61995J0161

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 28 maart 1996. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek. - Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 91/271/EEG - Behandeling van stedelijk afvalwater. - Zaak C-161/95.

Jurisprudentie 1996 bladzijde I-01979


Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Lid-Staten ° Verplichtingen ° Uitvoering van richtlijnen ° Niet-betwiste niet-nakoming

(EG-Verdrag, art. 169)

Partijen


In zaak C-161/95,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Kontou-Durande, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Helleense Republiek, vertegenwoordigd door I. Galani-Maragkoudaki, adjunct juridisch adviseur bij de bijzondere dienst Communautaire geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en E. Skandalou, juridisch medewerker bij deze dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Griekse ambassade, Val Sainte-Croix 117,

verweerster,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen of aan de Commissie mee te delen, die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB 1991, L 135, blz. 40), de krachtens het EG-Verdrag en genoemde richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: D. A. O. Edward, kamerpresident, J.-P. Puissochet, C. Gulmann, P. Jann en L. Sevón (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: N. Fennelly

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 1 februari 1996,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 22 mei 1995, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen of aan de Commissie mee te delen, die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB 1991, L 135, blz. 40), de krachtens het EG-Verdrag en genoemde richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Artikel 19, lid 1, van richtlijn 91/271 bepaalt, dat de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in werking doen treden om uiterlijk op 30 juni 1993 aan deze richtlijn te voldoen, en de Commissie hiervan onverwijld in kennis stellen. Ingevolge lid 3 zijn de Lid-Staten bovendien verplicht de vastgestelde bepalingen ter kennis van de Commissie te brengen.

3 Daar de Commissie geen kennisgeving van de door de Helleense Republiek vastgestelde omzettingsmaatregelen had ontvangen en over geen enkel ander gegeven beschikte waaruit zij kon opmaken dat die Lid-Staat zijn verplichtingen was nagekomen, maande zij bij brief van 9 augustus 1993 de Griekse regering overeenkomstig artikel 169, eerste alinea, van het Verdrag aan om binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen te maken.

4 Toen die brief onbeantwoord bleef, bracht de Commissie op 25 mei 1994 een met redenen omkleed advies uit, waarin zij de Helleense Republiek verzocht, de nodige maatregelen te treffen om dit advies binnen een termijn van twee maanden op te volgen. Daar de Commissie van de Griekse autoriteiten geen antwoord op dat met redenen omkleed advies had ontvangen en van mening was, dat de Griekse regering niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen had getroffen om aan haar verplichtingen te voldoen, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.

5 Onder verwijzing naar artikel 19 van richtlijn 91/271 en de artikelen 5, eerste alinea, en 189, derde alinea, van het Verdrag stelt de Commissie in haar verzoekschrift, dat de Helleense Republiek de nodige maatregelen moest treffen om binnen de gestelde termijn aan de richtlijn te voldoen, en dat zij, door ze niet te treffen, haar verplichtingen niet is nagekomen.

6 De Helleense Republiek concludeert tot verwerping van het beroep, doch betwist niet dat de richtlijn niet binnen de gestelde termijn is omgezet. Zij wijst er enkel op, dat een ontwerp van ministerieel besluit tot omzetting van, onder meer, richtlijn 91/271 in Grieks recht, eerlang door de gezamenlijk bevoegde ministers zal worden ondertekend. Volgens haar is de vertraging te wijten aan het feit, dat de omzetting van de richtlijn plaatsvindt in het kader van een volledige herziening van de bestaande wetgeving inzake afvalverwerking.

7 Daar de omzetting van de richtlijn niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden, moet het ter zake door de Commissie ingestelde beroep gegrond worden geacht.

8 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 91/271, de krachtens artikel 19 hiervan op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

9 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover zulks is gevorderd. De Commissie heeft geconcludeerd tot verwijzing van de Helleense Republiek in de kosten. Aangezien de Helleense Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, is de Helleense Republiek de krachtens artikel 19 van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten.