Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een EU-mechanisme voor civiele bescherming /* COM/2011/0934 definitief - 2011/0461 (COD) */
TOELICHTING
1.
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
Motivering en doel van het voorstel Dit voorstel komt in de plaats van de beschikkingen
van de Raad tot vaststelling van respectievelijk een communautair mechanisme
voor civiele bescherming[1], dat versterkte samenwerking tussen de lidstaten en de Europese Unie
op het terrein van civiele bescherming vergemakkelijkt, en het
financieringsinstrument voor civiele bescherming[2], waarmee
de acties worden gefinancierd die in het kader van het mechanisme worden
ondernomen om bescherming te bieden tegen door de mens of de natuur
veroorzaakte rampen. Na een uitgebreide evaluatie van de wetgeving
inzake civiele bescherming voor de periode 2007-2009[3] en met inachtneming van de
lessen die zijn getrokken uit noodsituaties die zich in het verleden hebben
voorgedaan, worden de twee beschikkingen van de Raad met dit voorstel in een
enkele wetgevingshandeling gebundeld. De slotbepalingen moeten worden gelezen
in het licht van de voorstellen voor het financieel kader voor 2014-2020, zoals
beschreven in de mededeling van de Commissie van 29 juni 2011 getiteld "Een
begroting voor Europa 2020"[4].
Overeenkomstig het nieuwe Verdragsartikel 196
(onder de titel "Civiele bescherming") is het mechanisme bedoeld voor
het ondersteunen, coördineren en aanvullen van de acties die de lidstaten op
het terrein van civiele bescherming ondernemen, om zodoende te komen tot een
grotere doeltreffendheid van de systemen ter voorkoming van, voorbereiding op
en bestrijding van alle soorten door de mens of de natuur veroorzaakte rampen
binnen en buiten de Unie. Specifieke doelstellingen zijn
onder meer: a) het bereiken van een hoog niveau van bescherming
tegen rampen door de gevolgen ervan te voorkomen of te verminderen en een
preventiecultuur te bevorderen, b) het vergroten van de rampenparaatheid van de
Unie, en c) het bevorderen van snelle en efficiënte noodhulp bij grote rampen. Met dit voorstel wordt voortgebouwd op de
Commissiemededeling van 2010 getiteld "Naar een
krachtigere Europese respons bij rampen: de rol van civiele bescherming en
humanitaire hulp"[5]
en de mededeling van 2009 getiteld "Een communautaire aanpak van de
preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen"[6]. Het voorstel draagt bij tot het bereiken van
de doelstellingen van Europa 2020 en tot het vergroten van de veiligheid van
EU-burgers en van de weerbaarheid tegen door de mens of de natuur veroorzaakte
rampen, wat een belangrijk onderdeel van het programma van Stockholm[7] en van de EU-strategie voor
interne veiligheid[8]
is. Verder zal het EU-beleid inzake civiele bescherming door het ondersteunen
en bevorderen van maatregelen voor rampenpreventie de economische kosten van
rampen en daarmee de belemmeringen voor groei verminderen.
Het hogere beschermingsniveau voor burgers, goederen en het milieu zou de
maatschappelijke, economische en milieugevolgen van rampen waar met name de
meest kwetsbare regio's en mensen door worden getroffen en op die manier
bijdragen tot een duurzamere en meer inclusieve groei. Het voorstel draagt ook aanzienlijk bij tot
vereenvoudiging. Met dit nieuwe besluit worden de bepalingen inzake de werking
van het mechanisme en die inzake de financiering, die nu in aparte
beschikkingen zijn neergelegd, in één tekst samengevoegd. Het voorstel
vereenvoudigt ook de bestaande procedures voor het bundelen en medefinancieren
van het vervoer van hulpmiddelen (bijv. door te voorkomen dat systematisch vijftig
procent van de kosten wordt vergoed, zoals onder de huidige regels gebeurt, en door
een leidende staat aan te wijzen bij vervoeroperaties waarbij meerdere
lidstaten zijn betrokken), waardoor de administratieve lasten van de Commissie
en de lidstaten aanzienlijk worden verlaagd. Het voorstel bevat ook
vereenvoudigde voorschriften voor het activeren van het mechanisme bij noodsituaties
in derde landen. Het versterkte mechanisme draagt ook bij tot de
uitvoering van de solidariteitsclausule, ten aanzien waarvan de Europese
Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en
veiligheidsbeleid in 2012 een voorstel zullen indienen. Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Samenwerking op EU-niveau op het gebied van
civiele bescherming valt op dit moment onder twee rechtsinstrumenten: (1)
Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad van 8 november 2007 tot
vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming
(herschikking)[9]
en (2) Beschikking 2007/162/EG, Euratom van de Raad van 5 maart 2007 tot
instelling van een financieringsinstrument voor civiele bescherming,[10] die beide bij onderhavig besluit
worden ingetrokken. Samenhang met andere
beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Bijzondere aandacht is besteed aan nauwe
coördinatie tussen civiele bescherming en humanitaire hulp, alsmede aan samenhang
met acties die in het kader van ander EU-beleid en andere EU-instrumenten
worden uitgevoerd, in het bijzonder op de terreinen justitie, vrijheid en
veiligheid, waaronder consulaire bijstand en de bescherming van kritieke
infrastructuur, het milieu, in het bijzonder hoogwaterbescherming en de beheersing
van de risico's van zware ongevallen, aanpassing aan klimaatverandering,
gezondheidszorg, verontreiniging van de zee, externe betrekkingen en
ontwikkeling. Samenhang met andere
EU-financieringsinstrumenten is verzekerd door een aantal bepalingen waarin het
toepassingsgebied van het instrument duidelijk is omschreven en die dubbele
financiering uitsluiten.
2.
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING
Voor het onderzoeken van beleidsalternatieven
en de effecten ervan werd een effectbeoordeling uitgevoerd, waarbij ook alle
relevante onderdelen van de evaluatie vooraf zijn meegenomen[11]. Dit proces werd begeleid door een speciale stuurgroep waarbij 21
Commissiediensten waren betrokken en omvatte onder meer een externe studie. Raadpleging van belanghebbende partijen Er vonden drie gerichte raadplegingen van
belanghebbenden plaats[12], naast een reeks evenementen voor belanghebbenden die voorafging aan
de Commissiemededeling van 2010 "Naar een krachtigere Europese respons bij
rampen"[13]. Andere belanghebbenden zijn actoren op het
terrein van rampenbeheersing, onderzoek, binnenlandse veiligheid, milieu,
buitenlands beleid en verwante beleidsterreinen, alsook de internationale
gemeenschap van hulpverleners en bureaus van de Verenigde Naties. Alle opmerkingen van belanghebbenden zijn bij
de effectbeoordeling meegenomen en komen in het effectbeoordelingsverslag tot
uitdrukking. Effectbeoordeling De volgende problemen zijn gesignaleerd: (1) een
reactieve en ad-hocaanpak bij de samenwerking op EU-niveau op het gebied van
civiele bescherming, waardoor Europese rampenbestrijding inefficiënt en weinig
samenhangend is, (2) het ontbreken van cruciale responscapaciteiten (hiaten in
de capaciteit), (3) beperkte vervoeroplossingen en moeizame procedures, die een
optimale respons
bemoeilijken, (4) beperkte
paraatheid bij opleidingen en oefeningen, en (5) geen integratie van
preventiebeleid. Bij de effectbeoordeling is gekeken naar een
aantal beleidsalternatieven: Beschikbaarheid van financiële bijstand: (1) vrijwillige pool zonder EU-financiering, (2) vrijwillige
pool met beperkte medefinanciering door de EU; en (3) vrijwillige pool met
meer medefinanciering door de EU; alsook een breder scala aan alternatieven
(van stopzetting tot een Europese civielebeschermingsmacht). Dichten van capaciteitshiaten: (1) geen EU-optreden; (2) ondersteunen van de
lidstaten bij het ontwikkelen van de ontbrekende capaciteit; (3) dichten van de
hiaten met capaciteiten op EU-niveau. Aanpakken van beperkte logistieke en
financiële middelen voor vervoer: (1) stoppen van de
regeling; (2) geen beleidswijziging; (3) verhoging van de maximale
medefinanciering voor de meest urgente behoeften; en (4) algehele verhoging van
de maximale medefinanciering. Vereenvoudiging van vervoerbepalingen: (1) geen beleidswijziging; (2) vereenvoudiging van de huidige vervoerbepalingen.
Paraatheid: (1)
geen nieuwe EU-wetgeving, geen verhoging van EU-middelen; (2) algemeen
EU-beleidskader inzake rampenparaatheid zonder verbindende bepalingen, plus
aanvullende EU-middelen; (3) EU-middelen voor nationale opleidingen afhankelijk
stellen van de vraag of opleidingscentra aan bepaalde minimumeisen voldoen. Preventie: (1)
geen nieuwe EU-wetgeving, geen verhoging van EU-middelen; (2) algemeen EU-beleidskader
voor rampenpreventie zonder verbindende bepalingen, plus aanvullende
EU-middelen; (3) voltooiing van nationale risicobeheersplannen voor rampen vóór
een bepaalde datum. De effectbeoordeling is bij dit voorstel
gevoegd.
3.
JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
Samenvatting van de voorgestelde maatregel De opbouw van de tekst is gebaseerd op de vier
hoofdonderdelen van het beleid inzake civiele bescherming: preventie,
paraatheid, respons en externe dimensie, plus een hoofdstuk met financiële
bepalingen. (a)
Doelstellingen, onderwerp en toepassingsgebied Een van de veranderingen is dat het
toepassingsgebied van het mechanisme in overeenstemming wordt gebracht met het
nieuwe Verdragsartikel 196, dat een geïntegreerde aanpak van rampenbeheersing
voorstaat. De algemene doelstelling is verwoord in artikel 1 en wordt in
artikel 3 nader uitgewerkt in specifieke doelstellingen, met indicatoren voor
het meten van de vooruitgang. Het toepassingsgebied (artikel 2) voor rampenbestrijdingsacties
geldt zowel binnen als buiten de Unie. Maatregelen op het gebied van preventie
en paraatheid bestrijken zowel de Unie als de in artikel 28 bedoelde derde
landen. (b)
Preventie Met dit voorstel wordt een hoofdstuk over
preventie toegevoegd, teneinde het belang van het EU-beleidskader voor
rampenpreventie te vergroten en preventiemaatregelen op doeltreffende wijze te
koppelen aan paraatheids- en responsmaatregelen. Artikel 5 omschrijft de taken van de
Commissie, die zijn gebaseerd op de mededeling over preventie van 2009 en de
conclusies van de Raad. Voortbouwend op de lopende werkzaamheden met
betrekking tot risicobeoordeling, en om doeltreffende samenwerking in het kader
van het mechanisme te waarborgen, dienen de lidstaten de Commissie vóór eind
2016 hun risicobeheersplannen mee te delen (artikel 6). Deze
risicobeheersplannen zijn een belangrijk planningsinstrument en dragen bij tot een
samenhangend risicobeheersbeleid, zoals omschreven in de EU-strategie voor
interne veiligheid[14]. (c)
Paraatheid Het zwaartepunt wordt gelegd bij paraatheidsacties
voor het verbeteren van de responsplanning, teneinde de responscapaciteit van
de EU en de algehele paraatheid voor grootschalige rampen te vergroten. De
bepalingen zijn gebaseerd op de voorstellen van de Commissiemededeling van 2010
"Naar een krachtigere Europese respons bij rampen" en op de conclusies
van de Raad over een Europese opleiding rampenbeheersing[15]. De
belangrijkste veranderingen zijn: ·
Oprichten en beheren van een Europees centrum voor
respons in noodsituaties (Emergency Response Centre, of "ERC"). Het
ERC bouwt voort op het bestaande waarnemings- en informatiecentrum (Monitoring
and Information Centre, of "MIC"), waarvan de operationele capaciteit
dusdanig wordt versterkt dat het vierentwintig uur per dag, zeven dagen per
week operationeel kan zijn (artikel 7, onder a)). ·
Ontwikkelen van een samenhangend planningskader
voor responsacties door het opstellen van referentiescenario's en het in kaart
brengen van bestaande capaciteiten en ontwikkelen van rampenplannen voor de
inzet daarvan. Ook wordt gestreefd naar synergieën tussen bijstand in natura en
humanitaire hulp (artikel 10). ·
Ontwikkelen van Europese responscapaciteit in
noodsituaties in de vorm van een vrijwillige pool van vooraf vastgestelde
capaciteiten die de lidstaten beschikbaar stellen voor acties in het kader van
het mechanisme. Ook wordt de noodzaak van een grotere zichtbaarheid van de
capaciteiten onderstreept (artikel 11). ·
Vaststellen en dichten van hiaten in de
responscapaciteit door het ondersteunen van de ontwikkeling van aanvullende,
door de EU gefinancierde, capaciteiten wanneer dit kostenefficiënter is dan
investeringen op het niveau van de lidstaten. Er is
voorzien in een speciale monitoringprocedure en de Commissie dient om de twee
jaar verslag uit te brengen over de voortgang de Raad en het Parlement (artikel
12). ·
Uitbreiden van de reikwijdte van lopende
EU-paraatheidsacties op het gebied van opleiding, onder meer door het opzetten
van een opleidingsnetwerk en het diversifiëren van het opleidingsprogramma. De Commissie kan ook adviezen geven over EU- en internationale
opleidingen op het gebied van civiele bescherming (artikel 13). ·
Uitzenden van deskundigenteams om te adviseren over
preventie- en paraatheidsmaatregelen, op verzoek van een getroffen staat, de VN
of een VN-organisatie (artikel 13, lid 2). ·
Verschaffen van de mogelijkheid om lidstaten te
helpen bij het vooraf opslaan van responscapaciteit voor noodsituaties op
logistieke knooppunten binnen de EU (artikel 7, onder f)). (d)
Respons De voorgestelde verandering zorgt voor een
doeltreffendere en snellere respons door ·
vooraf, voor beperkte duur, responscapaciteit op te
slaan wanneer sprake is van een verhoogd risico (artikel 15, lid 2); ·
een voorstel voor een noodplan en een verzoek tot
het inzetten van de capaciteit (artikel 15, lid 3, onder c)); ·
de lidstaten te verplichten om in voorkomend geval
als gastland de doorvoer van inkomende hulp te faciliteren, overeenkomstig de
daartoe strekkende oproep aan de lidstaten in de conclusies van de Raad over
gastlandsteun[16]
(artikel 15, lid 6). (e)
Externe dimensie van acties op het gebied van
civiele bescherming Voor acties buiten de Unie draagt het voorstel
bij aan samenhang tussen internationale acties op dit terrein doordat ·
de bijstand wordt verleend via het mechanisme en op
verzoek van de VN of een VN-organisatie of een andere relevante internationale
organisatie (artikel 16, lid 1); ·
de Commissie de Europese Dienst voor extern
optreden op de hoogte stelt, zodat deze ervoor kan zorgen dat de
civielebeschermingsoperatie overeenstemt met de algemene betrekkingen van de EU
met het getroffen land (artikel 16, lid 3); ·
duidelijkheid wordt verschaft over de gevallen waarin
consulaire bijstand kan worden verschaft, waarbij rekening
wordt gehouden met een aanstaand voorstel voor een richtlijn van de Raad tot
vaststelling van coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen betreffende
consulaire bescherming voor niet-vertegenwoordigde EU-burgers (artikel 16, lid 7). (f)
Bepalingen inzake financiële steun De financiële bepalingen worden opgenomen in
een nieuw hoofdstuk. De acties die in aanmerking komen voor financiële bijstand
(artikelen 20 tot en met 23), zijn onderverdeeld in algemene acties, preventie-
en paraatheidsacties, responsacties en vervoergerelateerde acties, en omvatten
ook steun voor de nieuwe acties die hierboven zijn voorgesteld. De huidige
bepalingen inzake steun voor vervoer worden gewijzigd en vereenvoudigd en de financieringsvoorwaarden
worden herzien, waarbij het medefinancieringspercentage wordt verhoogd tot
maximaal 85 procent van de totale kosten die voor financiering in aanmerking
komen en tot maximaal 100 procent in beperkte gevallen wanneer aan bepaalde
criteria is voldaan. Nieuwe bepalingen voorzien in de mogelijkheid
dat bij het aanvragen van financiële steun voor acties waarbij meerdere
lidstaten zijn betrokken, één lidstaat als leidend land fungeert en dat een
getroffen lidstaat die om bijstand vraagt, ook om medefinanciering van vervoerkosten
kan vragen. Tevens worden wijzigingen aangebracht in de financieringsvormen, zodat uitgaven
kunnen worden vergoed en trustfondsen kunnen worden opgericht. Wat subsidies en
overheidsopdrachten betreft, hoeven in het jaarlijkse werkprogramma van de
Commissie geen acties te worden opgenomen waarmee op een noodsituatie wordt
gereageerd (artikel 25). De financiële bepalingen van dit besluit dienen per 1
januari 2014 in werking te treden, omdat zij aan het meerjarig financieel kader
2014-2020 zijn gerelateerd. (g)
Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel
196 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (h)
Subsidiariteitsbeginsel De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet
in voldoende mate door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Het mechanisme is ingesteld omdat individuele
lidstaten niet over voldoende middelen beschikken om het hoofd te bieden aan
grote rampen. EU-optreden op dit terrein omvat onder meer het beheer van
situaties met een sterke trans-/multinationale component, die
noodzakelijkerwijs vragen om algemene coördinatie en gezamenlijk optreden op
een hoger niveau dan dat van individuele lidstaten. De gezamenlijke
inspanningen met betrekking tot preventie en risicobeheersing kunnen sneller
tot resultaat leiden dankzij het uitwisselen van ervaringen en versterken van
de samenhang op EU-niveau. Gezien de baten in termen van mensenlevens en
verminderde milieu-, economische en materiële schade zorgt het voorstel
duidelijk voor Europese toegevoegde waarde. Het biedt lidstaten de mogelijkheid
om doeltreffender bij te dragen tot de EU-bijstand die via het mechanisme wordt
verleend en hun voordeel te doen met een verbeterde coördinatie en
samenwerking. Het voorstel vergroot de paraatheid voor grootschalige rampen en
leidt tot een samenhangender risicobeheersbeleid voor rampen. Met een snelleresponscapaciteit waarmee overal waar dat nodig is hulp
kan worden geboden, kan een samenhangende en doeltreffende respons worden
gewaarborgd. Het voorstel is tevens bedoeld om
schaalvoordelen te creëren, waardoor logistieke en vervoerproblemen op
kosteneffectieve wijze kunnen worden opgelost, en om te komen tot een samenhangende
en doeltreffende respons door het opzetten van een vrijwillige pool van
capaciteiten en tot een beter gebruik van schaarse middelen door het delen van de
door de EU gefinancierde capaciteiten. (i)
Evenredigheidsbeginsel Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om
de doelstellingen te verwezenlijken. Het werkt de bij vorige acties
geconstateerde tekortkomingen weg en beantwoordt aan de mandaten van de Raad en
het Europees Parlement. De administratieve lasten voor de Unie en de
lidstaten zijn gering en beperkt tot wat nodig is om de doelstellingen van deze
herziening te verwezenlijken. De certificerings- en registratieprocedure voor
de capaciteiten is eenvoudig en wordt uitgevoerd via het Europees noodcommunicatie-
en informatiesysteem (CECIS)[17].
De lidstaten zijn alleen verplicht om de Commissie over de voltooiing van hun
risicobeheersplannen te informeren, zodat de samenhang is verzekerd met de werkzaamheden
die in het kader van proactieve planning en voor de ontwikkeling van scenario's
worden uitgevoerd. Financieringsaanvragen moeten worden gedaan in
de vorm zoals die is voorgeschreven in het Financieel Reglement. Er geldt dus
geen apart format voor deze aanvragen. Er is bijzondere zorg voor gedragen dat
de procedures die bij een grote ramp moeten worden gevolgd, voldoende flexibel
zijn en snelle actie mogelijk maken. (j)
Keuze van het instrument Voorstel voor een besluit van het Europees
Parlement en de Raad.
4.
GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Volgens de mededeling van de Commissie "Een
begroting voor Europa 2020"[18]
is het de bedoeling dat in de begroting in totaal 513 miljoen euro (lopende
prijzen) zal worden vastgelegd voor de uitvoering van het EU-beleid inzake
civiele bescherming: 276 miljoen euro voor acties binnen en 237 miljoen euro
voor acties buiten de Unie. 2011/0461 (COD) Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD betreffende een EU-mechanisme voor civiele
bescherming (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 196, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Aangezien het aantal en de ernst van door de mens
of de natuur veroorzaakte rampen de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen, en
toekomstige rampen waarschijnlijk nog extremer en complexer zullen zijn en vérrijkende
gevolgen op lange termijn zullen hebben, met name door de klimaatverandering en
de potentiële wisselwerking tussen natuurlijke en technologische dreigingen,
wordt een geïntegreerde aanpak van rampenbeheersing steeds belangrijker. De
Unie dient acties van lidstaten op het terrein van civiele bescherming te
ondersteunen, te coördineren en aan te vullen, teneinde de systemen op het gebied van de preventie, de paraatheid en de respons
ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen doeltreffender te
maken. (2)
Bij Beschikking 2001/792/EG, Euratom van de Raad
van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter
vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het
kader van civiele bescherming[19],
zoals herschikt bij Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad tot
vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming[20], werd een mechanisme voor
civiele bescherming gecreëerd, waarvan de financiering is geregeld bij Beschikking
2007/162/EG, Euratom van de Raad van 5 maart 2007 tot instelling van een
financieringsinstrument voor civiele bescherming[21], op grond waarvan financiële
steun kan worden verleend om de doeltreffendheid van de respons in ernstige
noodsituaties te helpen verbeteren en om preventie- en paraatheidsmaatregelen
te versterken voor alle soorten noodsituaties en de maatregelen voort te zetten
die zijn genomen uit hoofde van Beschikking 1999/847/EG van de Raad van 9
december 1999 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het
gebied van civiele bescherming[22].
De looptijd van het financieringsinstrument eindigt op 31 december 2013. (3)
Het EU-mechanisme voor civiele bescherming (hierna
"het mechanisme" genoemd) dient in de eerste plaats de bescherming te
waarborgen van mensen, maar ook van het milieu en eigendommen, waaronder
cultureel erfgoed, bij alle door de mens of de natuur veroorzaakte rampen,
waaronder daden van terrorisme, technologische, stralings- en milieuongevallen,
verontreiniging van de zee en acute noodsituaties op het gebied van de
volksgezondheid, die zich binnen of buiten de Unie voordoen. Bij al deze rampen
moet de responscapaciteit van het getroffen land mogelijk worden aangevuld met
bijstand op het gebied van civiele bescherming en noodhulp. (4)
Het mechanisme vormt een zichtbare uiting van
Europese solidariteit, omdat het de garantie biedt dat een praktische en
tijdige bijdrage wordt geleverd aan de preventie van en paraatheid voor rampen
en aan de respons op grote rampen of de dreiging daarvan. Dit besluit dient
derhalve geen afbreuk te doen aan wederzijdse rechten en verplichtingen van
lidstaten die voortvloeien uit bilaterale of multilaterale verdragen
betreffende kwesties die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen en dient
de eigen verantwoordelijkheid van lidstaten voor de bescherming van mensen, het
milieu en eigendommen op hun grondgebied onverlet te laten. (5)
Bij de uitvoering van dit mechanisme dient naar
behoren rekening te worden gehouden met toepasselijke EU-wetgeving en
internationale verplichtingen en dient gebruik te worden gemaakt van synergieën
met relevante EU-initiatieven, zoals het Europees programma voor monitoring van
de aarde (GMES), het Europees programma voor de bescherming van kritieke
infrastructuur (EPCIP) en de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur
(CISE). (6)
Het mechanisme dient een algemeen beleidskader te
bevatten voor EU-acties die zich richten op het beheersen van rampenrisico's en
meer in het bijzonder op het verhogen van het beschermingsniveau en vergroten
van de weerbaarheid tegen rampen door het voorkómen of verminderen van de
gevolgen ervan en het bevorderen van een preventiecultuur. Risicobeheersplannen
zijn essentieel voor een geïntegreerde aanpak van rampenbeheersing waarbij preventie-,
paraatheids- en responsacties aan elkaar zijn gerelateerd. Daarom is een
algemeen kader noodzakelijk voor de communicatie en uitvoering van deze acties.
(7)
Preventie is van groot belang voor de bescherming
tegen rampen en vraagt om aanvullende actie, waartoe zowel de Raad oproept in
zijn conclusies van 30 november 2009 als het Europees Parlement in zijn
resolutie van 21 september 2010 over de mededeling van de Commissie getiteld
"Een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de
mens veroorzaakte rampen"[23]. (8)
Het inventariseren van risico's op EU-niveau,
waarbij wordt voortgebouwd op nationale risicobeoordelingen, maakt het mogelijk
toegevoegde waarde te creëren in de vorm van geavanceerde, op scenario's
gebaseerde, (rampen)planning met het oog op optimale coördinatie van Europese
preventie-, paraatheids- en responsacties. (9)
Door bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van
systemen voor opsporing en vroegtijdige waarschuwing dient de Unie de lidstaten
te helpen om sneller te reageren op rampen en burgers sneller te waarschuwen.
Bij de verdere ontwikkeling van deze systemen moet rekening worden gehouden met
en voortgebouwd worden op bestaande en toekomstige informatiebronnen en
-systemen. (10)
Het mechanisme dient een algemeen beleidskader te
bevatten dat is gericht op het voortdurend verder vergroten van de paraatheid
van civielebeschermingssystemen, civielebeschermingspersoneel en burgers in de
Unie. Dit omvat onder meer opleidingsprogramma's en een opleidingsnetwerk, op
EU- en lidstaatniveau, op het terrein van preventie, paraatheid en respons,
overeenkomstig de daartoe strekkende oproep van de Raad in zijn conclusies van
14 november 2008 over een Europese opleiding rampenbeheersing. (11)
Andere voorbereidende maatregelen zijn onder meer
het bundelen van informatie over de noodzakelijke medische hulpmiddelen en het
aanmoedigen van het gebruik van moderne technologieën. Overeenkomstig artikel
346 van het Verdrag hoeft geen enkele lidstaat inlichtingen te verstrekken
waarvan de openbaarmaking naar zijn mening strijdig is met wezenlijke veiligheidsbelangen. (12)
In het kader van de ontwikkeling van een
snelleresponscapaciteit op het gebied van civiele bescherming wordt op
EU-niveau gewerkt aan de ontwikkeling van volledig interoperabele
interventiemodules voor civiele bescherming, bestaande uit middelen van één of
meer lidstaten. Deze modules dienen op het niveau van de lidstaten te worden
georganiseerd en onder hun leiding en commando te vallen. (13)
Het mechanisme moet het mogelijk maken interventies
op gang te brengen en de coördinatie daarvan te vergemakkelijken. De versterkte
samenwerking moet zijn gebaseerd op een EU-structuur bestaande uit een centrum
voor respons in noodsituaties, een responscapaciteit voor noodsituaties - in de vorm van een
vrijwillige pool van vooraf vastgelegde capaciteiten van de lidstaten - ervaren deskundigen,
een gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem dat wordt beheerd
door de Commissie en contactpunten in de lidstaten. Dit moet een kader
verschaffen voor het verzamelen van valide gegevens over noodsituaties, het
verspreiden van deze gegevens onder de lidstaten en het uitwisselen van
ervaringen met eerdere interventies. (14)
Voor een betere planning van de respons bij rampen
en om er zeker van te zijn dat in voorkomend geval de noodzakelijke capaciteit
beschikbaar is, moeten voor de belangrijkste soorten rampen
referentiescenario's worden ontwikkeld, de bestaande cruciale capaciteiten
waarover de lidstaten beschikken in kaart worden gebracht, noodplannen worden
ontwikkeld voor de inzet van deze capaciteiten, en een Europese
responscapaciteit voor noodsituaties worden ontwikkeld, in de vorm van een
vrijwillige pool van vooraf vastgelegde capaciteiten van lidstaten. Het
opstellen van de noodplannen zou ook gebruikt kunnen worden om vast te stellen
of er hiaten zijn in de responscapaciteit van lidstaten, die vervolgens met
EU-steun gedicht zouden kunnen worden. Deze met EU-steun ontwikkelde
capaciteiten moet overal in de Unie inzetbaar zijn. (15)
Wat bijstand bij rampenbestrijding buiten de Unie
betreft, dienen door de lidstaten en de Unie ondernomen acties door het
mechanisme in zijn geheel te worden gefaciliteerd en ondersteund, teneinde de consistentie
te bevorderen bij internationale acties op het gebied van civiele bescherming.
Bij noodhulpoperaties in derde landen spelen de Verenigde Naties, voor zover
aanwezig, een algemene coördinerende rol. De bijstand die in het kader van het
mechanisme wordt verleend, dient met de Verenigde Naties en andere relevante
internationale actoren te worden gecoördineerd, teneinde de beschikbare
middelen optimaal te benutten en te voorkomen dat werk dubbel wordt gedaan. Een
betere coördinatie van de bijstand op het gebied van civiele bescherming die
via het mechanisme wordt verleend, is een eerste voorwaarde voor het
ondersteunen van de algemene coördinatie-inspanning en het waarborgen van een brede
EU-bijdrage aan noodhulp in het algemeen. Bij grote rampen waarbij zowel
bijstand wordt verleend via het mechanisme als op grond van Verordening (EG)
nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp[24], ziet de Commissie erop toe
dat de algehele respons van de Unie doeltreffend, samenhangend en complementair
is, met inachtneming van de Europese consensus over humanitaire hulp[25]. (16)
De beschikbaarheid van adequate vervoermiddelen
moet worden verbeterd om de ontwikkeling van een snelleresponscapaciteit op
EU-niveau te ondersteunen. De Unie dient de inspanningen van lidstaten te
ondersteunen en aan te vullen door de bundeling van vervoermiddelen te vergemakkelijken
en waar nodig, onder bepaalde voorwaarden, bij te dragen tot de financiering
van extra vervoermiddelen. (17)
Bijstandsinterventies moeten ter plaatse volledig
worden gecoördineerd, zodat maximale effectiviteit wordt bereikt en men er
zeker van is dat de hulp de noodlijdende bevolking bereikt. De Commissie dient
de uitgezonden deskundigenteams de nodige logistieke ondersteuning te bieden. (18)
Het mechanisme dient ook te worden gebruikt voor de
ondersteuning van consulaire bijstand aan EU-burgers die in een derde land in een
ernstige noodsituatie verkeren, indien de consulaire autoriteiten van een
lidstaat een daartoe strekkend verzoek voor de burgers van die lidstaat doen,
of indien de leidende staat of de lidstaat die de bijstand coördineert, een daartoe
strekkend verzoek voor alle EU-burgers doet. Het concept "leidende
staat" moet worden geïnterpreteerd in de zin van de richtsnoeren van de
Europese Unie voor de toepassing van het concept leidende staat bij consulaire
aangelegenheden[26]. (19)
Wanneer bij civielebeschermingsoperaties het
gebruik van militaire middelen wordt overwogen, dienen bij de samenwerking met
de krijgsmacht de modaliteiten, procedures en criteria te gelden die de Raad of
zijn bevoegde organen hebben vastgesteld voor het ter beschikking stellen van
militaire middelen voor de bescherming van de burgerbevolking ten behoeve van
operaties in het kader van het mechanisme. (20)
Deelname moet openstaan voor lidstaten van de
Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische
Ruimte (EER), toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. (21)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering
van dit besluit, moeten uitvoeringsbevoegdheden worden verleend aan de
Commissie. Die bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari
2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van
toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[27], in het bijzonder
overeenkomstig de onderzoeksprocedure. (22)
De doelstelling van dit besluit kan niet voldoende
door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan derhalve vanwege de omvang en
gevolgen van de voorgestelde actie, rekening houdend met de uit de werking van
het mechanisme voortvloeiende baten in termen van vermindering van het verlies
van mensenlevens en schade, beter op het niveau van de Unie worden gerealiseerd.
Indien een ernstige noodsituatie de responscapaciteit van een getroffen
lidstaat overstijgt, moet deze een beroep op het mechanisme kunnen doen om zijn
eigen middelen voor civiele bescherming en noodhulp aan te vullen. De Unie kan
derhalve maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel.
Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat
dit besluit niet verder dan nodig is om de doelstelling van dit besluit te bereiken. (23)
Dit besluit dient geen gevolgen te hebben voor
acties die onder het toepassingsgebied vallen van Verordening (EG) nr. 1717/2006
van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot instelling van
een stabiliteitsinstrument[28]
[zodra de nieuwe wetgevingshandeling is vastgesteld, moet deze verordening worden
geactualiseerd voor de periode 2014-2020], noch voor volksgezondheidsmaatregelen
die zijn vastgesteld krachtens EU-wetgeving inzake EU-actieprogramma's op het
gebied van volksgezondheid, noch voor de maatregelen betreffende
consumentenveiligheid die zijn vastgesteld op grond van Besluit nr.
1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot
vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid
(2007-2013)[29]
[zodra de nieuwe wetgevingshandeling is vastgesteld, moet dit besluit worden
geactualiseerd voor de periode 2014-2020]. (24)
Ter wille van de samenhang mogen acties die vallen
onder Besluit 2007/124/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2007 tot
vaststelling van het specifieke programma "Terrorisme en andere aan
veiligheid gerelateerde risico's: preventie, paraatheid en beheersing van de
gevolgen" voor de periode 2007-2013 [zodra de nieuwe wetgevingshandeling is
vastgesteld, moet dit besluit worden geactualiseerd voor de periode 2014-2020],
als onderdeel van het Algemene programma "Veiligheid en bescherming van de
vrijheden"[30],
of die betrekking hebben op ordehandhaving en bescherming van de interne
veiligheid, niet onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen. Dit
besluit dient niet van toepassing te zijn op activiteiten die vallen onder
Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende
humanitaire hulp[31].
(25)
De bepalingen van dit besluit dienen de vaststelling
van juridisch bindende handelingen op grond van het Euratom-Verdrag waarbij in geval
van nucleaire of radiologische noodsituaties specifieke noodmaatregelen worden
vastgesteld, onverlet te laten. (26)
Wat betreft rampen die het gevolg zijn van
terreuracties of van kern- of stralingsongevallen dient
het toepassingsgebied van het mechanisme beperkt te zijn tot paraatheids- en
responsacties die vallen onder de opdracht tot civiele bescherming. (27)
Dit besluit dient tevens van toepassing te zijn op
acties ter voorkoming van, voorbereiding op en bestrijding van verontreiniging
van de zee, uitgezonderd acties die vallen onder Verordening (EG) nr. 1406/2002
van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid [zodra de nieuwe
wetgevingshandeling is vastgesteld, moet deze verordening worden geactualiseerd].
(28)
Voor de uitvoering van dit besluit dient de
Commissie de voor het beheer van het programma en bereiken van de doelstellingen
ervan noodzakelijke activiteiten met betrekking tot voorbereiding, monitoring,
controle, audit en evaluatie te kunnen financieren. (29)
De vergoeding van uitgaven, gunning van
overheidsopdrachten en toekenning van subsidies uit hoofde van het financieringsinstrument
voor civiele bescherming dient te gebeuren overeenkomstig Verordening (EG,
Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen[32]
(hierna "Financieel Reglement" genoemd). Vanwege het specifieke
karakter van acties op het gebied van civiele bescherming is het gepast om te
bepalen dat ook aan privaatrechtelijke personen subsidies kunnen worden
toegekend. Ook is het belangrijk dat aan de regels van het Financieel Reglement
is voldaan, in het bijzonder die welke betrekking hebben op de beginselen van
zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid. (30)
De financiële belangen van de Unie moeten gedurende
de hele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen,
waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de
terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede
middelen en, indien nodig, sancties. Er moeten passende maatregelen worden
genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan en om verloren gegane, ten
onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen in
overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18
december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de
Europese Gemeenschappen[33],
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996
betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie
worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese
Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden[34] en Verordening (EG) nr.
1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende
onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[35]. (31)
Voor de periode 2014-2020 wordt het
referentiebedrag in dit besluit vastgelegd, dat gedurende de jaarlijkse
begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt
vormt in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van XX/YY/2012
tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking
in begrotingszaken en een goed financieel beheer. Dit bedrag is deels afkomstig
uit rubriek 3 ("Veiligheid en burgerschap") en deels uit rubriek 4
("De EU als mondiale partner") van het financieel kader 2014-2020. (32)
De financiële bepalingen van dit besluit dienen per
1 januari 2014 van toepassing te zijn, omdat zij verband houden met het
meerjarig financieel kader 2014-2020, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: HOOFDSTUK I Doelstelling,
toepassingsgebied en definities Artikel 1 Algemene
doelstelling en onderwerp 1.
Het EU-mechanisme voor civiele
bescherming (hierna "het mechanisme" genoemd) is gericht op het
ondersteunen, coördineren en aanvullen van de acties die
de lidstaten op het terrein van civiele bescherming ondernemen, om zodoende te
komen tot een grotere doeltreffendheid van systemen op het gebied van de
preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de
natuur veroorzaakte rampen. 2.
Het mechanisme voor civiele bescherming waarborgt
in de eerste plaats de bescherming van mensen, maar ook van het milieu en
eigendommen, waaronder cultureel erfgoed, bij alle door de mens of de natuur
veroorzaakte rampen, waaronder daden van terrorisme, technologische, stralings-
en milieuongevallen, verontreiniging van de zee en acute noodsituaties op het
gebied van de volksgezondheid, die zich binnen of buiten de Unie voordoen. 3.
Het optreden van de Unie vergroot de preventie-,
paraatheids- en responscapaciteit van lidstaten voor grote rampen, waardoor het
verlies aan mensenlevens en goederen tot een minimum wordt beperkt. De
doelstelling van dit besluit kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden
verwezenlijkt en kan derhalve vanwege de omvang en gevolgen van de voorgestelde
actie beter op EU-niveau worden gerealiseerd. 4.
Dit besluit bevat de algemene voorschriften en de
voorschriften voor het verstrekken van financiële bijstand in het kader van het
mechanisme. 5.
Het mechanisme doet geen afbreuk aan de eigen
verantwoordelijkheid van de lidstaten om mensen, het milieu en eigendommen op
hun grondgebied tegen rampen te beschermen en hun systemen voor
rampenbeheersing met voldoende capaciteit toe te rusten om adequaat te kunnen
reageren op rampen die naar hun omvang en aard redelijkerwijs te verwachten
zijn en waarop men zich redelijkerwijs kan voorbereiden. 6.
Het mechanisme doet geen afbreuk aan de
verplichtingen die voortvloeien uit bestaande EU- of Euratom-wetgeving of
bestaande internationale overeenkomsten. 7.
Dit besluit is niet van toepassing op acties die
vallen onder Verordening (EG) nr. 1717/2006, Verordening (EG) nr. 1257/96, Verordening
(EG) nr. 1406/2002 en EU-wetgeving betreffende actieprogramma's op het gebied
van gezondheid, binnenlandse zaken en justitie. Artikel 2 Toepassingsgebied 1.
Dit besluit is van toepassing op preventie- en paraatheidsmaatregelen
voor alle soorten rampen binnen de Unie en in de in artikel 28 bedoelde landen. 2.
Dit besluit is van toepassing op acties voor het
verlenen van bijstand bij de respons op de onmiddellijke nadelige gevolgen van
een grote ramp, ongeacht de aard van die ramp, binnen of buiten de Unie, wanneer
overeenkomstig dit besluit een daartoe strekkend verzoek wordt gedaan. 3.
In dit besluit wordt rekening gehouden met de
speciale behoeften van geïsoleerde, ultraperifere en andere gebieden of
eilanden van de Unie in geval van een ramp. Artikel 3 Specifieke
doelstellingen 1.
In het kader van dit mechanisme worden acties
uitgevoerd ter ondersteuning, coördinatie of aanvulling van versterkte
samenwerking tussen de EU en de lidstaten voor het verwezenlijken van de
volgende specifieke doelstellingen: (a)
bereiken van een hoog niveau van bescherming tegen
rampen door de gevolgen ervan te voorkomen of te verminderen en een
preventiecultuur te bevorderen; (b)
vergroten van de rampenparaatheid van de Unie; (c)
bevorderen van een snelle en efficiënte respons bij
grote rampen of de dreiging daarvan. 2.
De mate van vooruitgang met betrekking tot de in
lid 1 genoemde specifieke doelstellingen wordt beoordeeld aan de hand van onder
meer de volgende indicatoren: (a)
de vooruitgang in de implementatie van het
rampenpreventiekader wordt afgemeten aan het aantal lidstaten dat beschikt over
rampenbeheersplannen als bedoeld in artikel 4; (b)
de vooruitgang in het vergroten van de
rampenparaatheid wordt afgemeten aan het aantal responscapaciteiten dat
beschikbaar is voor noodhulp in het kader van het mechanisme en aan de mate van
interoperabiliteit daarvan; (c)
de vooruitgang in het verbeteren van de respons op
rampen wordt afgemeten aan de snelheid waarmee acties in het kader van het
mechanisme worden uitgevoerd, de mate van coördinatie tussen die acties en de
mate waarin de verleende bijstand beantwoordt aan de behoeften in het veld. Deze
indicatoren worden waar nodig gebruikt voor het monitoren en evalueren van
resultaten. Artikel 4 Definities In dit besluit wordt verstaan onder 1.
"ramp": elke situatie die nadelige
gevolgen voor mensen, het milieu of eigendommen heeft of kan hebben; 2.
"grote ramp": elke situatie die nadelige
gevolgen voor mensen, het milieu of eigendommen heeft of kan hebben en
aanleiding kan zijn tot een verzoek om bijstand in het kader van het
mechanisme; 3.
"respons": elke actie die tijdens of na
een grote ramp in het kader van het mechanisme wordt ondernomen om de
onmiddellijke nadelige gevolgen daarvan te bestrijden; 4.
"paraatheid": een door middel van vooraf
ondernomen actie bereikte staat van gereedheid en capaciteit aan menselijke en
materiële middelen waardoor snel en doeltreffend op een noodsituatie kan worden
gereageerd; 5.
"preventie": elke actie gericht op het
verminderen van risico's voor en/of voorkomen van schade aan mensen, het milieu
of eigendommen als gevolg van een ramp; 6.
"vroegtijdige waarschuwing": de tijdige
en doeltreffende verstrekking van informatie waardoor maatregelen kunnen worden
genomen om risico's te voorkomen of te verminderen en de paraatheid voor een
doeltreffende respons te waarborgen; 7.
"module": een zelfvoorzienend en
autonoom, vooraf omschreven en taak- en behoeftegericht, samenstel van capaciteiten
van de lidstaten of een mobiel operationeel team van de lidstaten dat een
combinatie van menselijke en materiële middelen is en kan worden beschreven in
termen van interventie‑ en uitvoeringscapaciteit; 8.
"risicobeoordeling": algemeen
sectoroverschrijdend proces van het in kaart brengen, analyseren en beoordelen
van risico's ten behoeve van beoordelingen op nationaal niveau; 9.
"risicobeheersplan": planningsinstrument
dat door een lidstaat wordt opgesteld om zicht te krijgen op risico's en de
gevolgen daarvan en dat wordt gebruikt voor het ontwikkelen, selecteren en
uitvoeren van maatregelen voor een kosteneffectieve reductie van, aanpassing
aan of mitigatie van die risico's en gevolgen, alsook voor het ontwikkelen van
een kader waarbinnen verschillende sector- of risicospecifieke
beheersinstrumenten in een gemeenschappelijk algemeen plan kunnen worden
geïntegreerd; 10.
"gastlandsteun": elke actie die in de
paraatheids- en responsfase wordt ondernomen door een land dat internationale
bijstand ontvangt of een doorvoerland om voorzienbare belemmeringen voor de
levering en het gebruik van die bijstand weg te nemen; 11.
"responscapaciteit": bijstand die via het
mechanisme op verzoek kan worden verstrekt, zoals modules, uitrusting,
hulpgoederen, expertise en diensten. HOOFDSTUK II Preventie Artikel 5 Preventieacties Voor het
verwezenlijken van de preventiedoelstellingen en -acties neemt de Commissie de
volgende maatregelen: (a)
verbeteren van de kennisbasis betreffende
rampenrisico's en vergemakkelijken van de uitwisseling van kennis, informatie
en beste praktijken; (b)
ondersteunen en bevorderen van risicobeoordeling en
-inventarisatie door de lidstaten; (c)
opstellen en regelmatig actualiseren van een
overzicht van natuurlijke en menselijke risico's waarmee de Unie met het oog op
de toekomstige gevolgen van klimaatverandering te maken kan krijgen; (d)
bevorderen en ondersteunen van de ontwikkeling en
uitvoering van nationale risicobeheersplannen, onder meer door inhoudelijke richtsnoeren
en zo nodig adequate prikkels; (e)
bewustmaken van het belang van risicopreventie en
ondersteunen van lidstaten bij het geven van voorlichting en opleiding aan en bewustmaking
van het grote publiek; (f)
ondersteunen van lidstaten en de in artikel 28 bedoelde
derde landen bij het voorkomen van grote rampen; (g)
uitvoeren van aanvullende preventietaken die
noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de in artikel 3, lid 1, onder a),
genoemde doelstellingen. Artikel 6 Risicobeheersplannen 1.
Met het oog op effectieve samenwerking in het kader
van het mechanisme delen de lidstaten de Commissie hun risicobeheersplannen mee. 2.
Bij het opstellen van de risicobeheersplannen wordt
rekening gehouden met nationale en andere relevante risicobeoordelingen en
gestreefd naar samenhang met andere relevante plannen die in de betreffende
lidstaat zijn vastgesteld. 3.
De lidstaten zorgen ervoor dat hun
risicobeheersplannen uiterlijk eind 2016 gereed zijn en dat de Commissie dan
beschikt over de meest actuele versie van die plannen. HOOFDSTUK III Paraatheid Artikel 7 Algemene
paraatheidsacties van de Commissie De Commissie voert de volgende acties uit in
verband met de paraatheid: (a)
oprichten en beheren van het Europees Centrum voor
respons in noodsituaties (ERC), waarvan de capaciteit voldoende zal zijn om
vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week operationeel te zijn en dat ten
dienste zal staan van de lidstaten en de Commissie ten behoeve van het
mechanisme; (b)
beheren van een gemeenschappelijk noodcommunicatie-
en informatiesysteem (CECIS), dat het ERC en de nationale contactpunten in
staat stelt om met elkaar te communiceren en informatie uit te wisselen; (c)
bijdragen tot de ontwikkeling van systemen voor de opsporing
van en vroegtijdige waarschuwing voor rampen om in voorkomend geval snel te
kunnen reageren, en bevorderen van de koppeling van die systemen aan elkaar en
aan het ERC en het CECIS. Bij de verdere ontwikkeling van die systemen moet
rekening worden gehouden met en worden voortgebouwd op bestaande en toekomstige
bronnen en systemen voor informatievergaring, monitoring en opsporing; (d)
ontwikkelen en in stand houden van de noodzakelijke
capaciteit om in voorkomend geval zo snel mogelijk teams van deskundigen te kunnen
mobiliseren en uit te zenden voor het –
vaststellen van de behoeften van de staat die om
bijstand verzoekt, –
zo nodig helpen met het ter plaatse coördineren van
noodhulpoperaties en, waar nodig en gepast, onderhouden van de contacten met de
bevoegde instanties van de verzoekende staat, –
ondersteunen van de verzoekende staat met expertise
op het gebied van preventie-, paraatheids- of responsacties; (e)
ontwikkelen en handhaven van de capaciteit voor het
verstrekken van logistieke steun en bijstand aan deskundigenteams, modules en
andere responscapaciteiten die in het kader van het mechanisme kunnen worden
ingezet, alsook aan andere actoren in het veld; (f)
verlenen van bijstand aan de lidstaten bij het
vooraf opslaan van responscapaciteit voor noodsituaties in logistieke
knooppunten binnen de Unie; (g)
uitvoeren van andere ondersteunende en aanvullende
acties die in het kader van het mechanisme noodzakelijk zijn voor het bereiken
van de in artikel 3, lid 1, onder b), omschreven doelstelling. Artikel
8 Modules 1.
De lidstaten werken aan de ontwikkeling van modules,
met name om in het kader van het mechanisme tegemoet te komen aan prioritaire
interventie- of ondersteuningsbehoeften. 2.
De modules zijn samengesteld uit de middelen van
een of meer lidstaten. De modules zijn in staat om vooraf omschreven
responstaken uit te voeren overeenkomstig erkende internationale richtlijnen en
kunnen bijgevolg op zeer korte termijn worden uitgezonden en zij zijn in staat
om gedurende een bepaalde periode op zelfvoorzienende en autonome wijze te werken. De modules zijn interoperabel met andere modules. Zij
volgen een opleiding en doen oefeningen om te kunnen voldoen aan de eisen
inzake interoperabiliteit en worden onder het gezag gesteld van een persoon die
verantwoordelijk is voor hun optreden. De modules zijn in staat bijstand te verlenen aan
andere EU-organen en/of internationale organisaties, met name de Verenigde
Naties. 3.
De Commissie ondersteunt maatregelen voor het
verbeteren van de interoperabiliteit van de modules en houdt daarbij rekening
met de beste werkwijzen op lidstaat- en internationaal niveau. Artikel 9 Algemene
paraatheidsacties van lidstaten 1.
De lidstaten wijzen van te voren de modules of
andere capaciteiten aan die binnen hun bevoegde diensten, in het bijzonder hun
civielebeschermings- en andere nooddiensten, beschikbaar zijn voor interventies,
dan wel op zeer korte termijn kunnen worden samengesteld, en in de regel binnen
twaalf uur na een verzoek om bijstand kunnen worden uitgezonden. De
samenstelling van modules of andere capaciteiten is afhankelijk van het soort
ramp en de specifieke behoeften die daardoor ontstaan. 2.
De lidstaten wijzen van te voren de deskundigen aan
die als onderdeel van een deskundigenteam kunnen worden uitgezonden, zoals
omschreven in artikel 7, onder d). 3.
De lidstaten overwegen om zo nodig ook andere
interventiesteun te verschaffen waarvoor de middelen bij de bevoegde diensten
beschikbaar zijn, zoals gespecialiseerd personeel of speciaal materieel voor de
bestrijding van rampen die om een specifieke aanpak vragen, onder meer ten
behoeve van artikel 16, lid 7, en een beroep te doen op middelen van
niet-gouvernementele organisaties en andere relevante entiteiten. 4.
De lidstaten kunnen, met inachtneming van passende
veiligheidswaarborgen, informatie verstrekken over relevante militaire capaciteit
die in laatste instantie kan worden gebruikt als onderdeel van de bijstand die
in het kader van het mechanisme wordt verstrekt, zoals vervoer en logistieke of
medische ondersteuning. 5.
De lidstaten verstrekken de Commissie relevante
informatie over de deskundigen, modules en andere interventiesteun als bedoeld
in de leden 1 tot en met 4 en actualiseren deze informatie onverwijld wanneer
dat nodig is. 6.
De lidstaten wijzen de contactpunten aan en stellen
de Commissie daarvan in kennis. 7.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om in
voorkomend geval gastlandsteun te kunnen verlenen. 8.
De lidstaten nemen, desgewenst met steun van de
Commissie, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de door hen aangeboden
hulpmiddelen tijdig worden vervoerd. Artikel 10 Planning
van operaties 1.
De Commissie en de lidstaten werken samen aan het
verbeteren van de planning van responsoperaties in het kader van het mechanisme.
Daartoe (a)
stelt de Commissie referentiescenario's op voor
rampen binnen en buiten de Unie, in samenwerking met de lidstaten, waarbij
rekening wordt gehouden met de in artikel 6 bedoelde risicobeheersplannen; (b)
inventariseren de lidstaten, ten behoeve van de
referentiescenario's, de essentiële bestaande capaciteiten die beschikbaar
kunnen worden gemaakt voor responsacties in het kader van het mechanisme, en
delen zij het resultaat hiervan mee aan de Commissie; (c)
ontwikkelt de Commissie, in samenwerking met de
lidstaten, noodplannen voor de inzet van deze capaciteiten, waaronder vervoercapaciteit,
en herziet zij deze plannen op basis van de lessen die zijn geleerd van
noodsituaties en oefeningen. 2.
De Commissie en de lidstaten voorzien in het
vaststellen en waarborgen van synergie tussen bijstand in natura en financiële
middelen voor humanitaire hulp die door de Unie en de lidstaten worden
verstrekt bij het plannen van responsoperaties buiten de Unie. Artikel 11 Europese
responscapaciteit voor noodsituaties 1.
Er wordt een Europese responscapaciteit voor
noodsituaties ontwikkeld, in de vorm van een vrijwillige pool van vooraf
vastgelegde responscapaciteiten van lidstaten. 2.
Op basis van referentiescenario's bepaalt de
Commissie, in samenwerking met de lidstaten, het soort en aantal capaciteiten
dat nodig is voor de Europese responscapaciteit voor noodsituaties (hierna
"capaciteitsdoelen" genoemd). 3.
De Commissie stelt kwaliteitseisen vast voor de
capaciteiten die voor de Europese responscapaciteit voor noodsituaties worden
vastgelegd. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van deze
capaciteiten. 4.
De Commissie stelt een proces vast voor de
certificatie en registratie van de capaciteiten die de lidstaten beschikbaar
stellen voor de Europese responscapaciteit voor noodsituaties en voert het
beheer over dit proces. 5.
De lidstaten inventariseren en registreren op
vrijwillige basis de capaciteiten die zij voor de Europese responscapaciteit
voor noodsituaties vastleggen. Multinationale modules die worden geleverd door
twee of meer lidstaten, worden door de betrokken lidstaten gezamenlijk
geregistreerd. 6.
De capaciteiten die ten behoeve van de Europese
responscapaciteit voor noodsituaties worden geregistreerd, worden beschikbaar gesteld
voor responsoperaties in het kader van het mechanisme wanneer de Commissie, via
het ERC, een daartoe strekkend verzoek doet. Wanneer een lidstaat deze
capaciteiten in een specifieke noodsituatie om dwingende redenen niet
beschikbaar kan stellen, dient hij de Commissie daar zo spoedig mogelijk van in
kennis te stellen, met opgave van redenen. 7.
Wanneer de capaciteiten worden ingezet, blijven zij
onder het commando en de leiding van de lidstaten staan. De Commissie draagt
zorgt voor de coördinatie van de verschillende capaciteiten via het ERC. Zolang
capaciteiten niet worden ingezet bij acties in het kader van het mechanisme,
blijven zij beschikbaar voor de nationale doeleinden van de lidstaten. 8.
De lidstaten en de Commissie zorgen voor gepaste zichtbaarheid
van de interventies van de Europese responscapaciteit voor noodsituaties. Artikel 12 Dichten
van capaciteitshiaten 1.
De Commissie bewaakt de vooruitgang bij het
realiseren van de capaciteitsdoelen en stelt in samenwerking met de lidstaten
vast of er hiaten zijn in de Europese responscapaciteit voor noodsituaties. 2.
De Commissie ondersteunt de lidstaten bij hun
inspanningen om capaciteitshiaten op de meest geschikte en kosteneffectieve
manier te dichten, onder meer door a) het ondersteunen van geïnteresseerde
lidstaten bij het ontwikkelen van responscapaciteiten die niet, of onvoldoende,
beschikbaar zijn binnen de Europese responscapaciteit voor noodsituaties; b) het ontwikkelen van responscapaciteiten
op EU-niveau, wanneer die capaciteiten op dat niveau kosteneffectiever kunnen
worden ontwikkeld, die dienst kunnen doen als een gemeenschappelijke buffer
tegen gedeelde risico's. 3.
Overeenkomstig dit artikel ontwikkelde capaciteiten
staan onder het gezag en beheer van de betrokken lidstaten. De Commissie
ontwikkelt modellen voor overeenkomsten tussen haar en de betrokken lidstaten. De
lidstaten die de capaciteiten onder hun beheer hebben, zijn ervoor
verantwoordelijk dat zij overeenkomstig nationale procedures worden
geregistreerd. 4.
Deze capaciteiten maken deel uit van de Europese
responscapaciteit voor noodsituaties. Zij worden beschikbaar gesteld voor
responsoperaties in het kader van het mechanisme als de Commissie via het ERC
een daartoe strekkend verzoek doet. Wanneer de capaciteiten niet in het kader
van het mechanisme worden gebruikt, zijn zij beschikbaar voor de nationale
doeleinden van de lidstaten die er het beheer over voeren. 5.
De lidstaten en de Commissie zorgen voor gepaste
zichtbaarheid van de capaciteiten die overeenkomstig dit artikel zijn
ontwikkeld. 6.
De Commissie informeert het Europees Parlement en
de Raad om de twee jaar over de vooruitgang met betrekking tot de verwezenlijking
van de capaciteitsdoelen en het dichten van de hiaten in de Europese
responscapaciteit voor noodsituaties. 7.
De Commissie kan bij uitvoeringshandelingen de
volgende modaliteiten vaststellen voor de ontwikkeling, het beheer, de
handhaving en de beschikbaarstelling, via het mechanisme, van deze capaciteiten
aan alle lidstaten: (a)
modaliteiten voor het ondersteunen van lidstaten
bij het ontwikkelen van responscapaciteiten die anders niet, of onvoldoende,
beschikbaar zijn binnen de Europese responscapaciteit voor noodsituaties; (b)
modaliteiten voor het ontwikkelen van
responscapaciteiten op EU-niveau om dienst te doen als gemeenschappelijke
buffer tegen gedeelde risico's; (c)
modaliteiten voor het beheer en de handhaving van
de onder a) en b) genoemde capaciteiten; (d)
modaliteiten betreffende de wijze waarop de onder
a) en b) genoemde capaciteiten via het mechanisme aan de lidstaten beschikbaar
worden gemaakt. 8.
Bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 31, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 13 Opleiding,
geleerde lessen en kennisverspreiding 1.
De Commissie voert op het gebied van opleiding,
geleerde lessen en kennisverspreiding de volgende taken uit: (a)
opzetten van een opleidingsprogramma en -netwerk
voor civielebeschermings- en ander personeel voor rampenbeheersing betreffende
rampenpreventie, ‑paraatheid en -respons, met het oog op het verbeteren
van de coördinatie, compatibiliteit en complementariteit van de modules en
andere in de artikelen 8, 9 en 11 bedoelde capaciteiten en van de vaardigheden
van de in artikel 7, onder d), bedoelde deskundigen. Het programma bestaat
onder meer uit gezamenlijke cursussen en oefeningen en een systeem voor de
uitwisseling van deskundigen waarbij individuele personen naar een andere
lidstaat worden gedetacheerd; (b)
opstellen van richtsnoeren voor opleidingen
betreffende civiele bescherming op internationaal en EU-niveau, waaronder opleidingen
in preventie, paraatheid en respons; (c)
organiseren en ondersteunen van workshops, seminars
en proefprojecten over belangrijke aspecten van preventie, paraatheid en
respons; (d)
opzetten van een programma van
de lessen die zijn geleerd uit de interventies, oefeningen en opleidingen die
in het kader van het mechanisme zijn uitgevoerd, onder meer met betrekking tot relevante
aspecten van preventie, paraatheid en respons, en het
verspreiden en, voor zover van toepassing, in praktijk brengen van die lessen; (e)
stimuleren van de invoering en toepassing van
nieuwe technologieën ten behoeve van het mechanisme. 2.
Op verzoek van een lidstaat, derde land, de
Verenigde Naties of een VN-organisatie kan de Commissie het verstrekken van
advies over preventie- en paraatheidsmaatregelen ondersteunen door het
uitzenden van een deskundigenteam. HOOFDSTUK IV Respons Artikel 14 Kennisgeving
van grote rampen binnen de Unie 1.
Wanneer binnen de Unie een grote ramp plaatsvindt
of dreigt plaats te vinden met grensoverschrijdende of mogelijk
grensoverschrijdende effecten, stelt de lidstaat waar die ramp heeft
plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden de Commissie en andere lidstaten die
mogelijk door die ramp worden getroffen daarvan onverwijld in kennis. De eerste alinea is niet van toepassing indien aan
de verplichting tot kennisgeving reeds is voldaan op grond van relevante EU- of
Euratom-wetgeving of bestaande internationale overeenkomsten. 2.
Wanneer binnen de Unie een grote ramp plaatsvindt
of dreigt plaats te vinden die kan leiden tot een verzoek om bijstand van één
of meer lidstaten, brengt de lidstaat waar de ramp heeft plaatsgevonden of dreigt
plaats te vinden de Commissie er onverwijld van op de hoogte wanneer een
mogelijk verzoek om bijstand via het ERC kan worden verwacht, zodat de Commissie
zo nodig de overige lidstaten kan inlichten en haar bevoegde diensten in staat
van paraatheid kan brengen. 3.
De in de leden 1 en 2 bedoelde kennisgevingen
gebeuren zo nodig via het CECIS. Artikel 15 Respons
bij grote rampen binnen de Unie 1.
Wanneer binnen de Unie een grote ramp plaatsvindt
of dreigt plaats te vinden kan een lidstaat via het ERC om bijstand verzoeken. Dit
verzoek dient zo concreet mogelijk te zijn. 2.
In situaties waarin sprake is van een verhoogd
risico, kan een lidstaat ook verzoeken om bijstand in de vorm van het vooraf,
voor beperkte duur, opslaan van responscapaciteit. 3.
Na ontvangst van een verzoek om bijstand gaat de
Commissie onverwijld over tot, voor zover van toepassing, (a)
doorzenden van het verzoek naar de contactpunten
van de andere lidstaten; (b)
verzamelen van gevalideerde informatie over de ramp
en het doorgeven van die informatie aan de lidstaten; (c)
voorstellen van een responsplan op basis van de
behoeften ter plaatse en vooraf ontwikkelde noodplannen en doen van een verzoek
aan de lidstaten om specifieke capaciteiten van de Europese responscapaciteit voor
noodsituaties overeenkomstig het plan in te zetten; (d)
vergemakkelijken van de mobilisatie van teams,
deskundigen, modules en andere interventiesteun dan die welke voor de Europese
responscapaciteit voor noodsituaties beschikbaar is gesteld; (e)
uitvoeren van aanvullende taken die nodig zijn voor
het bereiken van de in artikel 3, lid 1, onder c), omschreven doelstelling. 4.
Een lidstaat die om bijstand wordt verzocht,
bepaalt onverwijld of hij de vereiste bijstand kan geven en stelt de
verzoekende lidstaat daar via het CECIS van in kennis, met vermelding van de
omvang en de voorwaarden van de bijstand die kan worden gegeven. Het ERC houdt
de lidstaten op de hoogte. 5.
De verzoekende lidstaat heeft de leiding over de
bijstandsinterventies. De autoriteiten van de verzoekende lidstaat stellen
richtsnoeren vast voor en bakenen de eventuele grenzen af van de taken waarvoor
interventiemodules en andere capaciteiten worden ingezet. De uitvoeringsdetails
van deze taken vallen onder de verantwoordelijkheid van de daartoe door de
bijstandverlenende lidstaat aangewezen persoon. De verzoekende lidstaat kan ook
verzoeken om de inzet van een deskundigenteam dat helpt bij de situatie- en
behoeftenanalyse of het verzorgen van de coördinatie ter plaatse (tussen de
teams van de lidstaten), technische bijstand verschaft of ondersteuning biedt
bij het uitvoeren van eventuele andere taken. 6.
De verzoekende lidstaat neemt de nodige maatregelen
voor het verlenen van gastlandsteun. Artikel 16 Bevorderen
van samenhang in de respons op grote rampen buiten de Unie 1.
Wanneer buiten de Unie een grote ramp plaatsvindt
of dreigt plaats te vinden kan het getroffen land, de Verenigde Naties, een VN-organisatie
of een andere relevante internationale organisatie via het ERC om bijstand
verzoeken. 2.
De Commissie bevordert de samenhang in de
bijstandverlening met de volgende acties: (a)
onderhouden van een permanente dialoog met de
contactpunten van de lidstaten om ervoor te zorgen dat via het mechanisme een
effectieve en samenhangende Europese bijdrage wordt geleverd aan de algehele
noodhulpinspanning, in het bijzonder door –
de lidstaten onverwijld in kennis te stellen van de
volledige inhoud van bijstandsverzoeken, –
het ondersteunen van een gemeenschappelijke situatie-
en behoeftenanalyse, verstrekken van technische bijstand en/of faciliteren van
de bijstandcoördinatie ter plaatse door een deskundigenteam dat ter plaatse
aanwezig is, –
het delen van relevante evaluaties en analyses met
alle relevante actoren, –
het verstrekken van een overzicht van de bijstand
die door lidstaten en andere actoren wordt aangeboden, –
het verstrekken van advies over het soort bijstand
dat nodig is, zodat de verleende bijstand in overeenstemming is met de behoefteanalyses, –
het verlenen van bijstand bij het oplossen van
praktische moeilijkheden bij de aanvoer van hulp, op terreinen zoals doorvoer
en douane; (b)
onmiddellijk een responsplan voorstellen dat is
gebaseerd op de behoeften ter plaatse en vooraf ontwikkelde noodplannen en de
lidstaten verzoeken om specifieke capaciteiten van de Europese
responscapaciteit voor noodsituaties overeenkomstig het plan in te zetten; (c)
onderhouden van contacten met het getroffen derde
land over technische details, zoals de precieze behoefte aan bijstand, de
aanvaarding van aangeboden bijstand en de praktische regeling van de lokale
ontvangst en distributie van de bijstand; (d)
onderhouden van contacten of samenwerken met het
Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde
Naties (VN-OCHA), indien aanwezig, en andere relevante actoren die bijdragen tot
de algehele noodhulpinspanning, om te komen tot maximale synergie en
complementariteit en om overlappingen en lacunes te voorkomen; (e)
onderhouden van contacten met alle relevante actoren,
met name in de eindfase van de bijstandsinterventie in het kader van het
mechanisme, om een probleemloze overdracht te bevorderen. 3.
Onverminderd de rol van de Commissie zoals
omschreven in lid 2 en de noodzaak van een onmiddellijke operationele respons
in het kader van het mechanisme, stelt de Commissie de Europese Dienst voor
extern optreden onmiddellijk van de activering van het mechanisme op de hoogte,
zodat deze ervoor kan zorgen dat de
civielebeschermingsoperatie consistent is met de algemene betrekkingen van de Unie
met het getroffen land. 4.
Ter plaatse verlopen de contacten met de regering
van het getroffen land via de EU-delegatie. Zo nodig verstrekt de EU-delegatie
logistieke steun aan de deskundigenteams als bedoeld in lid 2, onder a), tweede
streepje. 5.
Een lidstaat die om bijstand wordt verzocht,
bepaalt onverwijld of hij de vereiste bijstand kan geven en stelt het ERC daar
via het CECIS van in kennis, met vermelding van de omvang en de voorwaarden van
de bijstand die kan worden gegeven. Het ERC houdt de lidstaten op de hoogte. 6.
Interventies als bedoeld in dit artikel kunnen
hetzij als autonome bijstandsinterventie, hetzij als bijdrage aan een door een
internationale organisatie geleide interventie worden uitgevoerd. De
EU-coördinatie wordt volledig geïntegreerd in de algemene coördinatie door het
VN-OCHA, indien aanwezig, waarbij de leidende rol van deze organisatie in acht
wordt genomen. 7.
In het kader van het mechanisme kan bij een grote
ramp in een derde land ook steun worden verleend voor consulaire bijstand aan
EU-burgers die zich in dat land bevinden, indien daartoe een verzoek wordt
gedaan door (a)
de consulaire autoriteiten van een lidstaat, voor
de burgers van die lidstaat; (b)
de leidende staat of de lidstaat die de bijstand
coördineert, voor alle burgers van de Unie. Om
deze steun kan met name worden verzocht voor niet-vertegenwoordigde burgers van
de Unie, in de zin van Richtlijn 2012/X/EU van de Raad[36]. 8.
De Commissie kan zo nodig en op basis van de
concrete omstandigheden aanvullende taken uitvoeren om te zorgen voor samenhang
in de bijstandverlening. 9.
De coördinatie via het mechanisme doet geen afbreuk
aan bilaterale contacten tussen lidstaten en het getroffen land, noch aan de samenwerking
tussen lidstaten en de Verenigde Naties. Dergelijke bilaterale contacten kunnen
worden gebruikt voor het bevorderen van de coördinatie via het mechanisme. 10.
De rol van de Commissie als beschreven in dit
artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de
lidstaten voor hun teams, modules en andere ondersteuning, waaronder militaire
vermogens. Meer in het bijzonder behelst de door de Commissie aangeboden steun
voor het bevorderen van samenhang niet het geven van orders aan de teams,
modules en andere ondersteuning van de lidstaten, die op vrijwillige basis
worden ingezet in overeenstemming met de coördinatie op het niveau van het
hoofdkwartier en ter plaatse. 11.
Er wordt gestreefd naar synergie met andere
EU-instrumenten, in het bijzonder de acties die worden gefinancierd krachtens
Verordening (EG) nr. 1257/96. 12.
Lidstaten die bijstand als bedoeld in lid 1
verstrekken, houden het ERC volledig op de hoogte van hun activiteiten. 13.
De teams en modules van de lidstaten die ter
plaatse deelnemen aan de interventie in het kader van het mechanisme onderhouden
nauwe contacten met het ERC en de deskundigenteams ter plaatse, als bedoeld in
lid 2, onder a), tweede streepje. Artikel
17 Ondersteuning
op locatie 1.
De Commissie kan in geval van een grote ramp binnen
de Unie een deskundigenteam selecteren, aanwijzen en uitzenden dat is
samengesteld uit deskundigen die zijn geleverd door de lidstaten, de Commissie,
diensten of agentschappen van de Unie, het VN-OCHA of andere internationale
organisaties, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de missie, hetzij op
grond van artikel 15, lid 5, of op een verzoek om preventie- en paraatheidsexpertise
als bedoeld in artikel 13, lid 2. 2.
Lid 1 is tevens van toepassing wanneer de Commissie
ondersteuning biedt voor een gemeenschappelijke situatie- en behoeftenanalyse en/of
de bijstandcoördinatie ter plaatse vergemakkelijkt door het uitzenden van een
deskundigenteam als bedoeld in artikel 16, lid 2, onder a), tweede streepje. 3.
De procedure voor de selectie en benoeming van
deskundigen verloopt als volgt: (a)
De lidstaten wijzen deskundigen aan die onder hun
verantwoordelijkheid vallen en die kunnen worden ingezet als onderdeel van een
deskundigenteam. (b)
De Commissie selecteert de deskundigen voor deze
teams en de teamleiders op basis van hun kwalificaties en ervaring, waaronder
de opleiding die zij in het kader van het mechanisme hebben gevolgd en ervaring
met eerdere missies in het kader van het mechanisme en ander internationaal
hulpverleningswerk. De selectie wordt tevens gebaseerd op andere criteria,
zoals talenkennis, teneinde ervoor te zorgen dat de teams als geheel beschikken
over de vaardigheden die nodig zijn voor een specifieke situatie. 4.
Wanneer een deskundigenteam wordt uitgezonden, bevordert
het de coördinatie tussen de interventieteams van de lidstaten en onderhoudt
het de contacten met de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat. Het ERC
onderhoudt nauwe contacten met het team en geeft sturing en logistieke en
andere ondersteuning. 5.
Waar nodig kan de Commissie de beschikbare middelen
voor logistieke steun en bijstand inzetten voor het ondersteunen van
deskundigenteams, modules van lidstaten en andere responscapaciteiten die
in het kader van het mechanisme worden ingezet. Artikel 18 Vervoer 1.
De Commissie kan de lidstaten ondersteunen bij het
verkrijgen van toegang tot uitrusting en vervoermiddelen door het (a)
verstrekken en delen van informatie over uitrusting
en vervoermiddelen die door de lidstaten beschikbaar kunnen worden gesteld,
teneinde de bundeling van dergelijke uitrusting en vervoermiddelen te vergemakkelijken; (b)
bijstaan van lidstaten bij het vaststellen van
vervoermiddelen die uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen
worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze vervoermiddelen; (c)
bijstaan van lidstaten bij het vaststellen van
uitrusting die uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen
worden verkregen. 2.
De Commissie kan de door lidstaten verstrekte
vervoermiddelen aanvullen door het financieren van aanvullende vervoermiddelen
die nodig zijn voor een snelle respons bij grote rampen. HOOFDSTUK V Financiële
bepalingen Artikel 19 Begrotingsmiddelen 1.
Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering
van dit besluit voor de periode 2014 tot en met 2020 bedraagt 513 miljoen euro
in lopende prijzen. 276 miljoen euro in lopende prijzen is afkomstig
van rubriek 3 ("Veiligheid en burgerschap") en 237 miljoen euro in
lopende prijzen is afkomstig van rubriek 4 ("De EU als mondiale
partner") van het financieel kader. 2.
Kredieten die het gevolg zijn van vergoedingen die
door begunstigden voor responsacties in noodsituaties zijn betaald, worden
beschouwd als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18, lid 2, van het
Financieel Reglement. 3.
De in lid 1 bedoelde financiële toewijzing is ook
bestemd voor uitgaven voor voorbereidings-, monitoring-, controle-, audit- en
evaluatieactiviteiten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het programma
en het bereiken van de doelstellingen ervan. Bedoelde uitgaven kunnen met name betrekking
hebben op studies, bijeenkomsten van deskundigen en voorlichtings- en
communicatieactiviteiten, waaronder de communicatie over de politieke
prioriteiten van de Europese Unie, voor zover deze verband houden met de
algemene doelstellingen van dit besluit, alsook uitgaven in verband met IT-netwerken
voor het verwerken en uitwisselen van informatie (inclusief de koppeling van
deze netwerken aan bestaande of toekomstige systemen die zijn of worden opgezet
voor het bevorderen van sectoroverschrijdende gegevensuitwisseling en daarmee
verband houdende apparatuur), en alle andere uitgaven voor technische en
administratieve bijstand die de Commissie voor het beheer van het programma
moet maken. Artikel 20 Algemene acties die in aanmerking komen voor financiële
bijstand De volgende algemene
acties komen in aanmerking voor financiële bijstand: (a)
studies, enquêtes, modellen en scenario's voor het vergemakkelijken
van de uitwisseling van kennis, beste praktijken en informatie en het
bevorderen van preventie, paraatheid en een doeltreffende respons; (b)
opleidingen, oefeningen, workshops,
uitwisseling van personeel en deskundigen, creëren van netwerken, demonstratieprojecten
en overdragen van technologie voor het bevorderen van preventie, paraatheid en
een doeltreffende respons; (c)
monitoring, beoordeling en evaluatie; (d)
voorlichting, opleiding en bewustmaking van het
grote publiek en daarmee verband houdende acties voor het verspreiden van
informatie, teneinde de gevolgen van rampen voor EU-burgers tot een minimum te
beperken en EU-burgers te helpen om zich doeltreffender te beschermen; (e)
opzetten van een programma van de lessen die zijn
geleerd uit interventies en oefeningen die in het kader van het mechanisme zijn
uitgevoerd, onder meer op terreinen die van belang zijn voor preventie en
paraatheid; (f)
communicatieacties en -maatregelen om de activiteiten
van de EU op het gebied van civiele bescherming, en meer in het bijzonder op
het terrein van rampenpreventie, -paraatheid en -respons, zichtbaarder te maken. Artikel 21 Preventie- en paraatheidsacties die in aanmerking komen
voor financiële bijstand De volgende preventie- en
paraatheidsacties komen in aanmerking voor financiële bijstand: (a)
opstellen van risicobeheersplannen en van een
risico-overzicht voor de gehele Unie; (b)
instaan voor de taken van het ERC, overeenkomstig
artikel 7, onder a), teneinde bij een grote ramp een snelle respons mogelijk te
maken; (c)
ontwikkelen en in stand houden van piekcapaciteit door
een netwerk van opgeleide deskundigen van de lidstaten die op korte termijn
beschikbaar kunnen worden gesteld voor monitoring-, informatie- en coördinatietaken
van het ERC; (d)
opzetten en onderhouden van het CECIS en van andere
instrumenten voor communicatie en informatie-uitwisseling tussen het ERC, de
contactpunten van de lidstaten en andere deelnemers in het kader van het
mechanisme; (e)
bijdragen tot de ontwikkeling van systemen voor de opsporing
van en vroegtijdige waarschuwing voor rampen, teneinde een snelle respons
mogelijk te maken, en het bevorderen van de koppeling van die systemen aan
elkaar en aan het ERC en het CECIS. Hierbij moet rekening worden gehouden met
en voortgebouwd worden op bestaande en toekomstige bronnen en systemen voor
informatievergaring, monitoring en opsporing; (f)
plannen van responsoperaties in het kader van het
mechanisme, waaronder het ontwikkelen van referentiescenario's, het in kaart
brengen van capaciteiten en het opstellen van noodplannen; (g)
creëren en in stand houden van de Europese
responscapaciteit voor noodsituaties, als bedoeld in artikel 11. De financiële bijdrage van de Unie voor acties als
bedoeld in dit punt wordt verstrekt in de vorm van een bijdrage in de kosten
per eenheid, waarvan de hoogte afhankelijk is van het soort capaciteit, en
bedraagt ten hoogste 25 procent van de totale die voor financiering in
aanmerking komen; (h)
vaststellen en dichten van hiaten in de Europese
responscapaciteit voor noodsituaties, overeenkomstig artikel 12. Acties als bedoeld in dit punt moeten worden
gebaseerd op een grondige behoeften- en kosten-/batenanalyse per soort
capaciteit, waarbij rekening wordt gehouden met de waarschijnlijkheid en
gevolgen van de relevante risico's. De financiële bijdrage van de Unie voor
acties als bedoeld in dit punt bedraagt ten hoogste 85 procent van de
totale die voor financiering in aanmerking komen; (i)
zorgen voor de beschikbaarheid van de noodzakelijke
logistieke capaciteiten voor het verlenen van technische bijstand en steun aan
de Europese responscapaciteit voor noodsituaties, deskundigenteams en andere
modules en responscapaciteiten die in het kader van het mechanisme worden
uitgezonden, alsook aan andere actoren in het noodgebied; (j)
verlenen van bijstand aan de lidstaten bij het
vooraf opslaan van noodhulpmiddelen op logistieke knooppunten binnen de Unie. Artikel 22 Responsacties die in aanmerking komen voor financiële
bijstand De volgende responsacties
komen in aanmerking voor financiële bijstand: (a)
uitzending van deskundigenteams, samen met de
noodzakelijke uitrusting, overeenkomstig artikel 17; (b)
inzet van de in artikel 21, onder g), h) en i)
bedoelde capaciteiten in geval van een grote ramp, op een daartoe strekkend
verzoek van de Commissie, via het ERC; (c)
ondersteuning van lidstaten bij het verkrijgen van
toegang tot uitrusting, vervoermiddelen en aanverwante logistiek, zoals
omschreven in artikel 23; (d)
andere ondersteunende en aanvullende acties die in
het kader van het mechanisme noodzakelijk zijn voor het bereiken van de in
artikel 3, lid 1, onder c), omschreven doelstelling. Artikel 23 Acties
in verband met uitrusting, vervoermiddelen en aanverwante logistiek 1.
De volgende acties komen in aanmerking voor financiële
bijstand voor het verschaffen van toegang tot uitrusting, vervoermiddelen en
aanverwante logistiek in het kader van het mechanisme: (a)
verstrekken en delen van informatie over uitrusting
en vervoermiddelen die door lidstaten beschikbaar kunnen worden gesteld, om het
bundelen van dergelijke uitrusting en vervoermiddelen te vergemakkelijken; (b)
bijstaan van lidstaten bij het vaststellen van
vervoermiddelen die uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen
worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze vervoermiddelen; (c)
bijstaan van lidstaten bij het vaststellen van uitrusting
die uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kan worden verkregen; (d)
financieren van vervoermiddelen en aanverwante
logistiek die nodig zijn voor een snelle respons op grote rampen. Dergelijke
acties komen alleen in aanmerking voor financiële steun als aan de volgende
criteria is voldaan: ·
in het kader van het mechanisme is een verzoek om
bijstand gedaan, overeenkomstig de artikelen 15 en 16; ·
de aanvullende vervoermiddelen zijn nodig voor een
effectieve respons in het kader van het mechanisme; ·
de bijstand is in overeenstemming met de door het
ERC vastgestelde behoeften en wordt geleverd overeenkomstig de aanbevelingen van
het ERC betreffende technische specificaties, kwaliteit, tijdstip en
voorwaarden voor levering; ·
de bijstand is door het ontvangende land, de
Verenigde Naties, een VN-organisatie of een andere relevante internationale
organisatie aanvaard in het kader van het mechanisme; ·
de bijstand vormt een aanvulling, in het geval van
rampen in derde landen, op de totale humanitaire hulpverlening van de EU,
indien aanwezig. 2.
De financiële steun voor vervoermiddelen en
aanverwante logistiek bedraagt ten hoogste 85 procent van de totale die voor
financiering in aanmerking komen. Dit percentage kan oplopen tot 100 procent als
aan een van de volgende criteria is voldaan: (a)
de kosten houden verband met logistieke operaties
in vervoerknooppunten (zoals het laden en lossen van vracht en het huren van
opslagplaatsen); (b)
de kosten houden verband met lokaal vervoer en
zijn noodzakelijk voor het vergemakkelijken van het bundelen van capaciteiten
of voor een gecoördineerde levering van bijstand; (c)
de kosten houden verband met het vervoer van de in
artikel 21, onder g), h) en i) genoemde capaciteiten. 3.
In het geval van vervoer- en aanverwante logistieke
operaties waarbij meerdere lidstaten zijn betrokken, kan een van hen bij het aanvragen
van financiële steun het voortouw nemen en om steun voor de gehele operatie
vragen. 4.
Wanneer een lidstaat via het mechanisme om bijstand
vraagt, kan hij ook om financiële steun verzoeken voor vervoercapaciteiten
buiten zijn grondgebied. 5.
Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt om een
contract te sluiten voor de levering van vervoer- en aanverwante logistieke
diensten, kan de Commissie om een gedeeltelijke vergoeding van de kosten vragen
overeenkomstig de in de voorgaande leden vermelde financieringspercentages. Artikel 24 Begunstigden Financiële steun uit hoofde van dit besluit
kan worden verleend aan privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen. Artikel 25 Financieringsvormen en uitvoeringsprocedures 1.
De Commissie verleent de financiële bijstand van de
EU overeenkomstig het Financieel Reglement. 2.
Financiële bijstand uit hoofde van dit besluit kan
alle in het Financieel Reglement voorziene vormen aannemen, met name subsidies,
onkostenvergoedingen, overheidsopdrachten of bijdragen aan trustfondsen. 3.
Voor de uitvoering van dit besluit stelt de
Commissie jaarlijkse werkprogramma's vast, volgens de in artikel 31, lid 2,
bedoelde procedure, uitgezonderd voor acties die vallen
onder respons in noodsituaties als omschreven in hoofdstuk IV, die niet kunnen worden voorzien. Deze
werkprogramma's bevatten de doelstellingen, de verwachte resultaten, de uitvoeringsmethode
en het totale bedrag dat met de uitvoering is gemoeid. Ook bevatten zij een
beschrijving van de te financieren acties, een indicatie van het bedrag dat aan
elke actie wordt toegewezen en een indicatief tijdschema voor de uitvoering. Voor
subsidies worden de prioriteiten, de essentiële evaluatiecriteria en het
maximale medefinancieringspercentage vermeld. Artikel 26 Complementariteit en samenhang van het EU-optreden 1.
Acties waarvoor uit hoofde van dit besluit
financiële bijstand wordt verleend, komen niet in aanmerking voor steun uit
hoofde van andere financiële instrumenten van de EU. De Commissie ziet erop toe dat de aanvragers van
financiële bijstand uit hoofde van dit besluit en de begunstigden van die
bijstand, haar informatie verstrekken over financiële bijstand uit andere
bronnen, inclusief de algemene begroting van de EU, alsook over lopende
aanvragen voor het ontvangen van dergelijke bijstand. 2.
Er wordt gestreefd naar synergie en
complementariteit met andere EU-instrumenten. Bij optreden in derde landen
zorgt de Commissie voor complementariteit en samenhang van acties die uit
hoofde van dit besluit worden gefinancierd en acties die uit hoofde van
Verordening (EG) nr. 1257/96 worden gefinancierd. 3.
Indien bijstand uit hoofde van het mechanisme bijdraagt
aan breder humanitair optreden van de Unie in een noodsituatie, moeten acties
waarvoor financiële bijstand uit hoofde van dit besluit wordt ontvangen, in
overeenstemming zijn met de humanitaire beginselen als bedoeld in de Europese
consensus over humanitaire hulp. Artikel 27 Bescherming van de financiële belangen van de Unie 1.
De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor
te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde
acties de financiële belangen van de Unie worden gevrijwaard door de toepassing
van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige
activiteiten, door de uitvoering van doeltreffende controles en, indien
onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering van onverschuldigd betaalde
bedragen en, voor zover van toepassing, het opleggen van doeltreffende,
evenredige en afschrikkende sancties. 2.
De Commissie of haar vertegenwoordigers en de
Rekenkamer zijn bevoegd om alle begunstigden, contractanten en subcontractanten
die uit hoofde van dit besluit financiële middelen van de EU hebben ontvangen, aan
de hand van stukken en ter plaatse te controleren. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96
controles en verificaties ter plaatse uitvoeren bij de direct of indirect bij
de financiering betrokken economische subjecten om na te gaan of in verband met
een subsidieovereenkomst, subsidiebesluit of contract voor EU-financiering fraude,
corruptie of andere onwettige activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de
financiële belangen van de Unie zijn geschaad. Onverminderd de eerste en tweede alinea wordt in
samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties,
subsidieovereenkomsten, subsidiebesluiten en contracten die voortvloeien uit de
uitvoering van dit besluit uitdrukkelijk vermeld dat de Commissie, de Europese
Rekenkamer en OLAF bevoegd zijn om dergelijke controles en verificaties ter
plaatse uit te voeren. HOOFDSTUK VI Algemene bepalingen Artikel 28 Deelname
van derde landen en samenwerking met internationale organisaties 1. Het mechanisme staat open voor
deelname van (a)
lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA)
die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de
voorwaarden van de EER-Overeenkomst, en andere Europese landen wanneer
overeenkomsten en procedures dit bepalen; (b)
toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en
potentiële kandidaat-lidstaten overeenkomstig de algemene beginselen en
voorwaarden voor de deelname van die landen aan EU-programma's zoals vastgelegd
in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of
regelingen van gelijke strekking; 2. Financiële bijstand als bedoeld in artikel 20 en artikel 21,
onder a) en f), kan ook worden verleend aan landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid
vallen, alsook aan potentiële kandidaat-lidstaten die niet aan het mechanisme
deelnemen. 3. Internationale of regionale organisaties kunnen deelnemen aan
activiteiten in het kader van het mechanisme wanneer relevante bilaterale of
multilaterale overeenkomsten tussen deze organisaties en de Unie in die
mogelijkheid voorzien. Artikel 29 Bevoegde
autoriteiten Voor de toepassing van dit besluit wijzen de
lidstaten de bevoegde autoriteiten aan en stellen de Commissie daarvan in
kennis. Artikel 30 Uitvoeringshandelingen 1.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast betreffende
de (a)
werking van het ERC, zoals voorzien in artikel 7,
onder a); (b)
werking van het CECIS, zoals voorzien in artikel 7,
onder b); (c)
modaliteiten voor de deskundigenteams, zoals
voorzien in artikel 17, waaronder de selectievoorwaarden; (d)
voorwaarden voor het vaststellen van de modules,
zoals voorzien in artikel 8; (e)
voorwaarden voor de middelen die beschikbaar zijn
voor bijstandsinterventies, zoals voorzien in artikel 9; (f)
werking van de Europese responscapaciteit voor
noodsituaties, in de vorm van de vrijwillige pool, zoals voorzien in artikel 11;
(g)
modaliteiten voor het vaststellen en dichten van hiaten
in de Europese responscapaciteit voor noodsituaties, zoals voorzien in artikel 12; (h)
modaliteiten voor het opleidingsprogramma, zoals
voorzien in artikel 13; (i)
modaliteiten voor interventies binnen de Unie, zoals
voorzien in artikel 15, en voor interventies buiten de Unie, zoals voorzien in
artikel 16; (j)
modaliteiten voor vervoer, zoals voorzien in de
artikelen 18 en 23. 2.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 31, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 31 Comitéprocedure 1.
De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Het
betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van
Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien het comité geen advies
uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is
artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van
toepassing. Artikel 32 Evaluatie 1.
Acties waarvoor financiële bijstand wordt verleend,
worden regelmatig geëvalueerd teneinde de uitvoering ervan te bewaken. 2.
De Commissie evalueert de toepassing van dit
besluit en dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten
in: (a)
uiterlijk op 30 juni 2017 een tussentijds
evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en
kwantitatieve aspecten van de uitvoering van dit besluit; (b)
uiterlijk op 31 december 2018 een mededeling
betreffende de voortzetting van de uitvoering van dit besluit; (c)
uiterlijk op 31 december 2021 een verslag van de evaluatie
achteraf. De conclusies gaan zo nodig vergezeld van
voorstellen tot wijziging van dit besluit. HOOFDSTUK VII Slotbepalingen Artikel 33 Overgangsbepalingen 1.
Acties die vóór 1 januari 2014 op grond van
Beschikking 2007/162/EG, Euratom[37]
zijn aangevangen, zullen verder worden beheerd, voor zover van toepassing, op
basis van die beschikking. 2.
De lidstaten zorgen op nationaal niveau voor een
soepele overgang tussen de acties die zijn uitgevoerd in het kader van het
voorgaande financieel instrument voor civiele bescherming en die worden
uitgevoerd onder de nieuwe bepalingen van onderhavig besluit. Artikel 34 Intrekking De beschikkingen 2007/162/EG, Euratom en
2007/779 /EG, Euratom worden ingetrokken. De artikelen 1 tot en met 14 van
Beschikking 2007/162/EG, Euratom blijven van toepassing tot en met 31 december
2013, onverminderd het bepaalde in artikel 33, lid 1. Verwijzingen naar de ingetrokken beschikkingen
gelden als verwijzingen naar dit besluit en worden gelezen volgens de
concordantietabel in de bijlage. Artikel 35 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de twintigste
dag volgende op de ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De artikelen 19 tot en met 27 (financiële
bepalingen) zijn echter pas met ingang van 1 januari 2014 van
toepassing. Artikel 36 Addressaten Dit besluit is
gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE 1 Concordantietabel Beschikking 2007/162 EG, Euratom || Beschikking 2007/779 EG, Euratom || Onderhavig besluit Artikel 1, lid 1 || || _ Artikel 1, lid 2 || || Artikel 1, lid 4 Artikel 1, lid 3 || || _ Artikel 1, lid 4 || || Artikel 2, lid 3 || Artikel 1, lid 1 || _ || Artikel 1, lid 2, eerste alinea || Artikel 1, lid 2 || Artikel 1, lid 2, tweede alinea || Artikel 1, lid 6 Artikel 2, lid 1 || || Artikel 2, lid 1 Artikel 2, lid 2 || || Artikel 2, lid 2 Artikel 2, lid 3 || || Artikel 1, lid 7 || Artikel 2, lid 1 || _ || Artikel 2, lid 2 || Artikel 13, lid 1, onder a) || Artikel 2, lid 3 || Artikel 13, lid 1, onder c) || Artikel 2, lid 4 || Artikel 7, onder d) || Artikel 2, lid 5 || Artikel 7, onder a) || Artikel 2, lid 6 || Artikel 7, onder b) || Artikel 2, lid 7 || Artikel 7, onder c) || Artikel 2, lid 8 || Artikel 18, lid 1 || Artikel 2, lid 9 || Artikel 18, lid 2 || Artikel 2, lid 10 || Artikel 16, lid 7 || Artikel 2, lid 11 || _ Artikel 3 || Artikel 3 || Artikel 4 Artikel 4, lid 1 || || Artikel 20 Artikel 4, lid 2, onder a) || || Artikel 22, onder a) Artikel 4, lid 2, onder b) || || Artikel 22, onder c), en artikel 23, lid 1, onder a), b) en c) Artikel 4, lid 2, onder c) || || Artikel 23, lid 1, onder d) Artikel 4, lid 3 || || Artikel 23, lid 2 Artikel 4, lid 4 || || Artikel 30, lid 1, onder j) || Artikel 4, lid 1 || Artikel 9, lid 1 || Artikel 4, lid 2 || Artikel 9, lid 2 || Artikel 4, lid 3 || Artikel 8, leden 1 en 2 || Artikel 4, lid 4 || Artikel 9, lid 3 || Artikel 4, lid 5 || Artikel 9, lid 4 || Artikel 4, lid 6 || Artikel 9, lid 5 || Artikel 4, lid 7 || Artikel 9, lid 8 || Artikel 4, lid 8 || Artikel 9, lid 6 Artikel 5 || || Artikel 24 || Artikel 5, lid 1 || Artikel 7, onder a) || Artikel 5, lid 2 || Artikel 7, onder b) || Artikel 5, lid 3 || Artikel 7, onder c) || Artikel 5, lid 4 || Artikel 7, onder d) || Artikel 5, lid 5 || Artikel 13, lid 1, onder a) || Artikel 5, lid 6 || _ || Artikel 5, lid 7 || Artikel 13, lid 1, onder d) || Artikel 5, lid 8 || Artikel 13, lid 1, onder e) || Artikel 5, lid 9 || Artikel 18 || Artikel 5, lid 10 || Artikel 7, onder e) || Artikel 5, lid 11 || Artikel 7, onder g) Artikel 6, lid 1 || || Artikel 25, lid 1 Artikel 6, lid 2 || || Artikel 25, lid 2 Artikel 6, lid 3 || || Artikel 25, lid 3, tweede en derde zin Artikel 6, lid 4 || || Artikel 25, lid 3, tweede en derde zin Artikel 6, lid 5 || || Artikel 25, lid 3, eerste zin Artikel 6, lid 6 || || _ || Artikel 6 || Artikel 14 Artikel 7 || || Artikel 28, lid 1 || Artikel 7, lid 1 || Artikel 15, lid 1 || Artikel 7, lid 2 || Artikel 15, lid 3 || Artikel 7, lid 2, onder a) || Artikel 15, lid 3, onder a) || Artikel 7, lid 2, onder c) || Artikel 15, lid 3, onder b) || Artikel 7, lid 2, onder b) || Artikel 15, lid 3, onder d) || Artikel 7, lid 3, eerste en derde zin || Artikel 15, lid 4, en artikel 16, lid 5 || Artikel 7, lid 4 || Artikel 15, lid 5 || Artikel 7, lid 5 || _ || Artikel 7, lid 6 || Artikel 17, lid 4, eerste zin Artikel 8 || || Artikel 26 || Artikel 8, lid 1, eerste alinea || Artikel 16, lid 1 || Artikel 8, lid 1, tweede alinea || Artikel 16, lid 6, eerste zin || Artikel 8, lid 1, derde alinea || _ || Artikel 8, lid 1, vierde alinea || _ || Artikel 8, lid 2 || Artikel 16, lid 3 || Artikel 8, lid 3 || _ || Artikel 8, lid 4, onder a) || Artikel 16, lid 2, onder a) || Artikel 8, lid 4, onder b) || Artikel 16, lid 2, onder c) || Artikel 8, lid 4, onder c) || Artikel 16, lid 2, onder d) || Artikel 8, lid 4, onder d) || Artikel 16, lid 2, onder e) || Artikel 8, lid 5 || Artikel 16, lid 8 || Artikel 8, lid 6, eerste alinea || Artikel 17, lid 1, en artikel 3, onder b) || Artikel 8, lid 6, tweede alinea || Artikel 17, lid 4, tweede zin || Artikel 8, lid 7, eerste alinea || _ || Artikel 8, lid 7, tweede alinea || Artikel 16, lid 6, tweede zin || Artikel 8, lid 7, derde alinea || Artikel 16, lid 9 || Artikel 8, lid 7, vierde alinea || Artikel 16, lid 11 || Artikel 8, lid 7, vijfde alinea || _ || Artikel 8, lid 8 || Artikel 16, lid 10 || Artikel 8, lid 9, onder a) || Artikel 16, lid 12 || Artikel 8, lid 9, onder b) || Artikel 16, lid 13 Artikel 9 || || Artikel 16, lid 6 || Artikel 9 || Artikel 18 Artikel 10 || || Artikel 19, lid 3 || Artikel 10 || Artikel 28 Artikel 11 || || _ || Artikel 11 || Artikel 29 Artikel 12, lid 1 || || Artikel 27, lid 1 Artikel 12, lid 2 || || _ Artikel 12, lid 3 || || _ Artikel 12, lid 4 || || _ Artikel 12, lid 5 || || _ || Artikel 12, lid 1 || Artikel 30, lid 1, onder e) || Artikel 12, lid 2 || Artikel 30, lid 1, onder a) || Artikel 12, lid 3 || Artikel 30, lid 1, onder b) || Artikel 12, lid 4 || Artikel 30, lid 1, onder c) || Artikel 12, lid 5 || Artikel 30, lid 1, onder h) || Artikel 12, lid 6 || Artikel 30, lid 1, onder d) || Artikel 12, lid 7 || _ || Artikel 12, lid 8 || _ || Artikel 12, lid 9 || Artikel 30, lid 1, onder i) Artikel 13 || Artikel 13 || Artikel 31 Artikel 14 || || Artikel 19 Artikel 15 || Artikel 14 || Artikel 32 || Artikel 15 || Artikel 34 Artikel 16 || || Artikel 35, lid 2 Artikel 17 || Artikel 16 || Artikel 36 FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage
van derden aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een EU-mechanisme voor civiele bescherming
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[38]
Betrokken beleidsterrein en daarmee verband houdende
activiteit/activiteiten: 23 03 – Financieringsinstrument voor civiele
bescherming
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[39]
ü Het
voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie
1.4.
Doelstellingen
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Dit besluit stelt een EU-mechanisme voor civiele
bescherming vast dat bedoeld is voor het ondersteunen, coördineren en aanvullen
van de acties die de lidstaten op het terrein van civiele bescherming
ondernemen, om de systemen op het gebied van de preventie,
de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur
veroorzaakte rampen doeltreffender te maken.
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteiten
Specifieke doelstelling nr. 1 het bereiken van een
hoog niveau van bescherming tegen rampen door de gevolgen ervan te voorkomen of
verminderen en een preventiecultuur te bevorderen; Specifieke doelstelling nr. 2 het vergroten van de rampenparaatheid
van de unie; Specifieke doelstelling nr. 3 het bevorderen van snelle en
efficiënte noodhulp bij grote rampen of de dreiging daarvan. Betrokken ABM/ABB-activiteit(en) 23 03
Financieringsinstrument voor civiele bescherming
1.4.3.
Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. Het voorstel zal: - de Unie in staat stellen om in de periode van het
meerjarig financieel kader 2014-2020 de acties van de lidstaten op het gebied
van civiele bescherming te ondersteunen, te coördineren en aan te vullen door
middel van het EU-mechanisme voor civiele bescherming (hierna "het
mechanisme" genoemd), in het bijzonder aan de hand van: a) maatregelen die de gevolgen van rampen moeten
voorkomen of verminderen; b) acties die de rampenparaatheid van de EU moeten
vergroten, met inbegrip van inspanningen gericht op bewustmaking van de
EU-burgers; c) acties op het gebied van bijstandsinterventies bij
rampen in het kader van het mechanisme; Met dit voorstel wordt het mogelijk voortzetting te
geven aan activiteiten op het gebied van de preventie, de paraatheid en de
respons ten aanzien van rampen die uit hoofde van Beschikking 2007/779/EG,
Euratom van de Raad zijn ondernomen en via het financieringsinstrument voor
civiele bescherming (2007/162/EG, Euratom) zijn gefinancierd. Hieronder vallen de totstandbrenging van Europese
responscapaciteit in noodsituaties op basis van vooraf vastgestelde
middelen die de lidstaten beschikbaar stellen, het oprichten van een Europees
Centrum voor respons in noodsituaties, het versterken en stroomlijnen van
de regelingen voor vervoer en het ondersteunen van de lidstaten bij de
ontwikkeling van nationale risicobeheersplannen.
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. Specifieke doelstelling: het bereiken van een
hoog niveau van bescherming tegen rampen door de gevolgen ervan te voorkomen of
verminderen en een preventiecultuur te bevorderen 1. aantal lidstaten dat risicobeoordelingen en risicobeheersplannen voor
rampen heeft opgesteld; 2. aantal en type studies en projecten ter verbetering van de kennisbasis; 3. invoering van nieuwe technologieën. Specifieke doelstelling: het vergroten van de rampenparaatheid van de Unie 1. aantal voldoende gekwalificeerde deskundigen; 2. aantal trainingen, oefeningen en cursustypen die in het
opleidingsprogramma zijn opgenomen; 3. aantal uitwisselingen binnen het EU-opleidingsnetwerk; 4. hoeveelheid en type middelen die aan de vrijwillige
pool worden toegewezen (responscapaciteit voor noodsituaties); 5. aantal lidstaten dat middelen beschikbaar stelt
voor de vrijwillige pool; 6. bedragen van de medefinanciering door de EU voor
middelen in de vrijwillige pool; 7. aantal en type kritieke hiaten in de capaciteit die
zijn vastgesteld; 8. aantal en type hiaten die al dan niet met behulp
van medefinanciering door de EU worden gedicht; 9. opstellen door de Commissie, met hulp van de
lidstaten, van noodhulpscenario's voor binnen en buiten de EU die de complete
lijst van potentiële grote rampen bestrijken; 10. opstellen door de Commissie, met hulp van de
lidstaten, van een uitgebreide inventaris van in de lidstaten beschikbare
middelen en een analyse van de hiaten. Specifieke doelstelling: het bevorderen
van snelle en efficiënte noodhulp bij grote rampen of de dreiging daarvan 1. uitvoeringssnelheid: de tijd die ligt tussen het
verzoek om bijstand en de verlening van die bijstand ter plekke en het volledig
operationeel zijn van de beoordelings- en coördinatieteams; 2. verhouding tussen de ingezette middelen uit de pool
en de aanvullende middelen die door de lidstaten op ad-hocbasis zijn aangeboden; 3. het percentage dringende behoeften waarin is
voorzien; 4. aantal en omvang van de vervoerssubsidies en ‑diensten; 5. tijd die besteed is aan de verwerking van
individuele verzoeken om subsidies/diensten en de totale tijd besteed aan de
afwikkeling van financiële verrichtingen; 6. bedragen van de medefinanciering door de EU voor
vervoeroperaties (met inbegrip van het gemiddelde percentage per operatie); 7. verhouding tussen de medefinanciering van de EU
voor vervoer en de totale vervoerskosten; 8. aantal subsidies/diensten en het totale aan de
getroffen lidstaten toegekende bedrag van de medefinanciering door de EU voor
vervoer.
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Het
EU-beleid voor civiele bescherming berust op Beschikking 2007/779/EG, Euratom
van de Raad, een beschikking met een onbeperkte looptijd, en Beschikking
2007/162/EG, Euratom van de Raad. Laatstgenoemde beschikking voorziet in de
financiering van acties in het kader van het mechanisme en loopt eind 2013 af. Met
het oog op vereenvoudiging zijn de twee genoemde beschikkingen gebundeld in één
enkel wetgevingsvoorstel om het EU-mechanisme voor civiele bescherming te
verbeteren en verder te versterken in de periode van het meerjarig financieel
kader 2014-2020. Met
dit voorstel wordt voortgebouwd op de twee bestaande wetgevingsinstrumenten op
het gebied van civiele bescherming en de mededeling van 2010 "Naar een
krachtigere Europese respons bij rampen: de rol van civiele bescherming en
humanitaire hulp", en wordt rekening gehouden met de tekortkomingen die
zijn vastgesteld in de uitgebreide evaluatie van de wetgeving inzake civiele
bescherming met betrekking tot de periode 2007-2009. Dit
voorstel is gericht op ondersteunende acties om in de evaluatie vastgestelde
hiaten te dichten. De belangrijkste acties zijn: (1)
oprichting van het Europees Centrum voor respons in noodsituaties (ECR),
waarvan de capaciteit voldoende zal zijn om vierentwintig uur per dag, zeven
dagen per week operationeel te zijn en dat ten dienste zal staan van de
lidstaten en de Commissie ten behoeve van het mechanisme; (2)
verschuiving van reactieve ad-hoccoördinatie naar een voorspelbaar systeem
waarvoor van tevoren plannen en afspraken zijn gemaakt; (3)
opsporen en dichten van kritieke hiaten in de responscapaciteit; (4)
verbetering van de financiële en logistieke steun op vervoergebied en van het
rendement van het vervoerssysteem, en (5)
ontwikkeling van nationale risicobeheersplannen en inventarisatie van risico's
op EU-niveau.
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
De toegevoegde waarde van de EU bestaat uit: - minder verlies van mensenlevens en minder
ecologische, economische en materiële schade; - beter gecoördineerde activiteiten voor civiele
bescherming aangezien alle aangeboden bijstand centraal bijeengebracht wordt in
het waarnemings- en informatiecentrum, en daarna aan de instanties van het
getroffen land ter goedkeuring wordt voorgelegd; - kostenbesparing aangezien de door het getroffen land
aanvaarde bijstand kan worden gecombineerd met de bijstand van andere landen via
de vervoersprocedure; - verbeterde doelmatigheid door een verhoogd paraatheidsniveau
en een meer samenhangend risicobeheersbeleid voor rampen; - samenhangende en doeltreffende respons door de
ontwikkeling van een snelleresponscapaciteit waarmee in de EU en in derde
landen hulp kan worden geboden als dat nodig is; - betere zichtbaarheid van de EU-respons bij rampen; - betere benutting van schaarse middelen doordat door
de EU gefinancierde middelen worden gedeeld.
1.5.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten
in het verleden is opgedaan
Met deze voorstellen wordt voortgebouwd op: - ervaring die is opgedaan met eerdere noodsituaties
waaraan in het kader van het mechanisme, sinds de instelling ervan in 2001, het
hoofd is geboden; - ervaring die is opgedaan met projecten die
gefinancierd zijn in het kader van oproepen die vanaf 2007 zijn gedaan op het
gebied van paraatheid en preventie; - ervaring die is opgedaan met het proefproject dat is
gefinancierd in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen in
2008 voor een proefproject om de samenwerking tussen de lidstaten bij de
bestrijding van bosbranden op te voeren; - ervaring die is opgedaan met zeventien projecten en
drie contracten gefinancierd uit hoofde van de Voorbereidende actie met het oog
op een EU-structuur voor snelle respons; - de resolutie van het Europees Parlement van 4
september 2007 over de natuurrampen van die zomer; - de mededeling "Versterking van het
reactievermogen van de Unie bij rampen" (COM(2008) 130); - de verklaring van het Europees Parlement van 11
maart 2008 inzake tijdige waarschuwing van burgers bij ernstige noodsituaties; - de resolutie van het Europees Parlement van 19 juni
2008 over versterking van het reactievermogen van de Unie bij rampen; - de mededeling "Een communautaire aanpak van de
preventie van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen" (COM(2009) 82); - de mededeling van de Commissie aan het Europees
Parlement en de Raad "Naar een krachtigere Europese respons bij rampen: de
rol van civiele bescherming en humanitaire hulp" (COM(2011) 600
definitief) van 26 oktober 2010, en de mededeling "Versterking van het
reactievermogen van de Unie bij rampen" (COM(2008) 130 definitief); - de evaluatie van de toepassing van het mechanisme
voor civiele bescherming en het financieringsinstrument voor civiele
bescherming voor de jaren 2007-2009 (verslag van de Commissie aan het Europees
Parlement en de Raad (SEC(2011) 1311 definitief), tevens omvattende een Voorbereidende
actie met het oog op een EU-structuur voor snelle respons, vastgesteld in
november 2011 (COM(2011) 696).
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
In overeenstemming met: - Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni
1996 betreffende humanitaire hulp; - Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees
Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees
Agentschap voor maritieme veiligheid; - Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11
november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie; - Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement
en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een
stabiliteitsinstrument.
1.6.
Duur en financiële gevolgen
ü Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur Financiële voorzieningen van beperkte duur: –
ü De toewijzing van begrotingsmiddelen bestrijkt de periode
1/1/2014-31/12/2020 –
ü Financiële gevolgen van 01/01/2014 tot en met 31/12/2020 (betalingen
tot 31/12/2022)
1.7.
Beheersvorm(en)[40]
ü Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan: –
¨ uitvoerende agentschappen –
¨ door de Unie opgerichte organen[41]
–
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer met
lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen X Gezamenlijk beheer met
internationale organisaties (VN-organen) Verstrek, indien meer
dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder
"Opmerkingen". Opmerkingen NVT
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en
voorwaarden. Er wordt regelmatig toegezien op acties en maatregelen
waarvoor uit hoofde van de betreffende beschikkingen financiële bijstand wordt
verleend. De volgende documenten worden door de Commissie
opgesteld en bij het Europees Parlement en de Raad ingediend: - uiterlijk op 30 juni 2017 een tussentijds
evaluatieverslag; - uiterlijk op 31 december 2018 een mededeling over
voortzetting van de tenuitvoerlegging van dit besluit; - uiterlijk op 31 december 2021 een verslag van de
evaluatie achteraf.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
Indien er geen extra posten worden gecreëerd, ontstaat
er onderbezetting, die kan leiden tot het risico dat - er niet kan worden ingespeeld op alle uitdagingen
die voortkomen uit het groeiend aantal civielebeschermingsoperaties, met name
in het licht van de nieuwe bredere rol die is toegekend aan het Europees
Centrum voor respons in noodsituaties, en de politieke vereisten; - er geen activiteiten kunnen worden
ontwikkeld/toegevoegd; - nieuwe technologische systemen die ononderbroken
beschikbaarheid waarborgen, buiten bereik blijven of niet kunnen worden
ontwikkeld; - er niet afdoende op naderende
civielebeschermingscrises wordt gereageerd.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
Informatie over de opzet van het systeem voor interne controle In het kader van de ontwerpwetgeving is gepland dat er een bestaand systeem voor interne controle wordt ingezet, waarmee wordt gewaarborgd dat middelen die uit hoofde van het nieuwe instrument beschikbaar worden gesteld, naar behoren en overeenkomstig de toepasselijke wetgeving worden gebruikt. Het huidige systeem bestaat uit de volgende componenten: 1. Een systeem voor interne controle binnen DG ECHO (drie personen), gericht op de naleving van geldige administratieve procedures en van kracht zijnde wetgeving op het gebied van civiele bescherming. Hiervoor worden internecontrolenormen toegepast. 2. De controle van subsidies en toegekende contracten uit hoofde van het instrument, uitgevoerd door auditors van DG ECHO (zes auditors). 3. De evaluatie van activiteiten door externe partners. De acties kunnen ook door externe instellingen worden gecontroleerd, zoals: 1. OLAF (fraudegevallen); 2. de Rekenkamer; Het is de bedoeling dat het huidige controlesysteem gehandhaafd blijft. De verwachting is dat de toenemende beschikbaarheid van middelen uit het instrument voor civiele bescherming gepaard zal gaan met nauwlettender toezicht op een correcte besteding van die middelen. Schatting van de kosten en baten In het kader van de interne controle worden de kosten van activiteiten in verband met de ontwerpwetgeving geraamd op: 19 000 EUR (127 000 EUR*3*0,05), indien 5% van de beschikbare werktijd aan civiele bescherming wordt besteed. Er zijn momenteel zes externe auditors werkzaam bij DG ECHO. Aangenomen dat zij 5% van hun werktijd besteden aan transacties die zijn (mede)gefinancierd uit hoofde van het financieringsinstrument voor civiele bescherming, zouden de kosten van externe controle circa 38 000 EUR bedragen. Uit ervaring is gebleken dat de baten van controle opwegen tegen de kosten en dat controle zorgt voor een betere naleving van de geldende voorschriften. In het verleden uitgevoerde controles resulteerden in een afname van de totale EU-bijdrage door aftrek van kosten die niet voor medefinanciering in aanmerking kwamen. Een schatting van de verwachte hoogte van het risico van niet-naleving Uit controles van projecten die in het kader van het huidige instrument zijn medegefinancierd, is gebleken dat het risico bestaat dat de middelen oneigenlijk worden gebruikt. Het is daarom redelijk om voor te stellen dat het huidige systeem voor toekomstige acties wordt toegepast. Rekening houdend met een grotere beschikbaarheid van middelen, zal er naar verwachting een groter aantal externe auditors nodig zijn. Het geschatte niveau van naleving moet uitkomen op 98% (foutenpercentage van minder dan 2%).
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. ECHO zal zich bij de uitwerking van zijn antifraudestrategie
laten leiden door de nieuwe meerjarige fraudebestrijdingsstrategie van de
Commissie (CAFS), die op 24 juni 2011 is goedgekeurd, om onder andere te
verzekeren dat: - de interne controles van ECHO in verband met
fraudebestrijding volledig in overeenstemming zijn met de CAFS; - de aanpak van ECHO op het gebied van
frauderisicobeheer is toegesneden op het in kaart brengen van
frauderisicogebieden en adequate reacties; - met de systemen die voor de besteding van
EU-middelen in derde landen worden gebruikt, relevante gegevens kunnen worden
verkregen voor gebruik bij het frauderisicobeheer (dubbele financiering). Indien nodig zullen er netwerkgroepen en passende
IT-instrumenten worden ingevoerd voor onderzoek van aan de sector gerelateerde
fraudegevallen.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer en omschrijving || GK/ NGK ([42]) || van EVA-landen[43] || van kandidaat-lidstaten[44] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 3 || 23 03 01 Civiele bescherming binnen de Unie || GK || JA || JA || JA || NEE 3 || 23 01 04 02 Civiele bescherming - Uitgaven voor administratief beheer || NGK || JA || NEE || NEE || NEE 4 || 23 03 06 Civielebeschermingsinterventies in derde landen || GK || JA || JA || JA || NEE * Kandidaat-lidstaten en
EER-landen (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen) kunnen aan dit instrument
deelnemen. · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige
financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer [Omschrijving………………….…………..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || || || || || ||
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer || Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap DG: ECHO – Humanitaire hulp en civiele bescherming || || || 2014[45] || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 en volgende jaren || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || || 23 03 01 Civiele bescherming binnen de Unie || Vastleggingen || 36,4 || 37,4 || 38,4 || 38,4 || 39,4 || 40,4 || 41,4 || NVT || 271,8 Betalingen || 30 || 34 || 34 || 34 || 35 || 35 || 35 || 34,8 || 271,8 Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[46] || || || || || || || || || 23 01 04 02 - Uitgaven voor administratief beheer || || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || NVT || 4,2 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 3 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 37 || 38 || 39 || 39 || 40 || 41 || 42 || NVT || 276 Betalingen || 30,6 || 34,6 || 34,6 || 34,6 || 35,6 || 35,6 || 35,6 || 34,8 || 276 Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer || Rubriek 4 - De EU als mondiale partner DG: ECHO – Humanitaire hulp en civiele bescherming || || || 2014[47] || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 en volgende jaren || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || || 23 03 06 Civielebeschermingsinterventies in derde landen || Vastleggingen || 32 || 33 || 33 || 34 || 34 || 35 || 36 || NVT || 237 Betalingen || 25 || 30 || 30 || 31 || 31 || 32 || 33 || 25 || 237 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 4 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 32 || 33 || 33 || 34 || 34 || 35 || 36 || || 237 Betalingen || 25 || 30 || 30 || 31 || 31 || 32 || 33 || 25 || 237 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || 69 || 71 || 72 || 73 || 74 || 76 || 78 || NVT || 513 Betalingen || 55 || 64 || 64 || 65 || 66 || 67 || 68 || 64 || 513 TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || || || || || || || || || TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || 69 || 71 || 72 || 73 || 74 || 76 || 78 || NVT || 513 Betalingen || 55 || 64 || 64 || 65 || 66 || 67 || 68 || 64 || 513 Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL DG: ECHO – Humanitaire hulp en civiele bescherming || Personele middelen || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 48,314 Andere administratieve uitgaven || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 4,2 TOTAAL DG ECHO – Humanitaire hulp en civiele bescherming || Kredieten || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 52,514 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 7,502 || 52,514 in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 en volgende jaren || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 76,502 || 78,502 || 79,502 || 80,502 || 81,502 || 83,502 || 85,502 || NVT || 565,514 Betalingen || 62,502 || 71,502 || 71,502 || 72,502 || 73,502 || 74,502 || 75,502 || 64,000 || 565,514
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
ü Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL OUTPUTS Soort output[48] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Aantal outputs || Kos-ten || Totaal aantal outputs || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 - Preventie[49]… || || || || || || || || || || || || || || || || Aantal projecten gefinancierd voor preventie || Subsidieovereenkomsten || 0,3 || 10 || 3 || 10 || 3 || 10 || 3 || 10 || 3 || 10 || 3 || 10 || 3 || 10 || 3 || 70 || 21 Studies || Aantal contracten || 0,1 || 5 || 0,5 || 5 || 0,5 || 5 || 0,5 || 5 || 0,5 || 5 || 0,5 || 5 || 0,5 || 5 || 0,5 || 35 || 3,5 Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || 15 || 3,5 || 15 || 3,5 || 15 || 3,5 || 15 || 3,5 || 15 || 3,5 || 15 || 3,5 || 15 || 3,5 || 105 || 24,5 || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2 - Paraatheid || || || || || || || || || || || || || || || || Aantal projecten gefinancierd voor paraatheid (incl. opleiding en oefeningen) || Subsidieovereenkomsten en contracten || 0,5 || 50 || 25 || 54 || 27 || 56 || 28 || 58 || 29 || 60 || 30 || 64 || 32 || 62 || 31 || 404 || 202 Systemen voor tijdige waarschuwing || Aantal adm. regelingen. || 0,4 || 5 || 2 || 5 || 2 || 5 || 2 || 5 || 2 || 5 || 2 || 5 || 2 || 5 || 2 || 35 || 14 Responscapaciteit in noodsituaties || Aantal subsidieovereenkomsten en contracten || 1 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 19 || 19 || 115 || 115 Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || 71 || 43 || 75 || 45 || 77 || 46 || 79 || 47 || 81 || 48 || 85 || 50 || 86 || 52 || 554 || 331 || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 3[50]… || || || || || || || || || || || || || || || || Inzet van deskundigen || Aantal contracten || 0,005 || 200[51] || 1 || 200 || 1 || 200 || 1 || 200 || 1 || 200 || 1 || 200 || 1 || 200 || 1 || 1400 || 7 Aantal vervoersoperaties binnen de EU || Subsidieovereenkomst/dienstencontract || 0,250 || 2 || 0,5 || 2 || 0,5 || 2 || 0,5 || 2 || 0,5 || 2 || 0,5 || 2 || 0,5 || 2 || 0,5 || 14 || 3,5 Aantal vervoersoperaties buiten de EU || Subsidieovereenkomst/dienstencontract || 0,3 || 70[52] || 21 || 70 || 21 || 70 || 21 || 70 || 21 || 70 || 21 || 70 || 21 || 70 || 21 || 490 || 147 Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || 272 || 22,5 || 272 || 22,5 || 272 || 22,5 || 272 || 22,5 || 272 || 22,5 || 272 || 22,5 || 272 || 22,5 || 1904 || 157,5 TOTALE KOSTEN || 358 || 69 || 362 || 71 || 364 || 72 || 366 || 73 || 368 || 74 || 372 || 76 || 373 || 78 || 2563 || 513
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
ü Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoenen euro's
(tot op 3 decimalen) || 2014 [53] || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 6,902 || 48,314 Andere administratieve uitgaven || 0,550 || 0,550 || 0,550 || 0,550 || 0,550 || 0,550 || 0,550 || 3.85 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 7,452 || 7,452 || 7,452 || 7,452 || 7,452 || 7,452 || 7,452 || 52,164 Buiten RUBRIEK 5[54] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 4,2 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || TOTAAL || 8,052 || 8,052 || 8,052 || 8,052 || 8,052 || 8,052 || 8,052 || 56,364
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
3.2.3.3.
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–
ü Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Raming in een
geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) 23 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 35 || 35 || 35 || 35 || 35 || 35 || 35 XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[55] 23 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || 36 || 36 || 36 || 36 || 36 || 36 || 36 XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || XX 01 04 jj[56] || - zetel[57] || || || || || || || - delegaties || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || TOTAAL || 71 || 71 || 71 || 71 || 71 || 71 || 71 XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de
uit te voeren taken Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Beheer van subsidieovereenkomsten en contracten; uitvoering en follow-up van beleidswerkzaamheden; administratieve ondersteuning. Extern personeel || Het draaiend houden van het Centrum voor respons in noodsituaties, vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week; benodigde werkzaamheden in het veld; administratieve ondersteuning.
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige
financiële kader
–
ü Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige
financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Nieuw
meerjarig financieel kader 2014-2020 als bedoeld in de mededeling "Een
begroting voor Europa 2020" (COM(2011) 500 definitief) –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[58] Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
–
Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal Bijdragen van EVA-landen voor begrotingsonderdeel 230301 + 230306[59] || 0,650 || 0,650 || 0,650 || 0,650 || 0,650 || 0,650 || 0,650 || 4,550 Derde landen die een bijdrage betalen om deel te nemen aan het mechanisme voor civiele bescherming[60] || 0,126 || 0,126 || 0,126 || 0,126 || 0,126 || 0,126 || 0,126 || 0,882 TOTAAL medegefinancierde kredieten || 0,776 || 0,776 || 0,776 || 0,776 || 0,776 || 0,776 || 0,776 || 5,432
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
ü Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: ¨ voor de eigen middelen ¨ voor de diverse ontvangsten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[61] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …………. || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9. [2] PB L 71 van 10.3.2007, blz. 9. [3] COM(2011) 696 definitief. [4] COM(2011) 500 definitief. [5] COM(2010) 600 definitief. [6] COM(2009) 82 definitief. [7] C 115/1 van 4.5.2010. [8] COM(2010) 673 definitief. [9] PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9. [10] PB L 71/9 van 10.3.2007, blz. 9. [11] PB L 357 van 31.12.2002, blz.1. [12] Op 6 april en 17 juni 2011 werd een algemene bijeenkomst
van belanghebbenden gehouden, waaraan respectievelijk 600 en 120 genodigden
deelnamen. Daarnaast kwamen de directeuren-generaal Civiele bescherming van 23
tot 25 mei 2011 in Boedapest bijeen. [13] COM(2010) 600 definitief. [14] COM(2010) 673 definitief. [15] 15520/08. [16] 15874/10. [17] Het CECIS vergemakkelijkt de communicatie tussen het
waarnemings- en informatiecentrum en de nationale autoriteiten, waardoor
sneller en doeltreffender op rampen kan worden gereageerd. [18] COM(2011) 500 definitief. [19] PB L 297 van 15.11.2001, blz. 7. [20] PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9. [21] PB L 71 van 10.03.2007, blz. 9. [22] PB L 327 van 21.12.1999, blz. 53. [23] COM (2009) 82 definitief. [24] PB L 163 van 2.7.1996, blz.1. [25] PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1. [26] PB C 317 van 12.12.2008, blz. 6. [27] PB L 55 van 16.2.2003 blz.13. [28] PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1. [29] PB L 404 van 30.12.2006, blz. 39. [30] PB L 58 van 24.2.2007, blz. 1. [31] PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1. [32] PB L 248 van 16.9.2002, blz.1. [33] PB L 312 van 23.12.1995, blz.1. [34] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2. [35] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. [36] PB L [37] PB L 71 van 10.3.2007, blz. 9. [38] ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting. [39] In de zin van artikel 49,
lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement. [40] Nadere gegevens over de beheersvormen
en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html. [41] In de zin van artikel 185 van
het Financieel Reglement. [42] GK = gesplitste kredieten/NGK =
niet-gesplitste kredieten. [43] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [44] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend
geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [45] Het jaar N is het jaar waarin met de
uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. [46] Technische en/of administratieve
bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of
acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden,
eigen onderzoek. [47] Het jaar N is het jaar waarin met de
uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. [48] Outputs zijn de te verstrekken
producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal
km aangelegde wegen, enz.). [49] Zoals beschreven in punt 1.4.2.
"Specifieke doelstelling(en)…". [50] Zoals beschreven in punt 1.4.2.
"Specifieke doelstelling(en)…". [51] Gebaseerd op het geschatte aantal van twintig rampen per
jaar en een geschat gemiddelde van tien deskundigen per ramp. [52] Gebaseerd op het geschatte aantal van zeven vluchten per
ramp buiten de EU en een geschat gemiddelde van tien rampen per jaar. [53] Het jaar N is het jaar waarin met de
uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. [54] Technische en/of administratieve
bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of
acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden,
eigen onderzoek. [55] AC = Agent Contractuel
(arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert
National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire
(uitzendkracht); JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in
delegaties). [56] Onder het maximum voor extern
personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [57] Vooral voor structuurfondsen,
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees
Visserijfonds (EVF). [58] Zie de punten 19 en 24 van het
Interinstitutioneel Akkoord. [59] Gebaseerd op de in 2011 betaalde bijdragen. [60] Gebaseerd op de in 2011 betaalde bijdragen
(toen alleen door Kroatië). [61] Voor traditionele eigen middelen
(douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z.
na aftrek van 25% aan inningskosten.