32000Y0731(01)

Resolutie van de Raad van 26 juni 2000 betreffende de vergroting van de verkeersveiligheid

Publicatieblad Nr. C 218 van 31/07/2000 blz. 0001 - 0004


Resolutie van de Raad

van 26 juni 2000

betreffende de vergroting van de verkeersveiligheid

(2000/C 218/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Een algemeen debat gehouden hebbende over de op 20 maart 2000 door de Commissie voorgelegde mededeling "Prioriteiten op het gebied van verkeersveiligheid in de Europese Unie - Voortgangsrapport en rangschikking van acties naar prioriteit" en verheugd over de indiening daarvan, die past in het kader van het tweede actieprogramma van de Gemeenschap ter bevordering van de verkeersveiligheid in de Europese Unie voor de periode 1997-2001,

(1) memoreert dat de vaststelling van maatregelen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren een doelstelling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid is die uitdrukkelijk in het Verdrag is vastgelegd;

(2) is van oordeel dat de vergroting van de verkeersveiligheid een van de hoofdprioriteiten van het vervoersbeleid moet zijn, gezien het onaanvaardbaar hoge aantal doden en gewonden bij verkeersongevallen in Europa, met ernstige fysieke, psychische en materiële gevolgen voor de slachtoffers en hun familie en voor de samenleving in haar geheel;

(3) herinnert eraan dat vergroting van de verkeersveiligheid iedereen aangaat, dat wil zeggen de Europese Unie, de nationale, regionale, en lokale autoriteiten in de lidstaten, de motorvoertuigenindustrie, de vervoersondernemingen, de verenigingen en vooral de weggebruikers zelf;

(4) constateert dat er aangaande verkeersongevallen nog aanmerkelijke verschillen tussen de lidstaten bestaan, hetgeen een reden te meer is voor een uitgebreider optreden, ook op Gemeenschapsniveau;

(5) constateert dat het tweede actieprogramma een economische dimensie heeft verleend aan de aanpak van de verkeersveiligheid door economische kosten te verbinden aan sterfgevallen, fysiek letsel en materiële schade ten gevolge van verkeersongevallen;

(6) erkent dat de kosten van ongevallenpreventie in het algemeen veel lager zijn dan de economische kosten van verkeersongevallen en de daardoor veroorzaakte schade;

(7) merkt op dat het aantal verkeersslachtoffers, waaronder opmerkelijk veel kinderen en jongeren, op jaarbasis weliswaar afneemt, maar dat de situatie maatschappelijk onaanvaardbaar blijft, en dat alle betrokkenen actief dienen bij te dragen tot de vermindering van het aantal slachtoffers;

(8) onderstreept het belang van de voortzetting en intensivering van de besprekingen die worden gevoerd in het kader van de administratieve overeenkomsten betreffende de toepassing en uitvoering van gezamenlijke verkeerscontroles;

(9) deelt de mening van het Europees Parlement geuit in zijn resolutie van 11 maart 1998 over het tweede actieprogramma(1) dat er een nieuwe strategie moet worden gekozen om sneller resultaat te boeken op het gebied van de verkeersveiligheid waarbinnen onder meer prioriteiten worden gesteld voor de toekomstige EU-maatregelen;

(10) acht vooruitgang op het gebied van de volgende maatregelen van fundamenteel belang:

I. WETGEVING

1. wijziging van Richtlijn 91/671/EEG(2) om het verplichte gebruik van veiligheidsgordels uit te breiden tot alle voertuigen waarin de veiligheidsgordel reeds een standaardvoorziening is, en het gebruik van goedgekeurde bevestigingssystemen voor kinderen te verplichten;

2. uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 92/6/EEG(3) betreffende snelheidsbegrenzers tot bedrijfsvoertuigen of bussen van meer dan 3,5 ton op basis van het volgende evaluatierapport van de Commissie over de ervaring die bij de uitvoering van genoemde richtlijn is opgedaan;

3. richtlijn betreffende de goedkeuring van voertuigen met een voorzijde die bij aanrijdingen minder ernstige gevolgen heeft voor de meest kwetsbare weggebruikers, vooral kinderen, voetgangers en fietsers;

4. richtlijn betreffende het verplicht dragen van een helm voor gebruikers van motorrijwielen en bromfietsen;

5. wijziging van Richtlijn 91/439/EEG(4) betreffende het rijbewijs om de rijbewijscategorieën in overeenstemming te brengen met de verschillende soorten voertuigen en de medische criteria voor rijbewijzen aan te scherpen;

6. wijziging van Richtlijn 71/127/EEG(5) om het zijdelingse en achterwaartste gezichtsveld door verkleining van de "dode hoek" te vergroten;

7. maatregelen met betrekking tot het probleem van autorijden en alcohol: een aanbeveling aannemen inzake het rijden onder invloed van alcohol met een oproep aan de lidstaten in het bijzonder de aanneming te overwegen van 0,5 mg alcohol per ml bloed als maximumlimiet voor het alcoholpromillage van bestuurders, onverminderd de vaststelling van lagere limieten voor alle of voor bepaalde categorieën bestuurders.

II. ONDERZOEK

1. voortzetting en intensivering van het werk in het kader van het Europese programma voor de beoordeling van nieuwe automodellen (EURO-NCAP) met het oog op de eventuele opneming van extra criteria in het bijzonder betreffende actieve veiligheid en veiligheid van voetgangers; evaluatie van de resultaten van het programma EURO-NCAP uit het oogpunt van de verkeersveiligheid;

2. voortzetting van het onderzoek naar verkeersveiligheidsproblemen die veroorzaakt worden door bestuurders onder invloed van drugs en bepaalde geneesmiddelen, met in het bijzonder bestudering van de beste controlepraktijken in de lidstaten en ontwikkeling van opsporingsmiddelen ten behoeve van een doeltreffender controle;

3. voortzetting van het onderzoek met het oog op de vaststelling van normen voor de toepassing van computergestuurde systemen in voertuigen, gezien het actuele belang van de ontwikkeling van die systemen en de behoefte aan meer kennis over de effecten ervan op de verkeersveiligheid;

4. voortzetting van het onderzoek naar het gebruik van geavanceerde technologieën die het rijden ondersteunen, voor voertuigen en infrastructuur, die een belangrijk potentieel voor verbetering van de verkeersveiligheid bieden;

5. voortzetting van de evaluatie van technologieën met gevolgen voor voorzieningen voor het regelen van de snelheid, opsporing van eventuele problemen van technische, organisatorische, administratieve en juridische aard voor de toepassing daarvan, met uitwerking van een coherente strategie voor het oplossen van die problemen en het bevorderen van de commerciële verkrijgbaarheid van die technieken;

6. voortzetting en uitbreiding van de werkzaamheden in verband met de bescherming van de inzittenden van voertuigen in geval van een kopstaartbotsing (zweepslag - "whiplash");

7. onderzoek naar de mogelijkheid om uitrustingen te gebruiken die het starten van voertuigen verhinderen wanneer het nationaal toegestane alcoholpromillage overschreden is;

8. voortzetting van de werkzaamheden betreffende de installatie in voertuigen van voorzieningen die aan het gebruik van de veiligheidsgordel herinneren, met het oog op het uitwerken van specificaties;

9. nagaan of de eventuele verplichting tot het dragen van een helm voor fietsers geen negatieve neveneffecten dreigt te hebben voor het gebruik van de fiets en bestudering van de problemen bij de effectieve toepassing van deze maatregel;

10. verdere bestudering van de relevantie en de gevolgen van het permanent gebruik van hetzij dimlichten, hetzij speciale lichten door voertuigen overdag;

11. bestudering van de eventuele neveneffecten van het ontplooien van de airbag met name bij veelvuldige schokken;

12. bestudering van de effecten en mogelijkheden van de eventuele verplichte installatie in lichte voertuigen van instelbare door de bestuurder in werking te stellen snelheidsverklikker.

III. INFORMATIE

1. bevordering van de verspreiding van de resultaten van in het kader van het programma EURO-NCAP gevoerde proefcampagnes;

2. bevordering en versterking van de uitwisseling van informatie op het gebied van de verkeersveiligheid, vooral door middel van de communautaire gegevensbank CARE(6), daar kwalitatieve en kwantitatieve informatie duidelijk kan maken waar de prioriteiten liggen en welke maatregelen vereist zijn met het oog op de vaststelling van het verkeersveiligheidsbeleid;

3. bevordering van voorlichtingscampagnes over de gevolgen van rijden onder invloed van alcohol en overdreven snelheid;

4. bevordering van voorlichtingscampagnes over het belang van het gebruik van de veiligheidsgordel door gebruikers van voertuigen en van het dragen van een helm door gebruikers van tweewielige voertuigen;

5. aanleggen en beheren van een geïntegreerd informatiesysteem voor het verzamelen, vergelijken, interpreteren en bekendmaken van statistieken over alle aspecten van de verkeersveiligheid in de Europese Unie;

6. bevordering van informatie-uitwisseling op Europees niveau op het gebied van slachtofferhulp na ongevallen, daar vaststaat dat een doeltreffende slachtofferhulp na ongevallen reeds heeft bijgedragen tot een vermindering van het aantal verkeersdoden;

7. vaststelling van richtsnoeren voor de verspreiding van informatie over beste praktijken voor het ontwerpen van "flexibele" infrastructuren en vaststelling van beleidsvoornemens voor het wegwerken van "zwarte punten" en het verstrekken van informatie aan de automobilisten over die punten;

8. bevordering van de uitwisseling van informatie over de beste strategieën voor het voeren van voorlichtingscampagnes.

IV. CONCLUSIE

De Raad, indachtig het voorgaande en ernaar strevend ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen:

1. steunt de aanbeveling van de Commissie, die de nationale, regionale en lokale autoriteiten van de lidstaten wil aanmoedigen de kosten van verkeersveiligheidsmaatregelen te berekenen en de effecten van die maatregelen in het oog te houden, om die kosten te vergelijken met de baten, uitgedrukt als de som van de kosten van ongevallen die vermeden konden worden;

2. geeft de voornoemde autoriteiten in overweging de investeringen in projecten op het gebied van de verkeersveiligheid te verhogen en nieuwe - met name economische - stimulansen te bieden die investeringen op alle niveaus kunnen bespoedigen;

3. spoort de lidstaten aan de op 17 juni 1998 ondertekende overeenkomst betreffende ontzegging van de rijbevoegdheid uit te voeren(7);

4. verzoekt de lidstaten de werkzaamheden af te ronden die reeds in het kader van het Schengenakkoord zijn begonnen met het oog op het tot stand brengen van een samenwerkingsakkoord voor de vervolging van overtredingen van het verkeersreglement en voor het opleggen van geldboetes.

Daarnaast verzoekt de Raad de Commissie:

5. zo spoedig mogelijk de bovenbedoelde wetgevingsvoorstellen in te dienen;

6. voort te gaan met haar werk op het gebied van onderzoek en informatie;

7. in samenwerking met de lidstaten voort te gaan met haar werk om de kwaliteit van de CARE-databank te verbeteren en de gebruikte begrippen te harmoniseren;

8. bij de opstelling van haar volgende actieprogramma rekening te houden met:

- deze resolutie,

- de eventuele maatregelen ter verkleining van de nefaste invloed van onaangepaste snelheid op de verkeersveiligheid,

- de wenselijkheid een gekwantificeerde doelstelling vast te stellen inzake de vermindering van het totaal aantal slachtoffers op de wegen van de Gemeenschap.

(1) PB C 104 van 6.4.1998, blz. 139.

(2) Richtlijn 91/671/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 26).

(3) Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27).

(4) PB L 237 van 24.8.1991, blz. 1.

(5) Richtlijn 71/127/EEG van de Raad van 1 maart 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende achteruitkijkspiegels van motorvoertuigen (PB L 68 van 22.3.1971, blz. 1).

(6) Beschikking 93/704/EG van de Raad van 30 november 1993 betreffende de oprichting van een communautaire gegevensbank inzake ongevallen in het wegverkeer (PB L 329 van 30.12.1993, blz. 63).

(7) PB C 216 van 10.7.1998, blz. 2.