20.3.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 72/1 |
RICHTLIJN 2010/23/EU VAN DE RAAD
van 16 maart 2010
tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft een facultatieve en tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige diensten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 113,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) is bepaald dat de belasting over de toegevoegde waarde (btw) wordt verschuldigd door de belastingplichtige die een belastbare levering van goederen of diensten verricht. Voor grensoverschrijdende transacties en bepaalde binnenlandse sectoren met een hoog risico zoals de bouw- of de afvalsector is de verplichting tot voldoening van de btw evenwel verlegd naar de afnemer van het goed of de dienst. |
(2) |
Gelet op de ernst van de btw-fraude moet het de lidstaten worden toegestaan om tijdelijk een regeling toe te passen waarbij de verplichting tot betaling van de btw wordt verlegd naar de persoon aan wie broeikasgasmissierechten als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG (4), en andere eenheden die kunnen worden gebruikt voor naleving van die richtlijn, worden overgedragen. |
(3) |
De invoering van een dergelijke regeling die niet van algemene toepassing is maar specifiek geldt voor deze diensten, die op grond van recente ervaringen bijzonder fraudegevoelig zijn, mag geen afbreuk doen aan de basisbeginselen van het btw-stelsel, zoals de gespreide betaling. |
(4) |
De lidstaten moeten een evaluatieverslag over de toepassing van de regeling voorleggen, zodat een beoordeling van de efficiency van de regeling mogelijk is. |
(5) |
Opdat het effect van de toepassing van de regeling op frauduleuze handelingen op transparante wijze kan worden gemeten, moeten de evaluatieverslagen van de lidstaten op vooraf door hen vastgestelde criteria gebaseerd zijn. In een dergelijke evaluatie moet een duidelijke beoordeling worden verricht van de omvang van de fraude voor en na de toepassing van de regeling, en van eventuele door de regeling veroorzaakte trendverschuivingen in de frauduleuze activiteiten, waaronder naar andere diensten. In het verslag moet ook een beoordeling worden verricht van de nalevingskosten voor de belastingplichtigen. |
(6) |
Elke lidstaat die op zijn grondgebied een trendverschuiving in de frauduleuze activiteiten in verband met de onder deze richtlijn vallende diensten constateert, moet daarover een verslag opstellen. |
(7) |
Teneinde alle lidstaten de keuzemogelijkheid te bieden om een dergelijke regeling toe te passen, moet een specifieke wijziging in Richtlijn 2006/112/EG worden aangebracht. |
(8) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de btw-fraude aanpakken met een tijdelijke maatregel die afwijkt van de bestaande voorschriften van de Unie, kan deze alleen op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. De vaststelling van deze richtlijn is derhalve in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(9) |
Richtlijn 2006/112/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
In Richtlijn 2006/112/EG wordt het volgende artikel ingevoegd:
„Artikel 199 bis
1. De lidstaten kunnen tot en met 30 juni 2015 voor een minimumperiode van twee jaar bepalen dat de btw voldaan moet worden door de belastingplichtige voor wie een van de volgende leveringen wordt verricht:
a) |
de overdracht van broeikasgasemissierechten als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (5), die overdraagbaar zijn overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn. |
b) |
de overdracht van andere eenheden die door exploitanten kunnen worden gebruikt om aan de betreffende richtlijn te voldoen. |
2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de toepassing van de in lid 1 bedoelde regeling wanneer deze wordt ingevoerd, en verstrekken haar daarbij de volgende informatie:
a) |
een verklaring over het toepassingsgebied van de maatregel waarbij de regeling ten uitvoer wordt gelegd, en een omstandige uiteenzetting van de flankerende maatregelen, inclusief eventuele rapportageverplichtingen voor de belastingplichtigen en eventuele controlemaatregelen; |
b) |
de evaluatiecriteria om een vergelijking te kunnen maken tussen frauduleuze activiteiten met betrekking tot de in lid 1 bedoelde diensten voor en na de toepassing van de regeling, frauduleuze activiteiten met betrekking tot andere diensten voor en na de toepassing van de regeling, en iedere toename van andere vormen van frauduleuze activiteiten voor en na de toepassing van de regeling; |
c) |
de aanvangsdatum en de toepassingsduur van de maatregel waarbij de regeling ten uitvoer wordt gelegd. |
3. De lidstaten die de in lid 1 bedoelde regeling toepassen, leggen op basis van de in lid 2, onder b), bedoelde evaluatiecriteria de Commissie uiterlijk op 30 juni 2014 een verslag voor. In het verslag dient duidelijk te zijn aangegeven welke gegevens als vertrouwelijk moeten worden behandeld en welke gegevens mogen worden gepubliceerd.
In het verslag dient een uitvoerige beoordeling te worden gegeven van de algehele effectiviteit en efficiency van de maatregel, met name wat betreft:
a) |
het effect op frauduleuze activiteiten met betrekking tot onder de maatregel vallende diensten; |
b) |
de mogelijke verschuiving van frauduleuze activiteiten naar goederen of andere diensten; |
c) |
de uit de maatregel voortvloeiende nalevingskosten voor de belastingplichtigen. |
4. Elke lidstaat die, na de inwerkingtreding van dit artikel, op zijn grondgebied een trendverschuiving in de frauduleuze activiteiten in verband met de in lid 1 genoemde diensten constateert, dient daarover uiterlijk op 30 juni 2014 een verslag in bij de Commissie.
Artikel 2
De lidstaten die de in artikel 199 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde regeling willen toepassen, delen de Commissie de bepalingen van de maatregel ter uitvoering van de regeling mee wanneer de regeling in werking treedt.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is van toepassing tot en met 30 juni 2015.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Artikel 6
Deze richtlijn wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 16 maart 2010.
Voor de Raad
De voorzitster
E. SALGADO
(1) Advies van 10 februari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies van 21 januari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 347, van 11.12.2006, blz. 1.
(4) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(5) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.”.