ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
48e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing |
Bladzijde |
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
* |
Richtlijn 2005/31/EG van de Commissie van 29 april 2005 tot wijziging van Richtlijn 84/500/EEG van de Raad wat betreft een verklaring van overeenstemming en prestatiecriteria voor de analysemethode voor keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen ( 1 ) |
|
|
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing |
|
|
|
Raad |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Beschikking van de Commissie van 20 oktober 2004 betreffende de steunregeling die door het Koninkrijk Spanje ten uitvoer is gelegd ten gunste van de luchtvaartmaatschappij Intermediación Aérea SL (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3938) ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 673/2005 VAN DE RAAD
van 25 april 2005
tot vaststelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,
Gelet op het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 27 januari 2003 hechtte het Orgaan voor Geschillenbeslechting („DSB”) van de Wereldhandelsorganisatie („WTO”) zijn goedkeuring aan het verslag van de beroepsinstantie (1) en het verslag van het panel (2), dat door het verslag van de beroepsinstantie werd bevestigd, en stelde vast dat de wet Voortzetting van dumping en handhaving van subsidie (Continued Dumping and Subsidy Offset Act („CDSOA”)) niet verenigbaar was met de verplichtingen van de Verenigde Staten uit hoofde van de WTO-overeenkomsten. |
(2) |
Omdat de Verenigde Staten hun wetgeving niet in overeenstemming hebben gebracht met de overeenkomsten in kwestie, heeft de Gemeenschap de DSB toestemming gevraagd om de toepassing van haar tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen in het kader van de GATT 1994 ten aanzien van de Verenigde Staten (3) te schorsen. De Verenigde Staten maakten bezwaar tegen de mate van schorsing van de tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen en de zaak werd doorverwezen voor arbitrage. |
(3) |
Op 31 augustus 2004 stelden de arbiters vast dat de mate waarin door de Gemeenschap genoten voordelen teniet zijn gedaan of zijn uitgehold, 72 % bedroeg van het bedrag dat in het kader van de CDSOA werd uitbetaald aan antidumping- of antisubsidierechten voor invoer uit de Gemeenschap, voor het meest recente jaar waarvoor op dat moment door de autoriteiten van de Verenigde Staten gepubliceerde gegevens beschikbaar waren. De arbiter stelde vast dat de schorsing door de Gemeenschap van concessies of ander verplichtingen, in de vorm van een aanvullend invoerrecht bovenop de geconsolideerde douanerechten, voor een lijst van producten van oorsprong uit de Verenigde Staten, die op jaarbasis een totale handelswaarde vertegenwoordigt die het bedrag voor de tenietdoening of uitholling niet overschrijdt, in overeenstemming was met de WTO-voorschriften. Op 26 november 2004 verleende de DSB toestemming om de tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen uit hoofde van de GATT 1994 ten aanzien van de Verenigde Staten te schorsen, overeenkomstig het besluit van de arbiter. |
(4) |
De CDSOA-uitbetalingen voor het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn hebben betrekking op de verdeling van de in het boekjaar 2004 (1 oktober 2003 tot en met 30 september 2004) geïnde antidumping- en anti-subsidierechten. Op basis van de door de Customs and Border Protection (dienst Douane en grensbewaking) van de Verenigde Staten gepubliceerde gegevens is de mate waarin de voordelen voor de Gemeenschap worden tenietgedaan of uitgehold berekend op 27,81 miljoen USD. De Gemeenschap kan de toepassing van haar tariefconcessies ten aanzien van de Verenigde Staten derhalve voor eenzelfde bedrag schorsen. Het effect van een aanvullend ad-valorem-invoerrecht van 15 % op de invoer van de producten in bijlage I uit de Verenigde Staten vertegenwoordigt, over één jaar, een handelswaarde die het bedrag van 27,81 miljoen USD niet overschrijdt. De Gemeenschap zal de toepassing van haar tariefconcessies voor deze producten ten aanzien van de Verenigde Staten met ingang van 1 mei 2005 schorsen. |
(5) |
Wanneer de Verenigde Staten blijven volharden en het besluit en de aanbeveling van de SDB niet uitvoeren, zal de Commissie het niveau van de schorsing jaarlijks aanpassen aan de mate waarin de voordelen voor de Gemeenschap op dat moment worden tenietgedaan of uitgehold door de CDSOA. De Commissie wijzigt de lijst in bijlage I of de hoogte van het aanvullende invoerrecht om ervoor te zorgen dat het effect van het aanvullende recht op de invoer van de Verenigde Staten van de geselecteerde producten over een jaar een handelswaarde vertegenwoordigt die het bedrag van de voordelen die voor de Gemeenschap worden tenietgedaan of uitgehold, niet overschrijdt. |
(6) |
De Commissie neemt de volgende criteria in acht:
|
(7) |
De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening worden goedgekeurd in overeenstemming met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4). |
(8) |
Om te voorkomen dat het aanvullende recht wordt ondoken, treedt de verordening in werking op dag van haar bekendmaking, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De tariefconcessies en hiermee verband houdende verplichtingen uit hoofde van de GATT 1994 van de Gemeenschap worden hierbij geschorst ten aanzien van producten van oorsprong uit de Verenigde Staten die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening.
Artikel 2
Een ad-valoremrecht van 15 % bovenop de overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5) verschuldigde douanerechten wordt ingesteld op producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening.
Artikel 3
1. De Commissie past het niveau van de schorsing jaarlijks aan de mate waarin de voordelen voor de Gemeenschap op dat moment door de United States’ Continued Dumping and Subsidy Offset Act (CDSOA) worden teniet gedaan of uitgehold, aan. Voor de aanpassing van de hoogte van het aanvullende recht of de lijst in bijlage I door de Commissie geldt het volgende:
a) |
De mate van tenietdoening of uitholling is gelijk aan 72 % van het bedrag van de uitbetalingen in verband met de antidumping- en antisubsidierechten, die in het meest recente jaar, waarvoor op dat moment door de autoriteiten van de Verenigde Staten gepubliceerde gegevens beschikbaar zijn, zijn gedaan voor invoer uit de Gemeenschap. |
b) |
De wijziging dient ervoor te zorgen dat het aanvullende invoerrecht op de invoer van de geselecteerde producten uit de Verenigde Staten, op jaarbasis, een handelswaarde vertegenwoordigt die de mate van tenietdoening of uitholling niet overschrijdt. |
c) |
Met uitzondering van de omstandigheden zoals bedoeld onder e), voegt de Commissie producten toe aan de lijst in bijlage I wanneer het niveau van de schorsing toeneemt. Deze producten worden geselecteerd uit de lijst in bijlage II in de volgorde op die lijst. |
d) |
Met uitzondering van de omstandigheden zoals bedoeld onder e), schrapt de Commissie producten van de lijst in bijlage I wanneer het niveau van de schorsing afneemt. De Commissie schrapt eerst de producten die op de lijst in bijlage II stonden en in een later stadium werden toegevoegd aan de lijst in bijlage I. De Commissie schrapt vervolgens de producten die op de lijst in bijlage I stonden, in de volgorde van de lijst. |
e) |
De Commissie wijzigt de hoogte van het aanvullende recht wanneer het niveau van de schorsing niet kan worden aangepast aan de mate van tenietdoening of uitholling door het toevoegen of schrappen van producten van de lijst in bijlage I. |
2. Wanneer producten worden toegevoegd aan de lijst in bijlage I, zal de Commissie tevens de lijst in bijlage II wijzigen door die producten van de lijst in bijlage II te schrappen. De volgorde van de producten die op de lijst in bijlage II blijven staan, wordt niet gewijzigd.
3. De besluiten uit hoofde van dit artikel worden genomen overeenkomstig de procedure van artikel 4, lid 2.
Artikel 4
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is vastgesteld op één maand.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 5
De oorsprong van elk product waarop deze verordening van toepassing is, wordt vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92.
Artikel 6
1. Deze aanvullende douanerechten zijn niet van toepassing op de in bijlage I vermelde producten waarvoor vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening een invoervergunning met vrijstelling of verlaging van douanerechten is afgegeven
2. Deze aanvullende douanerechten zijn niet van toepassing op de in bijlage I vermelde producten waarvan kan worden aangetoond dat zij op de datum van toepassing van de verordening reeds onderweg waren naar de Gemeenschap, en waarvan de bestemming niet kan worden gewijzigd
3. Deze aanvullende douanerechten zijn niet van toepassing op de in bijlage I vermelde producten die overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (6) met vrijstelling van rechten worden ingevoerd.
4. In bijlage I genoemde producten kunnen slechts onder de douaneregeling „behandeling onder douanetoezicht” worden geplaatst, overeenkomstig artikel 551, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7), indien in het Comité douanewetboek is onderzocht of aan de economische voorwaarden is voldaan, tenzij de producten en behandelingen worden genoemd in bijlage 76, deel A, bij die verordening.
Artikel 7
De Raad neemt met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie, een besluit over de intrekking van deze verordening, zodra de Verenigde Staten van Amerika de aanbevelingen van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO volledig hebben uitgevoerd.
Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 25 april 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ASSELBORN
(1) United States — Offset Act (Byrd Amendment), verslag van de beroepsinstantie (WT/DS217/AB/R, WT/DS234/AB/R, 16 januari 2003).
(2) United States — Offset Act (Byrd Amendment), verslag van het panel (WT/DS217/R, WT/DS234/R, 16 september 2002).
(3) United States — Offset Act (Byrd Amendment), beroep van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 22, lid 2, van de DSU (WT/DS217/22, 16 januari 2004).
(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(5) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).
(6) PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(7) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2286/2003 (PB L 343 van 31.12.2003, blz. 1).
BIJLAGE I
De producten waarop de aanvullende rechten zullen worden toegepast, worden aan de hand van hun achtcijferige GN-codes geïdentificeerd. De omschrijving bij deze codes is te vinden in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1).
|
4820 10 90 |
|
4820 50 00 |
|
4820 90 00 |
|
4820 30 00 |
|
4820 10 50 |
|
6204 63 11 |
|
6204 69 18 |
|
6204 63 90 |
|
6104 63 00 |
|
6203 43 11 |
|
6103 43 00 |
|
6204 63 18 |
|
6203 43 19 |
|
6204 69 90 |
|
6203 43 90 |
|
0710 40 00 |
|
9003 19 30 |
|
8705 10 00 |
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 493/2005 (PB L 82 van 31.3.2005, blz. 1).
BIJLAGE II
De producten in deze bijlage worden aan de hand van hun achtcijferige GN-codes geïdentificeerd. De omschrijving bij deze codes is te vinden in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.
|
6301 40 10 |
|
6301 30 10 |
|
6301 30 90 |
|
6301 40 90 |
|
4818 50 00 |
|
9009 11 00 |
|
9009 12 00 |
|
8467 21 99 |
|
4803 00 31 |
|
4818 30 00 |
|
4818 20 10 |
|
9403 70 90 |
|
6110 90 10 |
|
6110 19 10 |
|
6110 19 90 |
|
6110 12 10 |
|
6110 11 10 |
|
6110 30 10 |
|
6110 12 90 |
|
6110 20 10 |
|
6110 11 30 |
|
6110 11 90 |
|
6110 90 90 |
|
6110 30 91 |
|
6110 30 99 |
|
6110 20 99 |
|
6110 20 91 |
|
9608 10 10 |
|
6402 19 00 |
|
6404 11 00 |
|
6403 19 00 |
|
6105 20 90 |
|
6105 20 10 |
|
6106 10 00 |
|
6206 40 00 |
|
6205 30 00 |
|
6206 30 00 |
|
6105 10 00 |
|
6205 20 00 |
|
9406 00 11 |
|
9406 00 38 |
|
6101 30 10 |
|
6102 30 10 |
|
6201 12 10 |
|
6201 13 10 |
|
6102 30 90 |
|
6201 92 00 |
|
6101 30 90 |
|
6202 93 00 |
|
6202 11 00 |
|
6201 13 90 |
|
6201 93 00 |
|
6201 12 90 |
|
6204 42 00 |
|
6104 43 00 |
|
6204 49 10 |
|
6204 44 00 |
|
6204 43 00 |
|
6203 42 31 |
|
6204 62 31 |
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 674/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1947/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 17).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
052 |
129,0 |
204 |
96,7 |
|
212 |
124,2 |
|
999 |
116,6 |
|
0707 00 05 |
052 |
136,1 |
204 |
74,1 |
|
999 |
105,1 |
|
0709 90 70 |
052 |
96,0 |
204 |
44,2 |
|
999 |
70,1 |
|
0805 10 20 |
052 |
43,9 |
204 |
43,2 |
|
212 |
61,2 |
|
220 |
48,4 |
|
388 |
74,0 |
|
400 |
49,5 |
|
624 |
59,1 |
|
999 |
54,2 |
|
0805 50 10 |
052 |
46,9 |
220 |
65,0 |
|
388 |
59,5 |
|
400 |
54,2 |
|
528 |
63,0 |
|
624 |
71,0 |
|
999 |
59,9 |
|
0808 10 80 |
388 |
90,7 |
400 |
103,0 |
|
404 |
95,1 |
|
508 |
85,5 |
|
512 |
71,9 |
|
524 |
52,9 |
|
528 |
69,5 |
|
720 |
72,7 |
|
804 |
90,4 |
|
999 |
81,3 |
|
0808 20 50 |
388 |
89,7 |
512 |
71,0 |
|
528 |
66,3 |
|
720 |
49,0 |
|
999 |
69,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 675/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
(3) |
Voor meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95. |
(4) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor sommige producten kunnen een differentiatie van de restitutie naar bestemming nodig maken. |
(5) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan tussentijds worden gewijzigd. |
(6) |
De toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt voert tot het vaststellen van de bedragen van de restitutie zoals vermeld in de bijlage. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer in ongewijzigde staat van de in artikel 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor granen en meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
|||
1001 10 00 9200 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1001 10 00 9400 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1001 90 91 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1001 90 99 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1002 00 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1003 00 10 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1003 00 90 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1004 00 00 9200 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1004 00 00 9400 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1005 10 90 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1005 90 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1007 00 90 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1008 20 00 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1101 00 11 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1101 00 15 9100 |
C01 |
EUR/t |
8,07 |
|||
1101 00 15 9130 |
C01 |
EUR/t |
7,54 |
|||
1101 00 15 9150 |
C01 |
EUR/t |
6,95 |
|||
1101 00 15 9170 |
C01 |
EUR/t |
6,42 |
|||
1101 00 15 9180 |
C01 |
EUR/t |
6,01 |
|||
1101 00 15 9190 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1101 00 90 9000 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1102 10 00 9500 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1102 10 00 9700 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1102 10 00 9900 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1103 11 10 9200 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1103 11 10 9400 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1103 11 10 9900 |
— |
EUR/t |
— |
|||
1103 11 90 9200 |
A00 |
EUR/t |
0 |
|||
1103 11 90 9800 |
— |
EUR/t |
— |
|||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
|
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/10 |
VERORDENING (EG) Nr. 676/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2) kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (3) bedoelde producten. Dit correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Op grond van de situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten kan het noodzakelijk zijn het correctiebedrag naar gelang van de bestemming te differentiëren. |
(4) |
Het correctiebedrag moet samen met de restitutie en volgens dezelfde procedure worden vastgesteld. Het kan tussentijds worden gewijzigd. |
(5) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het correctiebedrag op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten, met uitzondering van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
(3) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 1).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van het op de restitutie voor granen toe te passen correctiebedrag
(in EUR/t) |
|||||||||||||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 5 |
1e term. 6 |
2e term. 7 |
3e term. 8 |
4e term. 9 |
5e term. 10 |
6e term. 11 |
|||||||||
1001 10 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 10 00 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1001 90 91 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1001 90 99 9000 |
C01 |
0 |
– 0,46 |
– 10,00 |
– 10,00 |
– 10,00 |
— |
— |
|||||||||
1002 00 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1003 00 10 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1003 00 90 9000 |
C02 |
0 |
– 0,46 |
– 20,00 |
– 20,00 |
– 20,00 |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1004 00 00 9400 |
C03 |
0 |
– 0,46 |
– 40,00 |
– 40,00 |
– 40,00 |
— |
— |
|||||||||
1005 10 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1005 90 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1007 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1008 20 00 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 11 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9100 |
C01 |
0 |
– 0,63 |
– 15,00 |
– 15,00 |
– 15,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9130 |
C01 |
0 |
– 0,59 |
– 15,00 |
– 15,00 |
– 15,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9150 |
C01 |
0 |
– 0,54 |
– 15,00 |
– 15,00 |
– 15,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9170 |
C01 |
0 |
– 0,50 |
– 15,00 |
– 15,00 |
– 15,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9180 |
C01 |
0 |
– 0,47 |
– 15,00 |
– 15,00 |
– 15,00 |
— |
— |
|||||||||
1101 00 15 9190 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1101 00 90 9000 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9500 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9700 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1102 10 00 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9400 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 10 9900 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9200 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
— |
— |
|||||||||
1103 11 90 9800 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|||||||||
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
|
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/12 |
VERORDENING (EG) Nr. 677/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), inzonderheid op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 kan het verschil tussen de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor de in artikel 1 van die verordening genoemde producten en de prijzen van deze producten in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
De restituties moeten worden vastgesteld met inachtneming van de elementen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van enkele toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor wat de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen betreft (2). |
(3) |
Voor mout moet de restitutie worden berekend met inachtneming van de hoeveelheid granen benodigd voor de vervaardiging van de betreffende producten. Deze hoeveelheden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1501/95. |
(4) |
De situatie op de wereldmarkt of de specifieke eisen van bepaalde markten voor zekere producten kunnen een differentiatie van de restitutie, naar gelang van de bestemming, nodig maken. |
(5) |
De restitutie moet eenmaal per maand worden vastgesteld. Zij kan in de tussentijd worden gewijzigd. |
(6) |
Bij toepassing van deze regelen op de huidige situatie in de sector granen en met name op de noteringen of prijzen van deze producten in de Gemeenschap en op de wereldmarkt, moet de restitutie op de in de bijlage vermelde bedragen worden vastgesteld. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties bij uitvoer van de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde mout worden op de in de bijlage aangegeven bedragen vastgesteld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer voor mout
Productcode |
Bestemming |
Meeteenheid |
Bedrag van de restitutie |
1107 10 19 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
EUR/t |
0,00 |
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd. De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 van de Commissie (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11). |
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/14 |
VERORDENING (EG) Nr. 678/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 moet bij uitvoer van granen de op de dag van indiening van de aanvraag van een certificaat geldende restitutie op verzoek worden toegepast op uitvoer die tijdens de geldigheidsduur van het certificaat moet plaatsvinden. In dat geval kan op de restitutie een correctiebedrag worden toegepast. |
(2) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1501/95 van de Commissie van 29 juni 1995 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad voor de toekenning, in de graansector, van uitvoerrestituties en van bij verstoring van de graanmarkt te treffen maatregelen (2), kan een correctiebedrag worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (3) bedoelde mout. Het correctiebedrag moet worden berekend met inachtneming van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1501/95 genoemde elementen. |
(3) |
Uit de bovengenoemde bepalingen volgt dat het correctiebedrag moet worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het in artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde correctiebedrag dat van toepassing is op de vooraf vastgestelde restituties bij uitvoer van mout, wordt vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1431/2003 (PB L 203 van 12.8.2003, blz. 16).
(3) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 1).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van het op de restitutie voor mout toe te passen correctiebedrag
NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.
De numerieke codes voor de bestemmingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2081/2003 (PB L 313 van 28.11.2003, blz. 11).
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
Lopend 5 |
1e term. 6 |
2e term. 7 |
3e term. 8 |
4e term. 9 |
5e term. 10 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
(EUR/t) |
|||||||
Productcode |
Bestemming |
6e term. 11 |
7e term. 12 |
8e term. 1 |
9e term. 2 |
10e term. 3 |
11e term. 4 |
1107 10 11 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 19 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 91 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 10 99 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
1107 20 00 9000 |
A00 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 679/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 13, lid 3,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (2), en met name op artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2681/74 van de Raad van 21 oktober 1974 betreffende de communautaire financiering van de uitgaven in verband met de levering van landbouwproducten als voedselhulp (3) is bepaald dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, het gedeelte van de uitgaven financiert dat overeenkomt met de desbetreffende restituties bij uitvoer die overeenkomstig de betrokken communautaire voorschriften zijn vastgesteld. |
(2) |
Om de opstelling en het beheer van de begroting voor de communautaire voedselhulpacties te vergemakkelijken en om de lidstaten in staat te stellen het bedrag van de communautaire deelname in de financiering van de nationale voedselhulpacties te kennen, moet het bedrag van de voor deze acties toegekende restituties worden vastgesteld. |
(3) |
De algemene voorschriften en de uitvoeringsbepalingen die in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 voor de uitvoerrestituties zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op bovenbedoelde transacties. |
(4) |
De specifieke criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de uitvoerrestituties voor rijst zijn vastgesteld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De geldende restituties voor de producten van de sectoren granen en rijst geleverd voor de communautaire en nationale voedselhulpacties, uitgevoerd in het kader van internationale verdragen of andere aanvullende programma's of die in het kader van andere communautaire acties gratis worden geleverd, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2002 van de Commissie (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 27).
(3) PB L 288 van 25.10.1974, blz. 1.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van de restituties die gelden voor de in het kader van communautaire en nationale voedselhulpacties geleverde producten van de sectoren granen en rijst
(in EUR/t) |
|
Productcode |
Bedrag van de restitutie |
1001 10 00 9400 |
0,00 |
1001 90 99 9000 |
0,00 |
1002 00 00 9000 |
0,00 |
1003 00 90 9000 |
0,00 |
1005 90 00 9000 |
0,00 |
1006 30 92 9100 |
0,00 |
1006 30 92 9900 |
0,00 |
1006 30 94 9100 |
0,00 |
1006 30 94 9900 |
0,00 |
1006 30 96 9100 |
0,00 |
1006 30 96 9900 |
0,00 |
1006 30 98 9100 |
0,00 |
1006 30 98 9900 |
0,00 |
1006 30 65 9900 |
0,00 |
1007 00 90 9000 |
0,00 |
1101 00 15 9100 |
8,07 |
1101 00 15 9130 |
7,54 |
1102 10 00 9500 |
0,00 |
1102 20 10 9200 |
57,95 |
1102 20 10 9400 |
49,67 |
1103 11 10 9200 |
0,00 |
1103 13 10 9100 |
74,50 |
1104 12 90 9100 |
0,00 |
NB: Productcodes: zie de gewijzigde Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd |
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 680/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
houdende opening van openbare inschrijving nr. 54/2005 EG voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 33,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie van 25 juli 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2) zijn onder meer de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de afzet van de door distillatie zoals bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999, ontstane alcoholvoorraden die in het bezit zijn van de interventiebureaus. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 80 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 moeten openbare inschrijvingen voor de verkoop van alcohol uit wijnbouwproducten voor nieuwe vormen van industrieel gebruik worden gehouden om de voorraden communautaire alcohol uit wijnbouwproducten te verkleinen en om het mogelijk te maken dat in de Gemeenschap kleinschalige industriële projecten worden uitgevoerd of dat alcohol wordt verwerkt tot goederen die bestemd zijn voor uitvoer voor industriële doeleinden. De door de lidstaten opgeslagen communautaire alcohol uit wijnbouwproducten bestaat uit hoeveelheden die zijn verkregen bij distillatie zoals bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999. |
(3) |
Sinds 1 januari 1999 en op grond van Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (3) moeten de geboden prijzen en de zekerheden in euro worden uitgedrukt en moeten de betalingen plaatsvinden in euro. |
(4) |
Het is wenselijk om voor de biedingen minimumprijzen vast te stellen die naar categorie van eindbestemming zijn gedifferentieerd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bij openbare inschrijving nr. 54/2005 EG wordt alcohol uit wijnbouwproducten verkocht voor nieuwe vormen van industrieel gebruik. De alcohol is verkregen bij distillatie zoals bedoeld in de artikelen 27, 28 en 30 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en is in het bezit van het Franse interventiebureau.
De te koop aangeboden hoeveelheid bedraagt 130 000 hl alcohol 100 % vol. De nummers van de opslagtanks, de plaatsen van opslag en de hoeveelheid alcohol 100 % vol in elk van die opslagtanks zijn vermeld in de bijlage.
Artikel 2
De verkoop vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 79, 81, 82, 83, 84, 85, 95, 96, 97, 100 en 101 van Verordening (EG) nr. 1623/2000 en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2799/98.
Artikel 3
1. De biedingen moeten worden afgegeven bij het interventiebureau dat in het bezit is van de betrokken alcohol, namelijk:
Onivins-Libourne, Délégation nationale |
17, avenue de la Ballastière, boîte postale 231 |
F-33505 Libourne Cedex |
tel. (33-5) 57 55 20 00 |
fax (33-5) 57 55 20 59) |
telex: 57 20 25, |
of bij aangetekend schrijven aan het adres van dit interventiebureau worden toegezonden.
2. De biedingen moeten zich bevinden in een verzegelde enveloppe met de vermelding „Soumission — adjudication en vue de nouvelles utilisations industrielles, no 54/2005 CE” (Bod — openbare inschrijving voor nieuwe vormen van industrieel gebruik nr. 54/2005 EG), welke enveloppe zelf in de enveloppe met het adres van het betrokken interventiebureau moet zijn gedaan.
3. De biedingen moeten het betrokken interventiebureau bereiken uiterlijk op 17 mei 2005 om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
4. Elk bod moet vergezeld gaan van het bewijs dat bij het interventiebureau dat de betrokken alcohol in zijn bezit heeft, een inschrijvingszekerheid ten bedrage van 4 EUR per hl alcohol 100 % vol is gesteld.
Artikel 4
De laagste prijs die kan worden geboden, bedraagt 10,30 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van bakkersgist, 26 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van scheikundige producten van het type aminen en chloraal voor uitvoer, 32 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor de vervaardiging van eau de cologne voor uitvoer en 7,5 EUR per hl alcohol 100 % vol die bestemd is voor andere vormen van industrieel gebruik.
Artikel 5
De regeling inzake de bemonstering is vastgesteld bij artikel 98 van Verordening (EG) nr. 1623/2000. De prijs van de monsters bedraagt 10 EUR per liter.
Het interventiebureau verstrekt alle nuttige inlichtingen over de kenmerken van de te koop aangeboden alcohol.
Artikel 6
De uitvoeringszekerheid bedraagt 30 EUR per hectoliter alcohol à 100 % vol.
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13).
(2) PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 616/2005 (PB L 103 van 22.4.2005, blz. 15).
(3) PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.
BIJLAGE
OPENBARE INSCHRIJVING Nr. 54/2005 EG VOOR DE VERKOOP VAN ALCOHOL VOOR NIEUWE VORMEN VAN INDUSTRIEEL GEBRUIK
Plaats van opslag, hoeveelheid en kenmerken van de te koop aangeboden alcohol
Lidstaat |
Plaats |
Nummer van de opslagtank |
Hoeveelheid zuivere alcohol in hl 100 % vol |
Verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1493/1999, artikel |
Type alcohol |
Alcoholvolumegehalte (% vol) |
|||
FRANKRIJK |
|
5 |
22 465 |
27 |
Ruw |
+ 92 |
|||
6 |
22 545 |
27 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
13 |
22 520 |
27 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
19 |
19 815 |
27 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
14 |
22 655 |
27 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
|
13 |
685 |
28 |
Ruw |
+ 92 |
||||
13 |
6 840 |
30 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
12 |
7 795 |
28 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
12 |
190 |
30 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
12 |
4 330 |
30 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
12 |
160 |
27 |
Ruw |
+ 92 |
|||||
Totaal |
|
130 000 |
|
|
|
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/21 |
VERORDENING (EG) Nr. 681/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1973/2004 ten aanzien van de voorwaarden voor de uitkering van de areaalbetaling voor vezelvlas
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), en met name op artikel 110, tweede alinea, eerste streepje, onder iii),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (2) zijn onder andere voorwaarden vastgesteld voor de uitkering van de areaalbetaling voor vezelvlas. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 56, lid 1, onder b) i), van Verordening (EG) nr. 1973/2004 is het gebruik van zaad van de in bijlage V bij die verordening genoemde rassen een voorwaarde voor uitkering van de areaalbetaling voor vezelvlas. In het kader evenwel van de bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde gekoppelde betalingen is deze subsidiabiliteitsvoorwaarde niet gerechtvaardigd aangezien het bedrag per hectare van de gekoppelde betalingen voor vlas en voor andere akkerbouwgewassen hetzelfde is. De ontkoppelingsregeling bevat geen enkele bepaling waarin wordt verwezen naar de rassenlijst voor vlas. Met het oog op de vereenvoudiging is het derhalve passend deze voorwaarde in te trekken. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1973/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Aangezien Verordening (EG) nr. 1973/2004 van toepassing is voor de steunaanvragen betreffende de verkoopseizoenen die ingaan op of na 1 januari 2005, moet ook deze verordening van toepassing worden op die datum. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1973/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 56, lid 1, onder b), wordt punt i) geschrapt. |
2) |
Bijlage V wordt geschrapt. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de verkoopseizoenen die ingaan op of na 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 118/2005 van de Commissie (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 15).
(2) PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1.
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/22 |
VERORDENING (EG) Nr. 682/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 162e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij openbare inschrijving verkopen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit interventievoorraden die in hun bezit zijn, en kennen steun toe voor room, boter en boterconcentraat, een en ander overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (2). In artikel 18 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld, die kunnen worden gedifferentieerd volgens de bestemming, het vetgehalte van de boter en de verwerkingsmethode, of wordt besloten aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bedragen van de verwerkingszekerheden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 162e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 2571/97, worden de minimumverkoopprijzen voor boter uit interventievoorraden alsmede de bedragen van de verwerkingszekerheden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van de minimumverkoopprijzen voor boter die gelden voor de 162e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
(EUR/100 kg) |
||||||
Formule |
A |
B |
||||
Verwerkingsmethode |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
||
Minimumverkoopprijs |
Boter ≥ 82 % |
In ongewijzigde staat |
206 |
210 |
— |
210 |
Concentraat |
204,1 |
— |
— |
— |
||
Verwerkingszekerheid |
In ongewijzigde staat |
73 |
73 |
— |
73 |
|
Concentraat |
73 |
— |
— |
— |
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/24 |
VERORDENING (EG) Nr. 683/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 162e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij openbare inschrijving verkopen de interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter uit interventievoorraden die in hun bezit zijn, en kennen steun toe voor room, boter en boterconcentraat, een en ander overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie van 15 december 1997 betreffende de verkoop van boter tegen verlaagde prijs en de toekenning van steun voor room, boter en boterconcentraat voor de vervaardiging van banketbakkerswerk, consumptie-ijs en andere voedingsmiddelen (2). In artikel 18 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, een minimumverkoopprijs voor boter en een maximumbedrag van de steun voor room, boter en boterconcentraat worden vastgesteld, die kunnen worden gedifferentieerd volgens de bestemming, het vetgehalte van de boter en de verwerkingsmethode, of wordt besloten aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bedragen van de verwerkingszekerheden moeten dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 162e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 2571/97, worden de maximumbedragen van de steun alsmede de bedragen van de verwerkingszekerheden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 350 van 20.12.1997, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 april 2005 tot vaststelling van de maximumbedragen van de steun voor room, boter en boterconcentraat die gelden voor de 162e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2571/97 bedoelde permanente openbare inschrijving
(EUR/100 kg) |
|||||
Formule |
A |
B |
|||
Verwerkingsmethode |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
Met verklikstoffen |
Zonder verklikstoffen |
|
Maximumbedrag van de steun |
Boter ≥ 82 % |
51 |
47 |
50 |
41 |
Boter < 82 % |
44 |
45,9 |
— |
45,9 |
|
Boterconcentraat |
61,5 |
57,5 |
61,5 |
57,5 |
|
Room |
|
|
24 |
20 |
|
Verwerkingszekerheid |
Boter |
56 |
— |
55 |
— |
Boterconcentraat |
68 |
— |
68 |
— |
|
Room |
— |
— |
26 |
— |
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/26 |
VERORDENING (EG) Nr. 684/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de minimumverkoopprijs van magere melkpoeder voor de 81e bijzondere inschrijving in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2799/1999 bedoelde permanente verkoop bij inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 26 van Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en magere melkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd magere melkpoeder (2), houden de interventiebureaus voor bepaalde in hun bezit zijnde hoeveelheden magere melkpoeder een permanente verkoop bij inschrijving. |
(2) |
Volgens de voorwaarden van artikel 30 van deze verordening, met inachtneming van de ontvangen aanbiedingen voor iedere bijzondere inschrijving, wordt een minimumverkoopprijs vastgesteld of wordt besloten de verkoop bij inschrijving geen doorgang te laten vinden. Het bedrag van de verwerkingszekerheid moet worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met het verschil tussen de marktprijs van magere melkpoeder en de minimumverkoopprijs. |
(3) |
Het verdient aanbeveling, met inachtneming van de ontvangen aanbiedingen, de minimumverkoopprijs op de hiernavolgende hoogte vast te stellen en dienovereenkomstig de verwerkingszekerheid te bepalen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 81e bijzondere inschrijving in het kader van Verordening (EG) nr. 2799/1999, waarvoor de termijn voor indiening van de offertes is afgelopen op 26 april 2005, worden de minimumverkoopprijs en de verwerkingszekerheid als volgt vastgesteld:
|
195,24 EUR/100 kg, |
||
|
35,00 EUR/100 kg. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 340 van 31.12.1999, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/27 |
VERORDENING (EG) Nr. 685/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van het maximumbedrag van de steun voor boterconcentraat voor de 334e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 429/90
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 429/90 van de Commissie van 20 februari 1990 betreffende de toekenning, via openbare inschrijving, van steun voor boterconcentraat voor rechtstreekse consumptie in de Gemeenschap (2), houden de interventiebureaus een permanente verkoop bij inschrijving voor de toekenning van steun voor boterconcentraat. In artikel 6 van die verordening is bepaald dat, rekening houdend met de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes, voor boterconcentraat met een botervetgehalte van ten minste 96 % een maximumbedrag voor de steun wordt vastgesteld of wordt besloten om aan de inschrijving geen gevolg te geven. De bestemmingszekerheid moet dienovereenkomstig worden vastgesteld. |
(2) |
Het verdient aanbeveling, met inachtneming van de ontvangen aanbiedingen, het maximumbedrag van de steun op de hiernavolgende hoogte vast te stellen en dienovereenkomstig de bestemmingszekerheid te bepalen. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 334e bijzondere inschrijving die wordt gehouden in het kader van de permanente verkoop bij inschrijving als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 429/90, worden de maximumbedrag en de bestemmingszekerheid als volgt vastgesteld:
|
60,6 EUR/100 kg, |
||
|
67 EUR/100 kg. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 45 van 21.2.1990, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 van de Commissie (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/28 |
VERORDENING (EG) Nr. 686/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor boter voor de 18e bijzondere inschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2771/1999
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie van 16 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden boter die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen boter toe te wijzen. |
(3) |
Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 18e bijzondere inschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 2771/1999, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 26 april 2005, wordt de minimumverkoopprijs voor boter vastgesteld op 275 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/29 |
VERORDENING (EG) Nr. 687/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 17e deelinschrijving in het kader van de permanente openbare inschrijving zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 214/2001
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 10, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 214/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (2) hebben interventiebureaus bepaalde hoeveelheden mageremelkpoeder die in hun bezit zijn, te koop aangeboden door middel van een permanente openbare inschrijving. |
(2) |
Krachtens artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 214/2001 wordt op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen biedingen een minimumverkoopprijs vastgesteld of besloten geen mageremelkpoeder toe te wijzen. |
(3) |
Gezien de ontvangen biedingen, dient een minimumverkoopprijs te worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de 17e deelinschrijving op grond van Verordening (EG) nr. 214/2001, waarvoor de termijn voor het indienen van biedingen is verstreken op 26 april 2005, wordt de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder vastgesteld op 195,50 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 186/2004 van de Commissie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 6).
(2) PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2250/2004 (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 25).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/30 |
VERORDENING (EG) Nr. 688/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 mei 2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat bij de invoer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheven. Voor de producten als bedoeld in lid 2 van dat artikel is het invoerrecht echter gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs van de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat de cif-invoerprijzen worden berekend aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt. |
(3) |
Bij Verordening (EG) nr. 1249/96 zijn bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1784/2003 ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen. |
(4) |
De vastgestelde invoerrechten zijn van toepassing totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt. |
(5) |
Voor het normaal functioneren van het stelsel van invoerrechten moeten deze rechten worden berekend aan de hand van de in een referentieperiode geconstateerde representatieve marktkoersen. |
(6) |
De toepassing van Verordening (EG) nr. 1249/96 leidt ertoe de invoerrechten vast te stellen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen worden vastgesteld in bijlage I bij deze verordening en zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
J. M. SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1110/2003 (PB L 158 van 27.6.2003, blz. 12).
BIJLAGE I
Vanaf 1 mei 2005 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (in EUR/ton) |
1001 10 00 |
Harde tarwe van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
1001 90 91 |
Zachte tarwe, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
Zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan voor zaaidoeleinden |
0,00 |
1002 00 00 |
Rogge |
37,35 |
1005 10 90 |
Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden |
56,67 |
1005 90 00 |
Maïs, andere dan zaaigoed (2) |
56,67 |
1007 00 90 |
Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
37,35 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd (artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96) komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t, als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, of |
— |
2 EUR/t, als de loshaven in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Estland, Letland, Litouen, Polen, Finland, Zweden of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t, als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Berekeningselementen
periode van 15.4.2005-28.4.2005
1) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96:
|
2) |
Gemiddelden over de referentieperiode bepaald in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96: Vrachttarieven/kosten: Golf van Mexico–Rotterdam: 30,43 EUR/t; Grote Meren–Rotterdam: 39,57 EUR/t. |
3) |
|
(1) Een korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Een korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/33 |
VERORDENING (EG) Nr. 689/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de productierestitutie voor in de chemische industrie gebruikte witte suiker voor de periode van 1 tot en met 31 mei 2005
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 7, lid 5, vijfde streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 kan worden besloten om restituties bij de productie te verlenen voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en f), genoemde producten, voor de onder d) van dat lid genoemde stropen, en voor chemisch zuivere fructose (levulose) van GN-code 1702 50 00 als tussenproduct, die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het Verdrag bedoelde situaties bevinden en worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde producten van de chemische industrie. |
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1265/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, wat de productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker betreft (2) worden deze restituties bepaald op basis van de voor witte suiker vastgestelde restitutie. |
(3) |
In artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 is bepaald dat de productierestitutie voor witte suiker maandelijks wordt vastgesteld voor perioden die op de eerste van iedere maand beginnen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1265/2001 bedoelde productierestitutie voor witte suiker wordt voor de periode van 1 tot en met 31 mei 2005 vastgesteld op 31,805 EUR/100 kg nettogewicht.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).
(2) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 63.
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/34 |
VERORDENING (EG) Nr. 690/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van volwitte voorgekookte (parboiled) langkorrelige B rijst naar bepaalde derde landen in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2032/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1), en met name op artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 2032/2004 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van rijst opengesteld. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 584/75 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 op grond van de ingediende offertes besluiten een maximumrestitutie bij uitvoer vast te stellen. Bij deze vaststelling moet met name rekening worden gehouden met de in artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 genoemde criteria. Er wordt toegewezen aan de inschrijver(s) wiens (wier) offerte ten hoogste gelijk is aan de maximumrestitutie bij uitvoer. |
(3) |
De toepassing van bovenbedoelde criteria op de huidige marktsituatie leidt voor de betrokken rijst tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer op het in artikel 1 vermelde bedrag. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De maximumrestitutie bij uitvoer van volwitte voorgekookte (parboiled) langkorrelige B rijst naar bepaalde derde landen in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2032/2004 bedoelde inschrijving wordt op grond van de van 25 tot en met 28 april 2005 ingediende offertes vastgesteld op 57,00 EUR/t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.
(2) PB L 353 van 27.11.2004, blz. 6.
(3) PB L 61 van 7.3.1975, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1948/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 18).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/35 |
VERORDENING (EG) Nr. 691/2005 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
betreffende de offertes voor de uitvoer van rondkorrelige, halflangkorrelige en langkorrelige A volwitte rijst bestemd voor bepaalde derde landen, die zijn ingediend in het kader van de inschrijving bedoeld in Verordening (EG) nr. 2031/2004
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1), en met name op artikel 14, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 2031/2004 van de Commissie (2) is een inschrijving voor de vaststelling van de restitutie bij uitvoer van rijst opengesteld. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 584/75 van de Commissie (3), kan de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 op grond van de ingediende offertes besluiten niet tot toewijzing over te gaan. |
(3) |
Met name rekening houdend met de in artikel 14, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1785/2003 genoemde criteria, is het niet wenselijk een maximumrestitutie vast te stellen. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt geen gevolg gegeven aan de offertes die van 25 tot en met 28 april 2005 zijn ingediend in het kader van de in Verordening (EG) nr. 2031/2004 bedoelde inschrijving voor de uitvoer van rondkorrelige, halflangkorrelige en langkorrelige A volwitte rijst bestemd voor bepaalde derde landen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 april 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.
(2) PB L 353 van 27.11.2004, blz. 3.
(3) PB L 61 van 7.3.1975, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1948/2002 (PB L 299 van 1.11.2002, blz. 18).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/36 |
RICHTLIJN 2005/31/EG VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2005
tot wijziging van Richtlijn 84/500/EEG van de Raad wat betreft een verklaring van overeenstemming en prestatiecriteria voor de analysemethode voor keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG van de Commissie en 89/109/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 5, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 84/500/EEG van de Raad van 15 oktober 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (2) is een bijzondere maatregel in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en betreft het eventueel afgeven van lood en cadmium door keramische voorwerpen die bestemd zijn om als eindproduct met levensmiddelen in aanraking te komen of die daarmee overeenkomstig hun bestemming in aanraking komen. |
(2) |
Krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 moet in de bijzondere maatregelen worden bepaald dat de materialen en voorwerpen waarvoor de maatregelen gelden, vergezeld moeten gaan van een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat zij aan de desbetreffende voorschriften voldoen. |
(3) |
Deze verplichting is nog niet in Richtlijn 84/500/EEG opgenomen. Zij moet worden vastgesteld voor alle keramische voorwerpen die nog niet met levensmiddelen in aanraking zijn gebracht, om deze voorwerpen duidelijk van siervoorwerpen te onderscheiden. |
(4) |
De nationale bevoegde autoriteiten moeten toegang hebben tot documenten waaruit blijkt dat de keramische voorwerpen aan de lood- en cadmiummigratielimieten voldoen. De fabrikant of de importeur in de Gemeenschap moet hun daarom op verzoek de analysegegevens verstrekken. |
(5) |
Richtlijn 84/500/EEG schrijft een analysemethode voor lood en cadmium voor. Er is op dit gebied technische vooruitgang geboekt en de methode in die richtlijn is slechts een van diverse mogelijke methoden. In de onderhavige richtlijn moet rekening worden gehouden met de technische vooruitgang en moet voor de analysemethode een reeks prestatiecriteria worden vastgesteld, met inachtneming van Richtlijn 2001/22/EG van de Commissie van 8 maart 2001 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op de maximumgehalten aan lood, cadmium, kwik en 3-MCPD in levensmiddelen (3). |
(6) |
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, ter verwezenlijking van de fundamentele doelstelling van vrij verkeer van keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, noodzakelijk en passend regels voor de handhaving van Richtlijn 84/500/EEG vast te stellen. Deze richtlijn gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. |
(7) |
Richtlijn 84/500/EEG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 84/500/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het volgende artikel 2 bis wordt ingevoegd: „Artikel 2 bis 1. In elk handelsstadium tot en met het detailhandelsstadium gaan keramische voorwerpen die nog niet met levensmiddelen in aanraking zijn gebracht, vergezeld van een schriftelijke verklaring zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4). Die verklaring wordt afgegeven door de fabrikant of een in de Gemeenschap gevestigde verkoper en bevat de in bijlage III bij de onderhavige richtlijn vastgestelde informatie. 2. De fabrikant of de importeur in de Gemeenschap van de keramische voorwerpen verstrekt de nationale bevoegde autoriteiten op verzoek documentatie waaruit blijkt dat deze voorwerpen aan de lood- en cadmiummigratielimieten in artikel 2 voldoen. Deze documentatie omvat de uitslag van de uitgevoerde analyse, de testomstandigheden, alsook de naam en het adres van het testlaboratorium. |
2) |
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze richtlijn. |
3) |
Als bijlage III wordt de tekst van bijlage II bij deze richtlijn opgenomen. |
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 20 mei 2006 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen zo toe dat:
a) |
de handel in en het gebruik van keramische voorwerpen die aan deze richtlijn voldoen vanaf 20 mei 2006 zijn toegestaan; |
b) |
de vervaardiging en de invoer in de Gemeenschap van keramische voorwerpen die niet aan deze richtlijn voldoen vanaf 20 mei 2007 zijn verboden. |
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 29 april 2005.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.
(2) PB L 277 van 20.10.1984, blz. 12.
(3) PB L 77 van 16.3.2001, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/4/EG (PB L 19 van 21.1.2005, blz. 50).
(4) PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.”
BIJLAGE I
„BIJLAGE II
ANALYSEMETHODE VOOR HET BEPALEN VAN DE MIGRATIE VAN LOOD EN CADMIUM
1. Doel en toepassingsgebied
Met deze methode kan de specifieke migratie van lood en cadmium worden bepaald.
2. Principe
De specifieke migratie van lood en cadmium wordt bepaald aan de hand van een instrumentele analysemethode die voldoet aan de prestatiecriteria in punt 4.
3. Reagentia
— |
Alle reagentia moeten analytisch zuiver zijn, tenzij iets anders is aangegeven. |
— |
Onder „water” wordt hier gedestilleerd water (of water van gelijkwaardige kwaliteit) verstaan. |
3.1. Waterige oplossing van azijnzuur (4 % v/v)
Voeg aan water 40 ml ijsazijn toe en leng aan tot 1 000 ml.
3.2. Voorraadoplossingen
Bereid voorraadoplossingen van 1 000 mg/l lood en ten minste 500 mg/l cadmium in azijnzuur 4 %, zoals bedoeld in punt 3.1.
4. Prestatiecriteria voor de instrumentele analysemethode
4.1. |
De aantoonbaarheidsgrens mag niet hoger liggen dan:
De aantoonbaarheidsgrens is hier de concentratie van het element in azijnzuur 4 %, zoals bedoeld in punt 3.1, dat een signaal van tweemaal de ruis van het meetinstrument oplevert. |
4.2. |
De bepaalbaarheidsgrens mag niet hoger liggen dan:
|
4.3. |
Terugvinding. Wanneer aan het azijnzuur 4 %, zoals bedoeld in punt 3.1, lood of cadmium wordt toegevoegd, moet daarvan 80-120 % worden teruggevonden. |
4.4. |
Specificiteit. De analysemethode moet vrij zijn van spectrale en matrixinterferentie. |
5. Methode
5.1. Bereiding van het monster
Het monster moet schoon zijn en vrij van vet en andere stoffen die de testuitslag kunnen beïnvloeden.
Was het monster in afwasmiddeloplossing bij ongeveer 40 °C. Spoel het eerst met leidingwater en daarna met gedestilleerd water of water van gelijkwaardige kwaliteit. Laat het water weglopen en droog het monster zonder het te verontreinigen. Raak het te testen oppervlak na de reiniging niet meer aan.
5.2. Bepaling van lood en/of cadmium
— |
Test het aldus bereide monster overeenkomstig de voorschriften in bijlage I. |
— |
Homogeniseer de inhoud van het monster met een geschikte methode waarmee geen oplossing verloren gaat en het te testen oppervlak niet wordt afgeschuurd. Voer pas daarna de bepaling van lood en/of cadmium uit op de testoplossing. |
— |
Voer ook een blancobepaling uit op het reagens voor elke reeks bepalingen. |
— |
Voer de bepaling van lood en/of cadmium uit in geschikte omstandigheden.” |
BIJLAGE II
„BIJLAGE III
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING
De in artikel 2 bis, lid 1, bedoelde schriftelijke verklaring bevat de volgende informatie:
1) |
naam en adres van het bedrijf dat het afgewerkte keramische voorwerp vervaardigt, en van de importeur die het in de Gemeenschap invoert; |
2) |
een omschrijving van het keramische voorwerp; |
3) |
de datum van de verklaring; |
4) |
de bevestiging dat het keramische voorwerp aan de voorschriften in deze richtlijn en in Verordening (EG) nr. 1935/2004 voldoet. |
De schriftelijke verklaring maakt een eenvoudige identificatie mogelijk van de voorwerpen waarvoor zij geldt. Wanneer substantiële productiewijzigingen de migratie van lood en cadmium wijzigen, is een nieuwe verklaring nodig.”
II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing
Raad
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/40 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 22 december 2004
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling
(2005/347/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, lid 3, eerste alinea, en lid 4,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 16 oktober 2001 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met het Vorstendom Monaco over een overeenkomst om te bereiken dat die staat maatregelen aanneemt van gelijke strekking als die welke binnen de Gemeenschap moeten worden toegepast met het oog op effectieve belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. |
(2) |
De tekst van de overeenkomst die het resultaat is van de onderhandelingen, sluit aan bij de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad. Bij de overeenkomst gaat een intentieverklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en het Vorstendom Monaco. Beide teksten zijn aan Besluit 2005/35/EG (2) gehecht. |
(3) |
Toepassing van de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG (3) is afhankelijk van toepassing door het Vorstendom Monaco van maatregelen van gelijke strekking als die welke in genoemde richtlijn zijn vervat, overeenkomstig een door die staat en de Europese Gemeenschap gesloten overeenkomst. |
(4) |
Overeenkomstig Besluit 2005/35/EG en onder voorbehoud van de vaststelling van een besluit betreffende de sluiting van de overeenkomst op een later tijdstip werd de overeenkomst op 7 december 2004 namens de Europese Gemeenschap ondertekend. |
(5) |
De overeenkomst en de intentieverklaring dienen namens de Gemeenschap te worden goedgekeurd. |
(6) |
Er dient te worden voorzien in een eenvoudige en snelle procedure voor de eventuele aanpassing van de bijlagen I en II bij de overeenkomst, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst en de intentieverklaring is aan dit besluit gehecht (4).
Artikel 2
De Commissie wordt gemachtigd namens de Gemeenschap wijzigingen van de bijlagen bij de overeenkomst goed te keuren, teneinde overeenstemming te garanderen met de krachtens artikel 5, onder a), van Richtlijn 2003/48/EG ter kennis gebrachte gegevens betreffende de bevoegde autoriteiten en met de gegevens in de bijlage daarbij.
Artikel 3
De voorzitter van de Raad verricht namens de Europese Gemeenschap de in artikel 16, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (5).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 22 december 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
C. VEERMAN
(1) Advies uitgebracht op 2 december 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 19 van 21.1.2005, blz. 53.
(3) PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).
(4) PB L 19 van 21.1.2005, blz. 55.
(5) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/42 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 18 januari 2005
waarbij overeenkomstig artikel 104, lid 8, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt vastgesteld of door Hongarije effectief gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die de Raad krachtens artikel 104, lid 7, van het Verdrag heeft gedaan
(2005/348/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 8,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden. |
(2) |
Het Stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Het Stabiliteits- en groeipact omvat onder meer Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1), zoals bedoeld in artikel 104 van het Verdrag, voor een snelle correctie van buitensporige overheidstekorten. |
(3) |
In de resolutie van de Europese Raad van Amsterdam van 17 juni 1997 (2) betreffende het Stabiliteits- en groeipact worden alle partijen, te weten de lidstaten, de Raad en de Commissie, dringend verzocht om het Verdrag en het Stabiliteits- en groeipact strikt en tijdig ten uitvoer te leggen. |
(4) |
Bij Beschikking 2004/918/EG (3) heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag vastgesteld dat er in Hongarije een buitensporig tekort bestaat. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 heeft de Raad op 5 juli 2004 een aanbeveling aan de Hongaarse autoriteiten gericht met het verzoek zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de bestaande buitensporigtekortsituatie en binnen een middellangetermijnkader maatregelen te nemen om het tekort in 2008 op geloofwaardige en duurzame wijze tot onder de 3 % van het BBP terug te dringen overeenkomstig het traject voor tekortreductie dat in het door de Hongaarse autoriteiten ingediende en in het advies van de Raad van 5 juli 2004 goedgekeurde convergentieprogramma (4) is aangegeven. In deze aanbeveling werd de Hongaarse autoriteiten een termijn tot 5 november 2004 gesteld om te zorgen voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van de maatregelen die gepland zijn om het voor 2005 vastgestelde streefcijfer voor het tekort van 4,1 % van het BBP te halen. De Raad beval Hongarije tevens aan de in het convergentieprogramma van mei 2004 beoogde maatregelen vastberaden uit te voeren, en met name klaar te staan om indien nodig aanvullende maatregelen te nemen om het voor 2004 vastgestelde streefcijfer voor het overheidstekort van 4,6 % van het BBP te bereiken. Voorts verzocht de Raad de Hongaarse autoriteiten elke aangelegenheid aan te grijpen om de begrotingsaanpassing te versnellen; de beoogde hervormingen door te voeren van de overheidsdiensten, de gezondheidszorg en het onderwijsstelsel; en ervoor te zorgen dat de geplande belastingverlagingen adequaat worden gefinancierd en dat de tenuitvoerlegging ervan afhankelijk wordt gesteld van het halen van de tekortdoelstellingen. |
(6) |
Op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 moet de Raad zich op openbaargemaakte besluiten van de regering van de betrokken lidstaat baseren om te beoordelen of aan zijn aanbevelingen overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag effectief gevolg is gegeven. |
(7) |
De evaluatie van de besluiten die door Hongarije vanaf de aanbeveling van de Raad op grond van artikel 104, lid 7, van het Verdrag tot de in die aanbeveling genoemde uiterste datum zijn genomen, leidt tot de volgende conclusies:
|
(8) |
In artikel 104, lid 8, van het Verdrag wordt bepaald dat wanneer de Raad vaststelt dat binnen de voorgeschreven periode geen effectief gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die op grond van artikel 104, lid 7, van het Verdrag zijn gedaan, hij zijn aanbevelingen openbaar kan maken. Overeenkomstig de resolutie van de Europese Raad betreffende het Stabiliteits- en groeipact had Hongarije er in juli 2004 al mee ingestemd de aanbeveling openbaar te maken, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
De Republiek Hongarije heeft aan de aanbeveling van de Raad van 5 juli 2004 binnen de in die aanbeveling gestelde termijn geen effectief gevolg gegeven.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Hongarije.
Gedaan te Brussel, 18 januari 2005.
Voor de Raad
De voorzitter
J.-C. JUNCKER
(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.
(2) PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1.
(3) PB L 389 van 30.12.2004, blz. 27.
(4) PB C 320, 24.12.2004, blz. 11.
Commissie
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/44 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 10 december 2003
in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst
(Zaak COMP/E-2/37.857 –– Organische peroxides)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 4570 def. en corrigendum C(2004) 4)
(Slechts de tekst in de Duitse, de Engelse en de Spaanse taal is authentiek)
(2005/349/EG)
Op 10 december 2003 heeft de Commissie een beschikking (C(2003) 4570 def.) gegeven in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. De Commissie heeft op 7 januari 2004 door middel van schriftelijke procedure E/2/2004 (C(2004) 4) een corrigendum op de Duitse en Spaanse versie van Beschikking C(2003) 4570 def. goedgekeurd. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 21 van Verordening nr. 17 (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste inhoud van het besluit, gelet op het rechtmatige belang van ondernemingen bij de bescherming van hun commerciële belangen. Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking in de authentieke talen en in de werktalen van de Commissie is te vinden op de website van directoraat-generaal Concurrentie: http://europa.eu.int/comm/competition/index_en.html
I. SAMENVATTING VAN DE INBREUK
Adressaten en aard van de inbreuk
(1) |
Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen en/of verenigingen van ondernemingen:
|
(2) |
Begin 1971 werd door de destijds belangrijkste producenten van organische peroxides (Akzo Nobel Chemicals International BV en Akzo Nobel Polymer Chemicals BV, Luperox GmbH (dat later onderdeel van de grootste dochter van Atofina SA werd), hierna „Akzo en Peroxid Chemie GmbH & Co. KG” genoemd) een voortdurende overeenkomst gesloten die in strijd was met artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst, en hieraan deelgenomen. De overeenkomst betrof in bepaalde periodes de gehele en in bepaalde periodes een deel van de Gemeenschap en de EER. De deelnemers maakten afspraken over marktaandelen, bepaalden de prijzen van het product, bedachten een mechanisme voor prijsstijgingen dat zij ook toepasten, wezen afnemers toe en zetten een systeem op om toezicht te houden op de werking van hun overeenkomsten en om deze te doen naleven. Peroxidos Organicos SA (1975-1999) nam deel aan een specifieke regeling binnen de algemene overeenkomst. Ook AC Treuhand AG (1993-1999) was bij de zaak betrokken. |
Duur van de inbreuk
(3) |
Duur van de deelname:
|
De markt voor organische peroxides
(4) |
Een organische peroxide is een organisch molecuul dat een „peroxide” of zuurstof-zuurstofverbinding bevat (-O-O-). Organische peroxides (hierna „OP” genoemd) zijn zeer explosief en grote ongelukken zijn in deze branche dan ook geen uitzondering. OP zijn verkrijgbaar in vaste vorm (meestal als een fijn poeder), als vloeistof of als pasta. OP en mengsels die OP bevatten worden gebruikt als versneller, activator, katalysator, crosslinker, uitharder, harder, initiator en promotor. OP kunnen worden onderscheiden naar hun belangrijkste drie toepassingen en zeven klassen. |
(5) |
OP spelen een zeer belangrijke rol in de plastic- en rubberindustrie waarin zij voornamelijk drie toepassingen hebben:
|
(6) |
De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de geografische reikwijdte van deze activiteit ten minste de EER betreft. In 1999, het laatste volledige jaar van de inbreuk, had het kartel meer dan 90 % van de EER-markt voor het betrokken product in handen. Deze markt had in dat jaar een totale geschatte waarde 250 miljoen EUR. |
Functioneren van het kartel
(7) |
De belangrijkste overeenkomst ging van start in 1971, met aanvankelijk drie leden (Akzo, Peroxid Chemie en Atofina (destijds Luperox genaamd)). Deze overeenkomst bestond uit subregelingen voor hoge polymeer- en thermohardende OP en was ook opgesplitst naar regionale criteria. Regionale subregelingen betroffen Frankrijk (tot 1992), het Verenigd Koninkrijk (tot 1992), Spanje (vanaf eind 1975) en de rest van Europa. Deze volgden de belangrijkste beginselen van de algemene overeenkomst. In 1983 werd nog een subregeling getroffen voor crosslinking OP, die ook van toepassing was op de meeste Europese landen. Deze subregelingen overlapten aanzienlijk met de algemene overeenkomst, in die zin dat in de betrokken periode de mechanismen van wederzijdse controle en vergoeding, de partijen, de producten, de afnemers of de handelende personen in alle subregelingen teruggevonden kunnen worden. |
(8) |
De belangrijkste overeenkomst was gericht op het behoud van marktaandelen en coördinatie van prijsstijgingen en is gebaseerd op een schriftelijk „contract” uit 1971. Om deze doelstelling te bereiken werd door een onafhankelijk orgaan (AC Treuhand vanaf 1993) nauwgezet toezicht gehouden op gedetailleerde verkoopgegevens van de deelnemende partijen, werden klanten toegewezen en, ingeval van afwijkingen van het voorgenomen marktaandeel, vergoedingen betaald of klanten opnieuw toegewezen. Regelmatig vonden bijeenkomsten plaats om de werking van de overeenkomst fijner af te stemmen. De overeenkomst bevatte een groot aantal subregelingen betreffende specifieke producten, subproducten of regio’s. Deze subregelingen waren voor een deel slechts gedurende een beperkte periode geldig of zijn later opgenomen in andere subregelingen. Perorsa was betrokken bij een Spaanse subregeling. |
(9) |
Vastgesteld is dat AC Treuhand inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst heeft gemaakt door bijeenkomsten te organiseren, te bemiddelen bij geschillen, marktaandelen voor te stellen en belastend bewijsmateriaal te verbergen. AC Treuhand is opgetreden als een vereniging van ondernemingen en/of als een onderneming. |
(10) |
Het kartel had te lijden van fricties in 1992 en eindigde in 1999, na mislukte pogingen van de partijen om overeenstemming te bereiken over quota. Sommige subregelingen eindigden eerder. |
II. BOETES
Basisbedrag
(11) |
De Commissie is van mening dat de betrokken ondernemingen een zeer ernstige inbreuk hebben begaan. Vanwege de aard en de geografische reikwijdte van de inbreuk moet deze worden aangemerkt als zeer ernstig, ongeacht de vraag of de gevolgen van de inbreuk voor de markt meetbaar zijn. |
Verschillende behandeling
(12) |
In de categorie zeer zware inbreuken biedt het scala aan mogelijke boetebedragen de mogelijkheid om ondernemingen verschillend te behandelen teneinde rekening te houden met het daadwerkelijke economische vermogen van de inbreukmakers om de mededinging aanzienlijke schade te berokkenen, en het bedrag van de geldboete op een zodanig niveau vast te stellen dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat. Met een marktaandeel van meer dan 40 % van het totaal van deze markten, is Akzo de grootste producent en dient daarom in de eerste categorie ingedeeld te worden. Atofina en Peroxid Chemie, met marktaandelen van ongeveer 20-25 %, dienen in de tweede categorie ingedeeld te worden. Perorsa, met een marktaandeel van minder dan 5 % in Europa, dient in de derde categorie ingedeeld te worden. |
(13) |
Degussa UK Holdings (voorheen Laporte plc genaamd) is sinds 1 september 1992 het moederbedrijf van Peroxid Chemie en dient daarom in dezelfde categorie als Peroxid Chemie ingedeeld te worden, aangezien het gezamenlijk met Peroxid Chemie verantwoordelijk is voor de illegale activiteiten van Peroxid Chemie. |
(14) |
De verdeling van de verantwoordelijkheid van Peroxid Chemie en Degussa UK Holdings met betrekking tot de boete is als volgt: Peroxid Chemie nam deel aan de overeenkomst van 1 januari 1971 tot en met 31 december 1999 en Degussa UK Holdings is hoofdelijk aansprakelijk voor de periode waarin zij Peroxid Chemie volledig in handen had, van 1 september 1992 tot en met 31 december 1999. |
(15) |
AC Treuhand wordt apart beoordeeld. De Commissie erkent dat het tot op zekere hoogte een noviteit is dat een beschikking gericht wordt tot een onderneming en/of een vereniging van ondernemingen die een dergelijke rol in een kartel heeft gespeeld. Dit is in overweging genomen bij de bepaling van de hoogte van de boetes. Gezien het voorgaande acht de Commissie het aangewezen om AC Treuhand een boete van 1 000 EUR op te leggen. |
(16) |
Gezien de omvang en de totale middelen van de ondernemingen en om te zorgen voor een voldoende afschrikwekkende werking, is de Commissie van mening dat het basisbedrag voor Akzo en Atofina aangepast dient te worden. |
Duur
(17) |
De Commissie heeft vastgesteld dat Akzo, Atofina en Peroxid Chemie inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag hebben gemaakt van 1 januari 1971 tot en met 31 december 1999, Perorsa ten minste van 31 december 1975 tot en met 31 december 1999 en Degussa UK Holdings van 1 september 1992 tot en met 31 december 1999. AC Treuhand trad op als onderneming en/of vereniging van ondernemingen van 28 december 1993 tot en met 31 december 1999. |
(18) |
Om de boete te berekenen, houdt de Commissie rekening met volledige maanden en bepaalt daarom dat de duur van de inbreuk door deze ondernemingen een periode was van 29 jaar (Akzo, Atofina en Peroxid Chemie), zes jaar (AC Treuhand), zeven jaar en vier maanden (Degussa UK Holdings) en 24 jaar (Perorsa). Voor Peroxid Chemie wordt de duur opgesplitst in twee periodes, één waarin zij alleen verantwoordelijk was (21 jaar en acht maanden) en één waarin zij samen met haar moederonderneming Degussa UK Holdings verantwoordelijk was (zeven jaar en vier maanden). |
(19) |
De Commissie concludeert dat er sprake was van een langdurige inbreuk (meer dan vijf jaar) voor AC Treuhand, Akzo, Atofina, Degussa UK Holdings, Peroxid Chemie en Perorsa. Dienovereenkomstig zou het basisbedrag van de boetes voor Akzo en Atofina met 245 % vermeerderd moeten worden. Het basisbedrag van de boete die Peroxid Chemie opgelegd krijgt, dient met 107,5 % te worden vermeerderd. Het basisbedrag van de boetes die Peroxid Chemie/Degussa UK Holdings opgelegd krijgen, dient met 70 % te worden vermeerderd. Het basisbedrag van de boete die Perorsa opgelegd krijgt, dient met 220 % te worden vermeerderd. Deze percentages zijn gebaseerd op een vermeerdering met 10 % per jaar in de laatste 20 jaar van de inbreuk (1980-1999) en een vermeerdering met 5 % per jaar voor het deel van de inbreuk dat werd gepleegd 21 tot 29 jaar geleden (1971-1979). |
Verzwarende omstandigheden
(20) |
Atofina is eerder beboet voor deelname aan vier kartels en Peroxid Chemie/Degussa UK Holdings is eerder beboet voor deelname aan één kartel. Daarom zal recidive als verzwarende omstandigheid beschouwd worden. |
(21) |
De Commissie is dienovereenkomstig van mening dat in het geval van Atofina het basisbedrag van de op te leggen boete met 50 % dient te worden vermeerderd om uitdrukking te geven aan het feit dat zij al eerder adressaat van een aanzienlijk aantal beschikkingen van de Commissie inzake eerdere kartelzaken is geweest. In het geval van Degussa UK Holdings en Peroxid Chemie dient het basisbedrag van de boete ook met 50 % te worden verhoogd om uitdrukking te geven aan het feit dat zij adressaat van een eerdere kartelbeschikking van de Commissie zijn geweest, ofwel direct (Degussa UK Holdings), ofwel via de onderneming waartoe zij behoorde (Peroxid Chemie). |
Verzachtende omstandigheden
(22) |
Atofina heeft de Commissie voorzien van aanvullend bewijs dat het kartel 29 jaar geduurd heeft. |
(23) |
Overeenkomstig het billijkheidsbeginsel wordt voorgesteld om een specifieke verzachtende omstandigheid „medewerking buiten de clementieregeling” voor Atofina toe te passen. Deze verzachtende omstandigheid voorkomt dat Atofina een hogere boete dient te betalen na haar medewerking dan zij zou hebben moeten betalen zonder medewerking. |
(24) |
Gezien het bovenstaande acht de Commissie het aangewezen om het basisbedrag van de boete voor Atofina te verlagen met 94,19 miljoen EUR op grond van effectieve medewerking buiten de clementieregeling. |
Toepassing van de omzetdrempel van 10 %
(25) |
De drempel van 10 % van de wereldwijde omzet waarvan sprake is in artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, is van toepassing op Perorsa en Peroxid Chemie. |
Toepassing van de clementieregeling van 1996
Niet-oplegging of zeer aanzienlijke vermindering van de geldboete („Deel B”: vermindering met 75-100 %)
(26) |
Aan Akzo wordt immuniteit voor geldboetes verleend omdat zij de eerste onderneming was die het kartel bij de Commissie heeft aangebracht. |
Belangrijke vermindering van de geldboete („Deel D”: vermindering met 10 tot 50 %)
(27) |
Atofina wordt een vermindering met 50 % toegekend voor haar medewerking aan het onderzoek van de Commissie. Van de ondernemingen die in aanmerking komen voor een belangrijke vermindering van de geldboete, was Atofina de eerste die medewerking verleende aan het onderzoek van de Commissie en bovendien de onderneming die de meest bruikbare bijdrage leverde. Net als de andere ondernemingen die samenwerkten met de Commissie, trok zij de feiten waarop de Commissie haar beweringen baseerde niet in twijfel. |
(28) |
Peroxid Chemie en Degussa UK Holdings wordt een vermindering van 25 % toegekend voor hun medewerking aan het onderzoek van de Commissie. Het bewijsmateriaal van deze ondernemingen arriveerde later en hun medewerking was beperkter dan die van Akzo en Atofina. |
(29) |
Aan Perorsa, de laatste medewerkende onderneming, wordt een vermindering van 15 % toegekend. |
Vermogen om te betalen
(30) |
Geen van de ondernemingen heeft beweerd niet in staat te zijn te betalen. |
Beschikking
1) |
De volgende boetes worden opgelegd:
|
2) |
De genoemde ondernemingen en/of verenigingen van ondernemingen maken onmiddellijk een einde aan de inbreuken, voorzover zij dat nog niet gedaan hebben. Zij onthouden zich van herhaling van enige handeling of gedraging die met de in deze procedure aangetoonde inbreuk overeenkomt, alsook van enige handeling of gedraging die dezelfde of gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft. |
(1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2003 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/48 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 7 mei 2004
inzake de door Spanje verleende steun aan de bedrijven die olie uit afvallen van olijven produceren Steunmaatregel C 21/02 (ex NN 14/02)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1635)
(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)
(2005/350/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
(1) |
Bij brief van 14 december 2001 heeft de Commissie de Spaanse autoriteiten gevraagd informatie te verstrekken over de steunmaatregel ten gunste van de bedrijven die olie uit afvallen van olijven produceren. |
(2) |
Bij brief van 4 januari 2002 hebben de Spaanse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van de steunmaatregel ten gunste van de bedrijven die olie uit afvallen van olijven produceren, zoals beschreven in het besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. |
(3) |
Aangezien de steunregeling reeds was vastgesteld, werd ze opgenomen in het register van de niet-aangemelde steunmaatregelen (steunmaatregel nr. NN 14/02). |
(4) |
De Commissie heeft Spanje bij schrijven van 12 maart 2002 in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag met betrekking tot deze steunregeling. |
(5) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (2) bekendgemaakt. De Commissie heeft belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken. |
(6) |
Bij brief van 15 april 2002 stuurde Spanje een reeks opmerkingen. Bij brief van 2 april 2004 stuurde Spanje aanvullende inlichtingen. |
(7) |
De Commissie heeft hieromtrent geen opmerkingen ontvangen van de belanghebbenden. |
II. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN
(8) |
Benaming, stelsel: steunmaatregel ten behoeve van de bedrijven die olie uit afvallen van olijven produceren. |
(9) |
Budget: het budget wordt begroot op maximaal 1 202 024,21 EUR. |
(10) |
Duur: een jaar. |
(11) |
Begunstigden: de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen. |
(12) |
Doelstelling van de maatregelen: het financieren van de aanpassing van de productieprocessen van de bedrijven aan de in het besluit van het Ministerio de la Presidencia van 25 juli 2001 bedoelde nieuwe voorschriften houdende beperking van de aanwezigheid van bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in olie uit afvallen van olijven (3), en het verzekeren van de normale werking van de oliefabrieken tijdens de campagne 2001/2002. |
(13) |
Mogelijke nadelige gevolgen van de maatregelen: vervalsing van de concurrentie door het bevoordelen van bepaalde producties van olie uit afvallen van olijven, en schending van de bepalingen van de betrokken gemeenschappelijke ordening van de markt. |
(14) |
Intensiteit van de steun, voor subsidie in aanmerking komende kosten, cumulatie: leningen met rentesubsidie en subsidie voor de garanties op deze leningen. Het bedrag van de leningen varieert naar gelang van de begunstigden. |
(15) |
Hieronder worden de redenen uiteengezet die hebben geleid tot de inleiding van de procedure. |
(16) |
Het besluit van het Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación (Spaanse ministerie van Landbouw) van 14 november 2001, betreffende een steunmaatregel voor de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen (4) voorziet in leningen voor een totaal bedrag van maximaal 5 000 miljoen peseta (30 050 000 EUR), met een rentesubsidie van het Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación (hierna het „M.A.P.A.” genoemd), dat eveneens een subsidie kan vaststellen voor de garanties op die leningen. |
(17) |
De leningen moeten dienen om de aanpassing van de productieprocessen van de bedrijven aan de in het besluit van het Ministerio de la Presidencia van 25 juli 2001 bedoelde nieuwe voorschriften te financieren, en om de normale werking te verzekeren van de oliefabrieken tijdens de campagne 2001/2002. |
(18) |
Het maximale eenheidsbedrag per begunstigde van de leningen zal het bedrag zijn dat is vermeld in de erkenning van de rechten door het M.A.P.A., via het Agencia para el Aceite de Oliva (Spaans Agentschap voor de Olijfolie). Te dien einde dient rekening te worden gehouden met het bewezen volume van de olievoorraden in alle stadia van het verwerkingsproces in elk bedrijf op 3 juli 2001, het volume olie dat aan de bottelindustrie werd afgeleverd om te worden verhandeld vanaf die datum tot de inwerkingtreding van het besluit van het M.A.P.A. van 14 november 2001, en de maximumprijs van 125 peseta (0,761266 EUR) per kilo in voorraad. |
(19) |
De begunstigden van de steun moeten uiterlijk op de eerste vervaldag van de rente hun productieproces hebben aangepast aan de nieuwe voorschriften of moeten er althans mee hebben aangevangen, en het volume van de productie voor de campagne 2001/2002 moet vergelijkbaar zijn met dat van de drie voorgaande seizoenen. |
(20) |
Het maximumbedrag van de leningen voor de verschillende sectoren bedraagt:
|
(21) |
Het Instituto de Crédito Oficial (ICO) biedt, met medewerking van de financiële instellingen, leningen aan onder de volgende voorwaarden:
|
(22) |
Het M.A.P.A. kan ook subsidies vaststellen voor de garanties die, in voorkomend geval, worden toegekend door de Sociedad Estatal de Caución Agraria, wanneer dat nodig blijkt voor het verkrijgen van de leningen. De subsidie voor de garantie moet dienen ter betaling van de beheerskosten en bedraagt maximaal 1 % van het openstaande saldo van de gegarandeerde lening. |
(23) |
Bij de inleiding van de procedure hield de Commissie rekening met de beschouwingen die hieronder worden uiteengezet. |
(24) |
De subsidie voor de rente op de leningen is steun die door de staat wordt toegekend aan de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen. Bovendien ontvangen bepaalde bedrijven andere steun die door de staat wordt toegekend en die bestaat uit de gedeeltelijke financiering van de kosten voor het beheer van de garanties voor deze gesubsidieerde leningen. |
(25) |
Verwacht wordt dat de leningen gedeeltelijk worden gebruikt ter financiering van de aanpassing van de productieprocessen van de bedrijven aan de in het besluit van het Ministerio de la Presidencia van 25 juli 2001 bedoelde nieuwe normen en voorschriften. Het bedrag van de gesubsidieerde leningen en het bedrag van de steun zijn echter niet gekoppeld aan de kosten voor de aanpassing van de productieprocessen. Het maximale eenheidsbedrag per begunstigde van de leningen zal immers het bedrag zijn dat is vermeld in de erkenning van de rechten door het M.A.P.A., via het Agencia para el Aceite de Oliva, welk bedrag gebaseerd is op het bewezen volume van de olievoorraden in alle stadia van het verwerkingsproces voor elk bedrijf op 3 juli 2001, en op het volume olie dat aan de bottelindustrie werd afgeleverd om te worden verhandeld. De Commissie beschikte in deze fase niet over informatie volgens welke het zou gaan om investeringen die voor subsidie in aanmerking komen op grond van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (5). |
(26) |
Aan de hand van de beschikbare informatie was de Commissie dus van mening dat de steunmaatregelen in de vorm van een rentesubsidie voor de leningen en in de vorm van de gedeeltelijke subsidiëring van de kosten van de garanties, konden worden beschouwd als staatssteun ter verbetering van de financiële situatie van de producenten, die op geen enkele wijze bijdroeg tot de ontwikkeling van de sector (punt 3.5 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector). In dit stadium kon de steun die mogelijk zou worden verleend, dus worden aangemerkt als steun voor de bedrijfsvoering, die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Dergelijke steun heeft geen duurzaam effect op de ontwikkeling van de sector, en het rechtstreekse effect ervan verdwijnt met de maatregel zelf (zie het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juni 1995 in zaak T-459/93, Siemens SA tegen de Europese Commissie (6). Dergelijke steunmaatregelen hebben als rechtstreeks gevolg dat de productie- en afzetmogelijkheden waarover de betrokken marktdeelnemers voor deze producten beschikken, gunstiger zijn dan die voor andere marktdeelnemers (zowel in eigen land als in de andere lidstaten) die geen dergelijke steun ontvangen. |
(27) |
Bovendien hebben deze steunmaatregelen voor de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen, betrekking op een product, olijfolie, waarvoor een gemeenschappelijke ordening van de markt geldt overeenkomstig Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (7), waardoor de mogelijkheden voor de lidstaten om in te grijpen in de werking van die marktordening beperkt zijn omdat deze onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie (zie, onder andere, het arrest van 26 juni 1979 in zaak 177/78 (8) – Pigs and Bacon Commission tegen McCarren and Company Limited) moeten de gemeenschappelijke marktordeningen worden beschouwd als een volledig en afgerond geheel dat de lidstaten geen ruimte laat om maatregelen te nemen die nadelig of daarmee in strijd zijn. Daarom leek het er in dit stadium op dat de steunmaatregelen moesten worden beschouwd als strijdig met de gemeenschappelijke marktordeningen en, bijgevolg, met de communautaire regelgeving. |
(28) |
Op grond daarvan was de Commissie, in het stadium van inleiding van de procedure, van mening dat de onderzochte steunmaatregelen leken te moeten worden aangemerkt als steun voor de bedrijfsvoering, die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, en dat het er niet naar uitzag dat zij in aanmerking konden komen voor een van de in artikel 87, lid 3, van het Verdrag bedoelde uitzonderingen, zodat zij met betrekking tot deze steunmaatregelen besliste de in artikel 88, lid 2, van het Verdrag bedoelde procedure in te leiden. |
III. OPMERKINGEN VAN SPANJE
(29) |
Bij brief van 15 april 2002 voerde Spanje aan hetgeen volgt. |
(30) |
Op 3 juli 2001 besliste de Spaanse regering, via het Ministerio de Sanidad y Consumo (Spaans ministerie van Volksgezondheid), over te gaan tot de blokkade van alle partijen olie uit afvallen van olijven die op dat moment op de Spaanse markt aanwezig waren in de verschillende schakels van de agro-voedingsmiddelenketen. |
(31) |
De beslissing tot blokkade en verbod tot detailverkoop van de olijfolie werd louter en alleen genomen om de belangen van de consument te verdedigen. De verschillende kwaliteitscontroles die in de dagen die daaraan voorafgingen waren uitgevoerd door de verschillende groepen die tot taak hebben toe te zien op de naleving van de voorschriften inzake volksgezondheid, hadden immers aan het licht gebracht dat — althans een deel van — de olie uit afvallen van olijven die op de markt aanwezig was, bepaalde verbindingen van de groep van polycyclische aromatische koolwaterstoffen bevatte, in concentraties die mogelijk een risico inhielden voor de consument. |
(32) |
Dit bracht de Spaanse regering ertoe, via het Ministerio de la Presidencia, over te gaan tot de bekendmaking van het besluit van 25 juli 2001 houdende beperking van bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de genoemde olie, en eveneens te voorzien in de genormaliseerde werkmethode die moet worden gevolgd tijdens het productieproces om olie uit afvallen van olijven te winnen. |
(33) |
Men schatte het volume voorraden olie uit afvallen van olijven die door de maatregel werden getroffen op 30 000 t, verdeeld over de 56 bedrijven die in Spanje olie extraheren, 12 000 t die opgeslagen was in de 7 raffinaderijen, en nog eens 8 000 t die aanwezig was in de 150 bottelbedrijven die in Spanje bestaan. |
(34) |
Het M.A.P.A. erkende het enorme probleem dat de blokkade van 50 000 t voor de sector zou betekenen midden in de productiecampagne van olijfolie, want aangezien de oogst voor dat jaar op meer dan een miljoen t werd geraamd, zou de productie van olie uit afvallen van olijven meer dan 80 000 t opleveren. Met andere woorden, begin 2002 zou er meer dan 130 000 t olie uit afvallen van olijven kunnen zijn, met geringe vooruitzichten van aanvaarding op de markt. |
(35) |
De bedrijven die in Spanje olie uit afvallen van olijven extraheren, zorgen eveneens voor het ophalen bij de oliefabrieken van de bijproducten die ontstaan tijdens de fabricage van olie, de afvallen van olijven en het van olijven afkomstige afvalslib (alpurejos), en gelet op de crisis was het niet zeker dat de bedrijven die de olie extraheren de afvallen van olijven en de alpurejos van de oliefabrieken naar hun eigen inrichtingen zouden gaan vervoeren om olie uit afvallen van olijven te winnen. Dat zou hebben geleid tot een milieuramp van onoverzienbare proporties, aangezien de oliefabrieken niet in staat waren om de bijproducten voor onbeperkte tijd op te slaan of over te gaan tot de behandeling ervan om de schadelijke stoffen te verwijderen. |
(36) |
Door bij de oliefabrieken de bijproducten op te halen die tijdens het productieproces van olijfolie ontstaan, bieden de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren een totaaloplossing voor de milieuproblemen. De keten extraheren – raffineren – bottelen – distribueren van olie uit afvallen van olijven is ook van cruciaal belang voor de economische activiteit van de sector (10 % van de agrarische eindproductie van Spanje). |
(37) |
Inactiviteit in de olijfoliebranche, met de verlamming van de sector tot gevolg, zou de financiering van de nieuwe campagne in de weg staan, aangezien de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de financiering van de vorige campagne gedeeltelijk niet zouden worden nagekomen, wat ertoe zou leiden dat de financiële instellingen niet bereid zouden worden gevonden om de nieuwe campagne te financieren. |
(38) |
Het was de bedoeling van de regering ertoe bij te dragen dat de betrokkenen die over onvoldoende inkomsten beschikten uit hun normale verkoop als gevolg van de afkondiging van de noodtoestand voor de volksgezondheid, in staat zouden zijn de betalingen voor de vorige campagne te doen en hun capaciteit tot het aangaan van schuld bij de kredietinstellingen zouden kunnen herstellen voordat de nieuwe campagne zou aanvangen. Ook beoogde zij de productieprocessen te stimuleren die totale garanties bieden op het punt van de volksgezondheid, en het vertrouwen van de consument terug te krijgen. |
(39) |
Het betrof een uitzonderlijke situatie als gevolg van de tijdelijke schorsing van de markt door de Spaanse overheid ter wille van de voedselveiligheid, ofschoon noch de communautaire noch de Spaanse wetgeving een maximumgehalte heeft bepaald voor de aangetroffen stoffen. Het gaat dus om een verzachtende maatregel van geringe betekenis in het licht van een uitzonderlijk feit, namelijk de schorsing van een markt, dat zeer ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de volledige Spaanse olijfoliesector. |
(40) |
Deze steun gaat gepaard met bepaalde verplichtingen voor de begunstigden. Een eerste vereiste is dat zij begonnen moeten zijn met de aanpassing van hun productieprocessen ter naleving van de nieuwe bepalingen van de Spaanse wetgeving inzake de beperkingen op de aanwezigheid van bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in olie uit afvallen van olijven, die voorheen noch in de communautaire noch in de Spaanse normen waren vastgesteld. Een andere tegenprestatie is de verplichting van de begunstigden om voor de campagne 2001/2002 een productie te bereiken die vergelijkbaar is met die van de drie vorige seizoenen. Op deze wijze wordt een garantie geboden voor de ontwikkeling van de sector afvallen van olijven, evenals voor het ophalen van verontreinigende afvalstoffen. |
(41) |
Deze steunmaatregelen hebben niet alleen tot doel de financiële toestand van de producent te verbeteren, maar ook bij te dragen tot de ontwikkeling van de sector. De steunmaatregelen zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt, omdat zij aanmoedigingspremies zijn die een tegenprestatie eisen van de begunstigden. Het is bovendien niet juist te stellen dat zij uitsluitend zijn gebaseerd op de prijs, de hoeveelheid, de productie-eenheden of de eenheden van de productiemiddelen. Behalve een kwantitatieve referentie om de hoogte van de leningen te bepalen, wordt ook een reeks na te leven verplichtingen als basis genomen. |
(42) |
De mededeling van de Commissie inzake steunmaatregelen van de staten in de vorm van kortlopend krediet met rentesubsidie in de landbouwsector („beheerskredieten”) (9) erkent dat de landbouw in de Gemeenschap in een ongunstige positie verkeert in vergelijking met andere sectoren, zowel vanuit het oogpunt van de noodzaak om kortlopende leningen te verkrijgen, als vanuit het oogpunt van zijn capaciteit om deze te financieren. Deze leningen mogen niet worden aangewend om selectief steun te verlenen aan bepaalde sectoren of economische marktdeelnemers uit de landbouwsector om redenen die niet uitsluitend verband houden met dergelijke problemen. Toch kunnen, naar gelang van het oordeel van de betrokken lidstaat, bij de toekenning van staatssteun voor dergelijke leningen andere activiteiten of economische marktdeelnemers die minder problemen ondervinden om kortlopende leningen te verkrijgen, worden uitgesloten. |
(43) |
Bij wijze van conclusie stelt Spanje:
|
(44) |
Bij brief van 2 april 2004 stuurde Spanje aanvullende inlichtingen. Volgens deze inlichtingen hebben de schorsing van de markt als gevolg van de afkondiging van de noodtoestand met het oog op de volksgezondheid en het uitvaardigen door de overheid van nieuwe voorschriften ertoe geleid dat de olie uit afvallen van olijven uit de handel moest worden genomen. De sector stuurde deze naar de bottelbedrijven om haar opnieuw te laten raffineren, en zo de polycyclische aromatische koolwaterstoffen te laten verwijderen, waarna de olie opnieuw werd gebotteld en van etiketten werd voorzien om te worden verhandeld. |
(45) |
De voorraden olie uit afvallen van olijven die door de overheidsmaatregel werden getroffen, werden geschat op 50 000 t. Aangezien het maximumbudget wordt geschat op 1 202 024,21 EUR, zou de steun per ton 24 EUR bedragen. Aangezien de kostprijs van een ton olie uit afvallen van olijven 600 EUR bedraagt, komt het bedrag van de steun overeen met 4 % van de kostprijs van de olie. |
(46) |
De kostprijs voor de sector om de olie uit de markt te nemen, uit de verpakking te halen en opnieuw te verwerken en te verpakken voor verhandeling lag zeer hoog en heeft de bedrijven van de sector aanzienlijke schade berokkend. Deze kosten liggen veel hoger dan het bedrag van de verleende steun. |
IV. BEOORDELING VAN DE STEUN
(47) |
De rentesubsidie voor de leningen kan worden beschouwd als staatssteun aan de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen. Bovendien zullen enkele van deze bedrijven van de staat steun ontvangen in de vorm van subsidiëring van een deel van de kosten voor het beheer van de garanties voor deze gesubsidieerde leningen. De Commissie is bijgevolg van mening dat deze maatregelen dienen te worden beschouwd als selectieve staatssteun. |
(48) |
De artikelen 87 en 88 van het Verdrag zijn van toepassing op alle landbouwproducten uit bijlage I waarvoor een gemeenschappelijke ordening van de markt geldt. De bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen, werken met een product, olijfolie, waarvoor een gemeenschappelijke ordening van de markt geldt. De artikelen 87 en 88 zijn bijgevolg op deze steunmaatregelen van toepassing. |
(49) |
Volgens artikel 87, lid 1, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. |
(50) |
In dit geval geeft de steun de begunstigden een voordeel dat leidt tot een vermindering van hun normale begrotingsuitgaven. De steun wordt verleend door de staat of met staatsmiddelen. Het is specifieke of selectieve steun in die zin dat bepaalde bedrijven of producten erdoor begunstigd worden, concreet de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen. |
(51) |
Om binnen het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, te vallen, dient de steun bovendien gevolgen te hebben voor de mededinging en de handel tussen de lidstaten. Dit criterium houdt in dat de begunstigde van een maatregel een economische activiteit uitoefent. Volgens de vaste rechtspraak inzake deze bepaling, wordt geoordeeld dat het handelsverkeer gevolgen ondervindt wanneer het begunstigde bedrijf een economische activiteit uitoefent waarbij het handelsverkeer tussen de lidstaten een rol speelt. Alleen al vanwege het feit dat dankzij de steun de concurrentiepositie van het bedrijf wordt versterkt ten opzichte van andere bedrijven waarmee het in de intracommunautaire handel concurreert, is het oordeel gerechtvaardigd dat het handelsverkeer er gevolgen van ondervindt. |
(52) |
In dit geval oefenen de begunstigden een economische activiteit uit, namelijk het extraheren, raffineren en bottelen van olie uit afvallen van olijven, waarbij het handelsverkeer tussen de lidstaten een rol speelt. Spanje verzond in 2000 olie uit afvallen van olijven naar de Gemeenschap voor een waarde van 7 160 250 EUR, en ontving dergelijke olie voor 2 941 310 EUR (10). |
(53) |
In feite opereren de begunstigde bedrijven in een sector die in hoge mate blootstaat aan concurrentie. Hierbij dient te worden opgemerkt dat binnen de sector olijfolie een felle concurrentie heerst tussen de producenten van de lidstaten onderling, en dat hun producten deel uitmaken van het intracommunautaire verkeer. De Spaanse producenten nemen voluit deel aan deze concurrentie en leveren grote hoeveelheden dergelijke landbouwproducten aan de andere lidstaten. |
(54) |
Deze steun kan derhalve gevolgen hebben voor het handelsverkeer van olijfolie tussen de lidstaten, hetgeen het geval is wanneer de steun een in een bepaalde lidstaat actieve producent bevoordeelt ten nadele van de producenten in andere lidstaten. Deze maatregelen hebben directe en onmiddellijke gevolgen voor de productiekosten van olie uit afvallen van olijven in Spanje. Derhalve leveren ze een economisch voordeel op ten opzichte van de bedrijven in andere lidstaten die geen toegang tot vergelijkbare steun hebben. Zij leiden dus, of dreigen te leiden tot oneerlijke concurrentie. |
(55) |
Gezien het bovenstaande dient deze steun te worden beschouwd als staatssteun die voldoet aan de criteria van artikel 87, lid 1. Op het principe van onverenigbaarheid dat in artikel 87, lid 1, is neergelegd, zijn echter uitzonderingen mogelijk. |
(56) |
Artikel 87, lid 2, onder b), bepaalt dat steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Spanje heeft deze steun gerechtvaardigd door aan te voeren dat die bestemd was om de schade te vergoeden die door een buitengewone gebeurtenis is ontstaan. |
(57) |
Spanje is van mening dat het hier een buitengewone gebeurtenis betreft die voortvloeit uit de schorsing van de markt door de Spaanse overheid ter wille van de voedselveiligheid, waarop het bepaalde in artikel 87, lid 2, onder b), betreffende verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van toepassing zou kunnen zijn. |
(58) |
Wat de uitzonderingen betreft op het algemene principe van de onverenigbaarheid van staatssteun met de gemeenschappelijke markt, zoals neergelegd in artikel 87, lid 1, van het Verdrag, is de Commissie van oordeel dat het begrip „buitengewone gebeurtenis” in artikel 87, lid 2, onder b), strikt geïnterpreteerd moet worden. Tot de buitengewone gebeurtenissen die de Commissie tot dusver als zodanig heeft erkend, behoren oorlog, binnenlandse ordeverstoringen en stakingen alsmede, op bepaalde voorwaarden en afhankelijk van de omvang ervan, ernstige nucleaire of industriële ongevallen en grote branden die tot wijdverspreide verliezen leiden. Omdat het moeilijk is dergelijke gebeurtenissen te voorzien, beoordeelt de Commissie of deze steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt door dat per geval te analyseren, rekening houdend met haar vroegere praktijk terzake (punt 11.2.1 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector). |
(59) |
In dit geval is de reden voor toekenning van de steun, volgens Spanje, de schorsing van de markt voor olie uit afvallen van olijven die door de Spaanse overheid werd uitgevaardigd ter wille van de voedselveiligheid, nadat de bevoegde autoriteiten hadden ingegrepen. Spanje heeft echter niet bewezen dat de schorsing van de markt een buitengewone gebeurtenis is in de zin van artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag. |
(60) |
Derhalve valt deze steunmaatregel niet onder de uitzondering waarin artikel 87, lid 2, onder b), voorziet, en kan hij niet worden beschouwd als een steunmaatregel tot herstel van schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis. |
(61) |
De uitzonderingen in artikel 87, lid 3, zijn slechts mogelijk wanneer de Commissie vaststelt dat de steun noodzakelijk is voor het realiseren van een van de daar genoemde doelstellingen. Toepassing van deze uitzonderingen voor steun die niet aan deze voorwaarde voldoet, zou neerkomen op het toestaan van een inbreuk op het handelsverkeer tussen lidstaten en van concurrentievervalsing zonder rechtvaardiging in het licht van het communautaire belang. Dat zou derhalve onterechte voordelen opleveren voor ondernemers in bepaalde lidstaten. |
(62) |
De Commissie is van oordeel dat deze steun niet bedoeld is als regionale steun voor nieuwe investeringen, voor het creëren van werkgelegenheid of voor het horizontaal opheffen van achterstanden op het gebied van de infrastructuur ten behoeve van alle producenten in de regio, maar als steun voor de landbouwsector. Derhalve betreft het steun die bij uitstek gericht is op een sector en die beoordeeld dient te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 87, lid 3, onder c). |
(63) |
Artikel 87, lid 3, onder c), bepaalt dat als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. |
(64) |
De aanpassing van de productieprocessen van de bedrijven aan de in het besluit van het Ministerio de la Presidencia van 25 juli 2001 vastgestelde nieuwe normen en voorschriften, is een voorwaarde om deze steun te kunnen ontvangen. Nochtans is noch het bedrag van de gesubsidieerde leningen, noch het bedrag van de steun gekoppeld aan de kosten voor de aanpassing van de productieprocessen. Het maximale eenheidsbedrag per begunstigde van de leningen zal immers het bedrag zijn dat is vermeld in de erkenning van de rechten door het M.A.P.A., via het Agencia para el Aceite de Oliva, welk bedrag gebaseerd is op het bewezen volume van de olievoorraden in alle stadia van het verwerkingsproces voor elk bedrijf op 3 juli 2001, en op het volume olie dat aan de bottelindustrie werd afgeleverd om te worden verhandeld. De Spaanse autoriteiten hebben geen informatie verstrekt waaruit blijkt dat het zou gaan om investeringen die voor subsidie in aanmerking komen op grond van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. Zelfs als het om investeringssteun zou gaan, heeft Spanje bovendien evenmin enige informatie verstrekt die ons in de gelegenheid stelt om te controleren of deze investeringssteun voldoet aan de voorwaarden van deze richtsnoeren. |
(65) |
Spanje verwijst in zijn opmerkingen naar de mededeling van de Commissie in verband met steunmaatregelen van de staten in de vorm van kortlopende leningen met rentesubsidie in de landbouwsector („beheerskredieten”), maar heeft evenmin enige informatie verstrekt die ons in de gelegenheid stelt te controleren of deze steunmaatregelen voldoen aan de in die mededeling vastgestelde voorwaarden. |
(66) |
Dergelijke steun moet meer bepaald worden verleend aan alle economische marktdeelnemers uit de landbouwsector, zonder enig onderscheid. Als bepaalde activiteiten of marktdeelnemers worden uitgesloten, moet de lidstaat aantonen dat alle gevallen van uitsluiting terdege gerechtvaardigd zijn. Spanje heeft geen enkele informatie terzake verstrekt. De steun moet worden beperkt tot het bedrag dat strikt noodzakelijk is om de achterstand, die door de lidstaat dient te worden gekwantificeerd, te compenseren. Spanje heeft geen enkele informatie terzake verstrekt. De steun vervult dus niet de voorwaarden die in de voornoemde mededeling zijn vermeld. |
(67) |
Bij brief van 2 april 2004 legde Spanje uit dat de schorsing van de markt ten gevolge van de afkondiging van de noodtoestand met het oog op de volksgezondheid waartoe de Spaanse overheid op 3 juli 2001 had besloten, verband hield met de voedselveiligheid. Dit verplichtte de producenten ertoe de olie uit afvallen van olijven uit de markt te nemen en naar de bottelbedrijven te sturen om haar opnieuw te laten raffineren en zo de polycyclische aromatische koolwaterstoffen eruit te laten verwijderen, waarna de olie opnieuw werd gebotteld en van etiketten werd voorzien om te worden verhandeld. |
(68) |
De kostprijs voor de bedrijven uit de sector om de olie uit de markt te nemen, uit de verpakking te halen, te raffineren en opnieuw te bottelen en van etiketten te voorzien voor verhandeling lag veel hoger dan het bedrag van de toegekende steun. |
(69) |
De afkondiging van de noodtoestand met het oog op de volksgezondheid gebeurde nadat de analyses die bij verschillende controles werden verricht, aan het licht brachten dat het gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen, waaronder benzopyreen, dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie een kankerverwekkende stof is, in de olie uit afvallen van olijven bijzonder hoog was. Bij gebrek aan een specifieke wetgeving terzake, keurde het Ministerio de la Presidencia een ministerieel besluit goed houdende beperking van bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in olie uit afvallen van olijven. |
(70) |
Als algemene regel is de Commissie van mening dat de betrokken bedrijven verantwoordelijk zijn voor de naleving van de eisen die in de communautaire of de nationale wetgeving worden gesteld om de kwaliteit en de veiligheid van de olie te garanderen. Het verlies ten gevolge van de noodzaak de olie uit afvallen van olijven opnieuw te raffineren om deze dan weer op de markt te brengen, omdat de olie niet voldoet aan de van kracht zijnde wettelijke eisen, dient te worden beschouwd als onderdeel van het bedrijfsrisico dat de bedrijven in de betrokken sector moeten dragen. De Commissie zou bijgevolg normaliter niet kunnen oordelen dat het betalen van steun ter compensatie van dit verlies in het gemeenschappelijk belang is. |
(71) |
In dit geval echter heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat tot juli 2001 noch in de communautaire wetgeving, noch in de nationale wetgeving, een beperking bestond voor bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in olie uit afvallen van olijven. In deze omstandigheden werden de controles op de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen niet routinematig uitgevoerd als onderdeel van de normale controles die door de betrokken sector werden verricht. Het feit dat de verliezen die voortvloeiden uit het uit de markt nemen, uit de verpakking halen, raffineren en opnieuw bottelen en van etiketten voorzien van de olie voor verhandeling, de grote meerderheid van de bedrijven uit de sector hebben getroffen, wijst erop dat in dit geval het geleden verlies buiten de normale marge van het bedrijfsrisico valt. |
(72) |
Hier kan een analogie worden gemaakt met punt 11.4 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. Overeenkomstig dat punt, kan volgens de Commissie steun worden verleend tot 100 % van de werkelijke kosten ter bestrijding van dier- en plantenziekten, indien deze deel uitmaakt van een passend communautair, nationaal of regionaal programma ter voorkoming, beheersing of uitroeiing van de ziekten. Daarom moeten er communautaire of nationale regels bestaan, neergelegd in wettelijke, bestuursrechtelijke of administratieve bepalingen, op grond waarvan de bevoegde nationale autoriteiten de betrokken ziekte moeten aanpakken. Bijgevolg kunnen steunmaatregelen alleen worden genomen met betrekking tot ziekten die het voorwerp van bezorgdheid bij de overheid zijn, en niet met betrekking tot maatregelen waarvoor de landbouwers redelijkerwijs zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen. De steunmaatregelen moeten preventief zijn, op compensatie zijn gericht of een combinatie daarvan vormen. In dit geval bestonden op het moment dat het probleem zich voordeed geen nationale of communautaire regels terzake, doch de snelheid waarmee in juli 2001 normen werden goedgekeurd die maximumhoeveelheden vaststellen voor bepaalde polycyclische aromatische koolwaterstoffen in olie uit afvallen van olijven, was het duidelijke bewijs van de bezorgdheid die bij de bevolking leefde in verband met dit probleem. |
(73) |
In dit verband keurde de Commissie op basis van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag een steunmaatregel goed voor het vernietigen van met dioxine besmet veevoeder (steunmaatregel nr. NN 105/1998). Deze steunmaatregel beperkte zich tot de kosten voor het transport en de vernietiging van besmette korrels van citruspulp en veevoeder op zodanige wijze dat rekening werd gehouden met het milieu en de volksgezondheid. Tot dan toe was in de communautaire wetgeving geen bovengrens bepaald voor de aanwezigheid van dioxine in grondstoffen die werden gebruikt bij de bereiding van veevoeder. |
(74) |
Gelet op wat voorafgaat, is de Commissie van mening dat deze steun de ontwikkeling bevordert van de economische activiteiten in de sector olie uit afvallen van olijven. Bovendien is de Commissie van mening dat, op voorwaarde dat de kostprijs voor de bedrijven uit de sector van het uit de markt nemen van de olie uit afvallen van olijven en het verzenden ervan naar de bottelbedrijven met het doel de olie opnieuw te raffineren en zo de polycyclische aromatische koolwaterstoffen eruit te verwijderen en vervolgens de olie opnieuw te bottelen en van etiketten te voorzien voor verhandeling hoger is dan het bedrag van de verleende steun, de toekenning van deze steun de voorwaarden voor het handelsverkeer niet zal verstoren op een wijze die indruist tegen het gemeenschappelijk belang. |
V. CONCLUSIES
(75) |
De Commissie komt tot de conclusie dat Spanje de steun in kwestie op onwettige wijze heeft toegekend en hierbij een inbreuk heeft begaan op het bepaalde in artikel 88, lid 3, van het Verdrag. De toekenning ervan was onwettig, aangezien deze tot stand is gekomen voordat de Commissie een uitspraak had gedaan over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt. Desalniettemin is deze steun verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en komt hij in aanmerking voor de uitzondering in artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag als maatregel ter ontwikkeling van de sector. |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De staatssteun die Spanje ten gunste van de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen, heeft toegekend in de vorm van rentesubsidies op leningen en bijdragen in de kosten voor het beheer van de garanties, zulks overeenkomstig het besluit van het Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación van 14 november 2001 betreffende een steunmaatregel voor de bedrijven die olie uit afvallen van olijven extraheren, raffineren en bottelen, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.
Gedaan te Brussel, 7 mei 2004.
Voor de Commissie
Franz FISCHLER
Lid van de Commissie
(1) PB C 93 van 18.4.2002, blz. 2.
(2) Zie nota nr. 1.
(3) Spaans staatsblad B.O.E. nr. 178 van 26.7.2001, blz. 27397.
(4) B.O.E. nr. 278 van 20.11.2001, blz. 42443.
(5) PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.
(6) Jurispr. 1995, blz. II-1675.
(7) PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/1966. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(8) Jurispr. 1979, blz. 2161.
(9) PB C 44 van 16.2.1996, blz. 2.
(10) Bron: Eurostat.
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/56 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 20 oktober 2004
betreffende de steunregeling die door het Koninkrijk Spanje ten uitvoer is gelegd ten gunste van de luchtvaartmaatschappij Intermediación Aérea SL
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 3938)
(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2005/351/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1) en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
(1) |
Op 11 april 2002 is bij brief S(2002) 4231, geregistreerd onder het nummer NN/110/02, aan de Commissie gemeld dat het Koninkrijk Spanje een steunmaatregel ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van de luchtvaartmaatschappij Intermediación Aérea SL (hierna „Intermed” genoemd) voor het verlenen van luchtvervoersdiensten op het traject Girona–Madrid–Girona. De Commissie heeft bij brief van 23 mei 2002 alle relevante informatie bij de Spaanse autoriteiten opgevraagd. Deze hebben geantwoord per brief van 1 juli 2002, geregistreerd op 5 juli 2002. |
(2) |
Bij brief van 13 december 2002 heeft de Commissie het Koninkrijk Spanje in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. |
(3) |
Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen over de steun in te dienen. |
(4) |
Per brief van 9 januari 2003 van de Permanente Vertegenwoordiging van Spanje bij de Europese Unie hebben de Spaanse autoriteiten meer tijd gevraagd om op de brief van 13 december 2003 te antwoorden. Bij brief 2003 TREN/A4(2003) 838 van 20 januari 2003 heeft de Commissie een aanvullende termijn van 15 werkdagen toegestaan. |
(5) |
De Spaanse autoriteiten hebben hun opmerkingen ingediend bij brief A24-3996 van 18 maart 2003, die op 19 maart 2003 bij het secretariaat-generaal van de Commissie is geregistreerd. |
(6) |
De Commissie heeft in dit verband opmerkingen van belanghebbende partijen ontvangen. Zij heeft deze per brieven van 13 maart 2003 en 2 april 2003 overgemaakt aan de Spaanse autoriteiten en hun de mogelijkheid geboden er opmerkingen over te maken; zij heeft deze opmerkingen per brief van 7 mei 2003 ontvangen. |
II. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL
(7) |
Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, passen de door de Spaanse autoriteiten geplande maatregelen in de „overeenkomst over de luchtroutes tussen de steden Girona en Madrid” die op 26 maart 2002 is gesloten tussen de Generalitat de Cataluña (de autonome regering van Catalonië), de Diputación de Girona, de kamer van handel en nijverheid van Girona en de vertegenwoordiger van Intermed (hierna „de overeenkomst” genoemd). |
(8) |
Het doel van de steunmaatregel is een concurrerende luchtvaartverbinding van hoge kwaliteit tot stand te brengen op de route Girona–Madrid–Girona, meer bepaald door gebruik te maken van vliegtuigen die voldoen aan passende comfort- en betrouwbaarheidseisen, en deze route rendabel te maken. |
(9) |
Omdat geen enkele luchtvaartmaatschappij een regelmatige verbinding tussen Girona en Madrid aanbood, heeft de Generalitat de Cataluña in de periode juli-november 2001 per afzonderlijke brief aan diverse nationale maatschappijen en maatschappijen uit andere lidstaten (Aerolíneas de Baleares (AeBal), Spanair SA (Spanair), Air Europa Líneas Aéreas (Air Europa), KLM UK Limited, Intermed, Air Catalunya SA (Air Catalunya), Ibertrans Aérea SA (Ibertrans) en Navegación y Servicios Canarios SA (Naysa)) gemeld dat zij voornemens was de oprichting van deze luchtverbinding aan te moedigen en hen uitgenodigd een offerte in te dienen of te kennen te geven dat zij bereid waren deze verbinding te verzorgen. |
(10) |
Aangezien alleen Intermed bereid en in staat was deze regelmatige luchtverbinding te verzorgen en de daarmee gepaard gaande verplichtingen op het gebied van openbare dienstverlening op zich te nemen, heeft de Generalitat de Cataluña een overeenkomst gesloten met deze luchtvaartmaatschappij. |
(11) |
Enerzijds wordt de luchtverbinding Girona–Madrid–Girona sinds 15 april 2002 verzorgd door een regelmatige vlucht van Intermed met een vliegtuig van het type ATR 42-300 met 48 plaatsen, en anderzijds door een charterdienst die, volgens de informatie die de Spaanse autoriteiten hebben ontvangen, sinds 3 april 2002 door de eiser in deze zaak wordt verzorgd met een vliegtuig van het type SA-227. |
(12) |
Het aantal passagiers dat gebruikmaakt van de kleine luchthaven van Girona heeft de volgende ontwikkeling doorgemaakt (3): Ontwikkeling van het passagiersverkeer
|
(13) |
In de overeenkomst is bepaald dat Intermed voor de dienstverlening in kwestie een turbopropvliegtuig van het type ATR 42-300 moet gebruiken, met als belangrijkste kenmerken:
|
(14) |
In eerste instantie omvat de dienst twee vluchten per dag, van maandag tot en met vrijdag, op de volgende tijdstippen:
|
(15) |
In het algemeen moet het uurschema de passagiers die vertrekken uit Girona, in staat stellen om na aankomst in Madrid minstens vijf uur ter plaatse door te brengen. |
(16) |
In totaal kan hoogstens 4 337 086,18 EUR aan steun worden toegekend tijdens de periode waarop de overeenkomst betrekking heeft. De Generalitat de Cataluña en de Diputación de Girona verbinden zich ertoe de luchtdienst tussen Girona en Madrid te financieren, waarbij de volgende jaarlijkse maxima in acht worden genomen:
|
(17) |
De aan Intermed uitgekeerde steun wordt berekend op basis van de jaarlijkse gemiddelde bezettingsgraad van de stoelen in de vliegtuigen die de verbinding Girona–Madrid–Girona verzorgen, waarop de formule in bijlage V van de overeenkomst wordt toegepast. |
(18) |
Volgens de informatie die door de Spaanse autoriteiten is verstrekt, bedraagt de kostprijs per vlucht 3 950,55 EUR, berekend op basis van een gemiddelde bezettingsgraad van 32 personen en als volgt verdeeld:
|
(19) |
De Diputación de Girona heeft bovendien toegezegd alle bekendmakings-, promotie- en marketingacties met betrekking tot deze luchtverbinding te zullen financieren tijdens de duur van de overeenkomst, voor een maximumbedrag van 120 202 EUR. |
(20) |
De kamer van handel en nijverheid van Girona verbindt zich ertoe de onder haar bevoegdheid vallende acties die nodig zijn om het goede verloop van de in de overeenkomst vastgelegde vluchten te ondersteunen en te garanderen, tot een goed einde te brengen. |
(21) |
In de overeenkomst is bepaald dat zij van rechtswege wordt opgezegd wanneer bijvoorbeeld een andere luchtvervoerder zonder steun of financiering van de overheid een luchtverbinding tussen Girona en Madrid tot stand brengt met kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van de in de overeenkomst vastgelegde luchtverbinding, met name wat het vliegtuigtype, de vliegfrequentie, de tarieven en de periode van dienstverlening betreft. |
(22) |
De overeenkomst is gesloten voor de periode van 26 maart 2002 tot en met 31 december 2005. In december 2002 is de luchtdienst echter opgeschort omdat de Commissie een formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid. |
(23) |
De overeenkomst bevat ook bepalingen over de bezettingsgraad, de regelmaat, de stiptheid, de grondafhandelingsdiensten en de toepasselijke tarieven. |
(24) |
In haar besluit tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure betwijfelt de Commissie of de steun in kwestie wel verenigbaar is met artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag, met name omdat de procedure van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes (5) niet is nageleefd. |
(25) |
De Commissie heeft Spanje verzocht enerzijds de elementen waaruit blijkt dat de compensatie noodzakelijk is, de nettokosten van de openbare dienst in kwestie en de elementen op basis waarvan de compensatie is berekend, over te leggen, en anderzijds aan te geven waarom de procedure van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 niet is nageleefd. |
III. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN
(26) |
De maatschappij Air Catalunya signaleert dat de luchtverbinding tussen Girona en Madrid niet alleen door de begunstigde van de steun wordt verzorgd, maar sinds 3 april 2002 ook door haarzelf en dit zonder financiële steun van de overheid. Deze maatschappij vestigt de aandacht op de schade die zij heeft geleden ten gevolge van deze onmiskenbare concurrentieverstoring. Zij wijst erop dat voor de verbinding Girona–Madrid–Girona geen openbaredienstverplichting is opgelegd overeenkomstig de procedures van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92. De steun in kwestie kan niet als verenigbaar met het Verdrag worden beschouwd omdat niet voldaan is aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en evenredigheid die inherent zijn aan de opdracht van openbaredienstverlening. Air Catalunya heeft eveneens haar dienstverlening opgeschort in december 2002. |
(27) |
Bovendien wijst Austrian Airlines AG erop dat de regels die zijn vastgesteld in de richtsnoeren betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag en artikel 61 van de EER-overeenkomst op staatssteun in de luchtvaartsector, in dit geval niet zijn nageleefd. |
IV. COMMENTAAR VAN HET KONINKRIJK SPANJE
(28) |
De Spaanse autoriteiten wijzen erop dat de steun aan Intermed is opgeschort sinds de formele onderzoeksperiode is ingeleid en dat de maatschappij ten gevolge van deze beslissing de vluchten Girona–Madrid in december 2002 heeft stopgezet omdat zij de kosten ervan niet meer kon dragen; hieruit blijkt volgens hen dat deze vlucht voor geen enkele maatschappij rendabel is. |
(29) |
De gedeeltelijke financiering van de verbinding Girona–Madrid is beperkt in de tijd, namelijk totdat de verbinding in kwestie stevig gevestigd is en zonder steun rendabel is. |
(30) |
De Spaanse autoriteiten zijn van mening dat de maatschappij Intermed niet geselecteerd is volgens de procedure van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 betreffende verplichtingen inzake openbaredienstverlening. |
(31) |
De Generalitat de Cataluña heeft het Spaanse ministerie van Ruimtelijke Ordening en Vervoer formeel verzocht om een openbaredienstverplichting op te leggen met betrekking tot de verbinding Girona–Madrid, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2408/92. Het ministerie in kwestie heeft dit verzoek echter afgewezen omdat er onvoldoende redenen waren om een beroep te doen op artikel 4 van bovengenoemde verordening. |
(32) |
De Spaanse autoriteiten zijn van mening dat de dienst in kwestie wel degelijk beantwoordt aan de materiële voorwaarden die in Verordening (EEG) nr. 2408/92 zijn gesteld om als openbare dienst of dienst van algemeen belang te worden beschouwd. |
(33) |
Het beperkte economische belang van deze verbinding blijkt duidelijk uit het feit dat geen enkele luchtvaartmaatschappij ze wil verzorgen. Een stabiele en regelmatige verbinding tussen Girona en Madrid kan dan ook alleen tot stand worden gebracht met steun van de overheid. In dit opzicht wordt eraan herinnerd dat Air Catalunya op hetzelfde ogenblik begonnen is met de exploitatie van de lijn Girona–Madrid als Intermed, namelijk in april 2002. Tussen 28 oktober 2001, de datum waarop de vorige maatschappij de verbinding heeft stopgezet, en april 2002 werd het traject Girona–Madrid door geen enkele maatschappij verzorgd. Aangezien deze verbinding, die van essentieel belang is voor de burgers, gedurende vijf maanden niet is geëxploiteerd, heeft de overheid besloten om in te grijpen. |
(34) |
De Spaanse autoriteiten wijzen op het belang van de luchtverbinding tussen Girona en Madrid voor de economische ontwikkeling van de regio. |
(35) |
Aangezien echter niet voldaan is aan de formele voorwaarden voor het opleggen van de openbaredienstverplichting — de verbinding is niet bij openbare aanbesteding aangeboden aan alle maatschappijen en de ingediende offertes zijn niet ter kennis gebracht van de Commissie en de andere lidstaten — komt de steunmaatregel niet in aanmerking voor het vermoeden van afwezigheid van steun in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag en moeten de algemene Verdragsregels inzake staatssteun op deze maatregel worden toegepast. Dit wordt bevestigd in de richtsnoeren voor de beoordeling van staatssteun ten behoeve van luchtvaartmaatschappijen, die zijn vermeld in de mededeling van de Commissie over de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag en van artikel 61 van de EER-overeenkomst op steunmaatregelen van de staten in de luchtvaartsector (6). In punt 23 van deze mededeling is namelijk bepaald dat „compensaties voor verliezen die zijn geleden door maatschappijen die niet overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 zijn geselecteerd, ook in de toekomst aan de algemene voorschriften inzake steunmaatregelen van de staten zullen worden getoetst. Deze voorschriften gelden ook voor compensaties die niet op basis van de criteria van artikel 4, lid 1, onder h), van de verordening zijn berekend”. |
(36) |
Volgens de Spaanse autoriteiten is de verbinding in kwestie wel degelijk van openbaar belang, hoewel geen formele verklaring met een verplichting tot openbare dienstverlening is opgesteld. |
(37) |
Volgens de Spaanse autoriteiten kan de aan Intermed toegekende compensatie als een steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag worden beschouwd. Zij erkennen dat deze steunmaatregel onwettig is omdat de Commissie niet van tevoren in kennis is gesteld en omdat de bepalingen van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 niet zijn nageleefd, maar argumenteren dat de maatregel toch verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt uit hoofde van artikel 86, lid 2, van het Verdrag. Hoewel dit artikel niet het juiste kader vormt voor de financiering van de verplichte openbaredienstverlening in het luchtvervoer, kan het uitzonderlijk toch worden toegepast op deze steunmaatregel omdat de mededinging en de handel in de Gemeenschap weinig gevolgen hebben ondervonden van deze maatregel, omdat de steun is stopgezet zodra de formele onderzoeksprocedure is ingeleid, omdat Intermed de vluchten vervolgens heeft opgeschort, omdat het om lage steunbedragen ging en omdat de overeenkomst beperkt bleef tot acht maanden. |
(38) |
Lid 2 van artikel 86 is alleen van toepassing als de compensatie noodzakelijk en evenredig is. |
(39) |
De voorwaarden die in de overeenkomst aan Intermed zijn opgelegd met betrekking tot de stiptheid, continuïteit, capaciteit en tarifering van de dienst, hebben tot gevolg dat de vlucht onrendabel is voor om het even welke maatschappij. De administratieve lasten veroorzaken meerkosten die een commercieel geëxploiteerde maatschappij niet alleen kan dragen. |
(40) |
Het bewijs is er: geen enkele noemenswaardige concurrent verzorgt de verbinding Girona–Madrid met de frequentie, capaciteit en continuïteit die aan Intermed zijn opgelegd. De maatschappij die dit traject in het verleden exploiteerde, zag zich wegens gebrek aan rendabiliteit genoodzaakt haar activiteiten stop te zetten. Verscheidene luchtvaartmaatschappijen die door de Generalitat de Cataluña werden verzocht deze dienst te verlenen, gaven te kennen niet geïnteresseerd te zijn omdat zij twijfels hadden over de economische levensvatbaarheid van deze dienst. |
(41) |
Air Catalunya kan niet als een volwaardige concurrent worden beschouwd. Air Catalunya werd verzocht aan de selectieprocedure deel te nemen, maar de offerte van deze maatschappij werd afgewezen omdat zij niet over een Air Operators Certificate (AOC) beschikt, noch over een exploitatievergunning om haar activiteiten in Spanje uit te oefenen (7). Zelfs als de bij artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 vastgestelde procedure voor het opleggen van een openbaredienstverplichting was gevolgd, had Air Catalunya niet kunnen deelnemen aan de openbare aanbesteding omdat deze beperkt was tot maatschappijen die beschikken over een licentie om regelmatige verbindingen te verzorgen. De omstandigheden waarin Air Catalunya haar niet-regelmatige vluchten exploiteerde, weken bovendien ook sterk af van de aan Intermed opgelegde voorwaarden qua frequentie en capaciteit. Wanneer een vliegtuig van Air Catalunya bijvoorbeeld onvoldoende bezet was, werd de vlucht gewoon geschrapt en werd de passagiers geen snel en efficiënt vervoermiddel aangeboden om zich naar Madrid te begeven. |
(42) |
Het gebrek aan rendabiliteit van de verbinding blijkt duidelijk uit het feit dat geen enkele maatschappij, zelfs niet Air Catalunya, deze verbinding exploiteert, nu de vluchten van Intermed zijn opgeschort. |
(43) |
De aan Intermed toegekende steun is niet hoger dan de minimumcompensatie die nodig is om de meerkosten te dekken die moeten worden gemaakt om te voldoen aan de door de overheid opgelegde eisen. De aan Intermed toegekende compensatie bedraagt 919 879,98 EUR. Zoals blijkt uit bijlage III bij de overeenkomst bedraagt de kostprijs per vlucht, berekend op basis van een bezetting van gemiddeld 32 personen, 3 980,55 EUR. In de periode waarin de overeenkomst gold, heeft Intermed 640 vluchten uitgevoerd, wat 876 943,30 EUR aan inkomsten heeft opgeleverd. Het tekort bedraagt dus 1 670 608,70 EUR. Dit is het resultaat van de volgende berekening: de kostprijs per vlucht (3 980,55 EUR) maal het aantal uitgevoerde vluchten (640) min de inkomsten (876 943,30 EUR). De door de overheid toegekende steun (919 879,98 EUR) is dus minder dan het verlies dat de maatschappij heeft geleden bij het exploiteren van de verbinding Girona–Madrid in de periode van april tot december 2002. |
(44) |
Volgens de geconsolideerde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan „krachtens artikel 86, lid 2, van het Verdrag de betaling van staatssteun aan het verbod van artikel 87 ontsnappen, wanneer de betrokken steun slechts de meerkosten beoogt te compenseren die ontstaan door de vervulling van de bijzondere taak die is toevertrouwd aan een onderneming die met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang is belast, en mits de toekenning van de steun noodzakelijk is om de betrokken onderneming in staat te stellen haar verplichtingen als openbaredienstverrichter in economisch evenwichtige omstandigheden te vervullen” (8). |
(45) |
De steun die aan Intermed is toegekend, bedraagt minder dan 1 miljoen EUR, wat weinig is. Bovendien is de overeenkomst relatief kort toegepast (slechts acht maanden: van april tot en met december 2002). |
(46) |
De mededingingspositie van Air Catalunya of andere maatschappijen die deze verbinding wensen te verzorgen, zal in de toekomst geen enkel nadeel ondervinden omdat de betaling van de steun is opgeschort zodra de procedure is ingeleid en omdat de Generalitat de Cataluña en de Diputación de Girona zich ertoe hebben verbonden de destijds met Intermed gesloten overeenkomst formeel op te zeggen. |
(47) |
Dit alles heeft tot gevolg dat de negatieve invloed van de aan Intermed toegekende steun op de mededinging en de handel tussen de lidstaten tot een minimum beperkt blijft. |
(48) |
Op het ogenblik dat de Spaanse autoriteiten hun opmerkingen verzonden, had het Hof nog geen uitspraak gedaan in de zaak-Altmark. De Spaanse autoriteiten verwachten evenwel dat de jurisprudentie in deze zaak niet van toepassing zal zijn op dit geval, omdat het dossier-Altmark betrekking heeft op de toepassing van artikel 73 van het Verdrag betreffende openbaredienstverplichtingen buiten het kader waarin de toepasselijke verordeningen inzake vervoer over land voorzien. |
(49) |
De Spaanse autoriteiten zijn van mening dat de procedure die is ingeleid naar aanleiding van de aan Intermed toegekende steun, kan worden afgesloten met een beschikking van de Commissie waarin zij verklaart dat deze steun onwettig is en moet worden opgeschort, maar waarin zij de toegekende steun niet terugvordert omdat hij uit hoofde van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt beschouwd |
V. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL
(50) |
Volgens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. |
(51) |
In punt 18 van de mededeling van de Commissie over de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag en van artikel 61 van de EER-overeenkomst op steunmaatregelen van de staten in de luchtvaartsector is vastgesteld dat er een vermoeden van afwezigheid van steun is wanneer de openbaredienstverplichting is opgelegd en de daarvoor toegekende compensatie is berekend overeenkomstig de procedures van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes. De criteria op basis waarvan wordt beoordeeld of er bij compensaties voor openbaredienstverplichtingen sprake is van steun, zijn verduidelijkt in het arrest van 24 juli 2003 in de zaak-Altmark (9). |
(52) |
Zoals uitgelegd in de overwegingen 9 tot en met 23 heeft de Generalitat de Cataluña bij de selectie van de luchtvaartmaatschappij geen rekening gehouden met de verplichtingen van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92, die van essentieel belang zijn om het beginsel van gelijke behandeling en het goede verloop van de procedure te waarborgen. |
(53) |
Er zij met name op gewezen dat
|
(54) |
De Spaanse autoriteiten zijn desondanks van mening dat de maatregel in kwestie een compensatie is voor de openbaredienstverplichtingen die aan de maatschappij Intermed zijn opgelegd. |
(55) |
De Commissie is van oordeel dat openbaredienstverplichtingen in het luchtvervoer alleen krachtens artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 mogen worden opgelegd. In deze verordening heeft de Raad uniforme en niet-discriminerende regels vastgesteld voor het verlenen van luchtverkeersrechten op verbindingen waarvoor openbaredienstverplichtingen zijn opgelegd. De criteria voor het berekenen van de compensatie zijn duidelijk vastgesteld. Als de compensatie overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder h), van deze verordening was berekend, was het, gezien de afwezigheid van elementen die in een andere richting wijzen, mogelijk geweest uit te sluiten dat de luchtvaartmaatschappij een financieel voordeel had ontvangen (10). |
(56) |
Artikel 4, lid 1, onder h), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 bepaalt het volgende: „Een lidstaat kan een luchtvaartmaatschappij die overeenkomstig punt f) is geselecteerd, een vergoeding uitkeren voor het voldoen aan de normen van een op grond van dit lid opgelegde openbaredienstverplichting; voor deze vergoeding worden de kosten en inkomsten in verband met de betrokken dienst in aanmerking genomen.” De Commissie is van oordeel dat de maatregel die de Spaanse autoriteiten hebben genomen ten gunste van de maatschappij Intermed in strijd is met de bepalingen van artikel 4 van deze verordening. |
(57) |
Het vermoeden van afwezigheid van steun geldt dus niet in dit geval. |
(58) |
In punt 23 van de richtsnoeren inzake staatssteun in de luchtvaartsector is bepaald dat „compensaties voor verliezen die zijn geleden door maatschappijen die niet overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 zijn geselecteerd, ook in de toekomst aan de algemene voorschriften inzake steunmaatregelen van de staten zullen worden getoetst. Deze voorschriften gelden ook voor compensaties die niet op basis van de criteria van artikel 4, lid 1, onder h), van de verordening zijn berekend”. In punt 17 is het volgende bepaald: „In hoeverre dergelijke vergoedingen aanvaardbaar zijn, moet worden beoordeeld in het licht van de principes inzake overheidssteun zoals die worden geïnterpreteerd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie”. |
(59) |
Als er volgens de communautaire regelgeving in een specifieke sector openbaredienstverplichtingen moeten worden opgelegd in het kader van een openbare aanbesteding en deze regelgeving niet wordt nageleefd, heeft dit volgens de Commissie tot gevolg dat de toegekende compensatie normaliter als een steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag wordt beschouwd. De Commissie gaat echter na of de maatregel in kwestie een financieel voordeel verleent aan Intermed en of de compensatie beantwoordt aan de criteria die zijn vastgesteld in de jurisprudentie van het Hof, met name in het arrest van 24 juli 2003 in de zaak-Altmark. |
(60) |
In dit arrest wordt bevestigd dat de bedragen die worden toegekend ter compensatie van een openbaredienstverplichting, niet als staatssteun worden beschouwd als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Volgens het Hof volgt uit deze rechtspraak (11) dat „wanneer een overheidsmaatregel te beschouwen is als een compensatie die de tegenprestatie vormt voor de prestaties die de begunstigde ondernemingen hebben verricht om openbaredienstverplichtingen uit te voeren, zodat deze ondernemingen in werkelijkheid geen financieel voordeel ontvangen en voormelde maatregel dus niet tot gevolg heeft dat deze ondernemingen vergeleken met ondernemingen die met hen concurreren, in een gunstiger mededingingspositie worden geplaatst, een dergelijke maatregel niet binnen de werkingssfeer van artikel 92, lid 1, van het Verdrag valt. Opdat een dergelijke compensatie in een concreet geval evenwel niet als staatssteun kan worden aangemerkt, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan (12)”. |
(61) |
Het Hof heeft vier voorwaarden vastgesteld. De eerste drie zijn in alle gevallen van toepassing. De vierde voorwaarde bevat twee alternatieven, om te vermijden dat de compensatie ook maar het minste financiële voordeel zou verlenen. |
(62) |
Volgens de eerste voorwaarde van het Hof moet de begunstigde onderneming daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en moeten die verplichtingen duidelijk omschreven zijn. Volgens de tweede voorwaarde moeten de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld. |
(63) |
In onderhavig geval is de begunstigde onderneming belast met de uitvoering van bepaalde verplichtingen die in de overeenkomst zijn vastgesteld. Deze verplichtingen en de parameters voor de berekening van de compensatie, die in de bijlagen III, IV en V van de overeenkomst zijn vastgesteld, zijn het resultaat van onderhandelingen tussen de bevoegde regionale autoriteiten en de onderneming die reeds gekozen was voor het verlenen van de luchtvervoersdienst. De Generalitat de Cataluña heeft in de periode juli-november 2001 schriftelijk contact opgenomen met diverse luchtvaartmaatschappijen om hen ertoe aan te sporen deze luchtverbinding tot stand te brengen en daar eventueel een offerte voor in te dienen. In deze brief werden de aangeschreven luchtvaartmaatschappijen enkel verzocht om een offerte in te dienen. Er werden geen bijzonderheden verstrekt over de verplichtingen waaraan deze zich moesten houden, noch over de parameters voor het berekenen van de compensatie. Het is niet uitgesloten dat de luchtvaartmaatschappijen die niet op het verzoek van de regionale autoriteiten zijn ingegaan, toch belangstelling hadden getoond indien de regionale autoriteiten in hun brief meer bijzonderheden hadden verstrekt over de verplichtingen en de parameters voor het berekenen van de compensatie. De Commissie is van oordeel dat de openbaredienstverplichtingen in dit geval niet duidelijk en doorzichtig zijn omschreven en dat derhalve niet voldaan is aan de eerste voorwaarde van het arrest-Altmark. |
(64) |
Bovendien is er wel een persbericht verspreid over de overeenkomst die op 26 maart 2002 is gesloten tussen de Generalitat de Cataluña, de Diputación de Girona, de kamer van handel en nijverheid van Girona en de vertegenwoordiger van Intermed, maar deze overeenkomst is nooit officieel bekendgemaakt en was, volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, niet toegankelijk voor belanghebbende derden. In de luchtvaartsector moeten de parameters voor het berekenen van de compensatie vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld, volgens de procedure die door de communautaire wetgever is voorgeschreven in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92. Ook deze bepaling is niet nageleefd. |
(65) |
De Commissie is derhalve van oordeel dat de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, in dit geval niet vooraf op objectieve en doorzichtige wijze zijn vastgesteld. Ook aan de tweede voorwaarde van het arrest-Altmark is dus niet voldaan. |
(66) |
Volgens de derde voorwaarde van het Hof mag de compensatie niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken. De inachtneming van deze voorwaarde is onmisbaar om te waarborgen dat de begunstigde onderneming geen voordeel wordt toegekend dat de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen doordat de mededingingspositie van die onderneming wordt versterkt. Deze voorwaarde heeft tot doel te voorkomen dat overcompensaties aan ondernemingen worden toegekend en dat de vorm of het bedrag van de compensatie ertoe zou leiden dat de ondernemingen over overtollige liquide middelen zouden beschikken die zij kunnen aanwenden voor activiteiten die een verstoring van de mededinging tot gevolg kunnen hebben. In de luchtvaartsector wordt overcompensatie voorkomen en worden de schadelijke gevolgen van de beperking van de markttoegang zoveel mogelijk verzacht door een strikte naleving van de bij artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 vastgestelde procedure voor openbare aanbestedingen te eisen. |
(67) |
De Commissie is van oordeel dat het bestaan van een dergelijke aanbestedingsprocedure vóór een aankoop door een lidstaat doorgaans volstaat om uit te sluiten dat die lidstaat probeert een bepaalde onderneming een voordeel te verschaffen. Deze benadering is bevestigd door het Gerecht van eerste aanleg (13). Aangezien er geen openbare aanbesteding heeft plaatsgevonden, kan de Commissie moeilijk met nauwkeurigheid bepalen of het door Intermed ontvangen bedrag inderdaad overeenstemt met de kosten van het naleven van de openbaredienstverplichtingen of eerder een overcompensatie en dus een voordeel is. |
(68) |
De Spaanse autoriteiten voeren aan dat het bedrag van de toegekende steun lager is dan het verlies dat de maatschappij heeft geleden in de periode waarin zij de verbinding heeft geëxploiteerd en dat er dus geen sprake is van overcompensatie. Aangezien er geen objectieve middelen zijn om het compensatieniveau vast te stellen overeenkomstig de door de Raad vastgestelde verplichte regels, acht de Commissie het niet uitgesloten dat andere maatschappijen de dienst in kwestie hadden kunnen aanbieden met minder steun. |
(69) |
De Commissie is dan ook van oordeel dat de derde voorwaarde van het arrest-Altmark in dit geval niet is nageleefd. |
(70) |
De vierde voorwaarde bevat twee alternatieven:
|
(71) |
In dit geval is niet voldaan aan het eerste deel van de vierde voorwaarde. De door de Spaanse autoriteiten gevolgde procedure beantwoordt niet aan de criteria van doorzichtigheid en objectiviteit, waarnaar wordt verwezen in de overwegingen 51 en 52 en die van cruciaal belang zijn om van een echte aanbesteding te kunnen spreken. De procedure is derhalve niet doorzichtig genoeg om „de laagste kosten voor de gemeenschap” te garanderen. |
(72) |
Het tweede deel van de vierde voorwaarde, vermeld in overweging 70, onder b), lijkt in beginsel alleen van toepassing wanneer er geen verplichting tot openbare aanbesteding bestaat en niet wanneer deze verplichting wel bestaat, maar niet wordt nageleefd. Mocht dit tweede deel van de vierde voorwaarde toch van toepassing zijn op het onderhavige geval, dan concludeert de Commissie dat ook deze voorwaarde niet is nageleefd. De compensatie is immers niet berekend „op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming, die zodanig met vervoermiddelen is uitgerust dat zij aan de vereisten van de openbare dienst kan voldoen, zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst uit de uitoefening van deze verplichtingen”. Zoals al is aangegeven in de analyse van de tweede voorwaarde, hebben de autoriteiten vooraf geen enkel onderzoek uitgevoerd naar de kosten en zijn zij niet nagegaan of deze kosten verenigbaar waren met bovenvermelde norm. Zij hebben gewoon de werkelijke kosten van de exploitant in kwestie vergoed. De Spaanse autoriteiten hebben geen gegevens verstrekt die de Commissie in staat stellen een dergelijk onderzoek uit te voeren. Het is duidelijk dat ook de vierde voorwaarde van het arrest-Altmark in deze omstandigheden niet is vervuld. |
(73) |
De Commissie stelt dus vast dat geen enkele voorwaarde van het arrest-Altmark is nageleefd. Zij gaat er dan ook van uit dat de maatregel een voordeel oplevert voor de begunstigde. |
(74) |
Het begrip staatssteun, zoals vastgesteld in het Verdrag en geïnterpreteerd door het Hof van Justitie, heeft betrekking op alle voordelen die rechtstreeks of zijdelings met staatsmiddelen worden bekostigd of die een extra last voor de staat of voor daartoe aangewezen of ingestelde instellingen meebrengen. |
(75) |
In dit concrete geval is in de overeenkomst bepaald dat de Generalitat de Cataluña en de Diputación de Girona voor de volledige duur van de overeenkomst hoogstens 4 337 086,18 EUR steun verstrekken aan de begunstigde onderneming. De Spaanse autoriteiten hebben bevestigd dat de werkelijk verleende steun 919 879,98 EUR bedraagt. Aangezien dit bedrag rechtstreeks door de Spaanse autoriteiten is verstrekt, is het duidelijk dat hiervoor staatsmiddelen zijn gebruikt. |
(76) |
De steunmaatregel in kwestie heeft betrekking op één vervoerssector, namelijk het luchtvervoer, en op één traject, namelijk Girona–Madrid–Girona. |
(77) |
De overeenkomst is gesloten met één luchtvaartmaatschappij. Uit de door de Spaanse autoriteiten verstrekte informatie kan niet worden opgemaakt of deze maatregel ook zou gelden voor andere maatschappijen, wanneer zij zouden beslissen een regelmatige luchtdienst tussen Madrid en Girona aan te bieden. |
(78) |
De maatregel wordt daarom als selectief beschouwd. |
(79) |
Om te kunnen spreken van een verstoring van de mededinging volstaat het dat de tussenkomst van de staat op kunstmatige wijze verandering brengt in bepaalde elementen van de productiekosten van een onderneming en de positie van deze onderneming in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt ten opzichte van haar concurrenten (14). Volgens het Hof (15) is het geenszins uitgesloten dat een overheidssubsidie die wordt verleend aan een onderneming welke enkel plaatselijke of regionale vervoersdiensten verricht en geen vervoersdiensten levert buiten de staat van vestiging, niettemin gevolgen kan hebben voor het handelsverkeer tussen lidstaten. Anderzijds heeft het Hof erop gewezen dat steun aan een onderneming het handelsverkeer tussen de lidstaten ook ongunstig kan beïnvloeden en de mededinging kan vervalsen als de begunstigde onderneming zich in een concurrentiesituatie met ondernemingen uit andere lidstaten bevindt, maar niet zelf deelneemt aan het grensoverschrijdende handelsverkeer. Immers, wanneer een lidstaat steun toekent aan een onderneming, kan het binnenlandse aanbod daardoor in stand blijven of stijgen, met het gevolg dat de kansen van ondernemingen uit andere lidstaten om hun diensten op de markt van eerstbedoelde staat aan te bieden, afnemen (16). |
(80) |
Overeenkomstig de derde overweging en artikel 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (17) is deze verordening niet van toepassing op de vervoerssector. Volgens de rechtspraak van het Hof is er geen drempel of percentage waaronder het handelsverkeer kan worden geacht niet ongunstig te worden beïnvloed. Het is inderdaad zo dat de omstandigheid dat het steunbedrag betrekkelijk gering is of de begunstigde onderneming vrij klein, niet a priori de mogelijkheid uitsluit dat het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed (18). |
(81) |
In het onderhavige geval wordt de luchtverbinding tussen Girona en Madrid verzorgd door twee exploitanten, waarvan er één financiering van de staat krijgt en de andere niet. |
(82) |
In de overeenkomst is inderdaad bepaald dat zij van rechtswege wordt opgezegd wanneer bijvoorbeeld een andere luchtvervoerder zonder steun of financiering van de staat een luchtverbinding tussen Girona en Madrid tot stand brengt met kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van de in de overeenkomst vastgelegde luchtverbinding, met name wat het vliegtuigtype, de vliegfrequentie, de tarieven en de periode van dienstverlening betreft. |
(83) |
Zelfs als een concurrerende exploitant een dienst met andere kenmerken dan die van Intermed zou aanbieden (als hij bijvoorbeeld kleinere vliegtuigen zou gebruiken), wordt de steunmaatregel nog steeds als selectief beschouwd omdat een van beide exploitanten van dezelfde verbinding steun ontvangt en de andere niet. Het is inderdaad zo dat de klager in deze zaak de luchtverbinding Girona–Madrid–Girona verzorgt zonder staatssteun. Volgens de informatie die door de Spaanse autoriteiten is verstrekt, exploiteerde de klager de verbinding Girona–Madrid–Girona met chartervluchten van minder dan 20 stoelen, wat niet beantwoordt aan de eisen van de overeenkomst. |
(84) |
De maatregelen in kwestie hebben een ongunstige invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten omdat zij betrekking hebben op een onderneming waarvan de vervoersactiviteiten, die door hun aard een rechtstreekse invloed hebben op het handelsverkeer, een gedeelte van de gemeenschappelijke markt bestrijken. Bovendien vervalsen deze maatregelen de mededinging in deze markt omdat zij slechts gelden voor één onderneming, die zich in een situatie van mededinging met een andere communautaire luchtvaartmaatschappij bevindt, met name sinds 1 januari 1993, toen het „derde pakket” inzake de vrijmaking van het luchtvervoer in werking is getreden. In deze omstandigheden wordt de toekenning van voordelen door de Spaanse autoriteiten aan Intermed als een steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag beschouwd. |
(85) |
De maatregelen die de Diputación de Girona heeft toegezegd om alle bekendmakings-, promotie- en marketingacties met betrekking tot deze luchtverbinding te financieren tijdens de duur van de overeenkomst, voor een maximumbedrag van 120 202 EUR, worden eveneens als een steunmaatregel beschouwd. Het doel van deze maatregel, die met overheidsfondsen wordt gefinancierd, is de bekendheid van de nieuwe luchtdienst bij het grote publiek te bevorderen. |
(86) |
Daar de voorwaarden van artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn vervuld, concludeert de Commissie dat het om een staatssteunmaatregel gaat waarvan de verenigbaarheid met het Verdrag moet worden onderzocht. |
(87) |
De Commissie betreurt het dat Spanje de steunmaatregel toch ten uitvoer heeft gelegd, hoewel deze in strijd is met de bepalingen van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. |
(88) |
Na de aard van de onderzochte staatssteunmaatregelen overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Verdrag te hebben onderzocht (de Spaanse autoriteiten hebben het oordeel van de Commissie bevestigd), moet de Commissie nagaan of deze maatregelen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, in de zin van artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag, en artikel 86, lid 2, van het Verdrag. |
(89) |
De Commissie moet de verenigbaarheid van de steun beoordelen in het licht van artikel 87, lid 2, onder a), van het Verdrag, waarin bepaald is dat steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, op voorwaarde dat zij worden toegepast zonder onderscheid naar de oorsprong van de producten. Volgens de mededeling van de Commissie over steunmaatregelen in de luchtvaartsector moet de steun van sociale aard zijn, d.w.z. dat hij in principe alleen betrekking mag hebben op specifieke categorieën passagiers die van een route gebruikmaken (bijvoorbeeld kinderen, gehandicapten, mensen met lage inkomens). Wanneer het echter een verbinding met een minder ontwikkeld gebied betreft, met name een eiland, kan de steun eventueel gelden voor de hele bevolking van dat gebied. Volgens dezelfde mededeling moet de steun worden verleend zonder onderscheid naar de oorsprong van de diensten, m.a.w. ongeacht welke luchtvaartmaatschappij van de Europese Economische Ruimte deze verleent. Dit betekent ook dat alle luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap zonder enige belemmering toegang krijgen tot de betrokken route. |
(90) |
In dit concrete geval werd de steun exclusief verleend aan één luchtvaartmaatschappij, die de verbinding in kwestie verzorgde, en niet aan haar concurrent. De rechtsgrond van deze steunmaatregelen staat niet toe dat andere luchtvaartmaatschappijen eveneens een beroep doen op de steunmaatregel. Deze steunmaatregel is derhalve in strijd met de eerste voorwaarde, namelijk niet-discriminatie tussen de exploitanten. |
(91) |
De uitzondering van artikel 87, lid 2, onder b), is niet van toepassing omdat het in dit geval niet gaat om een steunmaatregel tot herstel van schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen. |
(92) |
In lid 3 van artikel 87 is een lijst vastgesteld van andere vormen van steun die als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd. |
(93) |
Om de goede werking van de gemeenschappelijke markt veilig te stellen en gezien de beginselen van artikel 3, onder g), van het Verdrag moeten de uitzonderingen op artikel 87, lid 1, zoals vastgesteld in artikel 87, lid 3, strikt worden geïnterpreteerd wanneer een onderzoek wordt gevoerd naar een steunregeling of naar om het even welke andere individuele maatregel. Gelet op de toegenomen mededinging ten gevolge van de vrijmaking van de markt voor luchtvervoer moet de Commissie de steunmaatregelen zeer streng beoordelen om te vermijden dat zij neveneffecten hebben die ingaan tegen het gemeenschappelijk belang:
|
(94) |
Deze steunmaatregel kan echter wel worden beschouwd als aanloopsteun. Zie overweging 101 voor een grondiger analyse. |
(95) |
De Spaanse autoriteiten beroepen zich uitsluitend op artikel 86, lid 2, van het Verdrag om de steunmaatregel te rechtvaardigen. De Commissie vindt dat twee voorwaarden moeten zijn vervuld om de steunmaatregel op basis van dit artikel te kunnen aanvaarden: de maatregel moet noodzakelijk en evenredig zijn. |
(96) |
De Commissie herinnert eraan dat de Spaanse autoriteiten niet betwisten dat de bepalingen van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 niet zijn nageleefd. Dit wijst erop dat de Spaanse autoriteiten het niet nodig achtten openbaredienstverplichtingen op te leggen voor de luchtverbinding in kwestie. Dit werd trouwens bevestigd toen de administratieve procedure al door de Commissie was ingeleid. Op 13 juni 2002 hebben de regionale autoriteiten van Catalonië aan de bevoegde Spaanse autoriteiten gevraagd om dergelijke verplichtingen op te leggen, maar deze laatste hebben geweigerd de procedure daartoe op gang te brengen omdat er volgens hen onvoldoende redenen waren om een beroep te doen op artikel 4 van bovenvermelde verordening (20). Enerzijds volhouden dat de dienst noodzakelijk is in het kader van artikel 86, lid 2, van het Verdrag en anderzijds aanvoeren dat de dienst niet noodzakelijk is, zodat het gewone rechtskader dat van toepassing is op openbaredienstverplichtingen in de luchtvaartsector kan worden toegepast, is tegenstrijdig. |
(97) |
Aangezien de procedure van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 niet is nageleefd, kan ook niet worden vastgesteld of de steun evenredig is. De Spaanse autoriteiten voeren aan dat het bedrag van de toegekende steun lager is dan het verlies dat de maatschappij heeft geleden in de periode waarin zij de verbinding heeft geëxploiteerd en dat er dus geen sprake is van overcompensatie. De Commissie betwist niet dat het bedrag van de steun lager is dan het geleden verlies, maar aangezien er geen objectieve middelen zijn om het compensatieniveau vast te stellen overeenkomstig de door de Raad vastgestelde verplichte regels, acht zij het niet uitgesloten dat andere maatschappijen de dienst in kwestie hadden kunnen aanbieden met minder steun. |
(98) |
Wanneer er een dermate nauw verband bestaat tussen enerzijds het doel van een steunmaatregel en anderzijds bepaalde uitvoeringsvoorschriften ervan die met bijzondere Verdragsbepalingen — naast de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag — in strijd zijn zodat een afzonderlijke beoordeling van die voorschriften niet mogelijk is, moeten volgens de jurisprudentie van het Hof (21) deze andere Verdragsbepalingen samen met de verenigbaarheidsvoorwaarden van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag worden beoordeeld. Het is vanzelfsprekend dat een onderzoek naar staatssteun nooit mag leiden tot een resultaat dat in strijd is met de specifieke Verdragsbepalingen (22), noch met de communautaire regelgeving die op basis van deze bepalingen is vastgesteld. |
(99) |
In dit geval bestaat er een nauw verband tussen de procedure van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 en de steunmaatregel. Overeenkomstig deze jurisprudentie is het niet mogelijk een steunmaatregel verenigbaar te verklaren als de in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 vastgestelde voorwaarden voor de toekenning van die steun niet zijn nageleefd. De laatste zin van artikel 86, lid 2, van het Verdrag bevat nog een extra voorwaarde, namelijk: „de ontwikkeling van het handelsverkeer mag niet worden beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Gemeenschap”. De Commissie is van mening dat het goedkeuren van steun die in strijd met Verordening (EEG) nr. 2408/92 is toegekend, in dit geval zou ingaan tegen de belangen van de Gemeenschap. |
(100) |
De steunmaatregel in kwestie kan daarom niet verenigbaar met artikel 86, lid 2, van het Verdrag worden verklaard. |
(101) |
In overweging 278 van haar Beschikking 2004/393/EG van 12 februari 2004 betreffende de voordelen die het Waals Gewest en Brussels South Charleroi Airport hebben verleend aan de luchtvaartmaatschappij Ryanair bij haar vestiging in Charleroi (23) argumenteert de Commissie dat steun die gericht is op ontwikkeling en waarmee wordt beoogd te komen tot een betere exploitatie van regionale luchthaveninfrastructuren die thans onderbenut worden en kosten voor de Gemeenschap meebrengen, beslist van communautair belang kan zijn en kan aansluiten bij de doelstellingen van het gemeenschappelijke vervoersbeleid. |
(102) |
De Commissie voert in deze beschikking aan dat bepaalde vormen van exploitatiesteun die bedoeld zijn om nieuwe luchtvaartlijnen op te zetten of bepaalde frequenties te verhogen, een noodzakelijk instrument kunnen zijn voor de ontwikkeling van kleine regionale luchthavens. Een dergelijke steun kan belangstellende bedrijven overhalen om toch het risico te nemen in nieuwe routes te investeren. Om deze steun verenigbaar te kunnen verklaren op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, moet echter worden vastgesteld of de steun noodzakelijk is voor het bereiken van het beoogde doel en daarmee in verhouding staat en of de steun geen effect heeft op het handelsverkeer dat strijdig is met het gemeenschappelijke belang. |
(103) |
Exploitatiesteun kan maar zelden als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden aangemerkt omdat deze over het algemeen voor mededingingsvervalsing zorgt in de sectoren waar hij wordt toegekend en per definitie ongeschikt is om één of meer van de in de afwijkingsbepalingen van het Verdrag omschreven doelstellingen te helpen bereiken. Aangezien met deze steun geen enkele technische of structurele aanpassing van het bedrijf gepaard gaat en daardoor de commerciële ontwikkeling van het bedrijf niet wordt bevorderd, stelt dit soort steun de begunstigde alleen in staat om zijn klanten kunstmatig lage tarieven te bieden en zijn winstmarge zonder enige rechtvaardiging te verhogen. |
(104) |
Er zijn echter bepaalde uitzonderingen op dit beginsel en de Commissie heeft dit type steun al eerder verenigbaar verklaard, mits bepaalde voorwaarden in acht worden genomen (24). |
(105) |
Om een dergelijke steun verenigbaar te kunnen verklaren op grond van artikel 87, lid 3, onder c), moet dus worden vastgesteld of de uitgekeerde steun noodzakelijk is voor het bereiken van het beoogde doel en daarmee in verhouding staat en of de steun geen effect heeft op het handelsverkeer dat strijdig is met het gemeenschappelijke belang. |
(106) |
De eerste voorwaarde voor de toekenning van steun is dat deze past binnen een samenhangend ontwikkelingsproject voor een luchthaven en wordt gekenmerkt door de wil om de rentabiliteit van infrastructuren die niet altijd winstgevend zijn, te ontwikkelen. |
(107) |
Bevordering van de regionale ontwikkeling, het toerisme, de plaatselijke economie of het imago van de regio zal derhalve het gevolg zijn van dit samenhangende beleid dat er allereerst op gericht is om de luchthavenactiviteiten op duurzame wijze te ontwikkelen. |
(108) |
De regionale luchthavens kunnen eveneens een oplossing bieden voor een probleem waarmee het vervoersbeleid wordt geconfronteerd, namelijk de overbelasting van de grote luchthavens (25). |
(109) |
De Commissie is niet in kennis gesteld van een dergelijk project voor de ontwikkeling van de luchthavenactiviteiten. De Spaanse autoriteiten hebben alleen meegedeeld dat er vóór de totstandbrenging van de verbinding tussen Girona en Madrid geen enkele regelmatige vlucht gebruikmaakte van de luchthaven van Girona. |
(110) |
De Commissie heeft het criterium van de noodzaak van de steun vastgesteld in de „Ryanair”-beschikking (26). De aanloopsteun moet onontbeerlijk zijn voor de ontwikkeling van de luchthaven in kwestie. Daartoe moeten een aantal voorwaarden zijn vervuld. |
(111) |
De eerste voorwaarde is dat de aan de luchtvaartmaatschappijen verleende steun alleen mag worden gebruikt voor de opening van nieuwe routes of nieuwe frequenties die een toename van het nettoaantal passagiers dat vanuit de regionale luchthaven vertrekt, met zich brengt, zodat deze steun een deel van het door de maatschappij gedragen risico dekt. |
(112) |
Ten tweede mag de steun in principe niet worden betaald wanneer de route reeds in exploitatie is: het risico voor de maatschappij is dan gering of onbestaand en steun is niet gerechtvaardigd. Wanneer een maatschappij dus reeds een route vanuit een luchthaven exploiteert, zal zij geen aanspraak kunnen maken op overheidssteun. |
(113) |
Ten derde mag ook geen steun worden betaald aan een luchtvaartmaatschappij voor een nieuwe lijn die zij zal gaan exploiteren ter vervanging van en ten gevolge van het opgeven van een oude lijn waarvoor bij openstelling reeds steun werd ontvangen. Bij overigens gelijkblijvende omstandigheden zou de luchthaven uit dien hoofde geen netto positief effect ondervinden ten aanzien van het ter plaatse ontvangen aantal passagiers. Anderzijds kan evenmin steun worden toegekend voor een lijn die door de maatschappij wordt geopend in de plaats van een andere lijn die zij onderhield vanaf een andere luchthaven in hetzelfde economische aantrekkingsgebied of bevolkingsgebied. De Commissie acht het van essentieel belang te voorkomen dat aanloopsteun gaat concurreren met lopende subsidies, bijvoorbeeld doordat lijnen worden verplaatst na de toekenning van maximale steun. Dit zou in strijd zijn met de wezenlijke doelstelling van aanloopsteun, te weten de ontwikkeling van de desbetreffende luchthaven in overeenstemming met het algemene belang. |
(114) |
Ten vierde mag de steun niet worden gebruikt om een nieuwkomer te helpen bestaande verbindingen te openen en rechtstreeks de concurrentie aan te gaan met een reeds aanwezige maatschappij die deze route vanuit de luchthaven exploiteert. De nieuwkomer zal de concurrentie op eigen kracht moeten aangaan, zonder overheidssteun. |
(115) |
Wat de eerste, tweede en vierde voorwaarde betreft, zij eraan herinnerd dat de verbinding Girona–Madrid–Girona tot en met 28 oktober 2001 door een maatschappij is geëxploiteerd, maar dat deze de verbinding heeft stopgezet wegens de lage rendabiliteit ervan. Op het ogenblik dat de overeenkomst tussen de betrokken overheden en Intermed werd gesloten, op 26 maart 2002, werd de verbinding niet door een andere vervoersmaatschappij geëxploiteerd. Enkele dagen later, op 3 april 2002, is een andere maatschappij, Air Catalunya, echter begonnen met de exploitatie van dezelfde verbinding. Intermed is uiteindelijk op 15 april 2002 begonnen met de exploitatie van de verbinding. Daar de twee maatschappijen met een tussenperiode van twaalf dagen begonnen zijn met de exploitatie van de verbinding Girona–Madrid–Girona, kan niet duidelijk en definitief worden bepaald of de door Intermed verleende dienst als een nieuwe verbinding kan worden beschouwd. |
(116) |
De derde voorwaarde is wel vervuld, want de verbinding Madrid–Girona–Madrid is de eerste verbinding die door Intermed is geëxploiteerd. |
(117) |
De kosten van marketing en reclame die in het begin moeten worden gemaakt om bekendheid te geven aan de verbinding, kunnen, gezien hun doelstelling, namelijk het bestaan van deze luchtverbinding onder de aandacht van het grote publiek brengen, als noodzakelijk worden beschouwd. |
(118) |
Steun moet een stimulerend karakter hebben: een onderneming moet hierdoor een activiteit kunnen ontwikkelen die zij zonder die overheidssteun niet zou hebben ondernomen. Maar deze activiteit moet op termijn zonder steun rendabel zijn. Daarom moet steun voor het starten van nieuwe verbindingen of het opvoeren van frequenties worden beperkt in de tijd. De steun dient voor het openstellen van een nieuwe route, maar mag deze route niet kunstmatig in stand houden; de route moet op termijn economisch levensvatbaar zijn. |
(119) |
In het kader van de aanloopsteun in de luchtvaartsector (27) heeft de Commissie gesteld dat zij een periode van maximaal vijf jaar na de opening van een lijn redelijk acht, met name voor intra-Europese punt-puntverbindingen. |
(120) |
In dit geval zijn de gedeeltelijke financiering van de verbinding Girona–Madrid–Girona en de reclamemaatregelen beperkt in de tijd (het contract had een geldigheidsduur van drie jaar), namelijk totdat de lijn in kwestie stevig gevestigd is en zonder steun rendabel is, of totdat een andere luchtvervoerder zonder steun of financiering van de staat een luchtverbinding tussen Girona en Madrid tot stand brengt met kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van de in de overeenkomst vastgelegde luchtverbinding, met name wat het vliegtuigtype, de vliegfrequentie, de tarieven en de periode van dienstverlening betreft. |
(121) |
Er moet een dubbel evenredigheidsverband worden gelegd tussen de steun en de context ervan. Ten eerste moet er een nauw verband bestaan tussen de doelstelling van ontwikkeling van de luchthaven, door middel van een netto-uitbreiding van het passagiersverkeer, en het niveau van de aan de luchtvaartmaatschappij verstrekte steun. Er moet dus een steunbedrag per passagier worden berekend. Een luchtvaartmaatschappij die een luchthaven niet de voor de uitbreiding daarvan benodigde hoeveelheden passagiers kan bezorgen, zal op die manier niet onrechtmatig worden bevoorrecht. Een maatschappij daarentegen die de ten doel gestelde ontwikkeling van de luchthaven bewerkstelligt, zal daarvan de vruchten plukken. |
(122) |
Voor het tweede evenredigheidsverband moet worden gekeken naar de verhouding tussen steun en de kosten waartoe de begunstigde zich heeft verbonden. De Commissie herinnert eraan dat de steunintensiteit, die zij in het geval van aanloopsteun beperkt tot 50 %, niet geldt voor alle werkingskosten, na verrekening van de inkomsten, van de betreffende luchtverbinding:
|
(123) |
Het steunbedrag dat aan een luchtvaartmaatschappij wordt toegekend voor de ontwikkeling van luchtdiensten, moet doorzichtig zijn. Om gemakkelijk herkenbaar te zijn, moet het bijvoorbeeld worden berekend per instappende passagier. |
(124) |
Wanneer een luchthaven bereid is steun te geven in ruil voor economische tegenprestaties, zoals het opstarten van nieuwe lijnen, moet dit openbaar worden gemaakt om geïnteresseerde luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid te bieden zich aan te melden en hun zaak te bepleiten. De regels en beginselen op het gebied van overheidsaanbestedingen en concessies moeten in dit geval worden nageleefd. |
(125) |
Luchthavens die de ontwikkeling van luchtdiensten willen bevorderen, zullen objectieve criteria inzake maximumsteunbedrag en -steunperiode moeten opstellen, teneinde een gelijke behandeling van luchtvaartmaatschappijen te waarborgen. |
(126) |
Op het niveau van de lidstaten moet worden voorzien in beroepsmechanismen om te waarborgen dat er bij de toewijzing van de steun geen enkele discriminatie plaatsheeft en geen enkele luchtvaartmaatschappij op een bepaalde luchthaven onrechtmatig wordt bevoordeeld. |
(127) |
Er moeten sanctiemechanismen worden toegepast wanneer een vervoerder zich niet houdt aan de verbintenissen die hij bij de uitbetaling van de steun tegenover een luchthaven is aangegaan. Een regeling voor teruggave van de steun kan de luchthaven de zekerheid geven dat de luchtvaartmaatschappij haar verbintenissen nakomt. In de overeenkomst in kwestie is inderdaad een regeling opgenomen voor teruggave van de steun wanneer Intermed haar verbintenissen niet nakomt. |
(128) |
De toegekende steun mag in beginsel niet worden gecumuleerd met andere subsidies die de luchtvaartmaatschappijen ontvangen indien het om sociale steun gaat of om vergoedingen voor openbaredienstverlening, indien die als steun aangemerkt zouden worden. Overeenkomstig de hiervoor vastgestelde evenredigheidsregels mogen de steunmaatregelen evenmin gecumuleerd worden met andere steunmaatregelen voor dezelfde kosten, ook wanneer zij in een andere staat zijn uitbetaald. Het geheel van de steunmaatregelen voor een nieuwe lijn mag nooit meer bedragen dan 50 % van de aanloopkosten voor de betrokken bestemming. |
(129) |
Om het stimulerende karakter van de steun bij de start van luchtvaartverbindingen te behouden als instrument om uitsluitend regionale luchthavens te ontwikkelen, is het volgens de Commissie nodig ervoor te zorgen dat dergelijke steunmaatregelen geen enkel onrechtstreeks voordeel kunnen opleveren voor grote luchthavens die al in ruime mate toegang hebben tot de internationale handel en tot concurrentie. Bij een verbinding tussen, in dit geval, Girona en een grote luchthaven als Madrid moet dan ook bijzondere aandacht worden besteed aan de afbakening van de in aanmerking komende kosten. |
(130) |
Dergelijke steunmaatregelen mogen evenmin worden toegekend wanneer de toegang tot een route aan één enkele vervoerder is voorbehouden op grond van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92, en met name van lid 1, onder d). |
(131) |
In dit geval komt Intermed voor haar verbindingen vanuit Girona niet in aanmerking voor een subsidie uit hoofde van sociale steun of van compensatie voor openbaredienstverlening, zoals eerder aangegeven. De toegang tot de door Intermed uitgebate verbinding vanuit Girona is ook niet via een aanbesteding overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 aan deze vervoerder toegewezen. |
(132) |
De Commissie stelt vast dat de door de Generalitat de Cataluña, de Diputación de Girona en de kamer van handel en nijverheid van Girona aan Intermed betaalde steun voldoet aan een aantal voorwaarden voor aanloopsteun voor de bevordering van luchtvaartdiensten vanuit regionale luchthavens, maar dat andere voorwaarden niet zijn vervuld. In bepaalde gevallen moeten dus eisen worden gesteld om verenigbaarheid mogelijk te maken. |
(133) |
De bijdragen van de Generalitat de Cataluña, de Diputación de Girona en de kamer van handel en nijverheid van Girona in de vorm van financiering van de luchtdienst tussen Girona en Madrid moeten aan de volgende voorwaarden voldoen om als aanloopsteun voor het opstarten van een nieuwe verbinding te kunnen worden beschouwd en dus verenigbaar te zijn met de gemeenschappelijke markt:
|
(134) |
Als deze voorwaarden niet zijn vervuld, moet Spanje alle in de vorige overweging bedoelde steun terugvorderen. |
VI. CONCLUSIES
De Commissie concludeert dat Spanje bij de tenuitvoerlegging van een steunmaatregel ten gunste van de luchtvaartmaatschappij Intermediación Aérea SL in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag heeft gehandeld. Gelet op de bijdrage die deze steun kan leveren aan de totstandkoming van nieuwe luchtvervoersdiensten en aan de duurzame ontwikkeling van een regionale luchthaven, kan een deel van deze steun echter toch verenigbaar worden verklaard met de gemeenschappelijke markt, mits aan de voorwaarden van overweging 133 wordt voldaan,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De steunmaatregel die door het Koninkrijk Spanje ten uitvoer is gelegd ten gunste van de luchtvaartmaatschappij Intermediación Aérea SL, ten bedrage van 919 879,98 EUR enerzijds en 120 202 EUR anderzijds, wordt op basis van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag verenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt, omdat het aanloopsteun voor het opstarten van nieuwe verbindingen betreft, mits aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan.
Artikel 2
1. De bijdragen moeten worden verleend in het kader van een programma voor de ontwikkeling van de luchthaven van Girona.
2. Alle bijdragen moeten beperkt zijn in de tijd. De duur ervan mag hoogstens vijf jaar bedragen vanaf de opening van de verbinding in kwestie.
3. Deze bijdragen mogen niet worden verstrekt als de steun bedoeld is om een nieuwkomer te helpen bestaande verbindingen te openen en rechtstreeks de concurrentie aan te gaan met een reeds aanwezige maatschappij die deze route in soortgelijke omstandigheden exploiteert vanuit de luchthaven van Girona.
4. De bijdragen moeten worden verantwoord in een door Intermed opgesteld ontwikkelingsplan dat vooraf is gevalideerd door de autoriteiten die bevoegd zijn voor de betrokken verbinding. In het plan dienen de te maken en in aanmerking komende kosten te worden vermeld, welke rechtstreeks moeten samenhangen met promotie voor de desbetreffende verbinding met als doel deze zonder steun levensvatbaar te maken na afloop van de overeenkomst tussen de Generalitat de Cataluña, de Diputación de Girona, de kamer van handel en nijverheid van Girona en Intermed.
5. De in aanmerking komende steun die rechtstreeks samenhangt met het opstarten van de verbinding, moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
de steun moet de aanvullende aanloopkosten dekken die de luchtvaartmaatschappij niet zou hoeven te dragen als de verbinding reeds in volle werking was. Een overheidsbijdrage is noodzakelijk om het risico van niet-levensvatbaarheid gedurende de aanloopperiode te delen; |
b) |
de steun mag geen betrekking hebben op de vaste werkingskosten, zoals de huur of afschrijving van vliegtuigen, de brandstof, het salaris van de bemanningen of de cateringkosten. |
De bevoegde autoriteiten laten zich, in voorkomend geval, bijstaan door een onafhankelijke accountant.
6. Het geheel van de steunmaatregelen voor een nieuwe verbinding mag nooit meer bedragen dan 50 % van de aanloop- en reclamekosten voor de betrokken bestemming. De bijdragen voor een gegeven bestemming mogen ook niet meer dan 50 % bedragen van de werkelijke kosten voor deze bestemming.
7. De bijdragen van de Generalitat de Cataluña, de Diputación de Girona en de kamer van handel en nijverheid van Girona die, na afloop van de in de overeenkomst bepaalde aanloopperiode, de bovenvermelde beperkingen overschrijden, moeten door Intermed worden terugbetaald.
8. Spanje moet een niet-discriminerende en doorzichtige steunregeling invoeren om de gelijke behandeling te garanderen van luchtvaartmaatschappijen die nieuwe luchtvaartdiensten vanuit de luchthaven van Girona wensen te ontwikkelen, volgens de bij deze beschikking vastgestelde objectieve criteria.
Artikel 3
1. Het Koninkrijk Spanje neemt alle nodige maatregelen om de in de artikel 1, lid 2, bedoelde steun die in strijd met de gemeenschappelijke markt ter beschikking van de begunstigde is gesteld, in zijn geheel terug te vorderen.
2. De terugvordering geschiedt onverwijld en in overeenstemming met de nationale rechtsprocedures, voorzover deze procedures een onmiddellijke en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de onderhavige beschikking mogelijk maken. De terug te vorderen steun omvat de rente vanaf de datum waarop de steun ter beschikking van de begunstigden is gesteld, tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op grond van de referentievoet die wordt gebruikt voor de berekening van het subsidie-equivalent in het kader van regionale steunregelingen.
Artikel 4
Het Koninkrijk Spanje deelt de Commissie binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van bekendmaking van deze beschikking de maatregelen mee die het heeft genomen om hieraan te voldoen.
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2004.
Voor de Commissie
Loyola DE PALACIO
Vice-voorzitster
(1) PB C 32 van 11.2.2003, blz. 2.
(2) Zie voetnoot 1.
(3) Website: www.aena.es van Aeropuertos Españoles y Navegación Aérea, september 2004.
(4) De maatschappij had toestemming gekregen om zelf de afhandeling te verzorgen. Deze kosten kunnen dan ook als interne kosten worden beschouwd en als algemene kosten worden geboekt.
(5) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(6) PB C 350 van 10.12.1994, blz. 5.
(7) In het begin heeft Air Catalunya gedurende twee maanden gevlogen met een chartervergunning die door de Dirección General de Aviación Civil was afgegeven aan de Deense maatschappij North Flying, daarna met de licentie van de maatschappij Oestavi.
(8) Zaak C-174/97 (La Poste), Jurisprudentie 1998, blz. I-1303.
(9) Zaak C-280/00 (Altmark), Jurisprudentie 2003, blz. I-7747.
(10) Het Gerecht van eerste aanleg heeft in zijn arrest van 5 augustus 2003 in de zaken T-116/01 en T-118/01 (P&O European Ferries), rechtsoverweging 118, aangegeven dat „volgens de vaste praktijk van de Commissie het bestaan van een dergelijke aanbestedingsprocedure vóór een aankoop door een lidstaat doorgaans wordt geacht te volstaan om uit te sluiten dat die lidstaat probeert een bepaalde onderneming een voordeel te verschaffen (zie met name de mededeling van de Commissie: Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5), punt 2.5, en in die zin de communautaire richtsnoeren betreffende overheidssteun voor het zeevervoer (PB C 205 van 5.7.1997, blz. 5), hoofdstuk 9)”.
(11) Zie het arrest van 7 februari 1985 in zaak 240/83 (ADBHU), Jurisprudentie blz. 531, rechtsoverweging 3, laatste zin, en rechtsoverweging 18, en het arrest van 22 november 2001 in zaak C-53/00 (Ferring), Jurisprudentie blz. I-9067, rechtsoverweging 27.
(12) Rechtsoverwegingen 87 en 88 van het arrest-Altmark.
(13) Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 5 augustus 2003 in de zaken T 116/01 en T 118/01 (P&O European Ferries), rechtsoverweging 118. Zie voetnoot 9.
(14) Arrest van het Hof van 2 juli 1974 in zaak 173/73 (Italië/Commissie), Jurisprudentie blz. 709, en arrest van 17 september 1980 in zaak 730/79 (Philip Morris), Jurisprudentie blz. 2671.
(15) Rechtsoverwegingen 77 tot en met 82 van het arrest-Altmark.
(16) Arrest van het Hof van 21 maart 1991 in zaak C-303/88 (Italië/Commissie), Jurisprudentie 1988, blz. I-1433, rechtsoverweging 27, arrest van 13 juli 1988 in zaak 102/87 (Frankrijk/Commissie), Jurisprudentie 1988, blz. 4067, rechtsoverweging 19, en arrest van 21 maart 1991 in zaak C-305/89 (Italië/Commissie), Jurisprudentie 1989, blz. I-1603, rechtsoverweging 26.
(17) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.
(18) Arrest-Altmark, rechtsoverweging 81; arrest „Tubemeuse” van 21 maart 1990 in zaak C-142/87 (België/Commissie), Jurisprudentie blz. I-959, rechtsoverweging 43, en het arrest van 14 september 1994 in zaak C-278/92 (Spanje/Commissie), Jurisprudentie 1992, blz. I-4103, rechtsoverweging 42.
(19) Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (PB C 74 van 10.3.1998). In punt 36 van de richtsnoeren voor steunmaatregelen in de luchtvaartsector wordt eveneens melding gemaakt van deze regionale steunmaatregelen. Zie ook voetnoot 5.
(20) Brief van 18 maart 2003 met de opmerkingen van de Spaanse autoriteiten, geregistreerd bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 19 maart 2003.
(21) Arrest van 22 maart 1977 in zaak C-74/76 (Iannelli).
(22) Arrest van 15 juni 1993 in zaak C-225/91 (Matra/Commissie), Jurisprudentie 1993, blz. I-3203.
(23) PB L 137 van 30.4.2004, blz. 1.
(24) Overweging 281 van de „Ryanair-beschikking”.
(25) Overwegingen 287 tot en met 296 van de „Ryanair-beschikking”.
(26) Overwegingen 298 tot en met 307 van de „Ryanair-beschikking”.
(27) Overwegingen 312 tot en met 314 van de „Ryanair-beschikking”.
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/78 |
BESLUIT Nr. 2/2005
van 30 maart 2005
van het Gemengd Comité dat is ingesteld bij de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, betreffende wijziging van hoofdstuk 3 van bijlage 1
(2005/352/EG)
HET COMITÉ,
Gelet op de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat („de overeenkomst”), die op 21 juni 1999 is ondertekend, en met name op artikel 10, lid 4, onder e), en artikel 18, lid 2,
Overwegende dat de Zwitserse Bondsstaat bij EDI-beschikking van 27 maart 2002 over de veiligheid van speelgoed (RO 2002 1082), laatstelijk gewijzigd op 2 oktober 2003 (RO 2003 3733), zijn voor speelgoed relevante wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zo heeft gewijzigd dat deze bepalingen kunnen worden gezien als gelijkwaardig met de overeenkomstige wetgeving in de Gemeenschap in de zin van artikel 1, lid 2, van de overeenkomst,
Overwegende dat hoofdstuk 3, speelgoed, van bijlage 1, moet worden gewijzigd teneinde rekening te houden met bovengenoemde wijzigingen,
Overwegende dat overeenkomstig artikel 10, lid 4, onder e), en artikel 18, lid 2, het Comité bijlage 1 bij deze overeenkomst mag wijzigen,
BESLUIT:
1) |
Bijlage 1, hoofdstuk 3, speelgoed, afdeling I, van de overeenkomst wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen in de bijlage bij dit besluit. |
2) |
Dit besluit, opgemaakt in twee exemplaren, wordt ondertekend door de medevoorzitters of andere personen die gemachtigd zijn namens de partijen op te treden. Dit besluit treedt in werking op de datum waarop de laatste van deze handtekeningen is aangebracht. |
Gedaan te Bern, 30 maart 2005.
Namens de Zwitserse Bondsstaat
Heinz HERTIG
Gedaan te Brussel, 23 maart 2005.
Namens de Europese Gemeenschap
Joanna KIOUSSI
BIJLAGE
WIJZIGINGEN OP DE OVEREENKOMST
In bijlage 1, Sectoren, hoofdstuk 3, speelgoed, afdeling I, wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, wordt de tekst „Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 1” geschrapt en vervangen door „Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2”.
In bijlage 1, Sectoren, hoofdstuk 3, speelgoed, afdeling I, worden in de lijst die volgt na de kop „Zwitserland” de verwijzingen naar de Zwitserse wetgeving geschrapt en vervangen door de volgende lijst:
|
„Federale wet van 9 oktober 1992 betreffende levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (RO 1995 1469), laatstelijk gewijzigd op 21 maart 2003 (RO 2003 4803) |
|
Beschikking van 1 maart 1995 betreffende gebruiksvoorwerpen (RO 1995 1643), laatstelijk gewijzigd op 15 december 2003 (RO 2004 1111) |
|
EDI-beschikking van 27 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed (RO 2002 1082), laatstelijk gewijzigd op 2 oktober 2003 (RO 2003 3733)”. |
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/80 |
Informatie over de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (1) is op 1 april 2005 in werking getreden, na voltooiing van de bij artikel 22 van de overeenkomst vastgestelde procedures op 17 maart 2005.
(1) PB L 375 van 23.12.2004, blz. 20.
Rectificaties
30.4.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 110/81 |
Rectificatie op de bijlage bij Verordening (EG) nr. 663/2005 van de Commissie van 28 april 2005 houdende vaststelling van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 108 van 29 april 2005 )
Op bladzijde 27 wordt de bijlage vervangen door de volgende bijlage:
„BIJLAGE
Restituties die worden toegepast vanaf 29 april 2005 voor bepaalde producten van de sector granen en de sector rijst, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)
(EUR/100 kg) |
|||
GN-code |
Omschrijving (2) |
Restitutievoet per 100 kg basisproduct |
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Overige gevallen |
||
1001 10 00 |
Harde tarwe: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
1001 90 99 |
Zachte tarwe en mengkoren: |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van de GN-codes 1902 11 en 1902 19 naar de Verenigde Staten van Amerika |
— |
— |
|
– in andere gevallen: |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (3) |
— |
— |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– – in andere gevallen |
— |
— |
|
1002 00 00 |
Rogge |
— |
— |
1003 00 90 |
Gerst |
|
|
– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
— |
— |
|
– in andere gevallen |
— |
— |
|
1004 00 00 |
Haver |
— |
— |
1005 90 00 |
Maïs, gebruikt in de vorm van: |
|
|
– zetmeel: |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (3) |
4,139 |
4,139 |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
1,178 |
1,178 |
|
– – in andere gevallen |
4,139 |
4,139 |
|
– glucose, glucosestroop, maltodextrine, maltodextrinestroop van de GN-codes 1702 30 51, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50, 1702 90 75, 1702 90 79, 2106 90 55 (5): |
|
|
|
– – in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (3) |
3,104 |
3,104 |
|
– – in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
0,884 |
0,884 |
|
– – in andere gevallen |
3,104 |
3,104 |
|
– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
1,178 |
1,178 |
|
– andere (als zodanig) |
4,139 |
4,139 |
|
Aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 gelijkgesteld aan een verwerkingsproduct van maïs: |
|
|
|
– in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1520/2000 (3) |
3,800 |
4,139 |
|
– in geval van uitvoer van goederen van post 2208 (4) |
1,178 |
1,178 |
|
– in andere gevallen |
4,139 |
4,139 |
|
ex 1006 30 |
Volwitte rijst: |
|
|
– rondkorrelig |
— |
— |
|
– halflangkorrelig |
— |
— |
|
– langkorrelig |
— |
— |
|
1006 40 00 |
Breukrijst |
— |
— |
1007 00 90 |
Graansorgho m.u.v. hybriden van graansorgho, bestemd voor zaaidoeleinden |
— |
— |
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.
(2) Voor de landbouwproducten verkregen door verwerking van het basisproduct en/of gelijkgesteld, moeten de coëfficiënten vermeld in bijlage E bij Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie (PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1), worden gebruikt.
(3) De betrokken goederen vallen onder GN-code 3505 10 50.
(4) Goederen opgenomen in bijlage III van Verordening (EG) nr. 1784/2003 of bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2825/93 (PB L 258 van 16.10.1993, blz. 6).
(5) Voor stropen van de GN-codes 1702 30 99, 1702 40 90 en 1702 60 90, verkregen door het mengen van glucose- en fructosestropen, geeft alleen glucosestroop recht op uitvoerrestitutie.”