziene manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma mag variabel zijn maar de volgorde mag slechts op grond van het binaire signaal van mechanisch vaste elektrische binaire voorzieningen of verplaatsbare aanslagen verlopen;
5. stapelkranen, waaronder te verstaan met cartesische coördinaten werkende manipulatiesystemen, vervaardigd als integraal onderdeel van een verticale opstelling van opslagbakken en ontworpen voor het bereiken van de inhoud van deze bakken voor opslag of leeghalen.
ML 11”Ruimtevaartuigen”
Actieve en passieve satellieten en ruimtesondes.
ML7”Stoffen voor oproerbeheersing”
Stoffen die, onder de verwachte omstandigheden van het gebruik voor oproerbeheersing, bij mensen snel sensoriële irritatie of fysiek onvermogen veroorzaken, welke effecten echter korte tijd na beëindiging van de blootstelling verdwijnen. (Traangas is een subklasse van de ”stoffen voor oproerbeheersing”.)
ML8”Stuwstoffen”
Stoffen of mengsels die door een chemische reactie grote hoeveelheden hete gassen produceren, in een gecontroleerd tempo, voor het uitvoeren van mechanische werkzaamheden.
ML20”Supergeleidend”
Materialen, d.w.z. metalen, legeringen of verbindingen waarvan de elektrische weerstand nul kan worden, d.w.z. dat zij een oneindige elektrische geleidbaarheid kunnen bereiken en zeer grote stromen kunnen geleiden zonder jouleopwarming)
”Kritische temperatuur” (soms aangeduid als de overgangstemperatuur) van een specifiek ”supergeleidend” materiaal is de temperatuur waarbij het materiaal alle weerstand verliest aan de stroom van directe elektrische stroom.
Technische noot:
De ”supergeleidende” toestand van elk afzonderlijk materiaal wordt gekenmerkt door een kritische temperatuur, een kritisch magnetisch veld, dat een functie is van de temperatuur, en een kritische stroomdichtheid, die echter een functie is van zowel het magnetisch veld als de temperatuur.
ML22”Technologie”
Specifieke informatie die nodig is voor de ”ontwikkeling”, de ”productie” of het ”gebruik” van een product. De informatie is in de vorm van ’technische gegevens’ of ’technische bijstand’.
Technische noten:
1. ’Technische gegevens’ kunnen o.m. bestaan uit blauwdrukken, tekeningen, schema's, modellen, formules, tabellen, technische ontwerpen en specificaties, handboeken en instructies, in geschreven vorm of vastgelegd op andere media of apparaten zoals schijf, magneetband, leesgeheugens (rom's).
2. ’Technische bijstand’ kan zijn in de vorm van instructie, vaardigheden, opleiding, praktijkkennis, advies e)d) en kan gepaard gaan met de overdracht van ’technische gegevens’. en kan gepaard gaan met de overdracht van ’technische gegevens’.
ML8”Toevoegingen”
Stoffen gebruikt in explosieve formules ter verbetering van de eigenschappen ervan.
ML8, 10, 14”Vliegtuigen”
Luchtvaartuigen met vaste, draaibare of roterende (hefschroefvliegtuig) vleugel en verticaal opstijgende luchtvaartuigen (met kantelende rotor of vleugel).
ML22”Voor iedereen beschikbaar”
”Technologie” of ”programmatuur” die zonder beperkingen aan de verdere verspreiding daarvan beschikbaar is gesteld)
Noot: auteursrechtelijke beperkingen hebben niet tot gevolg dat ”technologie” of ”programmatuur” niet langer ”voor iedereen beschikbaar” is.
ML8”Voorlopers”
Speciale chemische stoffen, gebruikt bij de vervaardiging van springstoffen.
( 1 ) Advies uitgebracht op 23 oktober 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
( 2 ) Advies van het Europees Parlement van op 16 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 april 2009.
( 3 ) PB L 88 van 29.3.2007, blz. 58.
( 4 ) PB L 338 van 9.12.1997, blz. 1.
( 5 ) PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51.
( 6 ) PB L 121 van 15.5.1993, blz. 20.
( 7 ) PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.
( 8 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
( 9 ) PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
( 10 ) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.