ONTWERPRESOLUTIE over de bosbranden in de zomer van 2009
14.9.2009
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Marietta Giannakou, Theodoros Skylakakis, Ioannis Kasoulides, Michel Barnier, Mario Mauro, Andrey Kovatchev, Paulo Rangel, Theodor Stolojan, Marian-Jean Marinescu, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Danuta Hübner, Richard Seeber, Lambert Van Nistelrooij, Jean-Pierre Audy, Elena Băsescu, Sophie Briard-Auconie, Alain Cadec, David Casa, Michel Dantin, Rachida Dati, Anne Delvaux, Christine De Veyrac, Rosa Estarás, José Manuel Fernandes, Santiago Fisas, Gaston Franco, Marielle Gallo, Elisabetta Gardini, Jean-Paul Gauzès, Françoise Grossetête, Pascale Gruny, Philippe Juvin, Lena Kolarska-Bobińska, Georgios Koumoutsakos, Veronica Lope Fontagne, Petru Luhan, Véronique Mathieu, Gabriel Mato Adrover, Iosif Matula, Elisabeth Morin, Radvile Morkūnaité, Jan Olbrycht, Georgios Papanikolaou, Georgios Papastamkos, Markus Pieper, Maurice Ponga, Konstantinos Poupakis, Cristian-Dan Preda, Tokia Saïfi, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Marco Scurria, Csaba Sógor, Catherine Soullie, László Surján, Nuno Teixeira, Róża Thun, Ioannis Tsoukalas, Traian Ungureanu, Dominique Vlasto, Maria do Céu Patrão Neves namens de PPE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0039/2009
B7‑0039/2009
Resolutie van het Europees Parlement over de natuurrampen van afgelopen zomer in Zuid-Europa
Het Europees Parlement,
– gelet op de artikelen 2, 6 en 174 van het EG-Verdrag,
– onder verwijzing naar zijn resoluties van 19 juni 2008 over versterking van het reactievermogen van de Europese Unie bij rampen[1], van 4 september 2007 over natuurrampen[2], van 7 september 2006 over bosbranden en overstromingen in Europa[3], van 5 september 2002 over overstromingen in Europa[4], van 14 april 2005 over de droogte in Portugal[5], van 12 mei 2005 over de droogte in Spanje[6], van 8 september 2005 over natuurrampen (branden en overstromingen) in Europa[7] alsook naar zijn resoluties van 18 mei 2006 over natuurrampen (branden, droogtes en overstromingen) – landbouwaspecten[8], regionale-ontwikkelingsaspecten[9] en milieuaspecten[10],
– gezien de beschikking van de Raad van 8 november 2007 tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (herschikking)[11],
– gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005)0108) en het standpunt van het Parlement van 18 mei 2006[12],
– gezien Speciaal verslag nr. 3/2008 van de Europese Rekenkamer ‘Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie: hoe snel, efficiënt en flexibel is het?’,
– gezien het jaarverslag 2008 van de Commissie over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het verslag over de ervaring die de afgelopen zes jaar met het nieuwe instrument is opgedaan,
– gelet op Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s[13],
– gezien de beschikking van de Raad van 5 maart 2007 tot instelling van een financieringsinstrument voor civiele bescherming (2007/162/EG, Euratom)[14],
– gezien de conclusies van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken van 12 en 13 juni 2007 over vergroting van de coördinatiecapaciteit van het Centrum voor waarneming en informatie (MIC) in het kader van het communautair mechanisme voor civiele bescherming,
– gezien het verslag van Michel Barnier van 9 mei 2006 'Een Europese noodhulpmacht voor civiele bescherming: Europe Aid’,
– gezien punt 12 van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad te Brussel van 15 en 16 juni 2006 betreffende het reactievermogen van de Europese Unie op noodsituaties, crises en rampen,
– gezien de mededeling van de Commissie over een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen (COM(2009) 82 definitief/2 van 4 maart 2009),
– gezien de met algemene stemmen aangenomen resolutie van de Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering over de civiele bescherming en de voorkoming van natuurrampen en ecologische rampen in het Euro-Mediterrane gebied,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de zomer van 2009 eens te meer werd gekenmerkt door verwoestende bosbranden in geheel Zuid-Europa, die zowel menselijk leed, met ten minste elf dodelijke slachtoffers, als enorme materiële en milieuschade hebben veroorzaakt,
B. overwegende dat aanhoudende droogte en hoge temperaturen de afgelopen jaren tot een toename van de bosbranden in Europa hebben geleid, hetgeen de woestijnvorming in veel regio's heeft verergerd en van invloed is op de landbouw, de veehouderij en de bossen,
C. overwegende dat droogte en aanhoudende branden het proces van woestijnvorming in veel gebieden in Zuid-Europa versnellen, waarbij het afgelopen decennium meer dan 400.000 hectaren Europees bos per jaar is verdwenen, hetgeen de levenskwaliteit van de betrokken bevolking ernstig heeft geschaad,
D. overwegende dat het onvermijdelijk is dat de temperatuur de komende decennia overal ter wereld zal stijgen, ongeacht onze wereldwijde inspanningen om de klimaatverandering binnen de perken te houden, hetgeen in het bijzonder negatieve gevolgen heeft voor Zuid-Europa, een regio waarvoor extreme kwetsbaarheid in termen van klimaatverandering wordt voorspeld, en die in 2007 te kampen heeft gehad met lopende branden zonder weerga als direct gevolg van de extreme hittegolven in dat jaar,
E. overwegende dat de frequentie, de ernst, de complexiteit en de impact van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen in geheel Europa de afgelopen jaren snel zijn toegenomen, wat heeft geleid tot het verlies van mensenlevens en bezittingen en op de korte en de lange termijn catastrofale gevolgen heeft voor de economie van de getroffen regio's, onder meer het verlies van natuurlijk en cultureel erfgoed, de vernietiging van economische en sociale infrastructuur, evenals schade aan het milieu (in het geval van bosbranden, het verlies van natuurlijke habitats en biodiversiteit, aantasting van het microklimaat en meer uitstoot van broeikasgassen),
F. overwegende dat de economische en sociale gevolgen van de natuurrampen de regionale economie schaden, zowel sectoren als de toeristische sector als in termen van productieve bedrijvigheid in het algemeen,
G. overwegende dat preventie van groot belang is bij de bescherming tegen natuur-, technologische en milieurampen,
H. overwegende dat het verschijnsel bosbranden tevens verergerd wordt door de leegloop van het platteland en het stopzetten van traditionele plattelandsactiviteiten, het ontoereikende onderhoud van de bossen, het bestaan van grote bosarealen met slechts één boomsoort, de beplanting met ongeschikte boomsoorten, het gebrek aan een behoorlijk preventiebeleid en te lichte straffen voor opzettelijke brandstichting,
I. overwegende dat het communautaire mechanisme voor civiele bescherming de afgelopen paar jaar herhaaldelijk in werking is gesteld,
J. overwegende dat natuurrampen zoals de steeds frequentere bosbranden in Zuid-Europa tevens een grensoverschrijdende dimensie kunnen hebben vanwege de snelheid waarmee de branden zich vanuit de brandhaard kunnen verspreiden en hun vermogen onverwacht van richting te veranderen, waardoor zij flexibele, snelle en gecoördineerde responsmaatregelen behoeven; overwegende dat de branden bovendien aanzienlijke schade kunnen toebrengen aan bezittingen, mensenlevens, economische activiteiten en het regionale milieu,
K. overwegende dat het Parlement sinds de vaststelling van zijn standpunt in mei 2006 er meerdere malen bij de voorzitterschappen van de Raad op heeft aangedrongen een besluit te nemen over de nieuwe solidariteitsfondsverordening,
L. overwegende dat het Solidariteitsfonds sinds de oprichting in 2002 financiële steun ten belope van meer dan 1,5 miljard euro heeft geboden,
M. overwegende dat de Rekenkamer verklaart dat het Solidariteitsfonds "zijn onderliggende doelstelling, namelijk solidariteit te betuigen met de lidstaten in rampsituaties, heeft bereikt", hoewel het grootste probleem het gebrek aan snelheid blijft waarmee het Fonds als instrument voor crisisbeheer in werking kan worden gesteld,
N. overwegende dat de Commissie erkent dat de criteria betreffende de mobilisatie van het Solidariteitsfonds transparanter en eenvoudiger moeten worden,
O. overwegende dat het Parlement sinds 1995 voortdurend resoluties heeft opgesteld waarin het de Europese Unie heeft opgeroepen dringend diverse initiatieven te nemen om bosbranden in Zuid-Europa te bestrijden, maar dat deze initiatieven er ofwel niet zijn gekomen, ofwel onvolledig en ondoeltreffend waren,
1. geeft uiting aan zijn sterke gevoelens van solidariteit met de familieleden van degenen die hun leven verloren en met de bewoners van de getroffen gebieden en brengt hulde aan de brandbestrijders, beroepsbrandweerlieden en vrijwilligers, die onvermoeibaar gewerkt hebben om branden te blussen, mensen te redden en de schade van de natuurrampen van deze zomer te beperken;
2. is van oordeel dat de Commissie een voorstel moet indienen voor een Europese strategie ter bestrijding van natuurrampen, met inbegrip van een verplichte aanpak voor risicopreventie, en een protocol moet opstellen voor gestandaardiseerd optreden voor elk ramptype in geheel de Unie; is tevens van oordeel dat in deze strategie bijzondere aandacht moet worden besteed aan eilanden en perifere gebieden met een geringe bevolkingsdichtheid;
3. roept de Commissie op het huidige EU-Solidariteitsfonds (EUSF) op de meest flexibele wijze en zonder vertraging te mobiliseren zodat de slachtoffers van de natuurrampen van deze zomer kunnen worden bijgestaan;
4. verzoekt de Commissie met klem het herstel te steunen van de regio's die zware schade hebben geleden, het productiepotentieel in de getroffen gebieden te herstellen, ernaar te streven opnieuw banen te creëren en passende maatregelen te nemen ter compensatie van de sociale kosten die samenhangen met het verlies van banen en andere inkomensbronnen;
5. is van oordeel dat de recente ervaringen duidelijk aantonen dat de capaciteit van de Gemeenschap op het gebied van civiele bescherming, preventie, paraatheid en reactievermogen in verband met bos- en andere branden in Zuid-Europa verder moet worden verbeterd, en verzoekt de Commissie met aandrang in deze zin actie te ondernemen om duidelijk de Europese solidariteit te tonen met landen die door grote rampen worden getroffen;
6. is erkentelijk voor de bijdrage van het Centrum voor waarneming en informatie (MIC) aan de ondersteuning en vergemakkelijking van het mobiliseren en coördineren van de hulp van de civiele bescherming in noodsituaties;
7. onderstreept de individuele verantwoordelijkheid van de lidstaten voor civiele bescherming en rampenbeheersing; pleit voor strengere bestraffing van brandstichters, doelmatiger methoden voor vroegtijdige signalering van bosbranden, en betere overdracht tussen de lidstaten van deskundigheid op het gebied van brandbestrijdingsmaatregelen, en vraagt de Commissie dringend te zorgen voor verbetering van de uitwisseling van ervaring tussen regio's en lidstaten;
8. betuigt zijn erkentelijkheid voor de solidariteit van de Europese Unie, de lidstaten en andere landen bij de hulpverlening aan de getroffen gebieden door het beschikbaar stellen van vliegtuigen, brandbestrijdingsapparatuur en expertise, en voor de waardevolle hulp die aan de betrokken autoriteiten en reddingsdiensten is verleend; is van oordeel dat deze gebeurtenissen in omvang en consequenties de regionale en nationale proporties en vermogens te boven gaan en pleit dringend voor een doeltreffende Europese inzet;
9. verwelkomt de bijdrage van de Europese Tactische Reserve voor Bosbrandbestrijding (EUFFTR), die deze zomer werd opgezet om de lidstaten hulp te bieden bij de bestrijding van grote bosbranden; merkt op dat dit proefproject werd opgezet met steun van het Europees Parlement, ter versterking van de samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van bosbranden, en een mooi voorbeeld oplevert van de ruimere capaciteit op Europees niveau om in noodsituaties onmiddellijke hulp te bieden; benadrukt in dit verband dat moet worden doorgegaan met de verdere ontwikkeling en uitbouw van dit proefproject, aangezien wij ook in het vervolg omstandigheden zullen blijven meemaken waarin grote verwoestingen worden aangericht en waar de capaciteiten van de lidstaten en de EUFFTR tekortschieten;
10. benadrukt dat deze kwestie bijzonder dringend is en dringt bijgevolg aan op de oprichting van een efficiënte Europese noodhulpmacht die onmiddellijk op noodsituaties kan reageren, zoals voorgesteld in het verslag van commissaris Barnier;
11. is van mening dat een nieuwe verordening inzake een Solidariteitsfonds van de Europese Unie een wezenlijke manier is om de door natuurrampen veroorzaakte problemen soepeler en doelmatiger aan te pakken; laakt het feit dat de Raad vooruitgang op dit gebied tegenhoudt door herziening op onwettige wijze te vertragen, hoewel het Parlement zijn standpunt in mei 2006 in eerste lezing met overweldigende meerderheid heeft vastgesteld;
12. wijst met nadruk op het feit dat grote voordelen voor de praktische werking van het Fonds zouden kunnen ontstaan als dit initiatief nieuw leven werd ingeblazen, waardoor het toepassingsgebied zou worden uitgebreid, de uitzonderlijke activering van het Fonds voor regionale rampen zou worden afgeschaft, waardoor het mogelijk zou worden dat meer regio's steun ontvingen door een lagere schadedrempel in te stellen voor de inzet ervan en, uiteerst belangrijk, door een snellere reactie ingeval van rampen mogelijk te maken door de betalingen te versnellen;
13. verzoekt de Commissie en de Raad met klem bij het zoeken naar een vergelijk zo verantwoordelijk en snel mogelijk te werk te gaan om het proces van herziening van de verordening inzake het Solidariteitsfonds opnieuw op gang te brengen om een krachtiger en sneller instrument in het leven te roepen, dat het mogelijk maakt te reageren op de nieuwe problemen die voortkomen uit globalisering en klimaatverandering; dringt er bij het Zweedse voorzitterschap en bij de ministers van financiën, milieu, landbouw en regionale ontwikkeling van de EU op aan onverwijld snelle en krachtige maatregelen te nemen;
14. onderstreept de noodzaak van krachtiger preventieve maatregelen die op alle soorten natuurrampen zijn berekend, door invoering van gemeenschappelijke strategische richtsnoeren die voor een betere coördinatie tussen de lidstaten kunnen zorgen, alsmede een grotere mate van operabiliteit en coördinatie tussen de verschillende communautaire instrumenten (Structuurfondsen, Solidariteitsfonds, ELFPO, LIFE+ en het instrument voor snelle respons en paraatheid bij ernstige noodsituaties), waarbij de noodzakelijke inzet van andere instrumenten niet mag worden vergeten, zoals staatssteun voor regionale doeleinden en leningen van de EIB, waarmee de schade als gevolg van natuurrampen kan worden opgevangen;
15. pleit voor de inlassing van regionale coördinatie-instrumenten in de programma's voor plattelandsontwikkeling om de doelmatigheid van preventieve maatregelen op te voeren;
16. legt er de nadruk op dat de procedure om toegang te krijgen tot EU-middelen voor het herstel van landbouwgronden na overstromingen en branden moet worden versneld en dat er meer financiële middelen beschikbaar gesteld moeten worden voor de uitbouw van beschermende voorzieningen tegen brand en overstroming; wijst nadrukkelijk op de fatale gevolgen van bosbranden en overstromingen voor dieren en vee;
17. acht het essentieel dat rekening wordt gehouden met de structurele problemen van het plattelandsmilieu (bevolkingskrimp, braaklegging van landbouwgrond, ontbossing en het overmatig versnipperde bezit van bospercelen);
18. is van mening dat de bestaande verbanden tussen bescherming van de burgerbevolking en milieubeleid moeten worden versterkt, opdat de preventieve maatregelen die in de milieuwetgeving zijn opgenomen, ten volle kunnen worden benut en er een gecoördineerde aanpak van de EU tot stand komt om rampen te voorkomen en de gevolgen ervan te lenigen; wijst er echter met nadruk op dat er geen plannen bestaan om de huidige nationale bevoegdheden op het gebied van bescherming van de burgerbevolking en voorkoming van rampen via richtsnoeren van de EU te vervangen of te beperken;
19. vraagt de Commissie dringend om in haar voorstel voor een EU-actieplan voor aanpassing aan de klimaatverandering voorrang te geven aan de preventie en bestrijding van droogtes en bosbranden in Zuid-Europa;
20. vraagt de Commissie vooruitgang te boeken bij het opzetten van voorlichtings- en instructiecampagnes over de met de lidstaten overeengekomen preventieve maatregelen, ten einde de gevaren en de gevolgen van natuurrampen te beperken, met name in gebieden met een zeer hoog risico, door de burgers bewust te maken van de noodzaak voor het milieu te zorgen en de natuur te behouden;
21. vraagt de Commissie zich diepgaand te beraden over de invoering van een gemeenschappelijk bosbeleid om doelmatiger om te gaan met klimaatverandering en natuurrampen;
22. vraagt de Commissie om naast de agro-ecologische maatregelen waarin het GLB reeds voorziet, specifieke instrumenten in te voeren die de verspreiding van bosbranden moeten tegengaan en voorkomen;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en aan de regionale autoriteiten van de door de branden en overstromingen getroffen gebieden.
- [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0304.
- [2] PB C 187 E van 24.7.2008, blz. 55.
- [3] PB C 305 E van 14.12.2006, blz. 240.
- [4] PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 471.
- [5] PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 599.
- [6] PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 414.
- [7] PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 322.
- [8] PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 363.
- [9] PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 369.
- [10] PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 375.
- [11] PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9.
- [12] PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 331.
- [13] PB L 288 van 6.11.2007, blz. 27.
- [14] PB L 71 van 10.3.2007, blz. 9.