De internetverbinding op de Mac delen met andere netwerkgebruikers
Je kunt de internetverbinding op je Mac delen met andere computers in het lokale netwerk. Als je Mac bijvoorbeeld via ethernet met het internet is verbonden, kun je die verbinding via wifi met andere computers delen.
Je internetverbinding delen
Kies op de Mac Apple-menu > 'Systeeminstellingen', klik in de navigatiekolom op 'Algemeen' en klik vervolgens op 'Delen'. (Mogelijk moet je omlaag scrollen.)
Schakel 'Internetdeling' in en klik op 'Configureer'.
Klik op het pop‑upmenu 'Deel de verbinding via' en kies de internetverbinding die je wilt delen. Als je bijvoorbeeld via ethernet verbinding met het internet hebt, kies je 'Ethernet'.
Schakel onder 'Naar apparaten met' de poort in die andere apparaten kunnen gebruiken om toegang tot de gedeelde internetverbinding te krijgen. Als je de internetverbinding bijvoorbeeld wilt delen via wifi, selecteer je 'Wifi'.
Als je via wifi met apparaten deelt, configureer je het netwerk met internetdeling en klik je op 'OK'.
Netwerknaam: Geef een naam op voor de gedeelde verbinding.
Kanaal: Als je het standaardkanaal niet wilt gebruiken, klik je op het pop‑upmenu 'Kanaal' en kies je een ander kanaal.
Beveiliging: Klik op het pop‑upmenu 'Beveiliging' (indien beschikbaar) en kies een optie.
Kies 'WPA3 - persoonlijk' als alle computers die gebruikmaken van de gedeelde verbinding WPA3 ondersteunen.
Kies 'WPA2/WPA3 - persoonlijk' als sommige computers die gebruikmaken van de gedeelde verbinding alleen WPA2 ondersteunen.
Wachtwoord: Typ een wachtwoord. Als je het huidige wachtwoord wilt zien, schakel je onder het wachtwoord het aankruisvak 'Toon wachtwoord' in.
Klik op 'Gereed'.
Je internetverbinding delen en een NAT64-netwerk aanmaken
Kies op de Mac Apple-menu > 'Systeeminstellingen', klik in de navigatiekolom op 'Algemeen' en klik vervolgens op 'Delen'. (Mogelijk moet je omlaag scrollen.)
Schakel 'Internetdeling' in en klik op 'Configureer'.
Klik met de Option-toets ingedrukt op naast 'Internetdeling'.
Klik op het pop‑upmenu 'Deel de verbinding via' en kies de internetverbinding die je wilt delen. Als je bijvoorbeeld via ethernet verbinding met het internet hebt, kies je 'Ethernet'.
Schakel onder 'Naar apparaten met' de poort in die andere apparaten kunnen gebruiken om toegang tot de gedeelde internetverbinding te krijgen. Als je de internetverbinding bijvoorbeeld wilt delen via wifi, selecteer je 'Wifi'.
Als je via wifi naar apparaten deelt, klik je op 'Wifiopties', configureer je het netwerk met internetdeling en klik je op 'OK'.
Netwerknaam: Geef een naam op voor de gedeelde verbinding.
Kanaal: Als je het standaardkanaal niet wilt gebruiken, klik je op het pop‑upmenu 'Kanaal' en kies je een ander kanaal.
Beveiliging: Klik op het pop‑upmenu 'Beveiliging' (indien beschikbaar) en kies een optie.
Kies 'WPA3 - persoonlijk' als alle computers die gebruikmaken van de gedeelde verbinding WPA3 ondersteunen.
Kies 'WPA2/WPA3 - persoonlijk' als sommige computers die gebruikmaken van de gedeelde verbinding alleen WPA2 ondersteunen.
Wachtwoord: Typ een wachtwoord. Als je het huidige wachtwoord wilt zien, schakel je onder het wachtwoord het aankruisvak 'Toon wachtwoord' in.
Schakel 'Maak NAT64-netwerk aan' in. (Mogelijk moet je omlaag scrollen.)
Klik op 'Gereed'.
WAARSCHUWING: Als voor de internetverbinding en het lokale netwerk dezelfde poort wordt gebruikt (bijvoorbeeld ethernet), moet je nagaan of het inschakelen van internetdeling geen ongewenste effecten geeft. In sommige gevallen kan het delen van je internetverbinding de werking van het netwerk verstoren. Als je bijvoorbeeld een kabelmodem gebruikt, kan het gebeuren dat je ongewild de netwerkinstellingen van andere internetgebruikers wijzigt. Je internetaanbieder kan in een dergelijke situatie besluiten je account op te zeggen.