ONTWERPBESLUIT over de instelling, de bevoegdheden, het aantal leden en de ambtstermijn van een bijzondere commissie voor buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie
11.6.2020 - (2020/2683(RSO))
Conferentie van voorzitters
B9‑0190/2020
Besluit van het Europees Parlement over de instelling, de bevoegdheden, het aantal leden en de ambtstermijn van een bijzondere commissie voor buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Conferentie van voorzitters,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 7, 8, 11, 12, 39, 40, 47 en 52,
– gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en met name de artikelen 8, 9, 10, 11, 13, 16 en 17, alsook het protocol daarbij, met name artikel 3 daarvan,
– gezien artikel 207 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de bij dit besluit ingestelde bijzondere commissie tot doel heeft tot een gemeenschappelijke, holistische en langetermijnaanpak te komen met betrekking tot de bewijzen van buitenlandse inmenging in de democratische instellingen en processen van de EU en haar lidstaten, een inmenging die zowel in de aanloop naar alle belangrijke nationale en Europese verkiezingen, als op doorgedreven wijze in de hele EU plaatsvindt, in tal van vormen, waaronder desinformatiecampagnes via traditionele en sociale media om de publieke opinie te beïnvloeden, cyberaanvallen op kritieke infrastructuur, directe en indirecte financiële steun, economische druk op politieke actoren en maatschappelijke ontwrichting;
B. overwegende dat de gemelde gevallen van buitenlandse inmenging in democratische processen en instellingen de afgelopen jaren steeds volgens eenzelfde patroon verlopen;
C. overwegende dat de pogingen van statelijke en niet-statelijke actoren van derde landen om door middel van kwaadwillige inmenging invloed uit te oefenen op de werking van de democratie in de EU en de lidstaten, en de in artikel 2 VEU verankerde waarden onder druk te zetten, deel uitmaken van een algemene tendens waarmee democratieën wereldwijd te maken krijgen;
D. overwegende dat de buitenlandse inmenging wordt gekoppeld aan de uitoefening van economische en militaire druk om de Europese eenheid te schaden;
1. besluit tot instelling van een Bijzondere Commissie voor buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie, die de volgende bevoegdheden krijgt:
a) een grondige analyse verrichten van de onderzoeken waaruit blijkt dat er sprake is van een inbreuk op of omzeiling van cruciale electorale regels, in het bijzonder de bestaande bepalingen inzake de transparantie van de financiering van verkiezingscampagnes, en waarin er beschuldigingen zijn geuit van politieke uitgaven met middelen uit derde landen via verschillende legale en illegale kanalen en stropoppen;
b) de gebieden vaststellen waarop wetgevende en niet-wetgevende maatregelen nodig zijn om de interventie van socialemediaplatforms mogelijk te maken, teneinde te identificeren welke inhoud door bots wordt verspreid, te onderzoeken welke algoritmen de platforms gebruiken om inhoud te tonen, een hogere of lagere prioriteit te geven of te verwijderen, en deze algoritmen vervolgens zo transparant mogelijk te maken, en, zonder de vrijheid van meningsuiting in het gedrang te brengen, de accounts af te sluiten van personen die gecoördineerd niet-authentiek gedrag online of illegale activiteiten uitoefenen, met als doel het systematisch ondermijnen van democratische processen of het aanzetten tot haatzaaiende uitlatingen;
c) een bijdrage leveren aan het lopende debat over de vraag hoe de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie, kan worden verbeterd, niet alleen door de overheid, maar ook in samenwerking met ondernemingen op het gebied van technologie en sociale media en de particuliere sector in het algemeen, teneinde meer bekendheid te geven aan de rol, de plicht en de verantwoordelijkheid die zij hebben om buitenlandse inmenging tegen te gaan zonder de vrijheid van meningsuiting te ondermijnen;
d) de nationale maatregelen beoordelen aan de hand waarvan strikte beperkingen kunnen worden opgelegd aan de bronnen van politieke financiering, aangezien buitenlandse actoren legale en illegale manieren hebben gevonden om de nationale wetgevingen te omzeilen en hun bondgenoten clandestiene steun te bieden via leningen bij buitenlandse banken en steun in natura, onder meer via koop- en commerciële overeenkomsten, brievenbusmaatschappijen, organisaties zonder winstoogmerk op naam van stropoppen, nieuwe technologieën die anonimiteit waarborgen, onlinereclame, onlineadvertenties, extremistische onlinemedia, en de facilitering van financiële activiteiten; de gebieden identificeren waarop acties met betrekking tot de financiering van politieke partijen en politieke campagnes noodzakelijk zijn;
e) gecoördineerde maatregelen op EU-niveau voorstellen om hybride bedreigingen aan te pakken, met inbegrip van cyberaanvallen op militaire en niet-militaire doelwitten, operaties waarbij eerst gehackt en vervolgens informatie gelekt wordt, gericht tegen wetgevers, overheidsfunctionarissen, journalisten, politieke partijen en kandidaten, alsook cyberspionage met het oog op de diefstal van intellectuele eigendom van bedrijven en gevoelige gegevens van burgers, aangezien deze bedreigingen niet door op zichzelf staande nationale autoriteiten kunnen worden aangepakt, noch door loutere zelfregulering van de particuliere sector, maar een gecoördineerde aanpak op verschillende niveaus met meerdere belanghebbenden vereisen; het veiligheidsaspect beoordelen van deze bedreigingen, die ernstige politieke, economische en sociale gevolgen voor Europese burgers kunnen hebben;
f) onderzoeken in welke mate de EU afhankelijk is van buitenlandse technologieën in de toeleveringsketen voor kritieke infrastructuur, met inbegrip van internetinfrastructuur, onder meer hardware, software, applicaties en diensten; onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om meer capaciteit te creëren om strategische communicatie van vijandelijke derde partijen tegen te gaan, en op dit gebied informatie en beste praktijken uitwisselen; de coördinatie tussen de lidstaten ondersteunen en aanmoedigen, met het oog op de uitwisseling van informatie, kennis en goede praktijken, teneinde bedreigingen tegen te gaan en de huidige tekortkomingen aan te pakken;
g) schendingen van de beveiliging in de EU-instellingen vaststellen en onderzoeken, en oplossingen suggereren;
h) strategische informatie- en communicatiecampagnes van kwaadwillige derde landen bestrijden, met inbegrip van campagnes via interne Europese actoren en organisaties, die de doelstellingen van de Europese Unie schaden en plaatsvinden om de Europese publieke opinie te beïnvloeden, teneinde te bemoeilijken dat de EU, onder meer op het gebied van het GBVB en het GVDB, tot een gemeenschappelijk standpunt komt;
i) een beroep doen op de relevante diensten en instellingen op het niveau van de EU en de lidstaten, wanneer dit vereist is voor een doeltreffende uitoefening van haar mandaat;
2. benadrukt dat de vaste commissies bij hun werkzaamheden rekening moeten houden met de aanbevelingen van de Bijzondere Commissie;
3. besluit dat de bevoegdheden, het personeel en de beschikbare middelen van de vaste commissies van het Parlement die bevoegd zijn voor kwesties in verband met de goedkeuring, monitoring en tenuitvoerlegging van wetgeving van de Unie die binnen het bevoegdheidsterrein valt van de Bijzondere Commissie, onveranderd blijven;
4. besluit dat wanneer het werk van de Bijzondere Commissie de behandeling omvat van feiten met een vertrouwelijk karakter, getuigenissen die betrekking hebben op persoonsgegevens of gedachtewisselingen dan wel hoorzittingen met overheden en instanties over vertrouwelijke informatie, inclusief wetenschappelijke studies of delen hiervan waaraan een vertrouwelijkheidsstatus is toegekend op grond van artikel 63 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad[1], de vergaderingen plaatshebben met gesloten deuren; besluit voorts dat getuigen en deskundigen het recht hebben een verklaring af te leggen of te getuigen met gesloten deuren;
5. besluit dat de lijst van de personen die zijn uitgenodigd voor openbare vergaderingen, de lijst van wie deze vergaderingen bijwoont en de notulen van deze vergaderingen openbaar worden gemaakt;
6. besluit dat vertrouwelijke documenten die door de Bijzondere Commissie zijn ontvangen, worden beoordeeld overeenkomstig de procedure van artikel 221 van zijn Reglement; besluit voorts dat deze informatie uitsluitend wordt gebruikt voor het opstellen van het eindverslag van de Bijzondere Commissie;
7. besluit dat de Bijzondere Commissie 33 leden zal tellen;
8. besluit dat de ambtstermijn van de Bijzondere Commissie 12 maanden bedraagt en ingaat op de datum van haar constituerende vergadering;
9. besluit dat de Bijzondere Commissie een tussentijds verslag mag, en een eindverslag moet voorleggen aan het Parlement, met feitelijke bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot de te nemen maatregelen en initiatieven, onverminderd de bevoegdheden van de vaste commissies overeenkomstig bijlage VI van zijn Reglement.
- [1] Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).