[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN | Brussel, 17.10.2007 COM(2007) 602 definitief 2007/0223 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (door de Commissie ingediend) {SEC(2007) 1310}{SEC(2007) 1312}{SEC(2007) 1336} TOELICHTING ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL | 110 | Motivering en doel van het voorstel Het algemene doel van het voorstel is de bijdrage van de Gemeenschap aan de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te herzien en te verbeteren met het oog op een doeltreffender optreden tegen deze internationale plaag en de milieu-, economische en maatschappelijke gevolgen ervan. | 120 | Algemene context Illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij vormt in de hele wereld een van de ernstigste bedreigingen voor de duurzaamheid van de visbestanden en voor de mariene biodiversiteit. Binnen de internationale gemeenschap bestaat een brede consensus over de bijzondere ernst van dit probleem en de dringende noodzaak passende maatregelen te nemen om het te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. Aan die consensus is uitdrukking gegeven in diverse internationale instrumenten, waaronder vooral het in 2001 onder auspiciën van de FAO aangenomen internationaal actieplan op dit gebied, dat op vrijwilligheid berust. De Gemeenschap zet zich nu al meer dan tien jaar in voor de bestrijding van IOO-visserij. Sinds 2002 wordt haar beleid gestuurd door haar eigen actieplan. In de afgelopen jaren is de Gemeenschap op die basis zeer actief geweest, waarbij zij op communautair, regionaal en internationaal niveau de uitvoering van een ambitieus beleid om IOO-visserij tegen te gaan, te voorkomen en te beëindigen heeft bevorderd. Dat beleid heeft belangrijke vooruitgang opgeleverd. Door de oprichting van nieuwe regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) op initiatief of met krachtige steun van de EU is de geografische reikwijdte van de aan internationale reglementering onderworpen visgronden op volle zee uitgebreid. Tegelijk hebben omvangrijke pakketten van nieuwe maatregelen die zijn aangenomen in het kader van bestaande ROVB's, de controle op zee en in havens versterkt en een betere bewaking van handelsstromen mogelijk gemaakt. De vaststelling van zwarte lijsten van IOO-vaartuigen heeft geleid tot de invoering van ontmoedigende maatregelen ten aanzien van de voor illegale activiteiten gebruikte vaartuigen. In 2004 is begonnen met de nieuwe partnerschapsaanpak voor de betrekkingen van de EU met de ontwikkelingslanden waarmee zij een bilaterale visserijovereenkomst heeft gesloten. Versterking van de beheers- en controlecapaciteit van die landen is een van de hoekstenen van de partnerschapsaanpak en belangrijke financiële middelen van de EU zijn specifiek voor dat doel bestemd. Op EU-niveau heeft de in 2002 overeengekomen hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) ondertussen de aandacht toegespitst op de noodzaak te zorgen voor een betere naleving van de regels die gelden voor de EU-vissers en de EU-wateren. Hoewel reeds veel is gedaan, lijdt het geen twijfel dat de IOO-visserij verre van uitgeroeid is. De Commissie is van mening dat in het licht van het feit dat dergelijke praktijken ondanks communautair en internationaal optreden voortduren, en gezien de dramatische milieu- en sociaal-economische gevolgen ervan, de Gemeenschap dringend met een krachtig antwoord moet komen. De Gemeenschap heeft een van de grootste vissersvloten ter wereld en is de derde grootste visserijmogendheid. Zij is ook de grootste markt voor en de grootste importeur van visserijproducten. De waarde van de in de Gemeenschap ingevoerde visserijproducten is in 2005 gestegen tot bijna 14 miljard euro. Bovendien wordt aangenomen dat tot degenen die ervoor verantwoordelijk zijn dat een groot aantal vissersvaartuigen is ingeschreven in staten die hun vlag laten gebruiken zonder de bijbehorende verplichtingen na te komen, ook ondernemers uit de Gemeenschap behoren. De Gemeenschap heeft in het kader van haar internationale verplichtingen en overeenkomstig haar algemene doelstelling het beheer van de natuurlijke hulpbronnen te verbeteren en overexploitatie ervan te voorkomen (zoals aangegeven in de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling waarover de Europese Raad in juni 2006 overeenstemming heeft bereikt) een specifieke verantwoordelijkheid leiding te geven aan de internationale inspanningen om IOO-visserij te bestrijden. De Commissie is van mening dat het nu tijd is om het bestaande kader te voltooien en doeltreffender te maken en om te beklemtonen dat de maatregelen die nodig zijn om IOO-visserij tegen te gaan, te voorkomen en te beëindigen, beter moeten worden gehandhaafd en nageleefd. | 130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Bij het huidige systeem wordt IOO-visserij gedeeltelijk aangepakt door middel van communautaire bepalingen betreffende controles, inspecties en handhaving die gelden hetzij binnen de Gemeenschap (met name de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 2371/2002 van de Raad), hetzij ten aanzien van gebieden die vallen onder de regels die zijn overeengekomen in het kader van de regionale organisaties voor visserijbeheer (met name de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 van de Raad). | 140 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Dit voorstel is gericht op het algemene doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid "een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt" te garanderen en door het accent dat het legt op de bescherming van natuurlijke hulpbronnen, draagt het meer in het algemeen bij tot de strategie voor duurzame ontwikkeling die de Europese Raad in juni 2006 is overeengekomen. Het is ook in overeenstemming met de doelstellingen betreffende visserijbeheer zoals bepaald op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in 2002. Voorts is het streven naar een betere "governance" van de oceanen een van de grondbeginselen die een leidende rol spelen in de huidige discussie over een toekomstig maritiem beleid voor de Gemeenschap. | RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING | Raadpleging van belanghebbende partijen | 211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten In de periode januari-maart 2007 heeft een brede raadpleging plaatsgevonden op basis van een openbaar document van de diensten van de Commissie dat was gepubliceerd op de website van de Commissie. Het betrof een raadplegingsdocument dat het directoraat-generaal Visserij en maritieme zaken had opgesteld om richting aan het debat te geven. Dat document bevatte een beknopte analyse van het probleem en was gestructureerd rond negen mogelijke actieterreinen: (1) de controle verbeteren op het legale karakter van de activiteiten en de vangsten van vissersvaartuigen van derde landen die vissershavens van de Europese Gemeenschap aandoen, (2) de controle verbeteren op de naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen voor visserijproducten uit derde landen die met andere middelen dan vissersvaartuigen in de Gemeenschap worden ingevoerd, (3) de EU-markt sluiten voor IOO-visserijproducten, (4) de IOO-activiteiten aanpakken die door onderdanen van de Europese Gemeenschap worden verricht buiten haar grondgebied, (5) de juridische middelen voor de constatering van IOO-visserijactiviteiten verbeteren, (6) een doeltreffende sanctieregeling invoeren om ernstige overtredingen van visserijmaatregelen tegen te gaan, (7) het optreden tegen IOO-visserij in het kader van de regionale organisaties voor visserijbeheer verbeteren, (8) het beleid en de middelen van ontwikkelingslanden ter bestrijding van IOO-visserij ondersteunen en (9) de synergieën op het gebied van toezicht, controle en bewaking vergroten. Talrijke vergaderingen werden belegd en in het kader van deze raadpleging heeft de Commissie ook verscheidene schriftelijke bijdragen ontvangen. De ministers van Visserij hebben het onderwerp besproken tijdens een informele Raadsvergadering op 17 april 2007. Bovendien heeft het Europees Parlement er op 15 februari 2007 een resolutie over aangenomen. Bijdragen werden ontvangen van allerlei partijen die banden hebben met de visserijsector, waaronder met name het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA), dat de voornaamste belanghebbenden uit de visserijsector op communautair niveau groepeert, Europese en nationale visserijorganisaties (Frankrijk, Spanje, Griekenland), de verwerkende industrie, de detailhandel, banken, consumenten, vakbonden, talrijke (in milieu- en ontwikkelingsaangelegenheden gespecialiseerde) niet-gouvernementele organisaties, overheden uit Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, een lid van een nationaal parlement (Nederland), overheden uit Noorwegen, de Wereldbank en één in traceerbaarheid gespecialiseerd bedrijf. | 212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Het initiatief van de Commissie is zeer positief ontvangen door de deelnemers aan de raadpleging. In bijna alle bijdragen werd beklemtoond dat het communautaire optreden op dit gebied diende te worden versterkt. De actieterreinen die de Commissie in haar raadplegingsdocument had aangegeven, werden algemeen als relevant beschouwd. Eén verschil van mening tussen de belanghebbenden betrof de draagwijdte van het initiatief. Een deel van de sector visvangst was van mening dat het initiatief niet diende te gelden voor de communautaire vissersvloot, die is onderworpen aan een alomvattende controleregeling en niet kan worden geacht IOO-visserij te beoefenen. De meeste respondenten steunden echter het idee dat het moet gaan om een breed initiatief dat betrekking heeft op de visserijactiviteiten van alle vissersvloten (de communautaire en de niet-communautaire). Sommige belanghebbenden gaven ook uiting aan hun bezorgdheid over de problemen die het gevolg zouden kunnen zijn van de vaststelling door de Gemeenschap van een uniforme aanpak die geen rekening houdt met de specifieke kenmerken van de visserijtakken waarbij en regio's waar IOO-visserij voorkomt, en die onnodige nieuwe verplichtingen schept. Beklemtoond werd dat de Gemeenschap haar toekomstige optreden zou moeten toespitsen op de ernstigste overtredingen van de visserijregelgeving. Sommige belanghebbenden legden er de nadruk op dat voorrang diende te worden gegeven aan een betere uitvoering van het bestaande kader en dat nieuwe regelgevende initiatieven slechts mochten worden genomen waar dat nodig was. | 213 | Een ander belangrijk punt van zorg dat naar voren werd gebracht, was het mogelijke negatieve effect van handelsmaatregelen op de ontwikkelingslanden, waarbij de noodzaak van een grondige analyse van dit aspect werd beklemtoond. Van 15.1.2007 tot en met 12.3.2007 werd een open raadpleging via het internet gehouden. De Commissie heeft ongeveer 30 schriftelijke bijdragen ontvangen. De door de Commissie ontvangen bijdragen zijn beschikbaar op het volgende adres: http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/governance/consultations/consultation_150107_en.htm De resultaten van de raadpleging zijn samengevat in een document dat als bijlage is gevoegd bij het rapport over de effectbeoordeling van het voorstel van de Commissie. | Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid | 221 | Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden De diensten van de Commissie hebben gebruikgemaakt van externe deskundigheid om sommige elementen van dit voorstel te onderbouwen. Specifieke overeenkomst nr. 36/2006 had tot doel het nut en het effect te analyseren van handelsmaatregelen die door de Commissie werden overwogen als instrument tegen IOO-visserij. Specifieke overeenkomst nr. 5/2007 betrof een opdracht om andere noodzakelijke externe elementen en input te verschaffen die de Commissie zou kunnen gebruiken bij de uiteindelijke voorbereiding van de effectbeoordeling van de maatregelen die deel zouden kunnen uitmaken van haar toekomstige voorstellen tegen IOO-visserij. | 222 | Gebruikte methode De twee specifieke overeenkomsten werden gesloten op grond van de kadercontracten (respectievelijk FISH/2003/02 en FISH/2006/20) tussen de Commissie en het externe adviesbureau Océanic Développement. | 223 | Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen Het externe adviesbureau Océanic Développement. | 2249 | Ontvangen en gebruikte adviezen Er is niet gesteld dat sprake zou kunnen zijn van ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen. | 225 | De eerste studie bevat informatie over de huidige positie van de Europese Gemeenschap als belangrijkste actor in de handel in visserijproducten, beschrijft de kwetsbaarheid van de communautaire markt voor importen van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij, en analyseert de verschillende middelen die de Gemeenschap zou kunnen opzetten om een einde te maken aan dergelijke importen. De tweede studie gaat met name in op de problemen die worden veroorzaakt door het ontoereikende niveau van de sancties die de lidstaten toepassen in geval van ernstige overtredingen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. In die studie wordt ook de grote verscheidenheid van de in de nationale wetgevingen bestaande sanctieniveaus beklemtoond, welke verscheidenheid het ontbreken van gelijkwaardige concurrentievoorwaarden op communautair niveau tot gevolg heeft en aanzet tot voortzetting van illegale praktijken. | 226 | Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek De studies zullen beschikbaar worden gesteld op de website van het directoraat-generaal Visserij en maritieme zaken. | 230 | Effectbeoordeling De Commissie heeft een effectbeoordeling van het voorstel verricht die heeft geleid tot een rapport dat toegankelijk zal zijn op de website van het directoraat-generaal Visserij en maritieme zaken van de Europese Commissie. In dat rapport zijn de volgende opties bekeken: - De uitvoering van het huidige kader binnen de communautaire wateren verbeteren en het beleid van de Gemeenschap tegen IOO-visserij binnen multilaterale en bilaterale instanties versterken om het externe deel van het probleem aan te pakken. Bij deze optie zou geen enkel nieuw regelgevend instrument hoeven te worden vastgesteld. Deze optie zou echter geen toereikend antwoord geven op het urgente karakter van de situatie en op de ernstigste problemen die bij het huidige systeem schade veroorzaken, namelijk de kwetsbaarheid van de communautaire markt voor de invoer van IOO-producten en het feit dat nog voortdurend visserijactiviteiten worden verricht door vaartuigen die varen onder de vlag van een zijn verplichtingen niet nakomende staat. Om die twee problemen te kunnen oplossen zijn nieuwe juridische instrumenten nodig. De hier besproken optie zou gewoon betekenen dat de Gemeenschap meer nadruk legt op de noodzaak IOO-visserij te bestrijden zonder de daartoe benodigde instrumenten op te zetten. Er bestaat een reëel gevaar dat deze optie uitsluitend verklaringen van goede wil oplevert, niet tot wezenlijke veranderingen leidt en alleen maar de status-quo bestendigt. - Een op een aanpak per geval gebaseerd beleid ontwikkelen dat zou zijn aangepast aan de specifieke kenmerken van de verschillende vissoorten en gebieden waarvoor sprake is van belangrijke niveaus van IOO-visserij. Bij deze optie zou een gerichte aanpak worden toegepast die zich zou toespitsen op de meest tastbare uitingen van IOO-visserij en die zou zorgen voor specifieke antwoorden afhankelijk van de bijzondere kenmerken van de betrokken visbestanden of gebieden. De veranderende en clandestiene aard van het IOO-fenomeen maakt het onzeker of deze optie doelmatig zou zijn. Er bestaat een groot gevaar dat deze optie leidt tot oplossingen die niet langer aan het werkelijke probleem zijn aangepast tegen de tijd dat zij worden aangenomen, en die uiteindelijk het echte doel missen. Het zou ook moeilijk blijken om deze aanpak toe te passen op IOO-visserij in de wateren van ontwikkelingslanden. Bovendien zou deze optie niet kosteloos zijn. De uitvoering ervan zou zich vertalen in de aanneming van een stel regelgevende instrumenten die specifiek zijn voor elk van de te behandelen situaties. Ook de nalevingskosten zouden hoog zijn en zouden in het geval van specifieke invoercertificeringsregelingen die gelden voor een beperkt aantal soorten, zelfs nog hoger kunnen zijn dan de kosten van een algemene certificeringsregeling die geldt voor de invoer van alle visserijproducten. - Een nieuw en alomvattend initiatief nemen voor zowel de communautaire als de niet-communautaire wateren, waarbij zou worden gewerkt met duidelijke politieke beginselen en regelgevende maatregelen en welk initiatief het huidige kader zou aanvullen en voor een betere naleving van de geldende regels zou zorgen en tevens de EG de mogelijkheid zou bieden ambitieuze unilaterale maatregelen ter nakoming van haar internationale verbintenissen te nemen in het geval dat multilaterale maatregelen geen bevredigend resultaat opleveren. Bij deze optie zou een ambitieus regelgevend instrument moeten worden vastgesteld waarmee de drie belangrijke uitdagingen worden aangegaan waarvoor de Gemeenschap zich ten aanzien van IOO-visserij geplaatst ziet: de invoer van IOO-visserijproducten in de Gemeenschap een halt toeroepen, het probleem aanpakken van de buiten de communautaire wateren vissende vaartuigen die de vlag van een zijn verplichtingen niet nakomende staat voeren, en de naleving van de regels van het GVB binnen de communautaire wateren verbeteren. De uitvoering van deze optie zou een veeleisende opgave zijn en aanzienlijke veranderingen vergen. In de eerste plaats zou de Gemeenschap een veelomvattend regelgevend instrument moeten vaststellen. Deze optie zou ook leiden tot nieuwe taken en kosten, die echter door middel van verschillende mechanismen en begeleidende maatregelen zouden moeten worden verlicht. Die kosten blijken in verhouding te staan tot de noodzaak voor de Gemeenschap om haar beleid ter bestrijding van IOO-visserij veel doeltreffender te maken. | JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL | 305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel Het voorstel is gebaseerd op het beginsel dat een doeltreffende strategie ter bestrijding van IOO-visserij alomvattend moet zijn en alle aspecten van het probleem langs de hele aanbodketen moet bestrijken. Het voorstel voorziet in het opzetten van een systeem dat een halt moet toeroepen aan de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij. Daartoe zou een certificeringsregeling worden ingesteld. Volgens die regeling zou de invoer van alle visserijproducten (met inbegrip van be- en verwerkte producten) in de Gemeenschap afhankelijk worden gesteld van de certificering door de betrokken vlaggenstaat dat die producten op legale wijze zijn gevangen. Ter aanvulling van deze maatregel zou het toezicht op de aanlanding door vissersvaartuigen van derde landen moeten worden verbeterd door nieuwe voorwaarden te stellen met betrekking tot de toegang tot de havens van de Gemeenschap en overladingen. Het voorstel bevat ook een stel maatregelen om vissers ervan te weerhouden te profiteren van het feit dat sommige staten er niet voor zorgen dat hun vissersvloot voldoet aan de regels betreffende het beheer en de instandhouding van de visserijhulpbronnen. In het geval dat geen doeltreffende oplossing kan worden gevonden in het kader van de ROVB's, zou de Gemeenschap sancties kunnen bepalen en toepassen ten aanzien van vissersvaartuigen of staten die handelen in strijd met de internationale rechtsregels en de duurzaamheid van de visserijhulpbronnen aantasten. Het voorstel bevat een regeling voor de harmonisatie van de maximale sancties die door de lidstaten moeten worden toegepast bij ernstige overtredingen van de regels van het GVB. Ook bevat het bepalingen om de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor hun onderdanen te vergroten in het geval dat dezen deelnemen of steun verlenen aan visserijactiviteiten buiten de Gemeenschap. | 310 | Rechtsgrondslag Artikel 37 van het EG-Verdrag. | 329 | Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. | Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. | 331 | Voor de bestrijding van clandestiene en illegale activiteiten zoals IOO-visserij is nodig dat maatregelen worden vastgesteld die in verhouding staan tot de omvang, en zijn aangepast aan de aard, van de betrokken activiteiten. Het optreden waarin het voorstel voorziet, zal enige kosten veroorzaken voor de marktdeelnemers en voor de nationale overheden in de EU-lidstaten en in derde landen. Met name geldt dit voor de invoering van een certificeringsregeling voor alle importen van visserijproducten in de Gemeenschap. Die kosten zouden echter tamelijk beperkt moeten zijn en grotendeels moeten worden gecompenseerd door de aan de uitvoering van de maatregelen verbonden voordelen. | 332 | Om de controleautoriteiten van de lidstaten te helpen bij de uitvoering van hun taken zou een alarmeringssysteem worden opgezet dat die autoriteiten moet informeren over de twijfel aan de naleving van instandhoudingsmaatregelen in het geval van de producten van bepaalde vissersvaartuigen, marktdeelnemers of staten. Dit zal de controleautoriteiten in staat stellen de prioriteiten voor hun optreden te bepalen en zal de werklast verlichten die het gevolg is van andere in het voorstel opgenomen maatregelen. De door de Commissie voorgestelde nieuwe strategie ter bestrijding van IOO-visserij bevordert ook een versterking van de samenwerking tussen de controleautoriteiten. De betrokken inspanningen onder leiding van het Communautair Bureau voor visserijcontrole moeten helpen de controlemiddelen te bundelen en de algehele doelmatigheid van het controleoptreden binnen de Gemeenschap te verbeteren. De extra controle-eisen waarmee overheden en marktdeelnemers te maken krijgen, dienen passend en evenredig te zijn in het licht van het doel voor een correcte toepassing van de betrokken maatregelen te zorgen. | Keuze van instrumenten | 341 | Voorgesteld instrument: verordening. | 342 | Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn. Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. De op communautair niveau vastgestelde regels moeten uniform en bindend zijn om te voorkomen dat per lidstaat verschillende normen naast elkaar bestaan. Daarom is het gerechtvaardigd de betrokken maatregelen op te nemen in een voorstel voor een verordening. | GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING | 409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. | AANVULLENDE INFORMATIE | 510 | Vereenvoudiging | 511 | Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van regelgeving. | 512 | Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging en een verbetering van het controle-, inspectie- en handhavingskader dat voortvloeit uit de in het kader van de ROVB's genomen besluiten. De Gemeenschap is lid van een dozijn dergelijke organisaties. Hun regelingen kunnen sterk verschillen van organisatie tot organisatie. Momenteel zijn zij in Gemeenschapsrecht omgezet door middel van verschillende verordeningen van de Raad. Dat heeft twee problemen tot gevolg. In de eerste plaats maken de omvang van de regelingen van de ROVB's en de frequentie waarmee die regelingen worden vastgesteld en herzien, het vaak moeilijk om voor een tijdige omzetting in Gemeenschapsrecht te zorgen. In de tweede plaats leidt het feit dat uiteenlopende regels die afkomstig zijn uit verschillende typen van rechtsorde, naast elkaar bestaan, tot verwarring bij de communautaire marktdeelnemers en de lidstaten. De Commissie geeft daarom in overweging de belangrijkste in het kader van de ROVB's vastgestelde regelingen op het gebied van controle, inspectie en handhaving in het Gemeenschapsrecht op te nemen door middel van de voorgestelde verordening. Die verordening zou de meest ambitieuze normen bevatten die zijn vastgesteld in het kader van de ROVB's waarbij de Gemeenschap is aangesloten, en zou de werkingssfeer van die normen uitbreiden tot alle wateren die onder een ROVB vallen. Dit zou bijdragen tot een vereenvoudiging van het kader dat geldt voor de communautaire marktdeelnemers en overheden, via een harmonisatie van de regels op basis van de strengste controle-, inspectie- en handhavingsnormen die momenteel bestaan. | 520 | Intrekking van bestaande regelgeving De vaststelling van het voorstel zal de intrekking van bestaande regelgeving tot gevolg hebben. | Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling | Het voorstel bevat een evaluatiebepaling. | 1. 2007/0223 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, Gezien het voorstel van de Commissie[1], Gezien het advies van het Europees Parlement[2], Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[3], Gezien het advies van het Comité van de Regio's[4], Overwegende hetgeen volgt: (1) De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, heeft de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (VN-Visbestandenovereenkomst van 1995) bekrachtigd en heeft ingestemd met de Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen. In die bepalingen is met name het beginsel neergelegd dat alle staten een plicht hebben om passende maatregelen voor een duurzaam beheer van de mariene hulpbronnen vast te stellen en om daartoe met elkaar samen te werken. (2) Het doel van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad is een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt, te garanderen. (3) Illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij vormt een van de ernstigste bedreigingen voor een duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen, namelijk een bedreiging die het fundament zelf van het gemeenschappelijk visserijbeleid en van de internationale inspanningen ter bevordering van een betere "governance" van de oceanen in gevaar brengt. Ook voor de mariene biodiversiteit betekent IOO-visserij een grote bedreiging die moet worden aangepakt in overeenstemming met de doelstellingen zoals omschreven in de mededeling van de Commissie "Het biodiversiteitsverlies tegen 2010 – en daarna – tot staan brengen" (COM(2006) 216). (4) De Europese Gemeenschap dient in overeenstemming met de door haar in internationaal verband aangegane verbintenissen, en gezien de omvang en urgentie van het probleem, haar optreden tegen IOO-visserij aanzienlijk uit te breiden en nieuwe regelgevende maatregelen vast te stellen om alle aspecten van het fenomeen te bestrijken. (5) In overeenstemming met het in 2001 door de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) aangenomen internationaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen wordt onder IOO-visserij verstaan visserijactiviteiten die als illegaal, ongemeld of ongereglementeerd worden beschouwd, waarbij het volgende geldt: 1. Illegale visserij betreft visserijactiviteiten die: - door nationale of buitenlandse vaartuigen in wateren onder de jurisdictie van een staat worden verricht zonder de toestemming van die staat of in strijd met zijn wet- en regelgeving, - worden verricht door vaartuigen die de vlag van een bij een relevante regionale organisatie voor visserijbeheer aangesloten staat voeren, maar handelen in strijd met instandhoudings- en beheersmaatregelen die door die organisatie zijn aangenomen en waaraan die staat is gebonden, of in strijd met relevante bepalingen van het geldende internationale recht, of - in strijd zijn met het nationale recht of internationale verplichtingen, met inbegrip van die welke zijn aangegaan door staten die samenwerken met een relevante regionale organisatie voor visserijbeheer. 2. Ongemelde visserij betreft visserijactiviteiten die: - in strijd met nationale wet- en regelgeving niet of onjuist zijn gemeld bij de relevante nationale autoriteit, of - zijn ondernomen in het gebied waar een relevante regionale organisatie voor visserijbeheer bevoegd is, en in strijd met de meldprocedures van die organisatie niet of onjuist zijn gemeld. 3. Ongereglementeerde visserij betreft visserijactiviteiten die: - in het werkgebied van een relevante regionale organisatie voor visserijbeheer door vaartuigen zonder nationaliteit of vaartuigen die de vlag voeren van een staat die geen partij is bij die organisatie, of een visserijentiteit worden verricht op een wijze die niet in overeenstemming of in strijd is met de instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie, of - in gebieden of op visbestanden waarvoor geen instandhoudings- of beheersmaatregelen gelden, worden verricht op een wijze die niet in overeenstemming is met de verantwoordelijkheid die staten op grond van het internationale recht dragen voor de instandhouding van levende mariene hulpbronnen. (6) Het optreden van de Europese Gemeenschap moet hoofdzakelijk zijn gericht tegen de onder de definitie van IOO-visserij vallende gedragingen die de ernstigste schade toebrengen aan het mariene milieu, aan de duurzaamheid van de visbestanden en aan de sociaal-economische positie van de vissers die zich aan de regels inzake de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen houden. (7) In overeenstemming met de definitie van IOO-visserij dient de werkingssfeer van deze verordening zich uit te strekken tot de visserijactiviteiten die worden verricht op volle zee en in de zeewateren onder de jurisdictie of soevereiniteit van de kuststaten, met inbegrip van de zeewateren onder de jurisdictie of soevereiniteit van de lidstaten van de Europese Gemeenschap. (8) Met het oog op een behoorlijke aanpak van de interne dimensie van IOO-visserij is het voor de Europese Gemeenschap van essentieel belang de nodige maatregelen vast te stellen om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verbeteren. In afwachting van de herziening van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid dienen daartoe bepalingen te worden opgenomen in de onderhavige verordening. (9) De communautaire voorschriften, en in het bijzonder titel II van Verordening (EEG) nr. 2847/93, voorzien in een alomvattend systeem om toezicht uit te oefenen op het legale karakter van de vangsten van communautaire vissersvaartuigen. Het systeem dat momenteel geldt voor visserijproducten die door vissersvaartuigen van derde landen zijn gevangen en in de Gemeenschap worden ingevoerd, garandeert geen gelijkwaardig controleniveau. Deze tekortkoming betekent een belangrijke stimulans voor buitenlandse marktdeelnemers die IOO-visserij bedrijven, om hun producten in de Gemeenschap te verhandelen en zo hun activiteiten winstgevender te maken. De Gemeenschap heeft als de grootste markt voor en de grootste importeur van visserijproducten ter wereld een specifieke verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de in haar grondgebied ingevoerde visserijproducten niet afkomstig zijn van IOO-visserij. Daarom dient een nieuwe regeling te worden ingesteld om te zorgen voor een behoorlijke controle van de aanbodketen voor in de Gemeenschap ingevoerde visserijproducten. (10) De communautaire voorschriften betreffende de toegang tot de communautaire havens voor vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, dienen te worden versterkt om te zorgen voor een adequate controle op het legale karakter van de door dergelijke vaartuigen aangelande visserijproducten. Dit moet met name inhouden dat vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, slechts toegang tot de communautaire havens krijgen als zij in staat zijn om precieze en door hun vlaggenstaat gevalideerde informatie te verstrekken over het legale karakter van hun vangsten. (11) Overladingen op zee ontsnappen aan elke behoorlijke controle door de vlaggen- of kuststaten en zijn een gebruikelijke manier voor marktdeelnemers die IOO-visserij bedrijven, om de illegale aard van hun vangsten te verhullen. Het is daarom gerechtvaardigd dat de Gemeenschap overladingen slechts toestaat indien deze plaatsvinden in aangewezen havens van de lidstaten of, voor zover het gaat om overladingen waarbij communautaire vissersvaartuigen zijn betrokken, in de communautaire wateren of in havens van derde landen. (12) Bepaald dient te worden onder welke voorwaarden, volgens welke procedure en met welke frequentie de lidstaten in de havens inspecties moeten verrichten met betrekking tot vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren. (13) De invoer in de Gemeenschap van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij, moet worden verboden. Om dat verbod doeltreffend te maken en te garanderen dat alle ingevoerde producten zijn geoogst in overeenstemming met de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen en, in voorkomend geval, de andere relevante voorschriften die voor het betrokken vissersvaartuig gelden, dient een certificeringsregeling te worden ingesteld die geldt voor alle importen van visserijproducten in de Gemeenschap. (14) De Gemeenschap moet bij de uitvoering van de certificeringsregeling rekening houden met de capaciteitsbeperkingen in de ontwikkelingslanden. (15) In het kader van die regeling dient aan de invoer van visserijproducten in de Gemeenschap de voorafgaande voorwaarde te worden verbonden dat een certificaat wordt overgelegd. Dat certificaat moet informatie bevatten waarmee het legale karakter van de betrokken producten kan worden aangetoond. Het moet door de vlaggenstaat van de vissersvaartuigen die de betrokken vis hebben gevangen, zijn gevalideerd in overeenstemming met de plicht van die staat op grond van het internationale recht ervoor te zorgen dat de vaartuigen die zijn vlag voeren, voldoen aan de internationale regels betreffende de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen. (16) Het is van essentieel belang dat die certificeringsregeling geldt voor alle importen van visserijproducten in de Gemeenschap, met inbegrip van die producten die in een ander land dan de vlaggenstaat zijn vervoerd of be- of verwerkt voordat zij het grondgebied van de Gemeenschap bereiken. Daarom moeten voor deze laatste producten specifieke eisen gelden om te garanderen dat op het grondgebied van de Gemeenschap geen andere producten aankomen dan die waarvan het legale karakter door de vlaggenstaat is gevalideerd. (17) De uitvoer van vangsten van de vlag van een lidstaat voerende vaartuigen voor be- of verwerkingsdoeleinden moet eveneens aan de certificeringsregeling worden onderworpen. (18) Wanneer het voornemen bestaat de bedoelde producten in te voeren in een lidstaat, moet die lidstaat de geldigheid kunnen verifiëren van de vangstcertificaten waarvan de betrokken zending vergezeld gaat, en moet hij het recht hebben invoer te weigeren als niet is voldaan aan de voorwaarden die bij deze verordening met betrekking tot het vangstcertificaat zijn vastgesteld. (19) Om de controleautoriteiten in de lidstaten te helpen bij hun taak toezicht uit te oefenen op het legale karakter van de in de Gemeenschap ingevoerde visserijproducten en ook om de communautaire marktdeelnemers te kunnen waarschuwen, dient een communautair alarmeringssysteem te worden opgezet om informatie te verspreiden over gerede twijfel aan de naleving door bepaalde derde landen van de geldende instandhoudings- en beheersregels. (20) Het is van essentieel belang dat de Gemeenschap ontmoedigende maatregelen vaststelt ten aanzien van de vissersvaartuigen die IOO-visserij bedrijven en niet aan passende maatregelen van hun vlaggenstaat in antwoord op die activiteiten worden onderworpen. (21) Daartoe moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten, het Communautair Bureau voor visserijcontrole, derde staten en andere instanties de vissersvaartuigen die van het bedrijven van IOO-visserij worden verdacht, identificeren en moet zij de bevoegde vlaggenstaat om informatie over de juistheid van de betrokken bevindingen verzoeken. (22) Om onderzoeken te vergemakkelijken die betrekking hebben op vissersvaartuigen waarvan wordt vermoed dat zij IOO-visserij hebben bedreven, en om te voorkomen dat de beweerde overtreding wordt voortgezet, moeten die vaartuigen door de lidstaten aan specifieke controle- en inspectie-eisen worden onderworpen. (23) Wanneer er op basis van de verkregen informatie voldoende gronden zijn om aan te nemen dat een vissersvaartuig IOO-visserij heeft bedreven, en de bevoegde vlaggenstaat geen doeltreffende maatregelen in antwoord op die activiteiten heeft genomen, dient de Commissie dat vaartuig op een lijst van IOO-vaartuigen te plaatsen. (24) Als tegenwicht voor het ontbreken van een doeltreffend optreden van de vlaggenstaten tegenover de vissersvaartuigen die hun vlag voeren en op de lijst van IOO-vaartuigen zijn geplaatst, en ter beperking van verdere visserijactiviteiten door die vaartuigen, dienen de lidstaten ten aanzien van die vaartuigen specifieke maatregelen toe te passen. (25) Ter vrijwaring van de rechten van de op de lijst van IOO-vaartuigen geplaatste vaartuigen en van hun vlaggenstaten dient de procedure voor plaatsing op die lijst de vlaggenstaat en, waar mogelijk, de betrokken eigenaar of exploitanten de mogelijkheid te bieden in elk stadium ervan te worden gehoord en het ook mogelijk te maken dat een vaartuig van die lijst wordt geschrapt wanneer niet langer aan de criteria voor opneming van dat vaartuig in die lijst is voldaan. (26) Om voor één enkel kader binnen de Gemeenschap te zorgen en te voorkomen dat er steeds meer lijsten komen van vissersvaartuigen die zijn betrokken bij IOO-visserij, dienen de vissersvaartuigen die zijn opgenomen in IOO-lijsten die zijn vastgesteld door regionale organisaties voor visserijbeheer, automatisch te worden opgenomen in de overeenkomstige lijsten die zijn opgesteld door de Commissie. (27) Het feit dat sommige staten verzaken aan de krachtens internationaal recht op hen rustende plicht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat hun vissersvaartuigen of onderdanen de regels betreffende de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen naleven, is een van de belangrijkste oorzaken van IOO-visserij en dat verzuim dient door de Gemeenschap te worden aangepakt. (28) Daartoe dient de Gemeenschap ter aanvulling van haar optreden op internationaal en regionaal niveau het recht te hebben om die niet-meewerkende staten op basis van met internationale normen verband houdende doorzichtige, duidelijke en objectieve criteria te identificeren en om ten aanzien van die staten, na hun de mogelijkheid te hebben geboden te worden gehoord, niet-discriminerende, legitieme en evenredige maatregelen, met inbegrip van handelsmaatregelen, te nemen. (29) Het is van essentieel belang dat onderdanen van de Gemeenschap doeltreffend worden weerhouden van medewerking aan of ondersteuning van IOO-visserij door vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren en vissen buiten de Gemeenschap. Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, is het daarom noodzakelijk dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen en met andere lidstaten en derde staten samenwerken ter identificatie van hun onderdanen die dergelijke activiteiten verrichten, dat zij ervoor zorgen dat de betrokken onderdanen op gepaste wijze worden gestraft, en dat zij de activiteiten van hun onderdanen die buiten de Gemeenschap bemoeienis hebben met vaartuigen van derde landen, verifiëren. (30) Dat nog steeds zeer veel ernstige overtredingen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden begaan binnen de communautaire wateren of door communautaire marktdeelnemers, is in belangrijke mate te wijten aan het niet-afschrikkende niveau van de in de wetgeving van de lidstaten opgenomen sancties bij ernstige overtredingen van die regels. Deze tekortkoming wordt nog verergerd door het feit dat de hoogte van de sancties sterk van lidstaat tot lidstaat verschilt, wat voor degenen met illegale bedoelingen een aansporing is om hun illegale activiteiten te verrichten in de wateren of op het grondgebied van de lidstaten waar de sancties het laagst zijn. De genoemde tekortkomingen dienen te worden aangepakt door, voortbouwend op de desbetreffende bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EEG) nr. 2847/93, de maximumsancties bij ernstige overtredingen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid binnen de Gemeenschap te harmoniseren en tevens aanvullende maatregelen te nemen. (31) Naast de gedragingen die ernstige overtredingen van de regels betreffende visserijactiviteiten vormen, moeten ook de commerciële of handelsactiviteiten die betrekking hebben op visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij of van vaartuigen die zijn geïdentificeerd als vaartuigen die IOO-visserij bedrijven, worden beschouwd als ernstige overtredingen die de vaststelling van sancties door de lidstaten vereisen. (32) Op ernstige overtredingen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten doeltreffende, evenredige en ontmoedigende sancties staan, die ook ten aanzien van rechtspersonen overal in de Gemeenschap dienen te gelden gezien het feit dat dergelijke overtredingen vaak in het belang of ten bate van rechtspersonen worden begaan. (33) De bepalingen betreffende observaties van vaartuigen op zee die binnen bepaalde regionale organisaties voor visserijbeheer zijn vastgesteld, dienen in de Gemeenschap op geharmoniseerde wijze ten uitvoer te worden gelegd. (34) Samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en derde staten is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat in geval van IOO-visserij een behoorlijk onderzoek wordt ingesteld en dat de bij deze verordening vastgestelde maatregelen kunnen worden toegepast. Ter verbetering van die samenwerking moet een systeem voor wederzijdse bijstandsverlening worden opgezet. (35) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, teneinde de fundamentele doelstelling een einde te maken aan IOO-visserij te verwezenlijken, noodzakelijk en passend regels vast te stellen met betrekking tot de maatregelen waarin deze verordening voorziet. Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. (36) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. (37) Uitgangspunt bij de onderhavige verordening is dat het bij IOO-visserij gaat om overtredingen van geldende wet- of regelgeving die bijzonder ernstig zijn omdat zij de verwezenlijking van de doelstellingen van de geschonden regels sterk bemoeilijken en de duurzaamheid van de betrokken visbestanden of de instandhouding van het mariene milieu in gevaar brengen. Gezien de beperkte werkingssfeer van de onderhavige verordening, moet de uitvoering ervan zijn gebaseerd, en een aanvulling vormen, op die van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad, bij welke verordening het basiskader voor de controle en het toezicht op de visserijactiviteiten in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is vastgesteld. In overeenstemming daarmee versterkt de onderhavige verordening de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2847/93 op het gebied van de inspectie in de haven van vaartuigen van derde landen (artikelen 28 sexies, 28 septies en 28 octies), die nu worden geschrapt en vervangen door de in hoofdstuk II van de onderhavige verordening opgenomen regeling betreffende de inspectie in de haven. Bovendien bevat hoofdstuk X van de onderhavige verordening een sanctieregeling die specifiek geldt voor IOO-visserijactiviteiten. De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2847/93 die betrekking hebben op sancties (artikel 31), blijven derhalve van toepassing op de andere overtredingen van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid dan die waarop de onderhavige verordening betrekking heeft. (38) De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens is geregeld bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, welke verordening volledig van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens voor de doeleinden van de onderhavige verordening, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de betrokkenen op het gebied van de toegang tot en de rectificatie, afscherming en wissing van gegevens en de kennisgeving van deze laatste handelingen aan derden, welke rechten derhalve niet nader zijn uitgewerkt in de onderhavige verordening. (39) De inwerkingtreding van nieuwe bepalingen betreffende aangelegenheden die zijn geregeld bij de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1093/94, (EG) nr. 1447/1999, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 van de Raad, dient te leiden tot de gedeeltelijke of volledige intrekking van die verordeningen, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 – Onderwerp en werkingssfeer 1. Bij deze verordening wordt een communautair systeem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. 2. Daartoe neemt elke lidstaat overeenkomstig het Gemeenschapsrecht passende maatregelen om de doeltreffendheid van het systeem te waarborgen. Hij stelt voldoende middelen beschikbaar aan zijn bevoegde autoriteiten om deze in staat te stellen hun taken zoals vastgesteld bij deze verordening te verrichten. 3. Het systeem geldt voor alle IOO-visserijactiviteiten en alle daarmee verbonden activiteiten die worden verricht op het grondgebied van de lidstaten of binnen de zeewateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten of door communautaire vissersvaartuigen of onderdanen. Het geldt, onverminderd de jurisdictie van de betrokken vlaggen- of kuststaat, eveneens ten aanzien van de IOO-visserijactiviteiten die door niet-communautaire vaartuigen op volle zee of in wateren onder de jurisdictie van een derde land worden verricht. 4. Het communautaire systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen wordt ten uitvoer gelegd in samenhang met Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. Arti kel 2 – Begripsomschrijvingen Voor de doeleinden van de onderhavige verordening wordt verstaan onder: a) "vissersvaartuig": elk vaartuig van welke omvang dan ook dat wordt, of bestemd is om te worden, gebruikt voor de commerciële exploitatie van visserijhulpbronnen, met inbegrip van ondersteunende schepen, transportvaartuigen, schepen voor de be- of verwerking van vis en vaartuigen voor overlading; b) "visserijproducten": alle uit de zee weggenomen producten die vallen onder hoofdstuk 03 of post 1604 of 1605 van de gecombineerde nomenclatuur die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief; c) "instandhoudings- en beheersmaatregelen": maatregelen voor de instandhouding van een of meer soorten van de levende mariene hulpbronnen die in overeenstemming met de relevante regels van het internationale recht of het Gemeenschapsrecht worden vastgesteld en toegepast; d) "overlading": het lossen van alle zich aan boord van een vissersvaartuig bevindende vis of enig deel daarvan in een ander vaartuig; e) "invoer": het binnenbrengen in het grondgebied van de Europese Gemeenschap van visserijproducten in de vorm waarin zij zijn geoogst of die zij na be- of verwerking hebben verkregen, ook met het oog op overlading in havens op dat grondgebied; f) "uitvoer": elke verplaatsing van visserijproducten die zijn geoogst door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, naar een derde land, ongeacht of het een verplaatsing vanaf het grondgebied van de Europese Gemeenschap, vanuit derde landen of vanaf visgronden betreft; g) "wederuitvoer": elke verplaatsing van eerder in het grondgebied van de Europese Gemeenschap ingevoerde visserijproducten vanaf dat grondgebied naar elders in de vorm waarin die visserijproducten zijn geoogst of die zij na be- of verwerking hebben verkregen; h) "regionale organisatie voor visserijbeheer": een subregionale of regionale organisatie of regeling met een krachtens internationaal recht erkende bevoegdheid om instandhoudings- en beheersmaatregelen vast te stellen voor grensoverschrijdende of over grote afstanden trekkende visbestanden die voorkomen in het gebied van de volle zee waarvoor zij op grond van het verdrag of de overeenkomst waarbij zij is opgericht of ingesteld, verantwoordelijkheid draagt; i) "verdrag- of overeenkomstsluitende partij": een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij het internationale verdrag of de internationale overeenkomst tot oprichting van een regionale organisatie voor visserijbeheer, alsmede elk van de staten, entiteiten of visserijentiteiten die met die organisatie samenwerken en waaraan in het kader van die organisatie de status van samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is toegekend; j) "observatie": elke waarneming van een vissersvaartuig dat onder een of meer van de in artikel 3 bepaalde criteria kan vallen, door een vaartuig, een luchtvaartuig of een bevoegde autoriteit van een lidstaat dat of die met inspecties op zee is belast, of door de kapitein van een communautair vissersvaartuig; k) "gezamenlijke visserijactiviteit": elke activiteit van twee of meer vaartuigen samen waarbij vangst vanuit het vistuig van een vaartuig aan boord van een ander vaartuig wordt gebracht; l) "rechtspersoon": elke entiteit die volgens het geldende nationale recht deze status heeft, met uitzondering van staten of overheidsinstanties in de uitoefening van staatsgezag en van overheidsorganisaties. Artikel 3 – Vissersvaartuigen die IOO-visserijactiviteiten verrichten Een vissersvaartuig wordt geacht IOO-visserijactiviteiten te hebben verricht indien wordt aangetoond dat het in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het gebied waar het die activiteiten heeft verricht: a) heeft gevist zonder een geldige visvergunning of vismachtiging of een geldig visdocument die of dat is afgegeven door de vlaggenstaat of de betrokken kuststaat, of b) vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens in ernstige mate onjuist heeft geregistreerd of onjuist heeft gemeld of c) heeft gevist in een gesloten gebied, tijdens een gesloten seizoen, zonder quotum of na volledige benutting van het quotum of d) gerichte visserij heeft bedreven op een bestand waarvoor een vangstmoratorium of -verbod geldt, of e) verboden vistuig heeft gebruikt of f) de kentekens, de identiteit of de registratie van het vaartuig heeft vervalst of verborgen heeft gehouden of g) bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek, verborgen heeft gehouden, met dergelijk bewijsmateriaal heeft geknoeid of dergelijk bewijsmateriaal heeft doen verdwijnen of h) het werk van visserij-inspecteurs tijdens de vervulling van hun taken op het gebied van inspectie om na te gaan of de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen in acht worden genomen, of van waarnemers tijdens de vervulling van hun taken op het gebied van waarneming om na te gaan of de geldende communautaire voorschriften worden nageleefd, heeft bemoeilijkt of i) niet heeft voldaan aan de in het kader van de volgsystemen voor vaartuigen (Vessel Monitoring Systems – VMS) gestelde eisen of j) ondermaatse vis heeft gevangen of aangeland of k) heeft deelgenomen aan overladingsactiviteiten of gezamenlijke visserijactiviteiten samen met, of heeft gezorgd voor ondersteuning van of leveranties aan, andere vaartuigen die overeenkomstig deze verordening zijn geïdentificeerd als vaartuigen die IOO-visserijactiviteiten hebben verricht, en met name de vaartuigen die zijn opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap of in de IOO-lijst van een regionale organisatie voor visserijbeheer, dan wel indien dat vaartuig: a) in het gebied van een regionale organisatie voor visserijbeheer visserijactiviteiten heeft verricht op een wijze die onverenigbaar is met of indruist tegen de instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie, en de vlag voert van een staat die geen partij is bij die organisatie, of b) geen nationaliteit heeft en derhalve staatloos is. Hoofdstuk II Controle in de haven van vissersvaartuigen van derde landen AFDELING I – VOORWAARDEN WAARONDER VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN TOEGANG HEBBEN TOT EEN HAVEN Artikel 4 – Regeling inzake de controle door de havenstaat 1. Bij dit hoofdstuk worden de algemene voorschriften en voorwaarden vastgesteld om een doeltreffende regeling voor de controle door de havenstaat van de vissersvaartuigen van derde landen die de havens van de lidstaten aandoen, in stand te houden met als doel IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. 2. Behalve in geval van overmacht is voor de vissersvaartuigen van derde landen de toegang tot de havens van de lidstaten verboden, is het verboden havendiensten aan dergelijke vaartuigen te verlenen en is het voor dergelijke vaartuigen verboden in die havens activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading of be- of verwerking aan boord te verrichten tenzij de betrokken vaartuigen voldoen aan de in dit hoofdstuk gestelde eisen en aan de andere relevante bepalingen van deze verordening. 3. Overladingen tussen vissersvaartuigen van derde landen of tussen dergelijke vaartuigen en vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, zijn in de communautaire wateren verboden en mogen uitsluitend in een haven overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk plaatsvinden. 4. Buiten de communautaire wateren is het vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, niet toegestaan overladingen van vangsten van vissersvaartuigen van derde landen te verrichten op zee. Artikel 5 – Aangewezen havens 1. De lidstaten wijzen een voor aanlandingen te gebruiken plaats of een plaats dicht bij de kust aan (aangewezen havens) waar aanlandingen of overladingen van vis zoals bedoeld in lid 2 zijn toegestaan. 2. Vissersvaartuigen van derde landen krijgen uitsluitend in aangewezen havens toegang tot havendiensten en mogen alleen in dergelijke havens activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading of be- of verwerking aan boord verrichten. 3. De lidstaten bezorgen de Commissie uiterlijk op 15 januari van elk jaar een lijst van de aangewezen havens. Eventuele latere wijzigingen van die lijst worden de Commissie meegedeeld ten minste 15 dagen voordat de wijziging van kracht wordt. 4. De Commissie maakt de lijst van de aangewezen havens en elke wijziging daarvan bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en plaatst deze informatie op haar website. Arti kel 6 – Voorafgaande mededeling 1. De kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen of hun vertegenwoordigers verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarvan zij een haven of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken, ten minste 72 uur vóór de geschatte tijd van aankomst in de haven de volgende informatie: a) de identificatie van het vaartuig; b) de naam van de aangewezen haven van bestemming en de met het aandoen van die haven beoogde doeleinden zoals aanlanding, overlading, be- of verwerking aan boord en toegang tot diensten; c) de vismachtiging; d) informatie over de reis; e) de geschatte tijd van aankomst in de haven; f) de vangsten die zich aan boord bevinden; g) de zone of zones waar de vangsten zijn gedaan, ongeacht of dat in de communautaire visserijzone, in zones onder de jurisdictie of soevereiniteit van een derde land of op volle zee was. 2. De in lid 1 bedoelde mededeling gaat vergezeld van een overeenkomstig hoofdstuk III gevalideerd vangstcertificaat indien het vaartuig van een derde land visserijproducten aan boord heeft. Het bepaalde in artikel 14 betreffende de erkenning van vangstdocumenten of havenstaatcontroleformulieren die deel uitmaken van door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatie- of havencontroleregelingen, is van overeenkomstige toepassing. 3. Volgens de in artikel 52 bedoelde procedure kan de Commissie bepaalde categorieën vissersvaartuigen van derde landen voor een beperkte en verlengbare periode ontheffing van de in lid 1 bepaalde verplichting verlenen of kan zij een andere mededelingstermijn vaststellen met inachtneming van onder meer de afstand tussen de visgronden, de aanlandingsplaatsen en de havens waar de betrokken vaartuigen zijn geregistreerd of in een lijst zijn opgenomen. 4. Dit artikel geldt onverminderd de bijzondere bepalingen die zijn vastgesteld in tussen de Gemeenschap en een derde land gesloten visserijovereenkomsten. Arti kel 7 – Toestemming 1. De lidstaten gaan na of de door vissersvaartuigen van derde landen in de voorafgaande mededeling zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, verstrekte informatie en de in het vangstcertificaat zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, verstrekte informatie juist zijn. 2. Toestemming om de haven binnen te varen krijgt een vissersvaartuig van een derde land slechts indien de in lid 1 bedoelde informatie volledig is en is geverifieerd aan de hand van de gegevens die beschikbaar waren voordat de haven werd binnengevaren. 3. Toestemming om in de haven activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading of be- of verwerking aan boord te verrichten kan slechts worden verleend na de in lid 1 voorgeschreven verificatie van de verstrekte informatie en, in voorkomend geval, na de voltooiing van een overeenkomstig afdeling 2 verrichte inspectie. 4. In afwijking van de leden 2 en 3 kan de havenlidstaat het binnenvaren van de haven en een volledige of gedeeltelijke aanlanding toestaan hoewel de in lid 1 bedoelde informatie niet volledig is of de verificatie ervan nog hangende is, maar houdt hij in dergelijke gevallen de betrokken vis in opslag onder controle van de bevoegde autoriteiten. De vis wordt pas vrijgegeven om te worden verkocht, overgenomen of vervoerd zodra de in lid 1 bedoelde informatie is ontvangen of het verificatieproces is voltooid. Wordt dit proces niet binnen 14 dagen na de aanlanding voltooid, dan kan de havenlidstaat de vis in beslag nemen en zich ervan ontdoen overeenkomstig de nationale voorschriften. Arti kel 8 – Registratie van aanlandingen, overladingen en activiteiten op het gebied van be- of verwerking aan boord 1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading en be- of verwerking aan boord die door vissersvaartuigen van derde landen in hun havens worden verricht, worden geregistreerd. 2. Vóór het einde van de eerste maand van elk kalenderkwartaal delen de lidstaten de Commissie door elektronische transmissie mee welke hoeveelheden door vissersvaartuigen van derde landen tijdens het voorgaande kwartaal in hun havens zijn aangeland. AFDELING 2 – INSPECTIES IN DE HAVENS ARTI kel 9 – Algemene beginselen 1. Elk jaar voeren de lidstaten in hun havens inspecties uit die betrekking hebben op ten minste 15% van de door vissersvaartuigen van derde landen verrichte aanlandingen, overladingen en activiteiten op het gebied van be- of verwerking aan boord. 2. De volgende vissersvaartuigen worden in alle gevallen geïnspecteerd: a) de overeenkomstig artikel 47 geobserveerde vissersvaartuigen; b) de vissersvaartuigen die zijn vermeld in een overeenkomstig hoofdstuk IV in het kader van het communautaire alarmeringssysteem gedane mededeling; c) de vissersvaartuigen die de Commissie overeenkomstig artikel 25 heeft geïdentificeerd als vissersvaartuigen die vermoedelijk IOO-visserij hebben bedreven; d) de vissersvaartuigen die staan op een door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde lijst van vermoedelijke IOO-vaartuigen die overeenkomstig artikel 29 is meegedeeld. 3. De inspectie van de in lid 2 bedoelde vaartuigen betreft onder meer de documenten van het vissersvaartuig, zijn logboek, zijn vistuig, de vangsten die het aan boord heeft, en welk ander mogelijk bewijsmateriaal dan ook dat relevant zou kunnen zijn in het licht van de beweerde IOO-visserijactiviteiten van het vaartuig. Informatie over het resultaat van de inspecties wordt onmiddellijk verstrekt aan de Commissie of aan een door haar aangewezen instantie. Arti kel 10 – Inspecteurs 1. De lidstaten verstrekken een identiteitsdocument aan elke inspecteur. Wanneer inspecteurs een vissersvaartuig inspecteren, hebben zij dit document bij zich en leggen zij het over. 2. De lidstaten zien erop toe dat de inspecteurs hun taken verrichten overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling. Artikel 11 – Inspectieprocedure 1. De lidstaten zien erop toe dat hun inspecteurs: a) bij hun inspecties de activiteiten van de vaartuigen slechts minimaal verstoren en geen achteruitgang van de viskwaliteit veroorzaken, b) een inspectieverslag opstellen en dit verslag toezenden aan hun autoriteiten. 2. De inspecteurs zijn bevoegd tot het onderzoeken van alle zones, dekken en ruimten van het vaartuig, de (al dan niet be- of verwerkte) vangsten, het vistuig, de uitrusting en welke documentatie dan ook waarvan een onderzoek nodig wordt geacht om de naleving van de geldende wet- en regelgeving of internationale beheers- en instandhoudingsmaatregelen te controleren, met inbegrip van het logboek en de laadlijst in het geval van moederschepen en transportvaartuigen. De inspecteurs zijn ook bevoegd de kapitein of een door hem aangewezen persoon te ondervragen. 3. Van de inspecties maken deel uit het toezicht op de volledige aanlandings- of overladingsactiviteiten en een kruiscontrole waarbij de in de voorafgaande aanlandingsmededeling vermelde hoeveelheden per soort worden vergeleken met de aangelande of overgeladen hoeveelheden per soort. 4. De inspecteurs ondertekenen hun verslag in aanwezigheid van de kapitein, die het recht heeft welke door hem relevant geachte informatie dan ook toe te voegen of te laten toevoegen en te ondertekenen. De inspecteur vermeldt in het logboek dat een inspectie is verricht. Arti kel 12 – Procedure in het geval van overtredingen 1. Indien een inspecteur een ernstige reden heeft om aan te nemen dat een vissersvaartuig volgens de in artikel 3 bepaalde criteria een IOO-visserijactiviteit heeft verricht, handelt hij als volgt: a) hij noteert de overtreding in het inspectieverslag; b) hij neemt alle nodige maatregelen voor een veilige bewaring van het bewijsmateriaal betreffende die overtreding; c) hij doet het inspectieverslag onmiddellijk aan zijn autoriteit toekomen. 2. Indien de resultaten van de inspectie een redelijk bewijs leveren dat een vissersvaartuig van een derde land volgens de in artikel 3 bepaalde criteria een IOO-visserijactiviteit heeft verricht, staan de bevoegde autoriteiten in de havenlidstaat niet toe dat dit vaartuig zijn vangst aanlandt, overlaadt of aan boord be- of verwerkt. 3. De inspecterende lidstaat deelt zijn overeenkomstig lid 2 genomen besluit activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading of be- of verwerking aan boord niet toe te staan, vergezeld van het oorspronkelijke inspectieverslag, onmiddellijk mee aan de Commissie of een door deze aangewezen instantie, die het onmiddellijk doorzendt aan de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig met kopie aan de vlaggenstaat of -staten van de gelost hebbende vaartuigen in het geval dat het geïnspecteerde vissersvaartuig heeft deelgenomen aan overladingsactiviteiten. Als dat passend is, wordt eveneens een kopie van de mededeling gezonden aan de uitvoerend secretaris van de regionale organisatie voor visserijbeheer in wier werkgebied de vangst is gedaan. 4. De havenlidstaat werkt met de vlaggenlidstaat samen bij de uitvoering van een onderzoek naar de vermoedelijke overtreding en, in voorkomend geval, bij de toepassing van de sancties waarin het nationale recht voorziet. Bovendien werkt de havenlidstaat in het geval dat de vermoedelijke overtreding heeft plaatsgevonden in de wateren van een derde land, ook samen met de betrokken kuststaat. Hoofdstuk III Voorwaarden inzake de toegang tot het EU-grondgebied voor visserijproducten uit derde landen Arti kel 13 – Vangstcertificaten 1. De invoer in de Gemeenschap van visserijproducten die zijn verkregen door illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij, is verboden. 2. Om het bij lid 1 vastgestelde verbod doeltreffend te maken mogen visserijproducten slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd als zij vergezeld gaan van een overeenkomstig deze verordening gevalideerd en geverifieerd vangstcertificaat. 3. Het in lid 2 bedoelde vangstcertificaat wordt gevalideerd door de vlaggenstaat van het vaartuig dat of de vaartuigen die de vangsten heeft of hebben gedaan waarvan de visserijproducten afkomstig zijn. Het wordt gebruikt om te certificeren dat die vangsten zijn gedaan overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving en internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen. 4. Het vangstcertificaat bevat alle gegevens die zijn gespecificeerd in het in bijlage I opgenomen model, en wordt gevalideerd door een overheidsinstantie van de vlaggenstaat met de benodigde bevoegdheden om de juistheid van de gegevens te bevestigen. Artikel 14 – In het kader van een regionale organisatie voor visserijbeheer overeengekomen en van kracht zijnde vangstdocumentatieregelingen 1. De vangstdocumenten en welke daarmee samenhangende documenten dan ook die zijn gevalideerd overeenkomstig door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatieregelingen ten aanzien waarvan door de Commissie is erkend dat zij voldoen aan de in deze verordening gestelde eisen, worden aanvaard als vangstcertificaten voor de producten die afkomstig zijn van de soorten waarvoor die vangstdocumentatieregelingen gelden, en zijn onderworpen aan de verificatievoorschriften waaraan de lidstaat van invoer overeenkomstig artikel 17 moet voldoen, en aan de bij artikel 18 vastgestelde bepalingen inzake de weigering van invoer. 2. Lid 1 geldt onverminderd de specifieke van kracht zijnde verordeningen waarbij de betrokken vangstdocumentatieregelingen ten uitvoer zijn gelegd in het kader van het Gemeenschapsrecht. Arti kel 15 – Indirecte invoer van visserijproducten 1. Producten die één enkele zending vormen en worden vervoerd via andere grondgebieden dan het grondgebied van de vlaggenstaat en op die grondgebieden zijn overgeladen, doorgevoerd of tijdelijk opgeslagen, mogen slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd indien zij vergezeld gaan van een vangstcertificaat dat of vangstcertificaten die door de vlaggenstaat is of zijn gevalideerd, en op voorwaarde dat de voor de invoer verantwoordelijke marktdeelnemer de autoriteiten van de lidstaat van invoer het gedocumenteerde bewijs levert dat de producten in de staat van overlading, doorvoer of opslag onder toezicht van de douaneautoriteiten zijn gebleven en geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of welke behandeling dan ook om hen in een goede en de oorspronkelijke toestand te bewaren. Een verifieerbaar bewijs daarvan wordt geleverd door middel van: a) één enkel vervoersdocument dat het vervoer vanaf het grondgebied van de vlaggenstaat via de staat van overlading, doorvoer of opslag dekt, of b) een door de bevoegde autoriteiten van de staat van overlading, doorvoer of opslag afgegeven certificaat: (i) dat een exacte omschrijving van de producten bevat en (ii) waarin de data zijn vermeld waarop de producten zijn gelost en opnieuw zijn geladen, en voor zover van toepassing ook de namen van de betrokken schepen of de andere gebruikte vervoermiddelen, of c) een wederuitvoercertificaat dat is gevalideerd overeenkomstig een door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatieregeling die overeenkomstig artikel 14 voor de doeleinden van deze verordening is erkend, op voorwaarde dat de staat van overlading, doorvoer of opslag heeft voldaan aan de aan hem gestelde eisen inzake een mededeling over de validering van wederuitvoercertificaten. 2. Producten die één enkele zending vormen en op een ander grondgebied dan het grondgebied van de vlaggenstaat zijn be- of verwerkt, mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd indien zij vergezeld gaan van het door de vlaggenstaat gevalideerde vangstcertificaat of de door de vlaggenstaat gevalideerde vangstcertificaten voor de vangsten die zijn gebruikt voor de vervaardiging van de in de zending opgenomen producten, en op voorwaarde dat de voor de invoer verantwoordelijke marktdeelnemer de autoriteiten van de lidstaat van invoer het gedocumenteerde bewijs levert dat de producten uitsluitend zijn verkregen door be- of verwerking van de in het vangstcertificaat of de vangstcertificaten vermelde vangsten. Een verifieerbaar bewijs daarvan wordt geleverd door middel van: a) een door de douaneautoriteiten van de staat van be- of verwerking afgegeven certificaat: (i) dat een exacte omschrijving van de niet be- of verwerkte producten en van de be- of verwerkte producten bevat, met vermelding van de respectieve hoeveelheden daarvan, en (ii) waarin wordt gecertificeerd dat de be- of verwerkte producten uitsluitend zijn verkregen door be- of verwerking, in de staat van be- of verwerking, van de in het vangstcertificaat of de vangstcertificaten vermelde niet be- of verwerkte producten, of b) een wederuitvoercertificaat dat is gevalideerd overeenkomstig een door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatieregeling die overeenkomstig artikel 14 voor de doeleinden van deze verordening is erkend, op voorwaarde dat de staat van be- of verwerking heeft voldaan aan de aan hem gestelde eisen inzake een mededeling over de validering van wederuitvoercertificaten. Arti kel 16 – Uitvoer van vangsten die zijn gedaan door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren 1. De vangsten die zijn gedaan door vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, kunnen slechts worden uitgevoerd als een vangstcertificaat zoals bedoeld in artikel 13, lid 4, is gevalideerd door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat. 2. De vlaggenlidstaten stellen de Commissie in kennis van hun autoriteiten die bevoegd zijn voor de validering van de in lid 1 bedoelde vangstcertificaten. Art ikel 17 – Verificatie van de vangstcertificaten 1. Het gevalideerde vangstcertificaat wordt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin het product moet worden ingevoerd, overgelegd ten minste 72 uur vóór de geschatte tijd van aankomst op de plaats van binnenkomst in het grondgebied van de Europese Gemeenschap. De termijn van 72 uur mag worden bekort voor visserijproducten die in de Gemeenschap worden ingevoerd met behulp van andere vervoermiddelen dan transport- of vissersschepen. Die autoriteiten gaan na of de in het vangstcertificaat opgenomen informatie juist is. 2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen alle controles uitvoeren die zij voor de doeleinden van lid 1 nodig achten, zeker wanneer gerede twijfel bestaat. Die controles kunnen met name bestaan in het onderzoeken van de producten, het verifiëren van de gegevens in de aangifte en van het bestaan en de echtheid van documenten, het onderzoeken van de boekhouding van marktdeelnemers en van andere bescheiden, het inspecteren van voor de producten gebruikte vervoermiddelen en opslagplaatsen en het verrichten van officiële onderzoeken en andere soortgelijke handelingen naast het inspecteren van de vissersvaartuigen in de haven overeenkomstig hoofdstuk II. 3. Onder meer de volgende omstandigheden leveren gronden op voor gerede twijfel zoals bedoeld in lid 2: a) de verifiërende autoriteit van de lidstaat heeft redenen om de echtheid in twijfel te trekken van het vangstcertificaat zelf of van het valideringsstempel of de valideringshandtekening van de betrokken autoriteit van de vlaggenstaat; b) de verifiërende autoriteit van de lidstaat is in het bezit van informatie die doet betwijfelen of het vissersvaartuig de geldende wet- en regelgeving of instandhoudings- en beheersmaatregelen naleeft dan wel of is voldaan aan andere in deze verordening gestelde eisen; c) de vissersvaartuigen, de visserijondernemingen of welke andere marktdeelnemers dan ook zijn aangegeven in verband met vermoedelijke IOO-visserijactiviteiten, waarbij het mede gaat om die vaartuigen die bij een regionale organisatie voor visserijbeheer zijn aangegeven in het kader van een instrument dat die organisatie heeft vastgesteld met het oog op de opstelling van lijsten van vaartuigen die vermoedelijk illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserijactiviteiten hebben verricht; d) vlaggenstaten of landen van wederuitvoer zijn bij een regionale organisatie voor visserijbeheer aangegeven in het kader van een instrument dat die organisatie heeft vastgesteld met het oog op de tenuitvoerlegging van handelsmaatregelen ten aanzien van vlaggenstaten; e) overeenkomstig hoofdstuk IV is in het kader van het communautaire alarmeringssysteem een bericht bekendgemaakt. 4. Voor verificatiedoeleinden kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de bijstand inroepen van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat of van de staat wiens autoriteiten overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder c), of lid 2, onder b), een wederuitvoercertificaat hebben gevalideerd, in welk geval: a) in het bijstandsverzoek de redenen worden vermeld waarom de betrokken autoriteiten gerede twijfel koesteren aan de geldigheid van het certificaat of van de daarin opgenomen verklaringen en/of aan de overeenstemming van de producten met instandhoudings- en beheersmaatregelen. Een kopie van het vangstcertificaat en welke informatie of documenten dan ook die erop duidt of duiden dat de in het certificaat opgenomen informatie onjuist is, worden bezorgd ter staving van het bijstandsverzoek. Dat verzoek wordt onverwijld aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat of de staat van wederuitvoer gezonden; b) de verificatieprocedure wordt voltooid binnen 15 dagen na de datum van het verificatieverzoek. In het geval dat de bevoegde autoriteiten van de betrokken vlaggenstaat deze termijn niet in acht kunnen nemen, kunnen de verifiërende autoriteiten in de lidstaat op verzoek van de vlaggenstaat of de staat van wederuitvoer een verlenging van de antwoordtermijn toestaan, welke verlenging niet meer dan nog eens 15 dagen mag bedragen. 5. De vrijgave van de producten wordt opgeschort in afwachting van de resultaten van het onderzoek en de verificatieprocedures zoals bedoeld in de leden 1 tot en met 4. 6. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun autoriteiten die bevoegd zijn voor de in lid 1 bedoelde verificatie van de vangstcertificaten. Arti kel 18 – Weigering van invoer 1. In de volgende gevallen weigeren de in artikel 17, lid 1, bedoelde autoriteiten van de lidstaten de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten zonder enig aanvullend bewijs te hoeven verlangen of een bijstandsverzoek aan de vlaggenstaat te hoeven zenden: a) de marktdeelnemer heeft geen vangstcertificaat voor de betrokken producten kunnen overleggen; b) de in te voeren producten zijn niet dezelfde als die welke in het vangstcertificaat zijn vermeld; c) het vangstcertificaat is niet gevalideerd door de overheid van de in artikel 13, lid 3, bedoelde vlaggenstaat; d) het vangstcertificaat bevat niet alle vereiste gegevens; e) de marktdeelnemer is niet in staat te bewijzen dat de visserijproducten voldoen aan de in artikel 15, lid 1 of 2, gestelde voorwaarden; f) een vissersvaartuig dat in het vangstcertificaat is vermeld als vaartuig waarvan de vangsten afkomstig zijn, is opgenomen in een lijst van IOO-vaartuigen zoals bedoeld in artikel 26 of 29; g) het vangstcertificaat is gevalideerd door de autoriteiten van een vlaggenstaat die overeenkomstig artikel 32 is aangemerkt als een niet-meewerkende staat. 2. In de volgende gevallen weigeren de in artikel 17, lid 1, bedoelde autoriteiten van de lidstaten na een bijstandsverzoek zoals bedoeld in artikel 17, lid 4, de invoer in de Gemeenschap van welke visserijproducten dan ook: a) zij hebben een antwoord ontvangen waarin staat dat de exporteur niet gerechtigd was om de validering van een vangstcertificaat te verzoeken; b) zij hebben een antwoord ontvangen waarin staat dat de producten niet aan de instandhoudings- en beheersmaatregelen voldoen of dat andere voorwaarden van dit hoofdstuk niet zijn vervuld; c) zij hebben binnen de gestelde termijn geen antwoord ontvangen; d) zij hebben een antwoord ontvangen dat de in het verzoek gestelde vragen niet afdoende beantwoordt. 3. Indien de invoer van visserijproducten overeenkomstig lid 1 of 2 wordt geweigerd, kunnen de lidstaten die producten in beslag nemen en zich ervan ontdoen overeenkomstig de nationale voorschriften. 4. Elke persoon heeft het recht beroep aan te tekenen tegen de overeenkomstig lid 1 of 2 door de bevoegde autoriteiten genomen besluiten die hem rechtstreeks en individueel aangaan. Het recht van beroep wordt uitgeoefend overeenkomstig de in de betrokken lidstaat geldende bepalingen. 5. De autoriteiten van de lidstaten geven kennis van de weigeringen van invoer aan de vlaggenstaat en, in voorkomend geval, aan de staat wiens autoriteiten overeenkomstig artikel 15 een wederuitvoercertificaat hebben gevalideerd. Een kopie van de kennisgeving wordt aan de Commissie gezonden. Artikel 19 – Mededelingen door de vlaggenstaten; audit- en samenwerkingsregelingen 1. Door een bepaalde vlaggenstaat voor de doeleinden van deze verordening gevalideerde vangstcertificaten kunnen slechts worden aanvaard indien de Commissie een mededeling van die vlaggenstaat heeft ontvangen waarin wordt gecertificeerd dat: a) hij nationale regelingen heeft ingesteld voor de tenuitvoerlegging van, de controle inzake en de handhaving van de door zijn vissersvaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen; b) zijn overheidsinstanties gemachtigd zijn om de waarheidsgetrouwheid van de in de vangstcertificaten opgenomen gegevens te bevestigen en om op verzoek van de lidstaten verificaties betreffende die certificaten te verrichten. De mededeling bevat ook de nodige informatie ter identificatie van die instanties. 2. Waar dat passend is, gaat de Commissie regelingen voor administratieve samenwerking aan met vlaggenstaten om het voor deze laatste gemakkelijker te maken de formaliteiten te vervullen die zijn verbonden aan de toegang voor vissersvaartuigen tot havens, de invoer van visserijproducten in de Gemeenschap en de in deze verordening gestelde eisen inzake verificatie. Die regelingen verschaffen een kader voor de uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstandsverlening en de uitvoering van audits door de Commissie op alle gebieden die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen. Het aangaan van een samenwerkingsregeling mag echter niet worden opgevat als een voorafgaande voorwaarde voor de toepassing van dit hoofdstuk op importen die afkomstig zijn van vangsten die zijn gedaan door vaartuigen die de vlag voeren van welke staat dan ook. 3. De gegevens die moeten worden verstrekt in de in lid 1 bedoelde mededeling, en de beginselen en onderdelen van de regelingen voor administratieve samenwerking zijn aangegeven in bijlage III bij deze verordening. 4. De Commissie stelt de vlaggenstaat in kennis van de ontvangst van de overeenkomstig lid 1 toegezonden mededeling. Indien de vlaggenstaat de Commissie niet alle in lid 1 genoemde gegevens heeft verstrekt, deelt de Commissie de vlaggenstaat mee welke gegevens ontbreken en verzoekt zij hem een nieuwe mededeling te bezorgen. Artikel 20 – Wederuitvoer 1. De wederuitvoer van producten die overeenkomstig dit hoofdstuk onder dekking van een vangstcertificaat zijn ingevoerd, wordt op verzoek van de wederuitvoerder toegestaan door middel van de validering van een wederuitvoercertificaat door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waaruit de wederuitvoer moet plaatsvinden. 2. De wederuitvoercertificaten bevatten alle gegevens die worden verlangd in het in bijlage II opgenomen formulier, en gaan vergezeld van een kopie van de vangstcertificaten die voor de invoer van de producten zijn aanvaard. 3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun autoriteiten die bevoegd zijn voor de validering en de verificatie van wederuitvoercertificaten. Arti kel 21 – Bijhouden van een register en verspreiding van informatie 1. De Commissie houdt een register van staten en hun overeenkomstig dit hoofdstuk meegedeelde bevoegde autoriteiten bij dat betrekking heeft op: a) de lidstaten die overeenkomstig respectievelijk artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 6, en artikel 20, lid 3, kennis hebben gegeven van hun autoriteiten die bevoegd zijn voor de validering en de verificatie van vangstcertificaten en wederuitvoercertificaten; b) de vlaggenstaten waarvoor overeenkomstig artikel 19, lid 1, mededelingen zijn ontvangen, onder vermelding van die staten waarvoor overeenkomstig artikel 19, lid 2, een regeling voor administratieve samenwerking is aangegaan. 2. De Commissie maakt de lijst van de staten en hun relevante nationale autoriteiten zoals bedoeld in lid 1 bekend op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en werkt die informatie regelmatig bij. De Commissie deelt de bijzonderheden over de met de validering en de verificatie van vangstcertificaten belaste autoriteiten van de vlaggenstaten mee aan de voor de verificatie van vangstcertificaten verantwoordelijke nationale autoriteiten in de lidstaten. 3. De Commissie maakt de lijst van de overeenkomstig artikel 14 erkende vangstdocumentatieregelingen bekend op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en werkt deze lijst op regelmatige basis bij. Hoofdstuk IV Communautair alarmeringssysteem Artikel 22 – Alarmering 1. Wanneer overeenkomstig hoofdstuk II, III, V, VI, VII, VIII, X of XII verkregen informatie aanleiding geeft tot gerede twijfel of in het geval van vissersvaartuigen of visserijproducten uit bepaalde derde landen de geldende wet- en regelgeving of internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen wordt of worden nageleefd, maakt de Commissie op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) een alarmeringsbericht bekend om de marktdeelnemers te waarschuwen en om ervoor te zorgen dat de lidstaten overeenkomstig dit hoofdstuk passende maatregelen nemen ten aanzien van de betrokken derde landen. 2. De Commissie deelt deze informatie onverwijld mee aan de autoriteiten van de lidstaten en aan de betrokken vlaggenstaat en, in voorkomend geval, aan de staat van wederuitvoer. Arti kel 23 – Optreden na een alarmering 1. Bij ontvangst van de in artikel 22, lid 2, bedoelde informatie handelen de lidstaten als volgt: a) zij identificeren de eerder ingevoerde zendingen visserijproducten die binnen de werkingssfeer van het bericht aan de marktdeelnemers vallen, en volgen een procedure voor de verificatie van het vangstcertificaat en, in voorkomend geval, van het wederuitvoercertificaat overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 17 en 20; b) voor alle voor invoer bestemde zendingen visserijproducten die binnen de werkingssfeer van het bericht vallen, volgen zij een procedure voor de verificatie van het vangstcertificaat en, in voorkomend geval, van het wederuitvoercertificaat overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 17 en 20; c) zij identificeren alle eerdere bewegingen van de vissersvaartuigen die binnen de werkingssfeer van het bericht vallen, en verrichten de passende verificaties, met inbegrip van de verificatie van eerder overgelegde vangstcertificaten; d) overeenkomstig de regels van het internationale recht winnen zij de nodige inlichtingen in over de vissersvaartuigen die binnen de werkingssfeer van het bericht vallen, of onderwerpen zij die vaartuigen aan de nodige onderzoeken of inspecties op zee, in havens of op welke andere aanlandingsplaatsen dan ook. 2. De lidstaten brengen bij de Commissie verslag uit over de conclusies van hun verificaties en verificatieverzoeken en over de acties die zijn ondernomen in het geval dat vast is komen te staan dat geldende wet- en regelgeving of internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen niet werd of werden nageleefd. 3. Indien de Commissie in het licht van de conclusies die overeenkomstig lid 1 verrichte verificaties hebben opgeleverd, besluit dat de gerede twijfel niet langer bestaat, handelt zij onverwijld als volgt: a) zij maakt op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) een daartoe strekkend bericht bekend dat het eerdere bericht intrekt; b) zij informeert de vlaggenstaat en in voorkomend geval de staat van wederuitvoer over de intrekking; c) langs passende kanalen informeert zij de lidstaten. 4. Indien de Commissie in het licht van de conclusies die overeenkomstig lid 1 ingewonnen inlichtingen en overeenkomstig dat lid verrichte inspecties en verificaties hebben opgeleverd, besluit dat gerede twijfel blijft bestaan, handelt zij onverwijld als volgt: a) zij actualiseert het bericht aan de marktdeelnemers door een nieuwe bekendmaking op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks); b) zij informeert de vlaggenstaat en in voorkomend geval de staat van wederuitvoer; c) langs passende kanalen informeert zij de lidstaten; d) als dat passend is, legt zij de zaak voor aan de regionale organisatie voor visserijbeheer wier instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk zijn overtreden. 5. Indien de Commissie in het licht van de conclusies die overeenkomstig lid 1 ingewonnen inlichtingen en overeenkomstig dat lid verrichte inspecties en verificaties hebben opgeleverd, besluit dat er voldoende gronden zijn om te denken dat de geconstateerde feiten een geval van niet-naleving van geldende wet- en regelgeving of internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen zouden kunnen vormen, handelt zij onverwijld als volgt: a) zij maakt op haar website en in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) een nieuw bericht aan de marktdeelnemers bekend om hen over deze bevindingen te informeren; b) zij informeert de vlaggenstaat en volgt of onderneemt overeenkomstig de hoofdstukken V en VI de passende procedures en stappen; c) in voorkomend geval informeert zij de staat van wederuitvoer; d) langs passende kanalen informeert zij de lidstaten; e) als dat passend is, legt zij de zaak voor aan de regionale organisatie voor visserijbeheer wier instandhoudings- en beheersmaatregelen mogelijk zijn overtreden. Hoofdstuk V Identificatie van de vaartuigen die IOO-visserijactiviteiten verrichten Artikel 24 – Beweerde IOO-visserijactiviteiten 1. De Commissie of een door haar aangewezen instantie verzamelt en analyseert alle informatie over IOO-visserijactiviteiten, waarbij het gaat om: a) de overeenkomstig de hoofdstukken II, III, IV, VIII, X en XII verkregen informatie of b) naargelang van het geval, welke andere relevante informatie dan ook zoals: - de vangstgegevens; - de uit de nationale statistieken en andere betrouwbare bronnen afkomstige handelsinformatie; - de op vaartuigen betrekking hebbende registers en databases; - de informatie die beschikbaar is in het kader van de programma's betreffende vangstdocumenten of statistische documenten van regionale organisaties voor visserijbeheer; - de verslagen over observaties of andere activiteiten met betrekking tot vermoedelijke IOO-vaartuigen en de door regionale organisaties voor visserijbeheer onder de aandacht gebrachte of vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen; - welke andere relevante informatie dan ook die is verkregen onder meer in de havens en op de visgronden. 2. De lidstaten verstrekken de Commissie op elk moment welke aanvullende informatie dan ook die relevant zou kunnen zijn voor de opstelling van de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap. De Commissie of een door haar aangewezen instantie geeft de informatie samen met al het verstrekte bewijsmateriaal door aan de lidstaten en aan de betrokken vlaggenstaten. 3. De Commissie of een door haar aangewezen instantie houdt een dossier bij over elk vaartuig waarover is gemeld dat het naar verluidt betrokken is bij IOO-visserijactiviteiten, welk dossier wordt bijgewerkt telkens wanneer nieuwe informatie wordt verkregen. Artikel 25 – Vermoedelijke IOO-visserijactiviteiten 1. De Commissie identificeert de vaartuigen waarvoor overeenkomstig artikel 24 voldoende informatie is verkregen om aan te nemen dat die vaartuigen mogelijk IOO-visserijactiviteiten verrichten, en waarvoor die informatie een officiële navraag bij de betrokken vlaggenstaat rechtvaardigt. 2. De vlaggenstaten waarvan vaartuigen overeenkomstig lid 1 zijn geïdentificeerd, worden daarvan door de Commissie in kennis gesteld, waarbij zij officieel worden verzocht een onderzoek in te stellen naar de beweerde IOO-activiteiten van de betrokken vaartuigen die hun vlag voeren. Door middel van die kennisgeving: a) wordt de vlaggenstaat officieel verzocht alle nodige maatregelen te nemen om een onderzoek naar de beweerde IOO-visserijactiviteiten in te stellen en om de resultaten van dat onderzoek tijdig aan de Commissie mee te delen; b) wordt de vlaggenstaat officieel verzocht onmiddellijk handhavingsmaatregelen te nemen mochten de ten aanzien van het betrokken vissersvaartuig geformuleerde beweringen gegrond blijken te zijn, en de Commissie over de genomen maatregelen te informeren; c) wordt de eigenaar of, in voorkomend geval, de exploitant van het vaartuig ervan in kennis gesteld welke gevolgen het overeenkomstig artikel 36 zou hebben mocht het vaartuig worden opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap. De vlaggenstaten worden tevens verzocht de Commissie informatie over de eigenaren of, in voorkomend geval, de exploitanten van de betrokken vaartuigen te verstrekken om ervoor te zorgen dat die personen zo nodig overeenkomstig artikel 26, lid 3, kunnen worden gehoord. 3. De Commissie geeft de informatie over de vaartuigen die vermoedelijk IOO-activiteiten verrichten, door aan alle lidstaten om de uitvoering van systematische controles van die vaartuigen in de havens overeenkomstig artikel 9, lid 2, onder c), te vergemakkelijken. Artikel 26 – Opstelling van de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap 1. De Commissie stelt de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap op. Deze lijst bevat de vaartuigen waarvoor, na de overeenkomstig de artikelen 24 en 25 ondernomen stappen, aan de hand van de overeenkomstig deze verordening verkregen informatie vast is komen te staan dat zij IOO-visserijactiviteiten verrichten, en wier vlaggenstaten geen doeltreffende actie hebben ondernomen in antwoord op die activiteiten. 2. De Commissie verzoekt de vlaggenstaten met vaartuigen op de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap: a) de eigenaren van de betrokken vaartuigen in kennis te stellen van de opneming van die vaartuigen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap, van de redenen voor de opneming in die lijst en van de gevolgen die de opneming in die lijst overeenkomstig artikel 36 zal hebben, en b) alle nodige maatregelen te nemen om de betrokken IOO-visserijactiviteiten te beëindigen, waaronder zo nodig de intrekking van de registratie of de visvergunningen van de betrokken vaartuigen, en de Commissie over de genomen maatregelen te informeren. 3. Alvorens een vaartuig op de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap te plaatsen, deelt de Commissie de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitanten van het betrokken vaartuig alle gegevens mee die het vermoeden staven dat het vaartuig IOO-visserij heeft bedreven, en biedt zij de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitanten de mogelijkheid te worden gehoord. 4. Wanneer wordt besloten een vaartuig op de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap te plaatsen, deelt de Commissie dat besluit en de redenen ervoor aan de eigenaar en, in voorkomend geval, de exploitanten van het vaartuig mee. 5. De verplichtingen die de leden 3 en 4 de Commissie opleggen, gelden onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat voor het vaartuig, en slechts voor zover de Commissie over de relevante informatie ter identificatie van de eigenaar en de exploitanten van het vaartuig beschikt. Artikel 27 – Schrapping van vaartuigen van de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap 1. De Commissie schrapt een vaartuig van de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap indien de vlaggenstaat van het vaartuig aantoont dat: a) het vaartuig geen enkele van de IOO-visserijactiviteiten waarvoor het op de lijst is geplaatst, heeft verricht of b) doeltreffende actie is ondernomen in antwoord op de betrokken IOO-visserijactiviteiten, waaronder vervolging en de oplegging van sancties die streng genoeg zijn. 2. De eigenaar of, in voorkomend geval, de exploitant van een op de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap geplaatst vaartuig kan bij de Commissie een verzoek tot herziening van de status van dat vaartuig indienen in het geval dat de vlaggenstaat een optreden zoals bedoeld in lid 1 achterwege laat. De Commissie overweegt schrapping van het vaartuig van de lijst slechts indien de volgende voorwaarden zijn vervuld: a) sinds de opneming van het vaartuig in de lijst is een periode van ten minste twee jaar verstreken waarin de Commissie met betrekking tot het vaartuig geen verdere meldingen van beweerde IOO-visserijactiviteiten zoals bedoeld in artikel 24 heeft ontvangen; b) de eigenaar verstrekt informatie over de huidige activiteiten van het vaartuig waaruit blijkt dat het zijn activiteiten verricht in volledige overeenstemming met de wet- en regelgeving en/of de instandhoudingsmaatregelen die geldt of gelden voor welke takken van visserij dan ook waaraan het deelneemt; c) de Commissie is ervan overtuigd dat het betrokken vaartuig of de eigenaar ervan of de exploitanten ervan direct noch indirect banden onderhoudt of onderhouden met welke andere vaartuigen of marktdeelnemers dan ook ten aanzien waarvan wordt vermoed of is bevestigd dat zij IOO-visserijactiviteiten verrichten. Artikel 28 – Inhoud, bekendmaking en onderhoud van de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap 1. De lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap bevat voor elk vaartuig de volgende bijzonderheden: a) de naam en eventuele eerdere namen; b) de vlag en eventuele eerdere vlaggen; c) de eigenaar en eventuele eerdere eigenaren, met inbegrip van economische eigenaren; d) de exploitant en eventuele eerdere exploitanten; e) de roepnaam en eventuele eerdere roepnamen; f) het Lloyds/IMO-nummer (indien voorhanden); g) foto's, indien voorhanden; h) de datum van de eerste opneming in de lijst van IOO-vaartuigen; i) een samenvatting van de activiteiten die opneming van het vaartuig in de lijst rechtvaardigen, samen met verwijzingen naar alle relevante documenten die informatie over en bewijzen voor die activiteiten bevatten. 2. De Commissie neemt alle nodige maatregelen om bekendheid te geven aan de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap, waaronder plaatsing ervan op de website van het directoraat-generaal Visserij. 3. De lijst wordt regelmatig bijgewerkt en gezorgd wordt voor een systeem om de bijwerkingen automatisch ter kennis te brengen van de lidstaten, de regionale organisaties voor visserijbeheer en elk lid van de civiele samenleving dat daarom verzoekt. Bovendien doet de Commissie de lijst toekomen aan de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en aan de regionale organisaties voor visserijbeheer met het oog op versterking van de op het voorkomen, tegengaan en beëindigen van IOO-visserij gerichte samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en die organisaties. Arti kel 29 – Door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen 1. Behalve de in artikel 26 bedoelde vaartuigen worden ook de vaartuigen die zijn opgenomen in de door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen, automatisch opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap. Die vaartuigen worden van de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap geschrapt overeenkomstig de besluiten die de betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer over hen neemt. 2. Elk jaar wanneer de Commissie van een regionale organisatie voor visserijbeheer de lijsten ontvangt van de vaartuigen die vermoedelijk bij IOO-visserijactiviteiten zijn betrokken, en de vaartuigen waarvoor een dergelijke betrokkenheid is bevestigd, deelt zij die lijsten aan de lidstaten mee. 3. Telkens wanneer de in lid 2 bedoelde lijsten worden aangevuld, vaartuigen van die lijsten worden geschrapt en/of die lijsten worden gewijzigd, deelt de Commissie dit onmiddellijk aan de lidstaten mee. Artikel 36 geldt voor de vaartuigen die voorkomen op de aldus gewijzigde lijsten van IOO-vaartuigen van de regionale organisaties voor visserijbeheer, vanaf het tijdstip waarop die gewijzigde lijsten aan de lidstaten zijn meegedeeld. Hoofdstuk VI Niet-meewerkende derde staten Arti kel 30 – Identificatie van niet-meewerkende derde staten 1. Volgens de in artikel 52 bedoelde procedure identificeert de Commissie de derde staten die naar haar mening niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserijactiviteiten. 2. Deze identificatie is gebaseerd op de beoordeling van alle overeenkomstig de hoofdstukken II, III, IV, V, VIII, X en XII verkregen informatie of, naargelang van het geval, welke andere relevante informatie dan ook zoals de vangstgegevens, de uit de nationale statistieken en andere betrouwbare bronnen afkomstige handelsinformatie, de op vaartuigen betrekking hebbende registers en databases, de informatie die beschikbaar is in het kader van de programma's betreffende vangstdocumenten of statistische documenten van regionale organisaties voor visserijbeheer, en de door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde lijsten van IOO-vaartuigen, alsmede welke andere informatie dan ook die is verkregen in de havens en op de visgronden. 3. Een staat kan als een niet-meewerkende staat worden geïdentificeerd indien hij zich niet kwijt van de taken die hij krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen op het gebied van de te ondernemen actie om IOO-visserijactiviteiten te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen. 4. Voor de doeleinden van lid 3 baseert de Commissie zich hoofdzakelijk op een onderzoek van de maatregelen die de betrokken staat heeft genomen ten aanzien van: a) herhaalde IOO-visserijactiviteiten waarvoor genoegzaam is gedocumenteerd dat deze zijn verricht of ondersteund door zijn vlag voerende vaartuigen, door onderdanen van hem of door vaartuigen die in zijn wateren bedrijvig zijn of zijn havens gebruiken, of b) de toegang die van IOO-visserijactiviteiten afkomstige visserijproducten hebben tot zijn markt. 5. Daartoe houdt de Commissie rekening: a) met de omstandigheid of de betrokken staat doeltreffend met de Gemeenschap samenwerkt door te reageren op verzoeken van de Commissie om IOO-visserijactiviteiten en daarmee verband houdende activiteiten te onderzoeken, bevindingen over dergelijke activiteiten mee te delen of vervolgactie ten aanzien van dergelijke activiteiten te ondernemen; b) met de omstandigheid of de betrokken staat doeltreffende handhavingsmaatregelen heeft genomen ten aanzien van de voor IOO-visserijactiviteiten verantwoordelijke marktdeelnemers, en met name of sancties zijn toegepast die streng genoeg waren om de overtreders de uit die activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen; c) met de voorgeschiedenis en de aard van, de omstandigheden bij en de omvang en de ernst van de betrokken gebeurtenissen die duiden op IOO-visserijactiviteiten; d) in het geval van ontwikkelingslanden, met de bestaande capaciteit van hun bevoegde autoriteiten. 6. Ook de volgende elementen worden in de overweging betrokken: a) de bekrachtiging door de betrokken staten van of hun toetreding tot internationale visserij-instrumenten, waaronder met name het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden en de FAO-Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen; b) de status van de betrokken staat als partij of samenwerkende niet-partij bij regionale organisaties voor visserijbeheer of zijn akkoord om de door dergelijke organisaties vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen toe te passen; c) welk handelen of nalaten van de betrokken staat dan ook dat geldende wet- en regelgeving of internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen minder doeltreffend kan hebben gemaakt. 7. Waar dat passend is, worden specifieke beperkingen waarmee ontwikkelingslanden te kampen hebben, in het bijzonder wat het toezicht, de controle en de bewaking met betrekking tot visserijactiviteiten betreft, naar behoren in aanmerking genomen bij de toepassing van dit artikel. Artikel 31 – Stappen voor de identificatie van derde staten als niet-meewerkende staat 1. De Commissie geeft de staten die op grond van de bij artikel 30 vastgestelde criteria als niet-meewerkende staat kunnen worden geïdentificeerd, daarvan onverwijld kennis, waarbij zij in die kennisgeving het volgende vermeldt: a) de reden of redenen voor die identificatie met al het ondersteunende bewijsmateriaal dat beschikbaar is; b) de gelegenheid die wordt geboden om de Commissie een schriftelijk antwoord met betrekking tot het besluit tot identificatie en andere relevante informatie te bezorgen, bijvoorbeeld bewijsmateriaal dat de argumenten voor de identificatie weerlegt of, indien van toepassing, een verbeteractieplan en de stappen die zijn ondernomen om de situatie te verhelpen; c) de in artikel 37 aangegeven gevolgen van hun identificatie als niet-meewerkende staat. 2. De Commissie neemt in de in lid 1 bedoelde kennisgeving ook een verzoek op dat de betrokken staat alle nodige maatregelen neemt om de betrokken IOO-visserijactiviteiten te beëindigen en om eventuele toekomstige activiteiten van die aard te voorkomen en dat hij elk handelen of nalaten zoals bedoeld in artikel 30, lid 6, onder c), verhelpt. 3. Door middel van meer dan één communicatiemiddel doet de Commissie haar kennisgeving en verzoek aan de betrokken staat toekomen. De Commissie poogt van die staat de bevestiging te verkrijgen dat deze de kennisgeving heeft ontvangen. Artikel 32 – Vaststelling van een lijst van niet-meewerkende staten 1. In het licht van de resultaten van de bij artikel 31 voorgeschreven stappen stelt de Commissie volgens de in artikel 52 bedoelde procedure een lijst van niet-meewerkende staten vast. 2. De Commissie stelt de betrokken staat onverwijld in kennis van zijn identificatie als niet-meewerkende staat en van de overeenkomstig artikel 37 toegepaste maatregelen, waarbij zij hem verzoekt de bestaande situatie te verhelpen en informatie te verstrekken over de maatregelen die worden genomen om naleving van de instandhoudings- en beheersmaatregelen door zijn vaartuigen te waarborgen. 3. De Commissie stelt ook de lidstaten onverwijld van haar besluit in kennis, waarbij zij hen verzoekt te zorgen voor de onmiddellijke toepassing van de bij artikel 37 vastgestelde maatregelen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle maatregelen die zij in antwoord op dat verzoek hebben genomen. Arti kel 33 – Schrapping van de lijst van niet-meewerkende staten 1. Volgens de in artikel 52 bedoelde procedure schrapt de Commissie een staat van de lijst van niet-meewerkende staten indien de betrokken staat aantoont dat de situatie die zijn opneming in de lijst rechtvaardigde, is verholpen. Bij het nemen van een besluit tot schrapping wordt ook in aanmerking genomen of de betrokken geïdentificeerde staat concrete maatregelen heeft genomen die een blijvende verbetering van de situatie kunnen bewerkstelligen. 2. Na een overeenkomstig lid 1 genomen besluit stelt de Commissie de lidstaten onverwijld in kennis van de opheffing van de in artikel 37 bedoelde maatregelen ten aanzien van de betrokken staat. Arti kel 34 – Bekendmaking van de lijst van niet-meewerkende staten De Commissie neemt alle nodige maatregelen om bekendheid aan de lijst van niet-meewerkende staten te geven op een wijze die in overeenstemming is met eventuele geldende vertrouwelijkheidseisen, waaronder plaatsing ervan op de website van het directoraat-generaal Visserij. De lijst wordt regelmatig bijgewerkt en de Commissie zorgt voor een systeem om de bijwerkingen automatisch ter kennis te brengen van de lidstaten, de regionale organisaties voor visserijbeheer en elk lid van de civiele samenleving dat daarom verzoekt. Bovendien doet de Commissie de lijst van niet-meewerkende staten toekomen aan de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties en aan de regionale organisaties voor visserijbeheer met het oog op versterking van de op het voorkomen, tegengaan en beëindigen van IOO-visserij gerichte samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en die organisaties. Arti kel 35 – Noodmaatregelen 1. Als er bewijs voor is dat de door een staat vastgestelde maatregelen afbreuk doen aan de door een regionale organisatie voor visserijbeheer geleide instandhoudings- en beheersinspanning, is de Commissie gerechtigd om noodmaatregelen vast te stellen met een geldigheidsduur van niet meer dan zes maanden. De Commissie kan een nieuw besluit nemen om de geldigheidsduur van de noodmaatregelen met niet meer dan zes maanden te verlengen. 2. De noodmaatregelen kunnen onder meer inhouden dat: a) de vaartuigen die de vlag van de betrokken staat voeren, geen toegang tot de havens van de lidstaten wordt verleend behalve in geval van overmacht; b) de vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, niet wordt toegestaan deel te nemen aan gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen die de vlag van de betrokken staat voeren; c) de vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, niet wordt toegestaan te vissen in de wateren onder de jurisdictie van de betrokken staat; d) de levering van levende vis ten behoeve van de visteelt in de wateren onder de jurisdictie van de betrokken staat niet wordt toegestaan; e) levende vis die is gevangen door vaartuigen die de vlag van de betrokken staat voeren, niet wordt aanvaard ten behoeve van de visteelt in de wateren onder de jurisdictie van een lidstaat. 3. De noodmaatregelen zijn onmiddellijk van kracht. Zij worden ter kennis van de lidstaten en van de betrokken staat gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie . Hoofdstuk VII Maatregelen ten aanzien van vaartuigen en staten die bij IOO-activiteiten zijn betrokken Artikel 36 – Optreden ten aanzien van vaartuigen die zijn opgenomen in de lijst van IOO-vaartuigen van de Europese Gemeenschap Ten aanzien van de in artikel 26 bedoelde vaartuigen gelden de volgende maatregelen: a) de vlaggenlidstaten dienen geen verzoeken om vismachtigingen voor IOO-vaartuigen bij de Commissie in; b) de lopende vismachtigingen of speciale visdocumenten die door vlaggenlidstaten zijn afgegeven voor IOO-vaartuigen, worden ingetrokken; c) de IOO-vaartuigen die de vlag van een derde land voeren, worden niet gemachtigd tot vissen in de communautaire wateren en het is verboden dergelijke vaartuigen te charteren; d) de vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen voor of zich bezighouden met activiteiten op het gebied van de be- of verwerking van vis waarbij ook vaartuigen zijn betrokken die op de lijst van IOO-vaartuigen staan, of samen met dergelijke vaartuigen deelnemen aan overladingsactiviteiten of gezamenlijke visserijactiviteiten; e) de IOO-vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen behalve in geval van overmacht alleen hun thuishavens en geen enkele andere communautaire haven binnenvaren. De IOO-vaartuigen die de vlag van een derde land voeren, mogen behalve in geval van overmacht niet een haven van een lidstaat binnenvaren. Als alternatieve maatregel mag een lidstaat een IOO-vaartuig toestemming verlenen om zijn havens binnen te varen met dien verstande dat de vangsten die zich aan boord bevinden, en in voorkomend geval het vistuig dat op grond van door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen is verboden, in beslag zullen worden genomen. De lidstaten leggen ook beslag op de vangsten en, in voorkomend geval, het op grond van instandhoudings- en beheersmaatregelen van regionale organisaties voor visserijbeheer verboden vistuig aan boord van de IOO-vaartuigen die wegens een overmacht- of noodsituatie toestemming hebben gekregen om hun havens binnen te varen; f) de IOO-vaartuigen die de vlag van een derde land voeren, worden in havens behalve in geval van overmacht niet van proviand of brandstof voorzien of door andere dienstverlening geholpen; g) de IOO-vaartuigen die de vlag van een derde land voeren, krijgen geen toestemming om de bemanning te vervangen uitgezonderd voor zover dat in een overmachtsituatie noodzakelijk is; h) de lidstaten weigeren hun vlag te verlenen aan IOO-vaartuigen; i) de invoer van door IOO-vaartuigen gevangen visserijproducten is verboden en derhalve worden de vangstcertificaten die dergelijke producten begeleiden, aanvaard noch gevalideerd; j) de uitvoer of wederuitvoer, voor be- of verwerking, van visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-vaartuigen, is verboden. Artikel 37 – Optreden ten aanzien van niet-meewerkende staten Ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde staten gelden de volgende maatregelen: a) de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten die zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van een dergelijke staat voeren, is verboden en derhalve worden vangstcertificaten die dergelijke producten begeleiden, niet aanvaard; in het geval dat de identificatie van een niet-meewerkende staat overeenkomstig artikel 30 is gerechtvaardigd door het feit dat die staat geen passende maatregelen heeft vastgesteld ten aanzien van IOO-visserijactiviteiten die een bepaald bestand of een bepaalde soort treffen, kan het invoerverbod tot dat bestand of die soort beperkt blijven; b) de aankoop door communautaire marktdeelnemers van een vissersvaartuig dat de vlag van een dergelijke staat voert, is verboden; c) het omvlaggen van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, naar een dergelijke staat is verboden; d) de lidstaten staan voor de vissersvaartuigen die hun vlag voeren, de sluiting van charterovereenkomsten met dergelijke staten niet toe; e) de uitvoer van communautaire vissersvaartuigen naar dergelijke staten is verboden; f) particuliere handelsregelingen tussen onderdanen van een lidstaat en dergelijke staten die tot doel hebben dat een vissersvaartuig dat de vlag van die lidstaat voert, de vangstmogelijkheden van dergelijke staten benut, zijn verboden; g) gezamenlijke visserijactiviteiten waarbij vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, samenwerken met een vaartuig dat de vlag van een dergelijke staat voert, zijn verboden; h) de lidstaten informeren importeurs, overladers, afnemers, leveranciers van uitrusting, bankiers en marktdeelnemers die andere diensten verrichten, over de risico's die zijn verbonden aan het samen met onderdanen van een dergelijke staat verrichten van zakelijke activiteiten die verband houden met visserijactiviteiten; i) de Commissie stelt de opzegging voor van alle bestaande bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met dergelijke staten; j) de Commissie begint geen onderhandelingen om bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met dergelijke staten te sluiten. Hoofdstuk VIII Onderdanen Arti kel 38 – Onderdanen die IOO-visserij bedrijven of ondersteunen 1. De lidstaten werken onderling en met derde landen samen en nemen in overeenstemming met het nationale recht en het Gemeenschapsrecht alle nodige maatregelen om: a) ervoor te zorgen dat de aan hun jurisdictie onderworpen onderdanen IOO-visserij niet ondersteunen en evenmin dergelijke visserij bedrijven, aanmonstering op de in artikel 26 bedoelde vaartuigen daaronder begrepen; b) die onderdanen te identificeren die de exploitanten of economische eigenaren zijn van vaartuigen die bij IOO-visserijactiviteiten zijn betrokken. 2. Onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, nemen de lidstaten binnen de grenzen van en in overeenstemming met hun geldende wet- en regelgeving passende maatregelen om: a) na te gaan of er aan hun jurisdictie onderworpen natuurlijke of rechtspersonen zijn die IOO-visserijactiviteiten verrichten; b) adequate actie te ondernemen in antwoord op bij verificatie gebleken activiteiten zoals bedoeld in punt a). 3. In elke lidstaat is één enkele autoriteit verantwoordelijk voor de coördinatie van het verzamelen en verifiëren van gegevens over de activiteiten van de in dit artikel bedoelde onderdanen en voor de verslaglegging aan en de samenwerking met de Commissie. Arti kel 39 – Preventie en sancties 1. De onderdanen van een lidstaat delen hun bevoegde autoriteiten alle gegevens mee over juridische, economische of financiële belangen bij of controle over vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren. De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig hun interne recht adequate sancties worden toegepast in het geval dat een dergelijke mededeling achterwege blijft. 2. De onderdanen van een lidstaat verkopen geen enkel vaartuig aan en voeren geen enkel vaartuig uit naar marktdeelnemers die zijn betrokken bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vaartuigen zoals bedoeld in artikel 26. 3. Importeurs, overladers, afnemers, consumenten, leveranciers van uitrusting, bankiers, verzekeraars en andere dienstverleners doen geen zaken met vaartuigen zoals bedoeld in artikel 26 en handelen niet in van IOO-visserij afkomstige vis of visproducten. 4. Onverminderd de andere in het Gemeenschapsrecht vastgestelde bepalingen betreffende financiële middelen van de overheid, verlenen de lidstaten geen enkele overheidssteun in het kader van nationale steunregelingen of uit communautaire fondsen aan marktdeelnemers die zijn betrokken bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen zoals bedoeld in artikel 26. 5. De lidstaten winnen inlichtingen in over het bestaan van welke regeling dan ook tussen hun onderdanen en een derde land die het mogelijk maakt vissersvaartuigen die hun vlag voeren, om te vlaggen naar dat derde land. Zij informeren de Commissie daarover door haar een lijst van de betrokken vaartuigen te bezorgen. Hoofdstuk IX Onmiddellijke handhavingsmaatregelen, sancties en begeleidende sancties Artikel 40 – Werkingssfeer Dit hoofdstuk geldt in het geval van: a) ernstige overtredingen die zijn begaan binnen het grondgebied van de lidstaten of binnen de zeewateren onder hun soevereiniteit of jurisdictie, b) ernstige overtredingen die zijn begaan door vissersvaartuigen van de Gemeenschap of door onderdanen van de Gemeenschap. Artikel 41 – Ernstige overtredingen Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder ernstige overtreding verstaan: a) de activiteiten die op grond van de in artikel 3 bepaalde criteria worden beschouwd als IOO-visserijactiviteiten; b) het opzettelijk zakendoen met de in artikel 26 bedoelde vaartuigen die IOO-visserij hebben bedreven; c) de opzettelijke handel in visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij; d) de invoer van visserijproducten in de Gemeenschap in strijd met deze verordening. Arti kel 42 – Onmiddellijke handhavingsmaatregelen 1. Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon ervan wordt verdacht een ernstige overtreding zoals bedoeld in artikel 41 te hebben begaan of op heterdaad is betrapt bij het begaan van een dergelijke overtreding, beginnen de lidstaten een volledig onderzoek naar de overtreding en nemen zij overeenkomstig hun nationale recht en afhankelijk van de ernst van de overtreding onmiddellijke handhavingsmaatregelen zoals met name: a) de visserijactiviteiten onmiddellijk doen stopzetten; b) het vaartuig koers doen zetten naar een haven; c) het vervoermiddel zich met het oog op inspectie naar een andere plaats doen begeven; d) een zekerheidstelling verlangen; e) illegaal vistuig of illegale vangsten of visserijproducten in beslag nemen; f) het betrokken vaartuig of vervoermiddel tijdelijk buiten dienst doen stellen; g) de vismachtiging opschorten. 2. De handhavingsmaatregelen zijn van dien aard dat voortzetting van de betrokken ernstige overtreding wordt voorkomen en het de bevoegde autoriteiten mogelijk wordt gemaakt het onderzoek naar die overtreding te voltooien. Artikel 43 – Sancties bij ernstige overtredingen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat een natuurlijke persoon die een ernstige overtreding heeft begaan, of een rechtspersoon die aansprakelijk blijkt te zijn voor een ernstige overtreding, kan worden gestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, waartoe behoren boeten met een maximum dat voor natuurlijke personen ten minste 300 000 euro en voor rechtspersonen ten minste 500 000 euro bedraagt. 2. De lidstaten kunnen een systeem toepassen waarbij de boete in verhouding staat tot de aan de betrokken visserijhulpbronnen of het betrokken mariene milieu berokkende schade, tot het met de overtreding bereikte of beoogde financiële voordeel of tot enige andere waarde die een indicatie geeft van de financiële situatie van de natuurlijke of rechtspersoon, op voorwaarde dat dit systeem maximumboeten mogelijk maakt die gelijkwaardig zijn aan ten minste 300 000 euro voor natuurlijke personen en ten minste 500 000 euro voor rechtspersonen. 3. De lidstaten waar de euro niet is ingevoerd, passen de op […] in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wisselkoers tussen de euro en hun munteenheid toe. Artikel 44 – Totaal niveau van de sancties en de begeleidende sancties Het totale niveau van de sancties en de begeleidende sancties wordt zo berekend dat wordt zeker gesteld dat de verantwoordelijke personen de economische voordelen die zij aan hun ernstige overtredingen te danken hebben, daadwerkelijk kwijtraken. Daartoe moet ook rekening worden gehouden met de overeenkomstig artikel 42 genomen maatregelen. Artikel 45 – Begeleidende sancties De in dit hoofdstuk bedoelde sancties kunnen gepaard gaan met andere sancties of maatregelen, en met name: a) de inbeslagneming van het bij de overtreding betrokken vaartuig; b) de tijdelijke stillegging van het vaartuig; c) de inbeslagneming van verboden vistuig, vangsten of producten; d) de schorsing of intrekking van de vismachtiging; e) de vermindering of intrekking van visserijrechten; f) de tijdelijke of permanente uitsluiting van het recht nieuwe visserijrechten te verkrijgen; g) een tijdelijke of permanente ontzegging van toegang tot overheidssteun of -subsidies. Arti kel 46 – Aansprakelijkheid van rechtspersonen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor ernstige overtredingen zoals bedoeld in artikel 41 die tot hun voordeel zijn begaan door enige persoon die daarbij individueel of als deel van een orgaan van de rechtspersoon handelde en binnen de rechtspersoon een bepalende positie innam op basis van: a) een bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen of b) een gezag om namens de rechtspersoon besluiten te nemen of c) een gezag om binnen de rechtspersoon controle uit te oefenen. 2. De lidstaten zorgen er ook voor dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld in het geval dat een gebrek aan toezicht of controle door een persoon zoals bedoeld in lid 1 het mogelijk heeft gemaakt dat tot voordeel van die rechtspersoon een overtreding zoals bedoeld in artikel 41 is begaan door een onder het gezag van die rechtspersoon staande persoon. 3. De aansprakelijkheid van een rechtspersoon sluit niet uit dat procedures worden gevoerd tegen natuurlijke personen die de betrokken overtredingen hebben begaan, ertoe hebben aangezet of er medeplichtig aan zijn. Hoofdstuk X Uitvoering van de binnen sommige regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde bepalingen betreffende observaties van vaartuigen Arti kel 47 – Observatie op zee 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de visserijactiviteiten die zijn onderworpen aan de binnen de ICCAT, de CCAMLR en de IOTC vastgestelde regels betreffende observaties op zee. De werkingssfeer van dit hoofdstuk wordt uiterlijk in 2012 herzien. 2. Een vaartuig, luchtvaartuig of bevoegde autoriteit van een lidstaat dat of die verantwoordelijk is voor inspecties op zee en een vissersvaartuig observeert dat activiteiten verricht die als IOO-visserijactiviteiten kunnen worden beschouwd, stelt onmiddellijk een verslag over die observatie op. Deze verslagen en de resultaten van door lidstaten op die vissersvaartuigen ingestelde onderzoeken worden beschouwd als bewijsmateriaal voor gebruik bij de toepassing van de verschillende identificatie- en handhavingsmechanismen waarin deze verordening voorziet. 3. Indien de kapitein van een communautair vissersvaartuig een vissersvaartuig observeert dat activiteiten zoals bedoeld in lid 2 verricht, documenteert die kapitein zo veel mogelijk informatie over die observatie, waaronder: a) de naam en een beschrijving van het vissersvaartuig; b) de roepnaam van het vissersvaartuig; c) het registratienummer en, in voorkomend geval, het Lloyds/IMO-nummer van het vissersvaartuig; d) de vlaggenstaat van het vissersvaartuig; e) de positie (breedte, lengte) ten tijde van de eerste identificatie; f) de datum/UTC-tijd ten tijde van de eerste identificatie; g) een foto of foto's van het vissersvaartuig ter staving van de observatie; h) welke andere relevante informatie dan ook over de geobserveerde activiteiten van het betrokken vissersvaartuig. 4. Observatieverslagen worden onverwijld toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat van het vaartuig dat de observatie heeft verricht, welke autoriteit deze verslagen onmiddellijk doorzendt aan de Commissie of de door deze aangewezen instantie. De Commissie of de door deze aangewezen instantie informeert dan onmiddellijk de vlaggenstaat van het geobserveerde vissersvaartuig. De Commissie of de door deze aangewezen instantie zendt het observatieverslag vervolgens door aan alle lidstaten en, waar dat passend is, aan de uitvoerend secretaris van de relevante regionale organisaties voor visserijbeheer met het oog op een verder optreden in overeenstemming met de door die organisaties vastgestelde maatregelen. 5. Een lidstaat die een observatieverslag waarin de activiteiten worden gemeld van een vissersvaartuig dat zijn vlag voert, ontvangt van de bevoegde autoriteit van een verdrag- of overeenkomstsluitende partij bij een regionale organisatie voor visserijbeheer, verstrekt dat verslag en alle relevante informatie onmiddellijk aan de Commissie of de door deze aangewezen instantie, die deze informatie vervolgens doorzendt aan de uitvoerend secretaris van de betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer met het oog op een verder optreden in overeenstemming met de door die organisatie vastgestelde maatregelen, naargelang van het geval. 6. Dit artikel geldt onverminderd strengere bepalingen die zijn vastgesteld door regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Gemeenschap een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is. Artikel 48 – Verstrekking van informatie over geobserveerde vissersvaartuigen 1. De lidstaten die genoegzaam gedocumenteerde informatie over geobserveerde vissersvaartuigen verkrijgen, zenden die informatie onverwijld door aan de Commissie of de door deze aangewezen instantie. 2. De Commissie of de door deze aangewezen instantie onderzoekt ook genoegzaam gedocumenteerde informatie over geobserveerde vaartuigen die is verstrekt door individuele burgers, organisaties van de civiele samenleving, met inbegrip van milieuorganisaties, en vertegenwoordigers van belanghebbenden in de sector visserij of vishandel. Arti kel 49 – Onderzoek betreffende geobserveerde vissersvaartuigen 1. De lidstaten stellen onmiddellijk een volledig onderzoek in naar de activiteiten van de hun vlag voerende vissersvaartuigen die overeenkomstig artikel 47 zijn geobserveerd. 2. De lidstaten delen de bijzonderheden over elke ondernomen of voorgenomen actie ten aanzien van de geobserveerde vaartuigen die hun vlag voeren, aan de Commissie of de door deze aangewezen instantie mee zo spoedig als uitvoerbaar is, en in elk geval binnen twee maanden na de mededeling van het observatieverslag overeenkomstig artikel 47, lid 4. Met passende regelmatige tussenpozen worden de Commissie of de door deze aangewezen instantie verslagen bezorgd over de vooruitgang die is geboekt bij de onderzoeken naar de activiteiten van het geobserveerde vissersvaartuig. Wanneer de onderzoeken zijn voltooid, wordt de Commissie of de door deze aangewezen instantie een eindverslag over het resultaat daarvan bezorgd. 3. De andere lidstaten dan de betrokken vlaggenlidstaat gaan na of de gemelde geobserveerde vaartuigen activiteiten in de wateren onder hun jurisdictie hebben verricht dan wel of van die vaartuigen afkomstige visserijproducten in hun grondgebied zijn aangeland of ingevoerd, en onderzoeken de staat van dienst van die vaartuigen wat de naleving van de relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen betreft. De lidstaten delen het resultaat van hun verificaties en onderzoeken onverwijld mee aan de Commissie of de door deze aangewezen instantie en aan de betrokken vlaggenlidstaat. 4. De Commissie of de door deze aangewezen instantie deelt de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen informatie mee aan alle lidstaten. 5. Dit artikel geldt onverminderd de bepalingen van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad en onverminderd de bepalingen die zijn vastgesteld door regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Gemeenschap een verdrag- of overeenkomstsluitende partij of een samenwerkende niet-verdrag- of overeenkomstsluitende partij is. Hoofdstuk XI Samenwerking tussen de lidstaten, met derde staten en met de Commissie en het informatiesysteem over IOO-visserij Artikel 50 1. De administratieve autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze verordening in de lidstaten, werken met elkaar, met de administratieve autoriteiten van derde staten en met de Commissie samen om de naleving van deze verordening te waarborgen. 2. Daartoe wordt een systeem voor wederzijdse bijstandsverlening opgezet dat onder meer een geautomatiseerd informatiesysteem, het "informatiesysteem over IOO-visserij", omvat om de bevoegde autoriteiten te helpen bij het voorkomen, onderzoeken en vervolgen van IOO-visserijactiviteiten. 3. Uitvoeringsbepalingen voor dit hoofdstuk worden vastgesteld volgens de in artikel 52 bedoelde procedure. Hoofdstuk XII Slotbepalingen Arti kel 51 – Uitvoering De voor de uitvoering van deze verordening benodigde maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 52 bedoelde procedure. Artikel 52 – Procedure van het comité 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 opgerichte comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. 3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand. 4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Arti kel 53 – Verplichtingen inzake verslaglegging 1. Uiterlijk op 30 april van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over de toepassing van deze verordening in het voorgaande kalenderjaar. 2. De Commissie stelt op basis van de door de lidstaten ingediende verslagen en haar eigen waarnemingen om de drie jaar een verslag op dat moet worden voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement. 3. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verricht de Commissie een evaluatie van het effect van deze verordening op de IOO-visserijactiviteiten. Artikel 54 – Intrekkingen Artikel 28 ter, lid 2, en de artikelen 28 sexies, 28 septies en 28 octies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1093/94 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1447/1999 van de Raad, de artikelen 8, 19 bis, 19 ter, 19 quater, 21, 21 ter en 21 quater van Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad en de artikelen 26 bis, 28, 29, 30 en 31 van Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening. Arti kel 55 – Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Hoofdstuk III wordt één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van toepassing. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter BIJLAGE I – Vangstcertificaat van de Europese Gemeenschap VANGSTCERTIFICAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP | Documentnummer | AFDELING BETREFFENDE DE PRODUCTIE 1. Validerende autoriteit | Naam | Adres | Tel. Fax | 2. Naam van het vissersvaartuig | Vlag – Thuishaven & registratienummer | Roepnaam | IMO/Lloyd’s-nummer (indien toegekend) | Nummer visvergunning – Geldig tot en met | Inmarsatnummer Faxnummer Telefoonnummer E-mailadres (indien voorhanden) | 3. Omschrijving van het product | Aard van de toegestane be- of verwerking | 4. Referentiegegevens geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen | Soort | Pro-duct-code | Vangst-gebied(en) en -data | Ge-schat levend gewicht (kg) | Geschat aan te landen gewicht (kg) | Geveri-fieerd aangeland gewicht (kg) | 5. Verklaring van de kapitein van het vissersvaartuig: Ik bevestig dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is en dat de vangst is gedaan op een wijze die in overeenstemming is met de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen. Naam - Handtekening - Stempel: | 6. Verklaring van overlading op zee Kapitein van het vissersvaartuig | Hand-tekening en datum | Overlading Datum/gebied/positie | Geschat gewicht (kg) | Naam | Ik verklaar dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is. | Kapitein van het ontvangende vaartuig | Hand-tekening | Naam van het vaartuig | Roepnaam | IMO/Lloyds-nummer (indien toegekend) | Naam | Ik bevestig dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is. | 7. Machtiging tot overlading binnen een havengebied: | Naam | Autoriteit | Handtekening | Stempel | Ik bevestig dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is. | Naam | Autoriteit | Handtekening | Adres | Tel. | Haven van aanlanding | Datum van aanlanding | Stempel | 8. Afdeling betreffende het vervoer: land van uitvoer Haven/luchthaven/andere plaats van vertrek | 7. Verklaring van de exporteur: Ik bevestig dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is. | Naam en vlag van het vaartuig Vluchtnummer en nummer luchtvrachtbrief Nationaliteit en registratienummer vrachtwagen Nummer spoorvrachtbrief Ander vervoersdocument: | Nummer(s) van de container(s): lijst bijgevoegd | Naam | Adres | Handtekening | 9. Autoriteit van de vlaggenstaat Validering: Ik bevestig dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is. | Naam/titel | Handtekening | Datum | Stempel | 10. Verklaring van de importeur: | Ik bevestig dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is. | Naam van de geadresseerde/importeur | Adres | Plaats | Datum | Hand-tekening | GN-productcode | Niet-manipulatiedocument | Referentie-gegevens | 11. Controle bij invoer | Autoriteit | Plaats | Invoer toegestaan* | Invoer opgeschort* | Verificatie gevraagd - datum | Douaneaangifte (indien geregistreerd) | Nummer | Datum | Plaats | * Aankruisen indien van toepassing. BIJLAGE II – Wederuitvoercertificaat van de Europese Gemeenschap Wederuitvoercertificaat van de Europese Gemeenschap WEDERUITVOERCERTIFICAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP | Certificaatnummer | Datum | Lidstaat | 1. Omschrijving van het wederuitgevoerde product: | Omschrijving van het ingevoerde product: | Soort | GN-productcode | Uitgevoerd nettogewicht (kg) | Soort | GN-productcode | Ingevoerd nettogewicht (kg) | Nummer en datum van het vangstcertificaat | 2. Verklaring van de wederuitvoerder: Ik bevestig dat de bovenstaande informatie volledig, waarheidsgetrouw en juist is en dat de bovenbedoelde producten oorspronkelijk zijn ingevoerd onder begeleiding van het bijgaande vangstcertificaat. | Naam | Adres | Handtekening | Datum | 3. Autoriteit | Naam/titel | Handtekening | Datum | Stempel | 4. Controle bij wederuitvoer | Plaats: | Wederuitvoer toegestaan* | Wederuitvoer opgeschort* | Verificatie gevraagd – datum* | Nummer en datum van de aangifte ten wederuitvoer | BIJLAGE III – Mededelingen door de vlaggenstaten, audit- en samenwerkingsregelingen 1. Inhoud van de in artikel 19 bedoelde mededelingen door de vlaggenstaten De Commissie verzoekt de vlaggenstaten de namen, adressen en officiële stempelafdrukken mee te delen van de overheidsinstanties op hun grondgebied die zijn gemachtigd om: - vaartuigen onder hun vlag te registeren; - visvergunningen te verlenen aan hun vaartuigen en dergelijke vergunningen te schorsen en in te trekken; - specimina van hun vangstcertificaat overeenkomstig het in bijlage I opgenomen model mee te delen; - de waarheidsgetrouwheid van de gegevens in de in artikel 13 bedoelde vangstcertificaten te bevestigen en dergelijke certificaten te valideren; - de door hun vaartuigen na te leven wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen ten uitvoer te leggen en te handhaven en controles in dat verband te verrichten; - verificaties betreffende de genoemde vangstcertificaten te verrichten om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van de in artikel 19, lid 2, bedoelde administratieve samenwerking te helpen; deze mededelingen te actualiseren. 2. Door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatieregelingen. - Indien een door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatieregeling voor de doeleinden van deze verordening als een vangstcertificeringsregeling is erkend, worden mededelingen door vlaggenstaten in het kader van die vangstdocumentatieregeling geacht mededelingen overeenkomstig punt 1 van deze bijlage te zijn en moeten de bepalingen van deze bijlage worden geacht van overeenkomstige toepassing te zijn. 3. Samenwerkingsregelingen met vlaggenstaten zoals bedoeld in artikel 19 De Commissie is gerechtigd onderhandelingen met de in artikel 19 bedoelde vlaggenstaten te beginnen om regelingen inzake de uitvoering van de vangstcertificeringsbepalingen van deze verordening aan te gaan. Die regelingen zijn in overeenstemming met de volgende beginselen: - Zij bepalen middelen voor de samenwerking om ervoor te zorgen dat de in de Europese Gemeenschap ingevoerde visserijproducten afkomstig zijn van vangsten die in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving of instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn gedaan. - Zij vergemakkelijken de vervulling door de vlaggenstaten van de formaliteiten die zijn verbonden aan de toegang voor vissersvaartuigen tot havens, de invoer van visserijproducten en de in de hoofdstukken II en III gestelde eisen inzake de verificatie van vangstcertificaten. - Zij voorzien in de uitvoering van audits ter plaatse door de Commissie of een door deze aangewezen instantie om na te gaan of de regeling daadwerkelijk wordt uitgevoerd. - Zij voorzien in het scheppen van een kader voor de uitwisseling van informatie tussen de twee partijen ter ondersteuning van de uitvoering van de regeling. [1] PB C … van …, blz. …. [2] PB C … van …, blz. …. [3] PB C … van …, blz. …. [4] PB C … van …, blz. ….