52011PC0876

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid /* COM/2011/0876 final - 2011/0429 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

· Motivering en doelstellingen van het voorstel

Dit voorstel van de Commissie heeft betrekking op de herziening van de lijst van prioritaire stoffen (PS) op het gebied van het waterbeleid, d.w.z. de chemische stoffen die op EU-niveau geselecteerd worden uit stoffen die een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu betekenen en die opgenomen zijn in bijlage X van de Kaderrichtlijn Water (KRW) 2000/60/EG[1]. Artikel 16, lid 4, van de KRW bepaalt dat de Commissie de lijst van PS minstens om de vier jaar herziet; artikel 8 van de Richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen (RMKN) 2008/105/EG[2], de richtlijn waarin de milieukwaliteitsnormen (MKN)[3] voor de PS zijn vastgelegd, bepaalt dat de Commissie in 2011 verslag uitbrengt aan het Europees Parlement en de Raad over de resultaten van de eerste herziening. Als onderdeel van de herziening moet de Commissie onder meer de stoffen in bijlage III van die richtlijn in aanmerking nemen voor een mogelijke opname in de lijst. Zij moet, indien nodig, ook voorstellen indienen voor nieuwe PS, waar nodig MKN uitwerken voor oppervlaktewater, sediment of biota [4] en de MKN en de status van bestaande PS herzien.

· Algemene context

In de KRW wordt erkend dat het aquatische milieu zwaar onder druk staat, onder meer door chemische verontreiniging, en dat er behoefte is aan duurzaam waterbeheer. De milieudoelstellingen van de KRW omvatten het verwezenlijken van een goede chemische en ecologische toestand van de oppervlaktewater- en grondwaterlichamen en het voorkomen van achteruitgang. De richtlijn wordt ingevoerd op het niveau van stroomgebieddistricten (SGD's). De lidstaten moesten tegen 2009 een stroomgebiedbeheerplan (SGBP) uitwerken op basis van onder andere een druk- en effectbeoordeling en de monitoringresultaten, en een programma met maatregelen voor elk district.

Om een goede chemische toestand te verwezenlijken, moeten waterlichamen voldoen aan de MKN die voor de PS en voor 8 andere verontreinigende stoffen zijn opgenomen in de EU-regelgeving. De huidige 33 PS omvatten een reeks industriële chemische stoffen, gewasbeschermingsmiddelen en metalen/metaalverbindingen. Sommige PS worden aangemerkt als prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS) omdat zij persistent, bioaccumulerend en/of toxisch zijn of omdat zij aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid. Die criteria stemmen overeen met de criteria voor zeer zorgwekkende stoffen (ZZS's) volgens REACH[5]. De lidstaten zullen de PS in oppervlaktewaterlichamen controleren en overschrijdingen van de MKN melden. De KRW bepaalt dat er maatregelen moeten worden aangenomen om de lozingen, emissies en verliezen van PS en PGS in het aquatische milieu te beheersen – geleidelijke beperking in het geval van PS, stopzetting of geleidelijke beëindiging in het geval van PGS.

Om de doelstelling van een goede ecologische status te bereiken, moeten voor chemische stoffen die aanleiding geven tot bezorgdheid op lokaal, stroomgebied- of nationaal niveau, maar die niet als PS zijn aangemerkt op EU-niveau, normen worden vastgelegd op nationaal niveau. Deze chemische stoffen staan bekend als stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen.

In 2007 zijn technische werkzaamheden aangevat in het kader van de herziening van de PS. Daarbij is een prioriteitsbepaling uitgevoerd om mogelijke nieuwe PS op te sporen en vervolgens zijn MKN voor die stoffen vastgelegd en zijn de MKN en de status van de bestaande PS herzien. De voorgestelde nieuwe stoffen en wijzigingen aan bestaande stoffen zullen naar verwachting in 2015 worden opgenomen in de bijgewerkte SGBP's en maatregelenprogramma's.

Tijdens de herziening van de PS-lijst zijn mogelijke verbeteringen van de werking van de RMKN geïdentificeerd en is een mechanisme ontwikkeld om het identificeren van aanvullende PS bij volgende herzieningen te verbeteren.

· Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

– Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid

– Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

– Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad

· Samenhang met andere beleidsgebieden

In het Zesde Milieuactieprogramma zijn de maatregelen inzake prioritaire stoffen aangemerkt als een kernactiviteit (zie artikel 7, lid 2, onder e), van Besluit 1600/2002/EG[6]). Het voorstel is in overeenstemming met gerelateerde beleidsmaatregelen en belangrijke wetgeving, zoals:

– Beleid inzake chemische stoffen: Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen

– Beleid inzake gewasbeschermingsmiddelen: Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad, en Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden

– Beleid inzake biociden: Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden

– Beleid inzake geneesmiddelen: Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

– Beleid inzake industriële emissies: Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging en Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies

– Afvalbeleid: Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen; Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (herschikking); Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)

– Beleid inzake persistente organische stoffen (POP's): Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen

– Beleid ter bescherming van het mariene milieu: Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie).

2.         RESULTATEN VAN RAADPLEGING VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

· Raadplegingen en benutten van deskundigheid

De technische werkzaamheden in het kader van de herziening, d.w.z. voornamelijk de prioriteitsbepaling en het vaststellen van MKN, werden geleid door DG ENV en het JRC en zijn uitgevoerd door een groep deskundigen in de periode 2008-2010. Die bestond onder andere uit leden van de werkgroep E voor chemische samenstelling volgens de gezamenlijke tenuitvoerleggingsstrategie (GTS) voor de KRW[7], in het bijzonder van twee subgroepen van WG E, en het adviesbureau INERIS (met input van het Internationaal Bureau voor Water, OIE). De leden van WG E en de twee subgroepen komen uit DG's van de Commissie (ENV, ENTR en SANCO), de lidstaten en organisaties van belanghebbenden, waaronder een hele reeks Europese industriële verenigingen (AESGP, AISE, Business Europe, CEFIC, CEPI, CONCAWE, COPA-COGECA, ECPA, EFPIA, EUCETSA, EUDA, EUREAU, EURELECTRIC, EUROFER, EUROMETAUX, EUROMINES), ngo's (EEB, Greenpeace, WNF) en intergouvernementele organisaties (OSPAR).

WG E heeft aanzienlijk bijgedragen tot de herziening middels het ondersteunen van de gegevensvergaring (met inbegrip van gegevens over monitoring en risico's), het prioriteitsbepalingsproces voor het identificeren van nieuwe stoffen, de actualisering van de technische richtsnoeren voor het vaststellen van MKN en het afleiden van MKN. De werkgroep heeft ook de herziening van de bestaande prioritaire stoffen en MKN ondersteund. De twee subgroepen van WG E die een groot deel van de werkzaamheden hebben uitgevoerd, waren de deskundigengroep voor de technische richtsnoeren (DG-TR) en de subgroep voor de herziening van de prioritaire stoffen (SG-H), die beide mede werden voorgezeten door deskundigen uit het JRC en het VK. De organisaties van belanghebbenden uit de sector van WG E werden vertegenwoordigd door de belangrijkste ondernemingen die er lid van waren en die in de discussies van de subgroep gewoonlijk vertegenwoordigd werden door technische deskundigen, in het bijzonder naarmate de selectieprocedure ten einde liep en er MKN werden uitgewerkt.

De ontwerp-MKN zijn voorgelegd aan het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM)[8] voor een advies.

In zijn advies over het MKN-dossier voor nikkel, merkte het WCGM op dat een grondige analyse, met inbegrip van een onafhankelijke statistische analyse, van bepaalde belangrijke gegevens van invloed zou kunnen zijn op de uiteindelijke MKN. Hoewel hier sindsdien naar werd gestreefd, heeft een verschil van mening tussen de deskundigen ertoe geleid dat de JG-MKN (binnenwateren) voor nikkel in het ontwerp-voorstel is vastgelegd op 4 in plaats van op 2 μg/l, in afwachting van het resultaat van verdere raadplegingen met het WCGM over de conclusies van de analyse.

· Effectbeoordeling

Toen de technische werkzaamheden in 2010 in de eindfase terechtkwamen, zijn de werkzaamheden in het kader van de effectbeoordeling aangevat met een studie uitgevoerd door adviesbureau Entec[9]. De adviseur heeft individuele verslagen opgesteld voor de effecten van de verschillende stoffen, waarin rekening is gehouden met de conclusies van de technische werkzaamheden[10] en die grotendeels voortbouwden op het begeleidende effectbeoordelingsverslag.

Een stuurgroep voor de effectbeoordeling heeft de voorbereiding van de effectbeoordeling ondersteund, samen met de volgende diensten van de Commissie: het Secretariaat-Generaal (SG), AGRI, ENTR, JRC, MARE, REGIO, RTD en SANCO.

Voor de opstelling van het effectbeoordelingsverslag zijn raadplegingen gehouden met WG E en met extra belanghebbenden die niet vertegenwoordigd waren in de WG.

De effectbeoordelingsraad heeft het effectbeoordelingsverslag in zijn vergadering op 22 juni 2011 besproken. De aldaar naar voren gebrachte opmerkingen zijn behandeld in het begeleidende effectbeoordelingsverslag.

3.           JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

· Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 192, lid 1, van het Verdrag.

· Het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel

Waterverontreiniging is in grote mate grensoverschrijdend. 60 procent van het grondgebied van de EU beslaat gedeelde stroomgebieden. Daarom, en omdat veel stoffen die verontreiniging veroorzaken in heel de EU gebruikt worden, is het gepast om geharmoniseerde MKN vast te stellen op EU-niveau wanneer er een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu wordt vastgesteld. Dat biedt niet alleen meer bescherming, maar leidt ook tot eerlijkere mededingingsvoorwaarden dan wanneer slechts een aantal lidstaten MKN vaststellen of dan wanneer de nationale MKN sterk uiteenlopen.

Dit voorstel heeft uitsluitend betrekking op het identificeren van prioritaire stoffen en de vaststelling van MKN op EU-niveau. Er worden geen aanvullende EU-maatregelen voorgesteld naast de reeds beschikbare maatregelen. Het is aan de lidstaten om specifieke en aanvullende maatregelen te treffen ter beheersing van de verontreiniging. Zij kunnen kiezen op welke manier zij de doelstellingen zo doeltreffend mogelijk kunnen verwezenlijken, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden.

· Keuze van het rechtsinstrument

Voorgesteld instrument: Richtlijn tot wijziging van de KRW en de RMKN.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht.

5.           AANVULLENDE INFORMATIE

· Gedetailleerde toelichting van het voorstel

Het voorstel wijzigt de RMKN en bijlage X bij de KRW.

Artikel 1 vervangt bijlage X bij de KRW door bijlage I bij deze richtlijn. De bijgewerkte bijlage X bevat de nieuwe voorgestelde PS en merkt twee bestaande PS aan als PGS. De bijlage wordt vereenvoudigd door informatie die in de tabel in de voetnoten was opgenomen, over te nemen.

Artikel 2 van dit voorstel wijzigt de volgende bepalingen van de RMKN:

Artikel 2 wordt gewijzigd om een definitie op te nemen van de term "matrix", d.w.z. het milieucompartiment waarop de MKN van toepassing zijn en waarin de concentraties van PS en PGS dus gemonitord moeten worden, gewoonlijk water, sediment of biota (vissen, tenzij anders vermeld).

Artikel 3 wordt gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met de nieuwe structuur van deel A van bijlage I (in het bijzonder via het opnemen van normen voor biota in de bijlage) en om de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de keuze van de matrix voor monitoring aan te passen. Er wordt een standaardmonitoringmatrix bepaald voor elke stof, op basis van de intrinsieke eigenschappen van de stof. De huidige flexibiliteit waarmee de lidstaten een andere matrix mogen kiezen, wordt gehandhaafd, maar alleen op voorwaarde dat aan de minimale prestatiecriteria voor de analyse die in artikel 4 van Richtlijn 2009//90/EG[11] van de Commissie zijn vastgelegd, wordt voldaan. Bovendien worden, om de verslaglegging te vereenvoudigen, ook de kennisgevingsverplichtingen van artikel 3 van de RMKN opgenomen in de bepalingen betreffende de verslaglegging in het kader van de stroomgebiedbeheerplannen van artikel 15 van de KRW. Tot slot wordt het comitémandaat voor de wijziging van lid 3 van deel B van bijlage I afgestemd op de nieuwe gedelegeerde bevoegdheden.

Artikel 4, lid 4, en artikel 5, lid 6, worden geschrapt ten gevolge van de afstemming van de tekst op de nieuwe uitvoeringsbevoegdheden in het Verdrag. Dergelijke bevoegdheden zijn niet gepast voor het aannemen van technische richtsnoeren, aangezien dat geen wettelijk bindende documenten zijn.

Artikel 8 wordt bijgewerkt.

Er wordt een nieuw artikel 8 bis opgenomen waarin specifieke bepalingen worden vastgelegd voor stoffen die zich gedragen als ubiquitaire persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen.

Er wordt een nieuw artikel 8 ter opgenomen om een toezichtlijst op te stellen voor het gericht vergaren van monitoringgegevens ter ondersteuning van toekomstige herzieningen van de PS-lijst.

Artikel 9 wordt gewijzigd om het af te stemmen op de nieuwe Verordening (EU) nr. 182/2011[12] inzake de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie en er wordt een nieuw artikel 10 opgenomen over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden.

Deel A van bijlage I wordt vervangen door bijlage II bij deze richtlijn, waarin de nieuwe PS zijn opgenomen, de MKN voor sommige bestaande PS[13] worden gewijzigd en er wordt een kolom voor biotanormen opgenomen. Die laatste kolom omvat zowel de drie biotanormen die reeds zijn vastgelegd in artikel 3, lid 2, onder a), van de RMKN als de biotanormen voor een aantal andere bestaande PS en een aantal nieuwe PS. Het opnemen van de biotanormen in bijlage I van de RMKN vereenvoudigt de presentatie en verhoogt de duidelijkheid.

Lid 2 van deel B van bijlage I bij de RMKN wordt gewijzigd om correct te verwijzen naar de uitvoeringsbevoegdheden volgens artikel 9.

Bijlage II bij de RMKN is achterhaald en wordt geschrapt.

Bijlage III bij de RMKN, die verband houdt met het huidige artikel 8, is achterhaald en wordt geschrapt.

In artikel 3 van dit voorstel worden de verplichtingen inzake de omzetting in de nationale wetgeving en de kennisgeving van de nationale bepalingen aan de Commissie vastgelegd.

Artikel 4 heeft betrekking op de inwerkingtreding.

Artikel 5 bepaalt dat de richtlijn gericht is tot de lidstaten.

2011/0429 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijnen 2000/60/EG en 2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[14],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[15],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Chemische verontreiniging van het oppervlaktewater vormt een bedreiging voor het aquatische milieu, waarbij effecten optreden als acute en chronische toxiciteit voor in het water levende organismen, accumulatie in het ecosysteem en verlies van habitats en biodiversiteit, en vormt tevens een bedreiging voor de gezondheid van de mens. De oorzaken van de verontreiniging moeten bij voorrang in kaart worden gebracht en de emissies moeten bij de bron worden aangepakt op de economisch en vanuit milieuoogpunt meest effectieve manier.

(2) In Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[16] wordt een strategie ter bestrijding van waterverontreiniging geformuleerd. Die strategie behelst het identificeren van prioritaire stoffen, die geselecteerd worden uit stoffen die een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu betekenen. Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid[17] bevat de eerste lijst met 33 stoffen of groepen stoffen die prioriteit hebben gekregen voor maatregelen op communautair niveau en die momenteel zijn opgenomen in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG.

(3) In Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid[18] zijn milieukwaliteitsnormen (MKN) vastgesteld voor de 33 prioritaire stoffen die in Beschikking nr. 2455/2001/EG zijn geïdentificeerd en voor 8 andere verontreinigende stoffen die al gereguleerd waren op EU-niveau, overeenkomstig de bepalingen en doelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG.

(4) De Commissie heeft een herziening van de lijst van prioritaire stoffen uitgevoerd in overeenstemming met artikel 16, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG en met artikel 8 van Richtlijn 2008/105/EG en is daarbij tot de conclusie gekomen dat het gepast is om de lijst met prioritaire stoffen te wijzigen door nieuwe stoffen op te nemen waarvoor prioritaire maatregelen getroffen moeten worden op EU-niveau, MKN vast te leggen voor die stoffen, de MKN voor bepaalde bestaande stoffen aan te passen aan de wetenschappelijke vooruitgang en biota-MKN vast te stellen voor bepaalde bestaande en nieuwe prioritaire stoffen.

(5) De herziening van de lijst van prioritaire stoffen werd ondersteund door een uitgebreide raadpleging met deskundigen van de diensten van de Commissie, de lidstaten, belanghebbenden en het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (WCGM).

(6) Sinds de goedkeuring van Richtlijn 2000/60/EG zijn er vele communautaire besluiten vastgesteld die emissiebeheersingsmaatregelen in de zin van artikel 16 van die richtlijn voor individuele prioritaire stoffen inhouden. Bovendien vallen veel maatregelen voor milieubescherming binnen de werkingssfeer van andere bestaande EU-wetgeving. Daarom dient in plaats van de vaststelling van nieuwe beheersingsmaatregelen de prioriteit te worden gegeven aan de toepassing en herziening van bestaande instrumenten. Het opnemen van een stof in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG doet geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad[19].

(7) Sinds de MKN voor de 33 prioritaire stoffen in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG zijn afgeleid, is er een aantal risicobeoordelingen uitgevoerd krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen,[20] die later vervangen is door Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie[21]. Om een afdoend beschermingniveau te bieden en de MKN aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke en technische kennis op het vlak van risico's voor of via het aquatische milieu, moeten de MKN voor bepaalde bestaande stoffen herzien worden.

(8) Er zijn aanvullende stoffen geïdentificeerd die een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu betekenen op EU-niveau, waarvoor de prioriteit bepaald is volgens de in artikel 16, lid 2 van Richtlijn 2000/60/EG vastgelegde benadering en die toegevoegd moeten worden aan de lijst met prioritaire stoffen. Bij het afleiden van de MKN voor die stoffen is de meest recente wetenschappelijke en technische informatie in aanmerking genomen.

(9) Er bestaat gewoonlijk meer onzekerheid bij het afleiden van MKN voor prioritaire gevaarlijke stoffen dan bij het vaststellen van MKN voor prioritaire stoffen, maar de MKN vormen nog steeds een ijkpunt om te beoordelen of de doelstelling van een goede chemische toestand van het oppervlaktewater verwezenlijkt is, zoals bepaald in artikel 2, lid 24, en in de punten ii) en iii), van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2000/60/EG. Om een afdoend beschermingsniveau voor het milieu en de menselijke gezondheid te garanderen, is de uiteindelijke doelstelling voor prioritaire gevaarlijke stoffen echter het stopzetten of geleidelijk beëindigen van emissies, lozingen en verliezen, zoals bepaald in artikel 4, lid 1, onder a), punt iv), van Richtlijn 2000/60/EG.

(10) De wetenschappelijke kennis over de bestemming en de gevolgen van verontreinigende stoffen in water is de afgelopen jaren sterk geëvolueerd. We weten nu beter in welke compartimenten van het aquatische milieu (water, sediment of biota, hierna "matrix" genoemd) een stof waarschijnlijk kan worden teruggevonden en waar het dus het meest waarschijnlijk is dat de concentratie van een dergelijke stof gemeten kan worden. Sommige zeer hydrofobe stoffen accumuleren in biota en zijn nauwelijks op te sporen in water, zelfs met behulp van de meest geavanceerde analysetechnieken. Voor die stoffen dienen derhalve MKN voor biota te worden vastgesteld. Om voordeel te halen uit hun monitoringstrategie en die strategie aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden, moeten lidstaten echter de flexibiliteit krijgen om alternatieve matrices (water, sediment of biota) te hanteren voor monitoring, op voorwaarde dat het beschermingsniveau dat de MKN en het monitoringsysteem bieden, even hoog is als dat welk geboden wordt door de MKN en de matrix die in deze richtlijn zijn vastgesteld.

(11) In Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand[22] krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad worden minimale prestatiecriteria vastgelegd voor de analysemethoden die gebruikt worden voor de monitoring van de watertoestand. Die criteria zorgen voor zinvolle en relevante monitoringinformatie, aangezien op grond hiervan analysemethoden gebruikt moeten worden die voldoende gevoelig zijn om ervoor te zorgen dat elke overschrijding van de MKN op betrouwbare wijze kan worden opgespoord en gemeten. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om andere monitoringmatrices te hanteren dan die welke zijn vastgelegd in deze richtlijn, op voorwaarde dat de gebruikte analysemethode voldoet aan de minimale prestatiecriteria van artikel 4 van Richtlijn 2009/90/EG voor de relevante MKN en matrix, of aanzienlijk beter functioneert dan de in deze richtlijn bepaalde methode voor de MKN en de matrix.

(12) Persistente, bioaccumulerende of toxische stoffen (PBT's) en andere stoffen die zich gedragen als PBT's kunnen nog tientallen jaren in gevaarlijke concentraties terug te vinden zijn in het aquatische milieu, zelfs als er reeds uitvoerige maatregelen zijn getroffen om de emissies te beperken of te beëindigen. Sommige stoffen kunnen zich ook over grote afstanden verplaatsen en zijn nagenoeg overal aanwezig in het milieu. De bestaande en voorgestelde prioritaire gevaarlijke stoffen beslaan een aantal van die stoffen, en voor sommigen daarvan moet, vanwege hun langdurige algemene aanwezigheid, bijzondere aandacht worden besteed aan de gevolgen die zij meebrengen voor de presentatie van de chemische toestand volgens Richtlijn 2000/60/EG en aan de monitoringvereisten.

(13) Voor de presentatie van de chemische toestand volgens punt 1.4.3 van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG moeten lidstaten de mogelijkheid krijgen om de gevolgen van stoffen die zich gedragen als ubiquitaire PBT's afzonderlijk voor te stellen, zodat verbeteringen van de waterkwaliteit met betrekking tot andere stoffen niet worden verdoezeld. Naast de verplichte kaart met alle stoffen, kunnen ook twee extra kaarten worden verstrekt waarvan de ene uitsluitend betrekking heeft op stoffen die zich als ubiquitaire PBT's gedragen en de andere op andere stoffen.

(14) De monitoring dient te worden aangepast aan de ruimte- en tijdschaal van de verwachte variatie in de concentraties. Gezien de wijde verspreiding en lange hersteltijd die we mogen verwachten van stoffen die zich gedragen als ubiquitaire PBT's, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om het aantal monitoringlocaties en/of de monitoringfrequentie voor die stoffen te beperken, zolang een statistisch aanvaardbare monitoringreferentie voorhanden is.

(15) De bijzondere aandacht voor stoffen die zich gedragen als ubiquitaire PBT's stelt de lidstaten niet vrij van de verplichting om maatregelen te treffen ter aanvulling van de reeds getroffen maatregelen, met inbegrip van de op internationaal niveau getroffen maatregelen, om emissies, lozingen en verliezen van die stoffen te beperken of te beëindigen om de doelstellingen van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2000/60/EG te verwezenlijken.

(16) Om de risicobeoordelingen ter ondersteuning van de selectie van nieuwe prioritaire stoffen uit te voeren, zijn naast milieutoxicologische gegevens ook hoogwaardige monitoringgegevens nodig. De monitoringgegevens die in de lidstaten worden vergaard, zijn de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd, maar volstaan nog niet altijd op het vlak van kwaliteit en EU-wijde dekking. De monitoringgegevens schieten in het bijzonder tekort voor veel opkomende verontreinigende stoffen, die gedefinieerd kunnen worden als verontreinigende stoffen die momenteel nog niet zijn opgenomen in de stelselmatige monitoringprogramma's op EU-niveau, maar die wel een aanzienlijk risico kunnen inhouden dat gereguleerd moet worden, naargelang van hun mogelijke (milieu)toxicologische gevolgen en gevolgen voor de gezondheid en van hun concentraties in het (aquatische) milieu.

(17) Er is een nieuw mechanisme nodig dat de Commissie gerichte hoogwaardige monitoringinformatie verschaft over de concentratie van stoffen in het aquatische milieu en waarbij de nadruk wordt gelegd op opkomende verontreinigende stoffen en stoffen waarvoor de kwaliteit van de beschikbare monitoringgegevens niet volstaat om een risicobeoordeling op te stellen. Het nieuwe mechanisme moet het eenvoudiger maken om informatie te verzamelen in de verschillende stroomgebieden in de Unie. Om de kosten voor monitoring op een redelijk niveau te houden, dient het mechanisme te zijn toegespitst op een beperkt aantal stoffen, die op een tijdelijke toezichtlijst zijn geplaatst, en op een beperkt aantal monitoringlocaties. Het mechanisme moet echter wel representatieve gegevens opleveren die geschikt zijn voor het prioriteitsbepalingsproces van de EU. De lijst dient dynamisch te zijn, zodat nieuwe informatie over mogelijke risico's van opkomende verontreinigende stoffen in aanmerking kan worden genomen en vermeden wordt dat stoffen langer dan nodig worden gemonitord.

(18) Om de verslagleggingsverplichtingen voor de lidstaten te vereenvoudigen en te stroomlijnen en om de samenhang met andere gerelateerde aspecten van het waterbeheer te garanderen, moeten de kennisgevingsvereisten van artikel 3 van Richtlijn 2008/105/EG worden samengevoegd met de algemene verslagleggingsverplichtingen van artikel 15 van Richtlijn 2000/60/EG.

(19) De Commissie heeft dit voorstel goedgekeurd en haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd en heeft zo haar eerste herziening van de lijst van prioritaire stoffen, zoals vereist uit hoofde van artikel 8 van Richtlijn 2008/105/EG, voltooid. Daarbij zijn eveneens de stoffen uit bijlage III bij die richtlijn herzien en is een aantal van die stoffen geïdentificeerd als stoffen waarvan de prioriteit moet worden bepaald. Er zijn momenteel onvoldoende bewijzen voor het toekennen van prioriteit aan de overige stoffen. Doordat de mogelijkheid bestaat dat nieuwe informatie over die stoffen beschikbaar wordt, kunnen zij niet worden uitgesloten van een herziening in de toekomst, zoals het geval is voor de overige stoffen die beoordeeld zijn maar waaraan in deze herziening geen prioriteit is toegekend. Daarom is bijlage III bij Richtlijn 2008/105/EG achterhaald en dient zij geschrapt te worden. Artikel 8 van die richtlijn moet dienovereenkomstig worden aangepast, rekening houdend met de datum van de verslaglegging aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(20) Om tijdig in te spelen op de relevante technische en wetenschappelijke vooruitgang op het gebied waarop deze richtlijn betrekking heeft, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van het bijwerken van de methoden voor de toepassing van milieukwaliteitsnormen die in de richtlijn zijn vastgelegd.

(21) Bovendien moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd ten aanzien van het opstellen van een toezichtlijst om de beschikbare informatie voor het identificeren van prioritaire stoffen in de toekomst te verbeteren. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen.

(22) De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen zorgen voor gelijktijdige, snelle en adequate toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(23) Om uniforme voorwaarden te garanderen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, van de monitoringmethoden gebruikt voor het monitoren van stoffen op de toezichtlijst en van de verslagleggingsformats voor het rapporteren van de monitoringgegevens en -informatie aan de Commissie, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegewezen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[23].

(24) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verwezenlijken van een goede chemische toestand van het oppervlaktewater door middel van de vaststelling van MKN voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve met het oog op de handhaving van hetzelfde beschermingsniveau voor oppervlaktewateren in de hele Europese Unie beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(25) Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze richtlijn.

Artikel 2

Richtlijn 2008/105/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de definities vastgesteld in artikel 2 van Richtlijn 2000/60/EG en in artikel 2 van Richtlijn 2009/90/EG.

Voorts wordt verstaan onder:

"matrix": een compartiment van het aquatische milieu, zij het water, sediment of biota."

2. Artikel 3 wordt vervangen door:

"Artikel 3

1.       Overeenkomstig artikel 1 van deze richtlijn en artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG passen de lidstaten de MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I bij deze richtlijn toe op oppervlaktewaterlichamen.

De lidstaten passen de MKN op oppervlaktewaterlichamen toe overeenkomstig de in deel B van bijlage I vastgestelde voorschriften.[Opmerking: dit lid is niet gewijzigd]

2.       Voor de stoffen met de nummers 5, 15, 16, 17, 21, 28, 34, 35, 37, 43 en 44 in deel A van bijlage I, passen de lidstaten de biota-MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe. Voor de overige stoffen passen de lidstaten de water-MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe.

3.       De lidstaten kunnen ervoor kiezen om een MKN voor een andere matrix dan die in lid 2 toe te passen.

Lidstaten die gebruikmaken van die mogelijkheid, passen de relevante MKN zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe, of stellen, indien geen MKN voor de relevante matrix is opgenomen, zelf een MKN vast die minstens hetzelfde beschermingsniveau biedt als de MKN die in de bijlage is opgenomen.

De lidstaten mogen uitsluitend gebruikmaken van die mogelijkheid voor zover de analysemethode die voor de gekozen matrix wordt gebruikt, voldoet aan de minimale prestatiecriteria zoals vastgelegd in artikel 4 van Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie(*) of, indien voor geen enkele matrix aan die criteria wordt voldaan, voor zover de gebruikte methode aanzienlijk beter functioneert dan de methode die wordt gebruikt voor de in lid 2 omschreven matrix.

4.       Voor de stoffen waarvoor een MKN voor sediment en/of biota wordt toegepast, monitoren de lidstaten de stof gedurende ten minste een jaar in de relevante matrix, tenzij de technische kennis en het oordeel van deskundigen een andere tussenpoos rechtvaardigen.

5.       De lidstaten nemen het volgende in de overeenkomstig artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG opgestelde stroomgebiedbeheerplannen op:

a)      een tabel waarin de bepaalbaarheidgrenzen van de toegepaste analysemethode worden weergegeven en informatie over de prestaties van die methoden ten aanzien van de in artikel 4 van Richtlijn van de Commissie 2009/90/EG vastgestelde criteria;

b)       voor de stoffen waarvoor de mogelijkheid in lid 3 is gebruikt:

i)        de redenen en de basis voor het gebruik van de mogelijkheid;

ii)       waar relevant, de vastgestelde alternatieve MKN, bewijs dat zij een even hoog beschermingsniveau bieden, met inbegrip van de gegevens en de methode waarmee zij zijn afgeleid en de categorieën oppervlaktewateren waarvoor zij zouden gelden;

iii)      ter vergelijking met de in lid 5, onder a), van dit artikel bedoelde informatie, de bepaalbaarheidgrenzen van de analysemethoden voor de in deel A van bijlage I van deze richtlijn vastgestelde matrix of matrices, met inbegrip van informatie over de prestaties van die methoden ten aanzien van de in artikel 4 van Richtlijn van de Commissie 2009/90/EG vastgelegde criteria;

c)      de rechtvaardiging voor de in overeenstemming met lid 4 toegepaste monitoringfrequentie, indien de monitoringintervallen meer dan een jaar bedragen.

6.       De lidstaten treffen regelingen voor de analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van de in deel A van bijlage I vermelde prioritaire stoffen die de neiging hebben te accumuleren in sediment en/of biota, en schenken daarbij bijzondere aandacht aan de stoffen met de nummers 2, 5, 6, 7, 12, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 26, 28, 30, 34, 35, 36, 37, 43 en 44, op basis van de monitoring van de watertoestand, uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG. Zij nemen, met inachtneming van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG, maatregelen die erop gericht zijn dat dergelijke concentraties niet significant toenemen in sediment en/of de betrokken biota. [Opmerking: wijziging behelst enkel de toevoeging van de verwijzingen naar nieuwe prioritaire stoffen (30 tot 44)]

De lidstaten stellen de meetfrequentie in sediment en/of biota zodanig vast dat zij voldoende gegevens voor een betrouwbare analyse van langetermijntendensen oplevert. Als richtsnoer geldt dat de monitoring elke drie jaar wordt uitgevoerd, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een andere tussenpoos rechtvaardigen. [Opmerking: dit lid is niet gewijzigd]

7.       De Commissie onderzoekt de vooruitgang van techniek en wetenschap, met inbegrip van de uitkomst van de in artikel 16, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde risicobeoordelingen en de informatie uit de registratie van stoffen die overeenkomstig artikel 119 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 openbaar wordt gemaakt, en dient indien nodig voorstellen in voor de herziening van de in de deel A van bijlage I bij deze richtlijn vastgestelde MKN, overeenkomstig de procedure van artikel 294 van het Verdrag en in overeenstemming met het tijdsschema van artikel 16, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG. [Opmerking: dit lid is niet gewijzigd]

8.       De Commissie krijgt overeenkomstig artikel 10 de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de wijziging van punt 3 van deel B van bijlage I bij deze richtlijn.

_________

(*)     PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36"

3. Artikel 4, lid 4, en artikel 5, lid 6, worden geschrapt.

4. Artikel 8 komt als volgt te luiden:

"Artikel 8

Herziening van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG

De Commissie dient verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over het resultaat van de periodieke herziening van bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG uit hoofde van artikel 16, lid 4, van die richtlijn. Zij doet dit verslag, waar passend, vergezeld gaan van toepasselijke voorstellen, in het bijzonder voorstellen voor de identificatie van nieuwe prioritaire stoffen of prioritaire gevaarlijke stoffen, of voor de identificatie van bepaalde prioritaire stoffen als prioritaire gevaarlijke stoffen en, voor de vaststelling van overeenkomstige MKN voor oppervlaktewateren, sediment of biota, waar passend."

5. Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 8 bis

Specifieke bepalingen voor stoffen die zich gedragen als ubiquitaire persistente, bioaccumulerende of toxische stoffen

Voor de stoffen met de nummers 5, 21, 28, 30, 35, 37, 43 en 44 in deel A van bijlage I bij deze richtlijn, kunnen de lidstaten:

a) de informatie over de chemische toestand afzonderlijk voorstellen van de informatie voor de overige stoffen in de stroomgebiedbeheerplannen die in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG worden opgesteld, onverminderd de vereisten van punt 1.4.3. van bijlage V bij die richtlijn inzake de presentatie van de algemene chemische toestand; en/of

b) prioritaire stoffen minder intensief monitoren dan vereist krachtens artikel 3, lid 4, van deze richtlijn en bijlage V bij Richtlijn 2000/60/EG, op voorwaarde dat de monitoring representatief is en reeds een statistisch aanvaardbare monitoringreferentie voorhanden is voor de aanwezigheid van die stoffen in het aquatische milieu, die minstens een cyclus van zes jaar van een stroomgebiedbeheerplan bestrijkt.

Het eerste lid laat de doelstellingen en verplichtingen die zijn vastgesteld in artikel 4, lid 1, onder a), artikel 11, lid 3, onder k), en artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2000/60/EG onverlet."

6. Het volgende artikel 8 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 8 ter

Toezichtlijst

1.       De Commissie zal een toezichtlijst opstellen van stoffen waarvoor in de hele EU monitoringgegevens moeten worden vergaard om toekomstige prioriteitsbepalingsactiviteiten in overeenstemming met artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG te ondersteunen.

De toezichtlijst bevat nooit meer dan 25 stoffen of groepen van stoffen en geeft voor elke stof de monitoringmatrix aan. De stoffen worden geselecteerd uit die stoffen waarvoor de beschikbare informatie erop wijst dat zij een aanzienlijk risico voor of via het aquatische milieu kunnen betekenen op EU-niveau. Bij het selecteren van de stoffen voor de toezichtlijst dient de Commissie rekening te houden met alle beschikbare informatie, met inbegrip van onderzoeksprojecten, de karakteriserings- en monitoringprogramma's van de lidstaten uit hoofde van de artikelen 5 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG en informatie over productievolumes, gebruiksmodellen, concentraties in het milieu en gevolgen, met inbegrip van informatie verzameld uit hoofde van de Richtlijnen 98/8/EG, 2001/82/EG* en 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad**, en van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad***.

2.       De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het opstellen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde toezichtlijst.

3.       De Commissie stelt tegen […] een eerste toezichtlijst op zoals bedoeld in lid 1[24].

4.       De lidstaten monitoren elke stof op de toezichtlijst in geselecteerde representatieve monitoringstations over een periode van ten minste 12 maanden die aanvangt binnen 3 maanden na de opname van de stof in de toezichtlijst.

Elke lidstaat selecteert ten minste één station per geografisch gebied van gemiddeld 15 000 km2 met een minimum van één per lidstaat.

Bij het selecteren van representatieve stations en het vastleggen van de monitoringfrequentie en het tijdspad voor elke stof houden de lidstaten rekening met de gebruiksmodellen van de stof. De monitoringfrequentie mag niet lager liggen dan eenmaal per jaar.

5.       De lidstaten brengen binnen 18 maanden nadat de stof is opgenomen in de toezichtlijst en elke daaropvolgende 12 maanden zolang de stof op de lijst staat, verslag uit aan de Commissie over de resultaten van de krachtens lid 4 uitgevoerde monitoring. Het verslag bevat informatie over de representativiteit van het station en de monitoringstrategie.

6.       De Commissie kan uitvoeringshandelingen goedkeuren waarin technische specificaties voor de monitoring van stoffen op de toezichtlijst en technische formats voor de verslaglegging aan de Commissie over de monitoringresultaten en gerelateerde informatie zijn vastgelegd. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen.

*        PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1

**      PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67

***    PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1"

7. Artikel 9 wordt vervangen door:

"Artikel 9

1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is opgericht bij artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.(*)

2.       Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*)     PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13"

8. Artikel 10 wordt vervangen door:

"Artikel 10

Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt volgens de voorwaarden van dit artikel aan de Commissie toegekend.

2. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 3, lid 8, en artikel 8 ter, lid 2, wordt met ingang van […][25] voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

3. De in artikelen 3, lid 8, en 8 ter, lid 2, bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van alle reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5. Een krachtens artikel 3, lid 8, en artikel 8 ter, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving ervan aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken. Die termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd."

9. In bijlage I wordt deel A vervangen door bijlage II bij deze richtlijn.

10. In bijlage I wordt punt 2 van deel B vervangen door:

"2. Kolommen 6 en 7 van de tabel: Voor elk oppervlaktewaterlichaam wordt onder de toepassing van de MAC-MKN verstaan dat de gemeten concentratie op enig representatief meetpunt in het waterlichaam niet boven de norm ligt.

Overeenkomstig punt 1.3.4 van bijlage V bij Richtlijn 2000/60/EG kunnen de lidstaten evenwel statistische methoden invoeren, zoals een percentielberekening, zodat een aanvaardbaar niveau van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid wordt gewaarborgd wanneer wordt bepaald of aan de MAC-MKN is voldaan. Indien zij dat doen, moeten die statistische methoden voldoen aan de overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, van deze richtlijn bedoelde onderzoeksprocedure vastgestelde nadere regels."

11. De bijlagen II en III worden geschrapt.

Artikel 3

1.       De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [26] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.       De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op 31.1.2012

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE I

"BIJLAGE X LIJST VAN PRIORITAIRE STOFFEN OP HET GEBIED VAN HET WATERBELEID

Nummer || CAS-nummer1 || EU-nummer2 || Naam van de prioritaire stof3 || Aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof

(1) 15972-60-8 || 240-110-8 || Alachloor ||

(2) 120-12-7 || 204-371-1 || Anthraceen || X

(3) 1912-24-9 || 217-617-8 || Atrazine ||

(4) 71-43-2 || 200-753-7 || Benzeen ||

(5) niet van toepassing || niet van toepassing || Gebromeerde difenylethers || X4

(6) 7440-43-9 || 231-152-8 || Cadmium en cadmiumverbindingen || X

(7) 85535-84-8 || 287-476-5 || Chlooralkanen, C10-13 || X

(8) 470-90-6 || 207-432-0 || Chloorfenvinfos ||

(9) 2921-88-2 || 220-864-4 || Chloorpyrifos (Chloorpyrifosethyl)‑ ||

(10) 107-06-2 || 203-458-1 || 1,2dichloorethaan‑ ||

(11) 75-09-2 || 200-838-9 || Dichloormethaan. ||

(12) 117-81-7 || 204-211-0 || Di(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)‑ || X

(13) 330-54-1 || 206-354-4 || Diuron ||

(14) 115-29-7 || 204-079-4 || Endosulfan || X

(15) 206-44-0 || 205-912-4 || Fluorantheen5 ||

(16) 118-74-1 || 204-273-9 || Hexachloorbenzeen || X

(17) 87-68-3 || 201-765-5 || Hexachloorbutadieen || X

(18) 608-73-1 || 210-168-9 || Hexachloorcyclohexaan || X

(19) 34123-59-6 || 251-835-4 || Isoproturon ||

(20) 7439-92-1 || 231-100-4 || Lood en loodverbindingen ||

(21) 7439-97-6 || 231-106-7 || Kwik en kwikverbindingen || X

(22) 91-20-3 || 202-049-5 || Naftaleen ||

(23) 7440-02-0 || 231-111-4 || Nikkel en nikkelverbindingen ||

(24) niet van toepassing || niet van toepassing || Nonylfenolen || X6

(25) niet van toepassing || niet van toepassing || Octylfenolen7 ||

(26) 608-93-5 || 210-172-0 || Pentachloorbenzeen || X

(27) 87-86-5 || 201-778-6 || Pentachloorfenol CAS-nr. ||

(28) niet van toepassing || niet van toepassing || Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK)8 || X

(29) 122-34-9 || 204-535-2 || Simazine ||

(30) niet van toepassing || niet van toepassing || Tributyltinverbindingen || X9

(31) 12002-48-1 || 234-413-4 || Trichloorbenzenen ||

(32) 67-66-3 || 200-663-8 || Trichloormethaan (chloroform) ||

(33) 1582-09-8 || 216-428-8 || Trifluralin || X

(34) 115-32-2 || 204-082-0 || Dicofol || X

(35) 1763-23-1 || 217-179-8 || Perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten (PFOS) || X

(36) 124495-18-7 || niet van toepassing || Quinoxyfen || X

(37) niet van toepassing || niet van toepassing || Dioxinen en dioxineachtige verbindingen || X10

(38) 74070-46-5 || 277-704-1 || Aclonifen ||

(39) 42576-02-3 || 255-894-7 || Bifenox ||

(40) 28159-98-0 || 248-872-3 || Cybutryne ||

(41) 52315-07-8 || 257-842-9 || Cypermethrin11 ||

(42) 62-73-7 || 200-547-7 || Dichloorvos ||

(43) niet van toepassing || niet van toepassing || Hexabroomcyclododecaan (HBCDD) || X12

(44) 76-44-8 / 1024-57-3 || 200-962-3 / 213-831-0 || Heptachloor en heptachloorepoxide || X

(45) 886-50-0 || 212-950-5 || Terbutryn ||

(46) 57-63-6 || 200-342-2 || 17alfa-ethinyloestradiol ||

(47) 50-28-2 || 200-023-8 || 17beta-estradiol ||

(48) 15307-79-6 || 239-346-4 || Diclofenac ||

__________________________

1             CAS: Chemical Abstracts Service.

2             EU-nummer: Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (EINECS) of de Europese lijst van chemische stoffen waarvan kennisgeving is gedaan (ELINCS).

3             Wanneer groepen van stoffen zijn geselecteerd, worden typische voorbeelden daarvan gebruikt bij het bepalen van de milieukwaliteitsnormen.

4             Alleen tetra-, penta-, hexa- en heptabroomdifenylether (respectievelijk CAS-nummers 93703-48-1, 32534819, 36483-60-0, 68928-80-3).

5             Fluorantheen is in de lijst opgenomen als indicator voor andere, gevaarlijkere polyaromatische koolwaterstoffen.

6             Nonylfenol (CAS 25154-52-3, EU 246-672-0) met inbegrip van isomeren 4-nonylfenol (CAS 104-40-5, EU 203-199-4) en 4-nonylfenol (vertakt) (CAS 84852-15-3, EU 284-325-5).

7             Octylfenol (CAS 1806-26-4, EU 217-302-5) met inbegrip van isomeer 4-(1,1',3,3'-tetramethylbutyl)-fenol (CAS 140-66-9, EU 205-426-2).

8             Met inbegrip van benzo(a)pyreen (CAS 50-32-8, EU 200-028-5), benzo(b)fluorantheen (CAS 205-99-2, EU 205-911-9), benzo(g,h,i)peryleen (CAS 191-24-2, EU 205-883-8), benzo(k)fluorantheen (CAS 207-08-9, EU 205-916-6), indeno(1,2,3-cd)pyreen (CAS 193-39-5, EU 205-893-2) en met uitzondering van anthraceen, fluorantheen en naftaleen, die afzonderlijk worden vermeld.

9             Met inbegrip van tributyltin-kation (CAS 36643-28-4).

10            Dit omvat de volgende verbindingen:

7 polychloordibenzo-p-dioxinen (PCDD's): 2,3,7,8-T4CDD (CAS 1746-01-6), 1,2,3,7,8-P5CDD (CAS 40321-76-4), 1,2,3,4,7,8-H6CDD (CAS 39227-28-6), 1,2,3,6,7,8-H6CDD (CAS 57653-85-7), 1,2,3,7,8,9-H6CDD (CAS 19408-74-3), 1,2,3,4,6,7,8-H7CDD (CAS 35822-46-9), 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDD (CAS 3268-87-9)

10 polychloordibenzofuranen (PCDF's): 2,3,7,8-T4CDF (CAS 51207-31-9), 1,2,3,7,8-P5CDF       (CAS 57117-41-6), 2,3,4,7,8-P5CDF (CAS 57117-31-4), 1,2,3,4,7,8-H6CDF (CAS 70648-26-9), 1,2,3,6,7,8-H6CDF (CAS 57117-44-9), 1,2,3,7,8,9-H6CDF (CAS 72918-21-9), 2,3,4,6,7,8-H6CDF (CAS 60851-34-5), 1,2,3,4,6,7,8-H7CDF (CAS 67562-39-4), 1,2,3,4,7,8,9-H7CDF (CAS 55673-89-7), 1,2,3,4,6,7,8,9-O8CDF (CAS 39001-02-0)

12 dioxineachtige polychloorbifenylen (DL-PCB): 3,3’,4,4’-T4CB (PCB 77, CAS 32598-13-3), 3,3’,4’,5-T4CB (PCB 81, CAS 70362-50-4), 2,3,3',4,4'-P5CB (PCB 105, CAS 32598-14-4), 2,3,4,4',5-P5CB (PCB 114, CAS 74472-37-0), 2,3',4,4',5-P5CB (PCB 118, CAS 31508-00-6), 2,3',4,4',5'-P5CB (PCB 123, CAS 65510-44-3), 3,3’,4,4’,5-P5CB (PCB 126, CAS 57465-28-8), 2,3,3',4,4',5-H6CB (PCB 156, CAS 38380-08-4), 2,3,3',4,4',5'-H6CB (PCB 157, CAS 69782-90-7), 2,3',4,4',5,5'-H6CB (PCB 167, CAS 52663-72-6), 3,3’,4,4’,5,5’-H6CB (PCB 169, CAS 32774-16-6), 2,3,3',4,4',5,5'-H7CB (PCB 189, CAS 39635-31-9).

11            Dit omvat de acht isomeren die bijdragen tot CAS 52315-07-8, en dus ook CAS 67375-30-8 (alfa-cypermethrin).

12            Dit omvat 1,3,5,7,9,11-hexabroomcyclododecaan (CAS 25637-99-4), 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan (CAS 3194-55-6), α-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-50-6), β-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-51-7) en γ-hexabroomcyclododecaan (CAS 134237-52-8).

13            De opname van deze stoffen in bijlage X laat Verordening (EG) nr. 726/2004, Richtlijn 2001/83/EG en Richtlijn 2001/82/EG onverlet."

BIJLAGE II

"DEEL A: MILIEUKWALITEITSNORMEN (MKN)

JG: jaargemiddelde

MAC: maximaal aanvaardbare concentratie

Eenheid:           [µg/l] voor kolommen (4) tot (7)

            [µg/kg nat gewicht] voor kolom (8)

(1) (2) || (3) || (4) || (5) || (6) || (7) || (8)

Nr. || Naam van de stof || CAS-nummer1 || JGMKN2 Landoppervlaktewateren3 || JGMKN2 Andere oppervlaktewateren || MAC-MKN4 Landoppervlaktewateren3 || MAC-MKN4 Andere oppervlaktewateren || MKN Biota12

(1) Alachloor || 15972608 || 0,3 || 0,3 || 0,7 || 0,7 ||

(2) Anthraceen || 120127 || 0,1 || 0,1 || 0,1 || 0,1 ||

(3) Atrazine || 1912249 || 0,6 || 0,6 || 2,0 || 2,0 ||

(4) Benzeen || 71432 || 10 || 8 || 50 || 50 ||

(5) Gebromeerde difenylethers5 || 32534819 || 4,9 10-8 || 2,4 10-9 || 0,14 || 0,014 || 0,0085

(6) Cadmium en cadmiumverbindingen (afhankelijk van de waterhardheidsklasse) 6 || 7440439 || ≤ 0,08 (klasse 1) 0,08 (klasse 2) 0,09 (klasse 3) 0,15 (klasse 4) 0,25 (klasse 5) || 0,2 || ≤ 0,45 (klasse 1) 0,45 (klasse 2) 0,6 (klasse 3) 0,9 (klasse 4) 1,5 (klasse 5) || ≤ 0,45 (klasse 1) 0,45 (klasse 2) 0,6 (klasse 3) 0,9 (klasse 4) 1,5 (klasse 5) ||

(6a) Tetrachloorkoolstof7 || 56235 || 12 || 12 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(7) C1013-chlooralkanen8 || 85535848 || 0,4 || 0,4 || 1,4 || 1,4 ||

(8) Chloorfenvinfos || 470906 || 0,1 || 0,1 || 0,3 || 0,3 ||

(9) Chloorpyrifos (chloorpyrifosethyl) || 2921882 || 0,03 || 0,03 || 0,1 || 0,1 ||

(9a) Cyclodieenbestrijdingsmiddelen: Aldrin7 Dieldrin7 Endrin7 Isodrin7 || 309002 60571 72208 465736 || Σ = 0,01 || Σ = 0,005 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(9b) DDT totaal7,9 || niet van toepassing || 0,025 || 0,025 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

para, paraDDT7 || 50293 || 0,01 || 0,01 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(10) 1,2Dichloorethaan || 107062 || 10 || 10 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(11) Dichloormethaan. || 75092 || 20 || 20 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(12) Di(2ethylhexyl)-ftalaat (DEHP) || 117817 || 1,3 || 1,3 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(13) Diuron || 330541 || 0,2 || 0,2 || 1,8 || 1,8 ||

(14) Endosulfan || 115297 || 0,005 || 0,0005 || 0,01 || 0,004 ||

(15) Fluorantheen || 206440 || 0,0063 || 0,0063 || 0,12 || 0,12 || 30

(16) Hexachloorbenzeen || 118741 || || || 0,05 || 0,05 || 10

(17) Hexachloorbutadieen || 87683 || || || 0,6 || 0,6 || 55

(18) Hexachloorcyclohexaan || 608731 || 0,02 || 0,002 || 0,04 || 0,02 ||

(19) Isoproturon || 34123596 || 0,3 || 0,3 || 1,0 || 1,0 ||

(20) Lood en loodverbindingen || 7439921 || 1,213 || 1,3 || 14 || 14 ||

(21) Kwik en kwikverbindingen || 7439976 || || || 0,07 || 0,07 || 20

(22) Naftaleen || 91203 || 2 || 2 || 130 || 130 ||

(23) Nikkel en nikkelverbindingen || 7440020 || 413 || 8,6 || 34 || 34 ||

(24) Nonylfenolen (4-Nonylfenol) || 84852-15-3 || 0,3 || 0,3 || 2,0 || 2,0 ||

(25) Octylfenolen ((4-(1,1’,3,3’-tetramethylbutyl)-fenol)) || 140669 || 0,1 || 0,01 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(26) Pentachloorbenzeen || 608935 || 0,007 || 0,0007 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(27) Pentachloorfenol || 87865 || 0,4 || 0,4 || 1 || 1 ||

(28) Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK)11 || niet van toepassing || niet van toepassing || niet van toepassing || niet van toepassing || niet van toepassing ||

Benzo(a)pyreen || 50-32-8 || 1,7 10-4 || 1,7 10-4 || 0,27 || 0,027 || 2 voor vis 5 voor schaaldieren en koppotigen 10 voor weekdieren

Benzo(b)fluoranteen || 205992 || 0,017 || 0,017

Benzo(k)fluoranteen || 207089 || 0,017 || 0,017

Benzo(g,h,i)-peryleen || 191242 || 8,2 10-3 || 8,2 10-4

Indeno(1,2,3-cd)pyreen || 193-39-5 || ||

(29) Simazine || 122349 || 1 || 1 || 4 || 4 ||

(29a) Tetrachloorethyleen7 || 127184 || 10 || 10 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(29b) Trichloorethyleen7 || 79016 || 10 || 10 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(30) Tributyltinverbindingen (tributyltin-kation) || 36643-28-4 || 0,0002 || 0,0002 || 0,0015 || 0,0015 ||

(31) Trichloorbenzenen || 12002-48-1 || 0,4 || 0,4 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(32) Trichloormethaan (chloroform) || 67-66-3 || 2,5 || 2,5 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(33) Trifluralin || 1582-09-8 || 0,03 || 0,03 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(34) Dicofol || 115-32-2 || 1,3 10-3 || 3,2 10-5 || niet van toepassing10 || niet van toepassing10 || 33

(35) Perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten (PFOS) || 1763-23-1 || 6,5 10-4 || 1,3 10-4 || 36 || 7,2 || 9,1

(36) Quinoxyfen || 124495-18-7 || 0,15 || 0,015 || 2,7 || 0,54 ||

(37) Dioxinen en dioxineachtige verbindingen || Zie voetnoot 10 in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG || || || || || Som van PCDD+PCDF+PCB-DL 0,008 µg.kg-1 TEQ14

(38) Aclonifen || 74070-46-5 || 0,12 || 0,012 || 0,12 || 0,012 ||

(39) Bifenox || 42576-02-3 || 0,012 || 0,0012 || 0,04 || 0,004 ||

(40) Cybutryne || 28159-98-0 || 0,0025 || 0,0025 || 0,016 || 0,016 ||

(41) Cypermethrin || 52315-07-8 || 8 10-5 || 8 10-6 || 6 10-4 || 6 10-5 ||

(42) Dichloorvos || 62-73-7 || 6 10-4 || 6 10-5 || 7 10-4 || 7 10-5 ||

(43) Hexabroomcyclododecaan (HBCDD) || Zie voetnoot 12 in bijlage X bij Richtlijn 2000/60/EG || 0,0016 || 0,0008 || 0,5 || 0,05 || 167

(44) Heptachloor en heptachloorepoxide || 76-44-8 / 1024-57-3 || 2 10-7 || 1 10-8 || 3 10-4 || 3 10-5 || 6,7 10-3

(45) Terbutryn || 886-50-0 || 0,065 || 0,0065 || 0,34 || 0,034 ||

(46) 17alfa-ethinyloestradiol || 57-63-6 || 3,5 10-5 || 7 10-6 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(47) 17beta-estradiol || 50-28-2 || 4 10-4 || 8 10-5 || niet van toepassing || niet van toepassing ||

(48) Diclofenac || 15307-79-6 || 0,1 || 0,01 || niet van toepassing10 || niet van toepassing10 ||

__________________________

1                 CAS: Chemical Abstracts Service.

2             Deze parameter is de MKN uitgedrukt als jaargemiddelde (JG-MKN). Tenzij anders is aangegeven, is deze van toepassing op de totale concentratie van alle isomeren.

3             Landoppervlaktewateren omvatten rivieren en meren en de bijbehorende kunstmatige of sterk veranderde waterlichamen.

4             Deze parameter is de milieukwaliteitsnorm uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie (MAC-MKN). Wanneer voor de MAC-MKN "niet van toepassing" wordt aangegeven, worden de JG-MKN-waarden verondersteld bescherming te bieden tegen kortdurende verontreinigingspieken in continue lozingen, aangezien deze aanzienlijk lager zijn dan de op basis van de acute toxiciteit afgeleide waarde.

5             Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder gebromeerde difenylethers (nr. 5), dienen de MKN alleen vergeleken te worden met de som van de concentraties voor de conegeren nr. 28, 47, 99, 100, 153 en 154.

6             Voor cadmium en zijn verbindingen (nr. 6) zijn de MKN-waarden afhankelijk van de hardheid van het water ingedeeld in vijf klassen (klasse 1: < 40 mg CaCO3/l, klasse 2: 40 tot < 50 mg CaCO3/l, klasse 3: 100 tot < 50 mg CaCO3/l, klasse 4; 100 tot < 200 mg CaCO3/l en klasse 5: ≥200 mg CaCO3/l).

7             Deze stof is geen prioritaire stof, maar een van de andere verontreinigende stoffen waarvoor de MKN identiek zijn aan die welke zijn vastgelegd in de wetgeving die vóór 13 januari 2009 van toepassing was.

8             Er wordt geen indicatieve parameter opgegeven voor deze groep van stoffen. De indicatieve parameter(s) moet(en) worden bepaald door de analysemethoden.

9             DDT totaal omvat de som van de isomeren 1,1,1-trichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 50293); EU-nummer 2000243); 1,1,1-trichloor-2-(o-chloorfenyl)-2-(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 789026); EU-nummer 2123325); 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethyleen (CAS-nummer 72559; EU-nummer 2007846); en 1,1-dichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 72548); EU-nummer 2007830).

10            Er is onvoldoende informatie beschikbaar om een MAC-MKN vast te stellen voor deze stoffen.

11            Voor de groep prioritaire stoffen die onder polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen (nr. 28), wordt de biota-MKN gebaseerd op de toxiciteit van benzo(a)pyreen, dat gemeten moet worden als merkstof voor andere PAK, en waarvan de concentratie vergeleken moet worden met de MKN. De JG-MKN in water is een overeenkomstige waarde.

12            Tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld, verwijzen de biota-MKN naar vissen.

13            Deze MKN hebben betrekking op de biologisch beschikbare concentraties van de stoffen.

14            PCDD's: polychloordibenzo-p-dioxinen; PCDF's: polychloordibenzofuranen; PCB-DL: dioxineachtige polychloorbifenylen; TEQ's: toxische equivalenten.

[1]               Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz.1). http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:02000L0060-20090113:NL:NOT

[2]               Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84).                http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32008L0105:NL:NOT

[3]               Een MKN wordt gedefinieerd als "de concentratie van een bepaalde verontreinigende stof of groep van verontreinigende stoffen in water, in sediment of in biota die ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu niet mag worden overschreden" (KRW artikel 2, lid 35).

[4]               Biota heeft betrekking op alle groepen levende aquatische organismen die kunnen worden geanalyseerd en gebruikt als indicatoren voor verontreiniging, zoals vissen, mosselen, ongewervelden enz.

[5]               Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).      http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32006R1907:NL:NOT

[6]               Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. ).           http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2002:242:0001:0015:NL:PDF

[7]               http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/objectives/implementation_en.htm

[8]               Het WCGM is een van de wetenschappelijke comités die onafhankelijk advies verstrekken aan de Commissie. Het bestaat uit 17 wetenschappers. Meer informatie vindt u op http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/environmental_risks/index_en.htm

[9]               Overeenkomst nr. 070307/2009/547548/SER/D1.

[10]             Voor de bestaande stoffen die herzien worden, werd een gedeelte van de ondersteunende informatie voor de studie voorbereid door een tweede adviesbureau, WRc (met input van Milieu).

[11]             Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36).          http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:201:0036:0038:NL:PDF

[12]             Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:055:0013:0018:NL:PDF

[13]             Wijzigingen zijn van toepassing op de volgende bestaande stoffen: nummers 2 (anthraceen), 5 (gebromineerde difenylethers), 15 (fluorantheen), 20 (lood en loodverbindingen), 22 (naftaleen), 23 (nikkel en nikkelverbindingen) en 28 (polyaromatische koolwaterstoffen).

[14]             PB C , , blz.

[15]             PB C , , blz.

[16]             PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

[17]             PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1.

[18]             PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84.

[19]             PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

[20]             PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1.

[21]             PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

[22]             PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36

[23]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[24]             12 maanden na vaststelling van deze richtlijn.

[25]             Datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

[26]             12 maanden na vaststelling van deze richtlijn.