VERSLAG over het economisch beleid van de eurozone 2020

16.10.2020 - (2020/2078(INI))

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Joachim Schuster


Procedure : 2020/2078(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A9-0193/2020
Ingediende teksten :
A9-0193/2020
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het economisch beleid van de eurozone 2020

(2020/2078(INI))

Het Europees Parlement,

 gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name artikel 122, lid 2, dat voorziet in de mogelijkheid financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden die worden veroorzaakt door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen, alsook artikel 136 VWEU en de Protocollen nrs. 1 en 2 bij dit Verdrag,

 gezien het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie en de “ontsnappingsclausule” in artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[1] en artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[2], die de coördinatie van het begrotingsbeleid in tijden van ernstige economische neergang vergemakkelijken,

 gezien het verslag van de Commissie van 17 december 2019 getiteld “Waarschuwingsmechanismeverslag 2020” (COM(2019)0651) en de aanbeveling van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone van 17 december 2019 (COM(2019)0652),

 gezien de aanbeveling van de Raad van 10 februari 2020 over het economisch beleid van de eurozone[3],

 gezien de gezien de mededeling van de Commissie van 26 februari 2020 getiteld “Europees Semester 2020: Beoordeling van de voortgang bij structurele hervormingen, de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties in het kader van Verordening (EU) nr. 1176/2011” (COM(2020)0150),

 gezien zijn resolutie van 10 juli 2020 over een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme – Actieplan van de Commissie en andere recente ontwikkelingen[4],

 gezien zijn resolutie van 16 februari 2017 inzake de verbetering van de werking van de Europese Unie, voortbouwend op het potentieel van het Verdrag van Lissabon[5],

 gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2020 getiteld “Evaluatie van de economische governance – Verslag over de toepassing van de Verordeningen (EU) nrs. 1173/2011, 1174/2011, 1175/2011, 1176/2011, 1177/2011, 472/2013 en 473/2013 en over de geschiktheid van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad” (COM(2020)0055),

 gezien de mededeling van de Commissie van 6 december 2017 getiteld “Verdere stappen naar voltooiing van Europa’s economische en monetaire unie: een routekaart” (COM(2017)0821),

 gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 27 mei 2020 getiteld “Identifying Europe’s Recovery Needs” (De herstelbehoeften van Europa in kaart brengen)[6],

 gezien zijn resolutie van 14 maart 2019 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Monetair Fonds[7],

 gezien zijn wetgevingsresolutie van 16 september 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[8],

 gezien het document van de Commissie van 7 juli 2020 getiteld “Summer Economic Forecast” (Economische zomerprognoses)[9],

 gezien de conclusies van de Europese Raad van 21 juli 2020[10],

 gezien zijn resolutie van 18 december 2019 over eerlijke belastingheffing in een gedigitaliseerde en gemondialiseerde economie: BEPS 2.0[11],

 gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden[12],

 gezien zijn resolutie van 15 mei 2020 over het nieuwe meerjarig financieel kader, eigen middelen en het herstelplan[13],

 gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (2019/2956(RSP))[14],

 gezien de mededeling van de Commissie van 13 maart 2020, getiteld “Gecoördineerde economische respons op de uitbraak van COVID-19” (COM(2020)0112),

 gezien Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons)[15],

 gezien de mededeling van de Commissie van 20 maart 2020 over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact (COM(2020)0123),

 gezien Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad om financiële steun te verlenen aan lidstaten en landen die over toetreding tot de Unie onderhandelen die zwaar worden getroffen door een grote volksgezondheidscrisis[16],

 gezien de richtsnoeren van de Commissie voor de lidstaten betreffende buitenlandse directe investeringen en vrij verkeer van kapitaal uit derde landen en de bescherming van de strategische activa van Europa, in afwachting van de toepassing van Verordening (EU) 2019/452 (“Verordening screening BDI”) van 25 maart 2020 (C(2020)1981),

 gezien de mededeling van de Commissie van 19 maart 2020 getiteld “Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak” (2020/C 91 I/01) en de wijziging daarvan van 4 april 2020 (2020/C 112 I/01),

 gezien de mededeling van de Commissie aan de lidstaten van 27 maart 2020 tot wijziging van de bijlage bij de mededeling van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op kortlopende exportkredietverzekering (2020/C 101 I/01 – C(2020)2044),

 gezien het besluit van de Commissie van 3 april 2020 waarbij vrijstelling van rechten bij invoer en van btw op invoer wordt verleend voor goederen die nodig zijn om de gevolgen van de COVID-19-uitbraak in 2020 te bestrijden (C(2020)2146),

 gezien het voorstel van de Commissie van 28 april 2020 voor een verordening tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2019/876 wat betreft aanpassingen in respons op de COVID-19-pandemie (aanneming van een bankenpakket) (COM(2020)03102020/0066(COD)),

 gezien de beoordeling van het begrotingskader met bijzondere aandacht voor de sixpack- en twopackwetgeving van 19 september 2019, het jaarverslag van het Europees Begrotingscomité van 29 oktober 2019, de verklaring van het Europees Begrotingscomité over COVID-19 van 24 maart 2020, en de beoordeling van het Europees Begrotingscomité van de gewenste begrotingskoers voor de eurozone in 2021 van 1 juli 2020,

 gezien de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020 van de Commissie van 17 december 2019 (COM(2019)0650),

 gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640),

 gezien de economische voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie van 6 mei 2020 (Institutional Paper 125),

 gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak[17],

 gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “Europees Semester 2020: landspecifieke aanbevelingen (COM(2020)0500),

 gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 getiteld “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” (COM(2020)0456),

 gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 getiteld “De EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa” (COM(2020)0442),

 gezien de mededeling van de Commissie van 27 mei 2020 over het aangepast werkprogramma van de Commissie voor 2020 (COM(2020)0440),

 gezien het voorstel van de Commissie van 28 mei 2020 voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel in de nasleep van de COVID-19-pandemie (COM(2020)0441),

 gezien het gewijzigd voorstel van de Commissie van 28 mei 2020 voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (COM(2020)0445),

 gezien het verslag van de vier voorzitters van 5 december 2012 getiteld “Naar een echte economische en monetaire unie”, het verslag van de vijf voorzitters van 22 juni 2015 getiteld “De voltooiing van Europa’s economische en monetaire unie”, het Witboek van de Commissie van 1 maart 2017 over de toekomst van Europa, en de discussienota van de Commissie van 31 mei 2017 over de verdieping van de economische en monetaire unie,

 gezien het verslag van de Eurogroep aan de leiders over verdieping van de economische en monetaire unie van 4 december 2018,

 gezien artikel 54 van zijn Reglement,

 gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0193/2020),

A. overwegende dat de COVID-19-pandemie zowel in de EU als wereldwijd een ongekende en symmetrische schok veroorzaakt en dat de duur en de sociale, economische en gezondheidseffecten ervan nog niet te voorspellen zijn;

B. overwegende dat de schok weliswaar symmetrisch is, maar dat de effecten aanzienlijk verschillen tussen de lidstaten, afhankelijk van de ernst van de pandemie en de strengheid van hun inperkingsmaatregelen, maar ook van hun specifieke economische blootstelling en uitgangssituatie, met inbegrip van de kwetsbaarheid van bepaalde sectoren en de ruimte waarover zij beschikken voor discretionaire begrotingsmaatregelen;

C. overwegende dat een vastberaden, gecoördineerde en op solidariteit gebaseerde Europese respons essentieel is om de negatieve economische en sociale gevolgen van de crisis, de versnippering van de interne markt en de verdere toename van macro-economische verschillen en structurele polarisatie tussen regio’s en landen te beperken; overwegende dat vanwege de sterke onderlinge afhankelijkheid een onvolledig herstel in het ene land zijn weerslag zou hebben op alle andere landen en de economische groei overal zou afremmen;

D. overwegende dat de meeste gevolgen waarschijnlijk tijdelijk van aard zullen zijn, en dat als ervoor wordt gezorgd dat het nationale en Europese beleid ter ondersteuning van inkomens, werkgelegenheid, liquiditeit en investeringen doeltreffend is, de economische bedrijvigheid weer op gang zal komen zodra de beperkingen geleidelijk worden opgeheven; overwegende dat niettemin verwacht kan worden dat er sprake zal zijn van blijvende negatieve gevolgen, zoals een aanhoudend zwakke vraag, markt- en inkomensonzekerheid, een tekort aan investeringen en een krimp van de werkgelegenheid, waardoor het productiepotentieel van de economie zal afnemen en een terugkeer naar het productie- en groeitraject van voor de crisis zal worden belemmerd;

E. overwegende dat de Unie op de huidige crisis moet reageren op een wijze die ervoor zorgt dat haar bestendigheid tegen toekomstige crises wordt vergroot;

F. overwegende dat de EU en haar lidstaten zich hebben verbonden tot eerbiediging van de in de Verdragen verankerde fundamentele waarden, de uitvoering van de Agenda 2030 van de VN, de Europese pijler van sociale rechten en de Klimaatovereenkomst van Parijs;

G. overwegende dat vrouwen onevenredig zwaar getroffen worden door de crisis en dat het voorgestelde herstelplan geen antwoord biedt op de uitdagingen die de COVID-19-crisis met zich meebrengt voor de zorgsector en de specifieke uitdagingen waar vrouwen mee te kampen hebben;

H. overwegende dat de COVID-19-crisis met name kwetsbare groepen treft, hetgeen op zijn beurt leidt tot toegenomen ongelijkheid, armoede, werkloosheid en sociale verschillen, en dat de crisis tevens de sociale en arbeidsnormen in Europa ondermijnt;

I. overwegende dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond hoe belangrijk het is zorgtaken te waarderen, niet alleen in de sector gezondheidszorg, maar ook in het kader van kinderopvang, de zorg voor personen met een handicap en de zorg voor ouderen; overwegende dat het economisch beleid in de eurozone meer aandacht moet besteden aan investeringen in hoogwaardige, betaalbare en toegankelijke openbare en particuliere zorgdiensten;

J. overwegende dat in 2019 slechts 5,7 % van de landspecifieke aanbevelingen volledig is uitgevoerd door de lidstaten, dat bij 45,9 % van de aanbevelingen ten minste enige vooruitgang werd geboekt, maar dat 48,4 % ervan ofwel niet werd uitgevoerd, ofwel slechts beperkte vooruitgang vertoonde;

K. overwegende dat verantwoordingsplicht van de Raad, de Commissie en de Eurogroep ten aanzien van het Europees Parlement in alle fasen van proces van het Europees Semester noodzakelijk is in het belang van democratische legitimiteit en transparantie;

I. Uitgangssituatie

1. stelt met grote bezorgdheid vast dat de EU volgens de economische zomerprognoses 2020 van de Commissie naar verwachting de diepste recessie in haar geschiedenis zal doormaken, met een krimp van 8,3 % in 2020, een cijfer dat aanzienlijk hoger ligt dan de krimp van 7,4 % die aanvankelijk werd voorspeld in de voorjaarsprognoses, hetgeen betekent dat het hier om een veel diepere recessie gaat dan tijdens de financiële crisis van 2009; stelt tevens een sterke toename vast van het geaggregeerde begrotingstekort, dat van 0,6 % van het bbp in 2019 zal opklimmen tot ongeveer 8,5 % van het bbp in 2020, zowel in de eurozone als in de EU, en een nieuwe piek in de geaggregeerde schuldquote van de eurozone van bijna 102,7 % (95,1 % in de EU), waarmee de dalende trend sinds 2014 wordt omgekeerd; benadrukt dat de werkloosheid in de eurozone naar verwachting zal stijgen van 7,5 % (6,7 % in de EU) in 2019 tot 9,5 % (9 % in de EU) in 2020, en dat een opmerkelijke negatieve impact kan worden verwacht voor kmo’s, terwijl de eengemaakte markt en het concurrentievermogen ervan worden omgeven door uiterst grote onzekerheid en aanzienlijke neerwaartse risico’s;

2. is bezorgd over de negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis voor de mondiale economie, handel, ongelijkheden (waaronder inkomensongelijkheid en genderongelijkheid) en armoede; wijst op de verwachte krimp van het mondiale bbp (de EU niet inbegrepen) voor dit jaar van ongeveer 3 %, wat een sterkere neergang is dan tijdens de wereldwijde financiële crisis van 2008-2009, waarbij in 2020 een daling van het mondiale importvolume wordt verwacht van meer dan 10 % en een daling van de uitvoer van de eurozone van ongeveer 13 %; is verontrust over de stijging van de armoede, aangezien veel opkomende en lage-inkomenslanden over een beperkte capaciteit beschikken om een gezondheidscrisis van deze omvang het hoofd te bieden, alsook over een beperkte beleidsruimte om de macro-economische gevolgen op te vangen;

3. wijst erop dat de investeringsbehoeften van de EU-27 in 2020 en 2021 volgens ramingen van de Commissie 1,5 biljoen EUR zullen bedragen, bovenop het in de voorjaarsprognoses aangenomen referentiescenario en ter verwezenlijking van de groene transitie en de digitale transformatie ten belope van ten minste 595 miljard EUR per jaar[18], met inbegrip van extra investeringsbehoeften van 20 miljard EUR per jaar om de strategische investeringen te doen die nodig zijn voor de autonomie van de EU ter versterking van de veerkracht van de industrie en de strategische onafhankelijkheid van de EU voor de meest noodzakelijke goederen en diensten (medische producten en geneesmiddelen, strategische digitale infrastructuur, sleuteltechnologieën, kritieke grondstoffen, defensie en ruimtevaart);

4. wijst erop dat de geaggregeerde maatregelen ter ondersteuning van de liquiditeit waarin is voorzien in respons op de pandemie 22 % van het bbp van de EU bedragen en zijn aangevuld met bestaande EU-begrotingsinstrumenten, waarmee verdere steun ten bedrage van ongeveer 4,5 % van het bbp van de EU wordt geboden[19]; is van mening dat deze maatregelen in 2021 moeten worden voortgezet; stelt voorts vast dat het initiatief Next Generation EU de Europese economieën de komende vier jaar een extra budgettaire stimulans kan bieden van ongeveer 4 tot 5 % van het bbp;

5. benadrukt dat zowel overheidsinvesteringen als investeringen door de particuliere sector al voor de crisis duidelijk ontoereikend waren, en dat de prognoses wijzen op een verdere sterke afname van investeringen die wordt geraamd op 846 miljard EUR voor de periode 2020-2021[20];

II. Behoeften op korte termijn

Economisch herstel

6. erkent dat de EU voor de ongekende uitdaging staat de sociale en economische gevolgen van de historische recessie te beperken en de koers te bepalen voor een snel economisch herstel, gekoppeld aan een duurzame en rechtvaardige transitie en digitale transformatie, alsook gekoppeld aan een versterking van het concurrentievermogen; is ervan overtuigd dat hiervoor een aanzienlijke en blijvende stijging van openbare en particuliere investeringen noodzakelijk is, evenals sociaal, ecologisch en economisch duurzame hervormingen met levensvatbaarheid op termijn, en dat het verhoogde investeringsniveau nog vele jaren moet worden aangehouden, terwijl er ook behoefte is aan een sterkere opwaartse convergentie in de EU en duurzame groei;

7. is ingenomen met de snelle en krachtige respons op de crisis op het gebied van monetair en fiscaal beleid, zowel op EU-niveau als op het niveau van de lidstaten, door middel van het pandemie-noodaankoopprogramma (PEPP) van de ECB, de activering van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) en de lancering van het pan-Europees Garantiefonds van de EIB, waarmee wordt gezorgd voor liquiditeit en stabilisering van de financiële markten, en neemt kennis van de activering van de algemene ontsnappingsclausule door de Commissie, waarmee wordt gezorgd voor maximale flexibiliteit van het begrotingskader, en de vastgestelde tijdelijke staatssteunregels, die ervoor zorgen dat nationale overheden de mogelijkheid krijgen financiële steun te bieden aan de gezondheidszorg en het bedrijfsleven, alsook het weldra beschikbare Europese instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE), waarmee mensen tijdens de crisis aan het werk kunnen worden gehouden;

8. is ingenomen met de conclusies van de Europese Raad waarin een Europees herstelplan wordt voorgesteld, alsook met het instrument Next Generation EU[21] waarmee 750 miljard EUR gemoeid is, de uitgifte van obligaties door de Commissie en nieuwe eigen middelen; herinnert echter aan de oproep van het Parlement om te voorzien in een veel grotere investeringsimpuls om de COVID-19-crisis het hoofd te bieden, en erkent dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om enorme economische en sociale verschillen te voorkomen en de langetermijndoelstellingen van de EU op sociaal en milieugebied te verwezenlijken;

9. acht het van essentieel belang dat het voorgestelde herstelpakket volledig wordt afgestemd op de nieuwe strategie voor duurzame groei van de EU en wordt gebaseerd op een solide financieringsstrategie, dat wil zeggen in overeenstemming met de beginselen van de Europese Green Deal, waarin duurzaamheid het uitgangspunt vormt voor alle acties en doelstellingen, de Europese pijler van sociale rechten en de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s), en gericht op de bescherming van de rechten van vrouwen en de verwezenlijking van gendergelijkheid; vraagt dat de middelen en fondsen worden toegewezen aan projecten en begunstigden die deze middelen op verantwoordelijke en doeltreffende wijze besteden aan duurzame projecten die zoveel mogelijk effect sorteren, en verzoekt om tegelijk te zorgen voor een sterker verantwoordelijkheidsgevoel in verband met het Europees Semester en naleving van onze op de Verdragen gebaseerde fundamentele waarden;

10. onderstreept dat het herstel gebaseerd moet zijn op opwaartse sociale en economische convergentie, sociale dialoog en betere sociale rechten en arbeidsomstandigheden voor arbeiders, werknemers en zelfstandigen, en moet voorzien in aanvullende steun voor het investeringsplan voor een duurzaam Europa, met bijzondere aandacht voor empowerment;

11. eist dat ondernemingen die in het kader van de COVID-19-crisis staatssteun, EU-middelen of andere overheidsfinanciering ontvangen de banen van hun werknemers behouden en hun werknemers beschermen, naar billijkheid hun deel van de belastingen betalen, zich inzetten voor duurzaamheidsdoelstellingen op basis van naleving van internationale normen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, en afzien van het uitkeren van dividend of het aanbieden van regelingen voor de terugkoop van aandelen die gericht zijn op het belonen van aandeelhouders en het opdrijven van de aandelenprijzen;

12. neemt kennis van de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact als gevolg van de ernstige economische neergang, en verwacht dat deze niet langer zal worden geactiveerd dan nodig is om de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen om de crisis als gevolg van de pandemie te boven te komen, teneinde stabilisatie op korte termijn te bewerkstelligen en de economische en sociale veerkracht van de lidstaten te versterken, en de economie te stimuleren in de richting van een duurzame en inclusieve transitie die het concurrentievermogen en de regionale en sociale opwaartse convergentie bevordert;

13. deelt de bezorgdheid van het Europees Begrotingscomité dat uiterlijk in het voorjaar van 2021 richtsnoeren moeten worden verstrekt over het tijdschema en de voorwaarden voor een deactivering van de algemene ontsnappingsclausule, en verzoekt de Commissie een routekaart voor te leggen op basis van economisch onderzoek en economische gegevens waarin rekening wordt gehouden met de standpunten van het Europees Begrotingscomité;

14. deelt tevens het standpunt van het Europees Begrotingscomité dat een snelle wijziging van de begrotingskoers niet aan te raden is voor het herstel, en dat uitgebreidere en langere begrotingssteun en een verlenging van een aantal discretionaire begrotingsmaatregelen, waaronder bepaalde aspecten van overheidsuitgaven, noodzakelijk zullen zijn in 2021 om de vraag aan te zwengelen;

15. herinnert aan de specifieke noodzaak om opwaartse convergentie en duurzame groei binnen de EU en met name in de eurozone te bevorderen;

Evaluatie en, afhankelijk van het resultaat, aanpassing van het kader voor economisch en begrotingsbeleid

16. neemt kennis van de conclusie van het Europees Begrotingscomité[22] dat het begrotingskader moet worden geëvalueerd en afhankelijk van het resultaat moet worden aangepast, vanwege de onnodige complexiteit en procycliciteit ervan en het feit dat het in de periode van groei in de laatste zeven jaar vóór de crisis de kwaliteit van de overheidsfinanciën niet heeft beschermd en duurzame overheidsinvesteringen niet heeft bevorderd, en is ervan overtuigd dat de door de pandemie veroorzaakte diepe economische crisis deze behoefte nog verder vergroot;

17. is van mening dat bij de evaluatie en, afhankelijk van het resultaat daarvan, de aanpassing van het begrotingskader na de COVID-19-crisis een nieuw evenwicht moet worden gevonden om de bovenstaande behoeften te vervullen wat betreft het verhogen van groeibevorderende overheidsuitgaven in verband met klimaatverandering en digitalisering, alsook sociale, economische en ecologische veerkracht, en het stabiliseren van het nieuwe investeringsniveau, met inbegrip van investeringen in verband met het herstel van ondernemingen, met name kmo’s, en met betrekking tot de eengemaakte markt en het concurrentievermogen ervan, waarbij een duurzaam begrotingsbeheer wordt gewaarborgd;

18. wijst erop dat in het kader voor economische governance ook aandacht moet worden besteed aan de huidige economische realiteit en dat dit kader in samenhang moet zijn met de beleidsprioriteiten van de EU, en tegelijkertijd moet zorgen voor een betere naleving van begrotingsregels, die worden vereenvoudigd, duidelijk en praktisch van aard zijn, en zijn geëvalueerd en, afhankelijk van het resultaat, zijn aangepast;

19. pleit voor een anticyclisch begrotingsbeleid in de EU en haar lidstaten en voor een verlaging van de schuldquote, en beveelt aan de nationale begrotingen tijdens groeiperiodes van de EU in tijden van economische opleving in evenwicht te houden of te zorgen voor kleine overschotten, teneinde doeltreffend te kunnen reageren op toekomstige uitdagingen en de stabiliteit van de eurozone te waarborgen; dringt er echter bij de Commissie en de Raad op aan om in hun respons op de economische crisis geen fouten uit het verleden te herhalen;

20. is bezorgd over de aanzienlijke maar ongelijk verdeelde negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis voor overheidstekorten en particuliere schuld in de gehele eurozone en de EU, met name in de lidstaten die al een aanzienlijke overheidsschuld hadden voor de bijverschijnselen van de pandemie zich lieten voelen, waardoor de situatie van de lidstaten die bijzonder zwaar zijn getroffen door de pandemie en/of reeds een hoge overheidsschuld hadden verder wordt verergerd; pleit voor een oplossing die de houdbaarheid van de overheidsschuld waarborgt; is tegen deze achtergrond van mening dat de uitgifte van obligaties van de Europese Commissie een belangrijke stap is in de huidige crisis;

21. acht het van essentieel belang dat bij de herziening van het EU-kader voor het economisch en begrotingsbeleid wat de landspecifieke aanbevelingen betreft wordt voorzien in op maat gesneden oplossingen om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften van de lidstaten; dringt aan op regels die begrotingsbeleid mogelijk maken waarmee op de korte termijn discretionair kan worden gereageerd op schokken en waarmee de hoge overheidsschuld binnen een realistische en redelijke tijdspanne kan worden verlaagd overeenkomstig de begrotingsregels, en waarmee tegelijk een voldoende hoog niveau van overheidsinvesteringen, een duurzaam fiscaal beleid en stabiele overheidsinkomsten mogelijk zijn, samen met de modernisering en versterking van openbare infrastructuur op de lange termijn;

22. benadrukt dat Europese, nationale en subnationale overheidsinvesteringen, met inachtneming van budgettaire houdbaarheid en degelijke begrotingsregels, aanzienlijk bijdragen tot de versterking van de inspanningen van de EU: 1) om te herstellen van de COVID-19-crisis; 2) om een transitie naar een schonere, sociaal inclusieve, duurzame en digitale samenleving te bevorderen, alsook om groei te stimuleren en de eengemaakte markt en de cohesie binnen de EU te versterken; en 3) om het concurrentievermogen en de strategische autonomie van de EU te vergroten; verzoekt de lidstaten en de Commissie een regelgevingskader tot stand te brengen met investeringsregels die voorspelbaar zijn en publieke en private investeringen ondersteunen in overeenstemming met de langetermijndoelstellingen van de EU, waarbij het vermogen van de lidstaten om te reageren op toekomstige crises wordt gewaarborgd;

Voor een duurzaam en democratisch Europees Semester

23. is ingenomen met de Europese Green Deal als een belangrijk onderdeel van onze nieuwe strategie voor duurzame groei waarin vier dimensies worden samengebracht: milieu, productiviteit, stabiliteit en billijkheid, en waarin concurrerende duurzaamheid centraal staat in de sociale markteconomie van Europa – hetgeen mogelijk wordt gemaakt door digitale en groene technologieën, een innovatieve industriële basis en strategische autonomie – teneinde van Europa een koploper in de transformatie te maken;

24. is verheugd over de aandacht die in de voorjaarsronde van het Europees Semester is uitgegaan naar het bieden van een onmiddellijke economische beleidsrespons om de gezondheids- en sociaal-economische gevolgen van COVID-19 aan te pakken en te beperken en de economische activiteit te herstarten; merkt op dat de landspecifieke aanbevelingen in de voorjaarsronde van het Europees Semester gericht zijn op de meest urgente uitdagingen als gevolg van de pandemie en op het aanzwengelen van duurzame groei, en dat de aanbevelingen rond twee doelstellingen zijn opgezet: op de korte termijn het beperken van de ernstige negatieve sociaal-economische gevolgen van de coronapandemie, en op de korte tot middellange termijn het verwezenlijken van duurzame en inclusieve groei om de groene transitie en de digitale transformatie mogelijk te maken;

25. steunt de door de Commissie aangekondigde evaluatie en, afhankelijk van het resultaat, aanpassing van het Europees Semester, met als doel dit om te vormen tot een instrument voor het coördineren van de herstelmaatregelen; merkt op dat het proces van het Europees Semester de werking van het proces van economisch bestuur van de EU op basis van coördinatie van het begrotings- en economisch beleid moet waarborgen, en in voorkomend geval rekening moet houden met doelstellingen van het sociaal en milieubeleid; is ervan overtuigd dat dit ook een betere coördinatie van maatregelen inzake staatssteun en fiscaal beleid moet omvatten, alsook van het begrotings- en sociaal beleid en het beleid tot regulering van de arbeidsverhoudingen, teneinde oneerlijke concurrentie tussen de lidstaten te voorkomen;

26. verzoekt de Commissie om een nieuwe klimaatindicator te ontwikkelen, parallel met het proces van het Europees Semester en zonder dit af te zwakken, om na te gaan in hoeverre de structuur van de begroting van de lidstaten afwijkt van een scenario waarin elke nationale begroting is afgestemd op de Overeenkomst van Parijs; benadrukt dat deze indicator de lidstaten een indicatie moet geven van hun evolutie inzake temperatuur in het kader van de Overeenkomst van Parijs;

27. erkent de rol die de Commissie heeft toebedeeld aan het Europees Semester in het herstelplan en het belang ervan voor beleidscoördinatie op EU-niveau, gezien de omvang en de ongekende aard van de op het niveau van de lidstaten getroffen beleidsmaatregelen; merkt echter op dat de doeltreffendheid en het succes van de onderlinge afstemming van de investerings- en hervormingsprogramma’s van de lidstaten zullen afhangen van de evaluatie van het Europees Semester en, afhankelijk van het resultaat, de aanpassing ervan, en dat bovengenoemde evaluatie en, afhankelijk van het resultaat, de aanpassing van het stabiliteits- en groeipact ook bepalend zullen zijn voor een groter verantwoordelijkheidsgevoel bij de lidstaten in verband met de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen; verzoekt de Commissie daarom proactiever en beter met de lidstaten te communiceren, oplossingen op maat aan te bieden voorafgaand aan de gebruikelijke goedkeuring van de landspecifieke aanbevelingen, en het interinstitutionele debat te intensiveren;

28. merkt op dat het koppelen van de faciliteit voor herstel en veerkracht aan het proces van het Europees Semester en de monitoring van de voortgang bij de uitvoering van investeringen en hervormingen de inzet van de lidstaten zouden kunnen vergroten; is echter van mening dat de onderlinge koppeling van beide zodanig moet worden vormgegeven dat het herstel wordt gestimuleerd, de veerkracht van de lidstaten op sociaal, economisch en milieugebied wordt verbeterd en de toegevoegde waarde van de EU wordt bevorderd;

29. is ervan overtuigd dat voor de totstandbrenging van een veerkrachtige economie de sociale dimensie van Europese governance moet worden versterkt, met als doel alle mensen passende bescherming te bieden zonder de mogelijkheid uit te sluiten om waar nodig EU-minimumnormen vast te stellen, teneinde de opwaartse convergentie van levens- en arbeidsomstandigheden te stimuleren;

30. wijst erop hoe belangrijk het is om een volwaardig debat en de nodige betrokkenheid te waarborgen voor het Europees Parlement en de nationale parlementen; herhaalt zijn oproep om de democratische rol van het Europees Parlement in het kader voor economische governance te versterken, en verzoekt de Raad en de Commissie naar behoren rekening te houden met de door het Parlement aangenomen resoluties; verzoekt de Commissie om zowel het Parlement als de Raad, als medewetgevers, even goed op de hoogte te houden van alle aspecten in verband met de toepassing van het EU-kader voor economische governance, ook wat de voorbereidende stadia betreft en met het oog op eventuele voorstellen tot hervorming of verbetering;

31. onderstreept de belangrijke rol van de Commissie economische en monetaire zaken om maatregelen te treffen ter verbetering van de verantwoordingsplicht ten aanzien van het Parlement, aangezien de tot dusver opgedane ervaring met de toepassing van het Europees Semester heeft aangetoond dat de huidige verantwoordingsstructuur voor verbetering vatbaar is, teneinde de legitimiteit en doeltreffendheid ervan te bevorderen;

32. dringt aan op een oprechte coördinatie met de sociale partners en andere relevante belanghebbenden op zowel nationaal als Europees niveau, met het oog op een versterking van de democratische verantwoordingsplicht, transparantie en de toezichthoudende rol van het maatschappelijk middenveld;

33. onderstreept dat overheidsinkomsten van essentieel belang zijn voor het financieren van het herstel na de pandemie waarmee het duurzame concurrentievermogen van de EU wordt hersteld en de rechtvaardige transitie naar een duurzame economie wordt ondersteund; herinnert eraan dat belastingontduiking en belastingontwijking op EU-niveau oplopen tot een bedrag van 160 à 190 miljard EUR per jaar, en dat de schatkisten hierdoor inkomsten mislopen; herinnert er dan ook aan hoe belangrijk het is belastingfraude, belastingontduiking, belastingontwijking en witwassen op zowel nationaal als EU-niveau te bestrijden; wijst in dit verband op de bijdrage van de Commissie in haar mededeling “Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU”[23] en is ingenomen met het Actieplan van de Commissie voor een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme; dringt aan op een ambitieus wetgevingsvoorstel met sterker toezicht en sterkere bevoegdheden en middelen op Europees niveau, zoals beschreven in zijn resolutie van 1 juli 2020 over een alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme – Actieplan van de Commissie en andere recente ontwikkelingen[24];

34. verzoekt de Commissie zich te buigen over nieuwe beleidsmaatregelen die door internationale instellingen worden voorgesteld, waarmee wordt gezorgd voor ondersteuning van en een bijdrage aan de financiering van een rechtvaardige transitie om de sociaal‑economische gevolgen van de transitie naar een klimaatneutrale economie te verzachten en duurzame groei te bevorderen, en die tevens gericht zijn op een beperking van de enorme kosten die het herstel na de pandemie met zich meebrengt en op het herstellen van de overheidsfinanciën van de lidstaten; verzoekt de EU-leiders en de Commissie kordate beslissingen te nemen om spoedig een pakket nieuwe eigen middelen in te voeren dat inkomsten omvat die afkomstig zijn van EU-beleid waarmee zowel de uitvoering van milieubescherming als de ontwikkeling van een eerlijke, duurzame en concurrerende eengemaakte markt worden bevorderd, en verzoekt om reeds tijdens het volgende MFK te voorzien in de mogelijkheid om leningen in het kader van het herstelinstrument terug te betalen; herinnert eraan dat deze eigen middelen zo snel mogelijk, uiterlijk vanaf 2021, moeten worden ingevoerd en permanent moeten zijn; benadrukt in dit verband het standpunt van het Parlement in zijn wetgevingsresolutie van 16 september 2020 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[25];

III. Behoeften op middellange termijn

Verdieping van de economische en monetaire unie

35. onderstreept dat de versterking van de rol van de euro de juiste structurele voorwaarden vereist, waaronder de verdieping van de Europese monetaire unie, de voltooiing van de bankenunie en de voltooiing van de kapitaalmarktenunie;

36. merkt op dat er een voorstel is gedaan voor een begrotingsinstrument voor de eurozone in het kader van het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC), dat bedoeld was om pakketten van structurele hervormingen en overheidsinvesteringen te financieren om de potentiële groei van de economieën van de eurozone en de veerkracht van de eenheidsmunt tegen economische schokken te versterken; stelt vast dat er naast het BICC ook een mogelijk instrument is voorgesteld voor de lidstaten buiten de eurozone die niet deelnemen aan het BICC, namelijk het instrument voor convergentie en hervorming (CRI), gericht op het ondersteunen van de convergentie van lidstaten buiten de eurozone in de richting van de eurozone, door financiële steun te verlenen voor structurele hervormingen; merkt op dat de Commissie een nieuw wetgevingsvoorstel heeft ingediend over de faciliteit voor herstel en veerkracht en de genoemde wetgevingsvoorstellen heeft ingetrokken; verzoekt de Commissie niettemin te overwegen om in de toekomst voorstellen te formuleren om ervoor te zorgen dat de eurozone en de lidstaten buiten de eurozone over instrumenten beschikken om de economische cyclus doeltreffend te beheren;

37. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


 

TOELICHTING

Het politieke en economische belang van de EU wordt met het omvangrijke “herstelplan voor Europa” van de Commissie aanzienlijk vergroot. Binnen dit kader zal het Europees Semester een substantiële en coördinerende rol spelen bij het leveren van een onmiddellijke economische beleidsrespons op de crisis, waarmee de weg wordt geëffend voor een duurzame en rechtvaardige groene transitie en digitale transformatie en tegelijk convergentie binnen de EU wordt bevorderd. Het succes van de maatregelen zal echter afhangen van een omvattende hervorming van de economische en financiële governance van de EU, die als volgt wordt gerechtvaardigd.

Aan het besluit over de lopende herziening van de begrotingsregels van de EU liggen vele redenen ten grondslag. De overheidsinvesteringen zijn gezien de komende uitdagingen in verband met de digitalisering en de strijd tegen klimaatverandering duidelijk te laag. De vereisten van de coördinatie op het gebied van het stabiliteitsbeleid worden door veel lidstaten als toenemende last ervaren. De economische beleidsaanbevelingen van het Europees Semester werden door de lidstaten slechts gedeeltelijk als bindend gezien en werden op een navenant selectieve manier uitgevoerd. In het kader ontbreekt ook een verplichte democratische deelname van verkozen nationale en Europese parlementsleden. De beleidscoördinatie via het Europees Semester voldoet daardoor niet aan de verwachtingen wat betreft verwezenlijkingen op het gebied van de doelstellingen van het begrotingsbeleid, maar ook meer algemeen wat betreft de preventie en vermindering van economische onevenwichtigheden.

COVID-19 heeft geleid tot een historisch ongekende economische crisis, die de noodzaak van herziening verder heeft versterkt. Hoewel de schok symmetrisch is, verschillen de gevolgen aanzienlijk tussen de lidstaten, afhankelijk van de ernst van de pandemie en strengheid van hun inperkingsmaatregelen, maar ook van hun specifieke economische blootstelling, uitgangssituatie en de ruimte die zij hebben voor discretionaire begrotingsmaatregelen. Hierdoor zullen de macro-economische onevenwichtigheden nog toenemen. Het schuldniveau als percentage van het bbp zal in alle lidstaten aanzienlijk toenemen en in sommige lidstaten zorgwekkende proporties aannemen. Zelfs na de crisis zal het voor veel landen zeer moeilijk zijn de vereiste schuldquote van 60 % te bereiken. Voor de nabije toekomst lijkt de noodzakelijke aanzienlijke verhoging van de overheidsinvesteringen met het oog op de uitdagingen in verband met klimaatverandering en digitalisering onwaarschijnlijk. In de huidige staat van het economisch en financieel beleid zou het opnieuw instellen van de huidige regels van het stabiliteits- en groeipact, zelfs na het intrekken van de algemene ontsnappingsclausule, bijgevolg voorbijgaan aan de veranderde omstandigheden en toekomstige behoeften.

Daarom wordt in dit verslag over het Europees Semester voorgesteld de centrale uitdagingen van het Europees economisch en financieel beleid – in het bijzonder de uitvoering van een duurzaam en rechtvaardig klimaatbeleid en digitalisering – stevig te verankeren in het huidige anticrisisbeleid. Tegelijkertijd moet het fundament worden gelegd voor een aanpassing van het kader voor het financieel en economisch beleid voor de periode na de crisis. Een van de belangrijkste kwesties zal zijn de oriëntatie op stabiliteit van het Europees economisch en financieel beleid te verzoenen met een toereikende verhoging van de overheidsinvesteringen in alle lidstaten van de EU. Bovendien moeten verdere stappen worden gezet in de richting van democratisering en een vermindering van economische en sociale onevenwichtigheden.


INFORMATIE OVER DE GOEDKEURING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

Datum goedkeuring

15.10.2020

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

11

11

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gunnar Beck, Marek Belka, Gilles Boyer, Francesca Donato, Derk Jan Eppink, Engin Eroglu, Markus Ferber, Jonás Fernández, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, Sven Giegold, Valentino Grant, Claude Gruffat, José Gusmão, Enikő Győri, Eero Heinäluoma, Danuta Maria Hübner, Stasys Jakeliūnas, Othmar Karas, Billy Kelleher, Ondřej Kovařík, Aurore Lalucq, Aušra Maldeikienė, Pedro Marques, Costas Mavrides, Jörg Meuthen, Csaba Molnár, Siegfried Mureşan, Caroline Nagtegaal, Luděk Niedermayer, Lefteris Nikolaou-Alavanos, Piernicola Pedicini, Lídia Pereira, Kira Marie Peter-Hansen, Sirpa Pietikäinen, Dragoș Pîslaru, Antonio Maria Rinaldi, Alfred Sant, Martin Schirdewan, Joachim Schuster, Pedro Silva Pereira, Paul Tang, Irene Tinagli, Inese Vaidere, Johan Van Overtveldt, Stéphanie Yon-Courtin, Marco Zanni, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Henrike Hahn, Eugen Jurzyca, Mick Wallace

 


HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE

29

+

PPE

Markus Ferber, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, Enikő

Győri, Danuta Maria Hübner, Othmar Karas, Aušra Maldeikienė, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Lídia Pereira, Sirpa Pietikäinen, Inese Vaidere

Renew

Gilles Boyer, Engin Eroglu, Billy Kelleher, Ondřej Kovařík, Dragoș Pîslaru, Stéphanie Yon‑Courtin

S&D

Marek Belka, Jonás Fernández, Eero Heinäluoma, Pedro Marques, Costas Mavrides, Csaba Molnár, Alfred Sant, Joachim Schuster, Pedro Silva Pereira, Paul Tang, Irene Tinagli

 

11

-

ECR

Derk Jan Eppink, Eugen Jurzyca, Roberts Zīle

ID

Gunnar Beck, Francesca Donato, Valentino Grant, Jörg Meuthen, Antonio Maria Rinaldi, Marco Zanni

NI

Lefteris Nikolaou‑Alavanos

S&D

Aurore Lalucq

 

11

0

ECR

Johan Van Overtveldt

GUE/NGL

José Gusmão, Martin Schirdewan, Mick Wallace

NI

Piernicola Pedicini

Renew

Caroline Nagtegaal

Verts/ALE

Sven Giegold, Claude Gruffat, Henrike Hahn, Stasys Jakeliūnas, Kira Marie

Peter-Hansen

 

Verklaring van de tekens:

+ : voor

- : tegen

0 : onthoudingen

 

 

Laatst bijgewerkt op: 19 oktober 2020
Juridische mededeling - Privacybeleid