GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Azerbeidzjan, schending van de mensenrechten en het internationaal recht en de betrekkingen met Armenië
23.10.2024 - (2024/2890(RSP))
ter vervanging van de volgende ontwerpresoluties:
B10‑0133/2024 (Verts/ALE)
B10‑0136/2024 (S&D)
B10‑0139/2024 (Renew)
B10‑0141/2024 (PPE)
B10‑0142/2024 (ECR)
Rasa Juknevičienė, François‑Xavier Bellamy, Michael Gahler, Andrzej Halicki, David McAllister, Sebastião Bugalho, Nicolás Pascual De La Parte, Isabel Wiseler‑Lima, Daniel Caspary, Loucas Fourlas, Sandra Kalniete, Łukasz Kohut, Andrey Kovatchev, Andrius Kubilius, Miriam Lexmann, Vangelis Meimarakis, Ana Miguel Pedro, Davor Ivo Stier, Michał Szczerba
namens de PPE-Fractie
Yannis Maniatis, Nacho Sánchez Amor, Raphaël Glucksmann, Udo Bullmann, Matthias Ecke, Francisco Assis
namens de S&D-Fractie
Emmanouil Fragkos, Sebastian Tynkkynen, Assita Kanko, Marion Maréchal, Aurelijus Veryga, Geadis Geadi, Rihards Kols, Bert‑Jan Ruissen, Charlie Weimers
namens de ECR-Fractie
Nathalie Loiseau, Petras Auštrevičius, Helmut Brandstätter, Benoit Cassart, Olivier Chastel, Bernard Guetta, Karin Karlsbro, Ľubica Karvašová, Moritz Körner, Veronika Cifrová Ostrihoňová, Marie‑Agnes Strack‑Zimmermann, Hilde Vautmans, Lucia Yar, Dainius Žalimas
namens de Renew‑Fractie
Sergey Lagodinsky
namens de Verts/ALE-Fractie
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Azerbeidzjan, schending van de mensenrechten en het internationaal recht en de betrekkingen met Armenië
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Azerbeidzjan, Armenië en de situatie in Nagorno-Karabach,
– gezien de betreffende documenten en internationale overeenkomsten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki en de Verklaring van Alma‑Ata van 21 december 1991,
– gezien het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 1950, dat Azerbeidzjan in 2002 heeft geratificeerd, en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,
– gezien het Haags Verdrag van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict,
– gezien de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking van 22 april 1996 tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Azerbeidzjan, anderzijds[1],
– gezien de verklaringen van de woordvoerder van de Europese Dienst voor extern optreden van 29 mei 2024 over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan en van 3 september 2024 over de vervroegde parlementsverkiezingen in Azerbeidzjan,
– gezien resolutie 2527(2024) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van 24 januari 2024 over de aanvechting, op materiële gronden, van de nog niet geratificeerde geloofsbrieven van de parlementaire delegatie van Azerbeidzjan (“Challenge, on substantive grounds, of the still unratified credentials of the parliamentary delegation of Azerbaijan”),
– gezien de verklaring met voorlopige bevindingen en conclusies van de verkiezingswaarnemingsmissie bij de vervroegde presidentsverkiezingen van 7 februari 2024 en de verklaring met voorlopige bevindingen en conclusies van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie bij de vervroegde parlementsverkiezingen in Azerbeidzjan van 1 september 2024,
– gezien het verslag van de Europese Commissie tegen Racisme en Onverdraagzaamheid van de Raad van Europa van 29 maart 2023 over Azerbeidzjan en het memorandum van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa van 21 oktober 2021 over de gevolgen op humanitair gebied en voor de mensenrechten na het uitbreken van vijandelijkheden tussen Armenië en Azerbeidzjan rond Nagorno‑Karabach in 2020,
– gezien de beschikkingen van het Internationaal Gerechtshof van 22 februari 2023, 6 juli 2023 en 17 november 2023 over het verzoek om voorlopige maatregelen aan te geven voor de toepassing van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (Armenië tegen Azerbeidzjan),
– gezien artikel 136, leden 2 en 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de keuze voor de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe als gaststad voor de 29e klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP29), die volgens planning van 11 tot en met 22 november 2024 zal plaatsvinden, heel wat deining heeft veroorzaakt, met name gezien de steeds slechtere staat van dienst van Azerbeidzjan op het gebied van de mensenrechten, alsook de recente en flagrante schendingen van het internationaal recht, met inbegrip van Azerbeidzjans agressieve houding ten opzichte van buurland Armenië; overwegende dat eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en participatie van het maatschappelijk middenveld zijn verankerd in de overeenkomst met het gastland waarbij de regering van Azerbeidzjan zich ertoe heeft verbonden deze rechten te handhaven; overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten in de aanloop naar deze belangrijke internationale conferentie de onderdrukking van maatschappelijke organisaties, activisten, oppositieleden en de overgebleven onafhankelijke media hebben opgevoerd door middel van aanhoudingen en gerechtelijke intimidatie; overwegende dat corruptie en een gebrek aan onafhankelijkheid van de rechterlijke macht leiden tot verdere uitholling van het bestuur;
B. overwegende dat er volgens maatschappelijke organisaties meer dan 300 politieke gevangenen in Azerbeidzjan zijn, waaronder Gubad Ibadoghlu, Anar Mammadli, Bakhtiyar Hajiyev, Tofig Yagublu, Ilhamiz Guliyev, Aziz Orujov, Bahruz Samadov, Akif Gurbanov en vele anderen; overwegende dat de mensenrechten van de gevangenen volgens geloofwaardige berichten worden geschonden, onder meer door de onmenselijke detentieomstandigheden, foltering en weigering van adequate medische zorg;
C. overwegende dat de vooraanstaande mensenrechtenverdediger en klimaatactivist Anar Mammadli sinds 30 april 2024 in voorlopige hechtenis zit op grond van valse beschuldigingen van samenzwering met als doel om illegale buitenlandse valuta in het land te brengen, en dat zijn gezondheid sindsdien aanzienlijk is verslechterd; overwegende dat Gubad Ibadoghlu, politiek econoom, oppositieleider en een van de finalisten van de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken van 2024, in juli 2023 is gearresteerd door de Azerbeidzjaanse autoriteiten en tot 22 april 2024 in de gevangenis zat, waarna zijn straf werd omgezet in huisarrest; overwegende dat zijn gezondheid sinds zijn arrestatie aanzienlijk is verslechterd als gevolg van foltering, onmenselijke detentieomstandigheden en weigering van adequate medische zorg, waardoor hij in levensgevaar verkeert; overwegende dat de gezondheidstoestand van Irada Bayramova, de vrouw van Gubad Ibadoghlu, verder achteruitgaat door het fysieke geweld waar de Azerbeidzjaanse autoriteiten haar tijdens haar gevangenisstraf aan hebben onderworpen; overwegende dat mensenrechtenactivist Ilhamiz Guliyev op 4 december 2023 werd gearresteerd op grond van politiek gemotiveerde aanklachten, enkele maanden nadat hij een anoniem interview aan Abzas Media had gegeven over de vermeende praktijk van de politie om drugs te verbergen bij politieke activisten;
D. overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten al meer dan tien jaar lang en met groeiende vastberadenheid bezig zijn de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in te perken, willekeurig niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) op te doeken en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te arresteren of te dwingen in ballingschap te gaan; overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten maatschappelijke organisaties de laatste jaren steeds striktere beperkingen hebben opgelegd; overwegende dat activisten, journalisten, oppositieleden en anderen zijn gevangengezet op grond van verzonnen en politiek gemotiveerde aanklachten;
E. overwegende dat er volgens mensenrechtenverdedigers hardhandig is opgetreden tegen het maatschappelijk middenveld in de context van andere grote internationale evenementen die door Azerbeidzjan werden georganiseerd, waaronder Eurovisie 2012 en de Europese Spelen van 2015;
F. overwegende dat het Azerbeidzjaanse regime zijn repressieve acties ook buiten zijn grenzen lijkt uit te breiden; overwegende dat de aanhoudende onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting in Azerbeidzjan ook tot uiting komt in meldingen van transnationale repressie en represailles tegen familieleden van gedetineerden; overwegende dat Mahammad Mirzali, een Azerbeidzjaanse dissidente blogger, sinds 2020 doelwit is geweest van meerdere moordpogingen in Frankrijk; overwegende dat Vidadi Isgandarli, een criticus van het Azerbeidzjaanse regime die als politiek vluchteling in Frankrijk woonde, op 29 september 2024 thuis is aangevallen en twee dagen later aan zijn verwondingen is overleden; overwegende dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanuit politieke motieven ook EU-burgers vervolgen zoals Théo Clerc, waardoor ten minste één lidstaat zijn burgers formeel afraadt naar Azerbeidzjan te reizen wegens het risico op willekeurige detentie;
G. overwegende dat Azerbeidzjan een systematisch beleid van omkoping van functionarissen en gekozen vertegenwoordigers in Europa heeft ingevoerd om de staat van dienst van Azerbeidzjan op het gebied van mensenrechten te minimaliseren en critici het zwijgen op te leggen, als onderdeel van een veelgebruikte strategie die wordt omschreven als “kaviaardiplomatie”; overwegende dat sommige zaken zijn onderzocht en dat sommigen van de betrokkenen zijn vervolgd en veroordeeld door nationale rechtbanken in verschillende EU-lidstaten;
H. overwegende dat in een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is vastgesteld dat Azerbeidzjan de mensenrechten heeft geschonden; overwegende dat volgens de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa meer dan 320 uitspraken van het Hof tegen Azerbeidzjan nog niet of slechts gedeeltelijk ten uitvoer zijn gelegd, het hoogste aantal van alle staten die partij zijn bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;
I. overwegende dat het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa op 3 juli 2024 publiekelijk zijn afkeuring heeft laten blijken over de weigering van Azerbeidzjan om de situatie te verbeteren in het licht van de aanbevelingen van het Comité en over het aanhoudende gebrek aan medewerking van de Azerbeidzjaanse autoriteiten met het Comité;
J. overwegende dat de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa in januari 2024 heeft besloten de geloofsbrieven van de Azerbeidzjaanse delegatie niet te ratificeren en daarbij verklaarde uiterst bezorgd te zijn over de eerbiediging van de mensenrechten door Azerbeidzjan; overwegende dat de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa opmerkte dat de rapporteurs van haar Comité van toezicht geen toestemming kregen om mensen te ontmoeten die op grond van naar verluidt politiek gemotiveerde aanklachten in hechtenis zitten, en dat de Azerbeidzjaanse delegatie heeft geweigerd de rapporteur van het Comité juridische zaken en rechten van de mens toe te staan het land te bezoeken;
K. overwegende dat de vervroegde presidentsverkiezingen van 7 februari 2024 volgens de door het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE/ODIHR) geleide verkiezingswaarnemingsmissie plaatsvonden in een restrictieve omgeving, waarbij kritische stemmen werden gesmoord en er geen politieke alternatieven waren; overwegende dat Azerbeidzjan op 1 september 2024 vervroegde parlementsverkiezingen heeft gehouden in wat de door het OVSE/ODIHR geleide internationale verkiezingswaarnemingsmissie heeft beschreven als een restrictieve politieke en juridische omgeving waarin geen echt pluralisme mogelijk was, met als resultaat een verkiezingsstrijd zonder concurrentie; overwegende dat verschillende regeringscritici in de aanloop naar de parlementsverkiezingen zijn aangehouden;
L. overwegende dat de mediawetgeving in Azerbeidzjan steeds repressiever is geworden en dat het gebruik van censuur uit hoofde van de mediawet van februari 2022 nu in feite legaal is; overwegende dat ook de internationale verplichtingen van het land met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid door verschillende andere mediawetten worden geschonden; overwegende dat al wie de overheid openlijk bekritiseert, op zware straffen kan rekenen;
M. overwegende dat volgens Reporters zonder Grenzen nagenoeg de volledige mediasector in Azerbeidzjan onder overheidscontrole staat, dat er geen onafhankelijke televisie- of radio-uitzondingen zijn en dat alle kritische gedrukte kranten zijn opgeheven; overwegende dat de autoriteiten de laatste resterende onafhankelijke media en de journalisten die zichzelf niet willen censureren, verder onderdrukken; overwegende dat Azerbeidzjan de onderdrukking van de resterende onafhankelijke media, zoals Abzas Media, Kanal 13 en Toplum TV, heeft opgevoerd door middel van aanhoudingen en gerechtelijke intimidatie;
N. overwegende dat de Azerbeidzjaanse wetgeving over de registratie, werking en financiering van ngo’s bijzonder restrictief is en willekeurig wordt toegepast, waardoor niet-geregistreerde ngo-activiteiten in feite strafbaar worden gesteld; overwegende dat Azerbeidzjan volgens de Freedom House-index 2024 tot de minst vrije landen ter wereld behoort, en op deze ranglijst een lagere plek inneemt dan Rusland en Belarus;
O. overwegende dat gascontracten tussen Gazprom en Socar voor de levering van een miljard kubieke meter gas uit Rusland aan Azerbeidzjan tussen november 2022 en maart 2023 aanleiding hebben gegeven tot grote bezorgdheid over de wederuitvoer van Russisch gas naar de Europese markt, met name in het licht van het ondertekende memorandum van overeenstemming over het strategisch partnerschap op het gebied van energie; overwegende dat de EU ernaar streeft Europa minder afhankelijk te maken van Russisch gas, maar dat dit doel door die overeenkomst zou kunnen worden ondermijnd, aangezien er nog steeds Russisch gas naar Azerbeidzjan zou stromen, waardoor er mogelijk Azerbeidzjaans gas vrijkomt voor een grotere wederuitvoer naar de EU; overwegende dat er ook zorgwekkende meldingen zijn dat Russisch gas als “Azerbeidzjaans” in de EU wordt verkocht;
P. overwegende dat de leiders van Azerbeidzjan anti-Europese en antiwesterse uitspraken hebben gedaan; overwegende dat Azerbeidzjan zijn desinformatiecampagnes in de EU en haar lidstaten, met name Frankrijk, heeft opgevoerd; overwegende dat Azerbeidzjan zich actief heeft gemengd in de Europese politiek onder het mom van “antikolonialisme”, met name in landen en gebieden overzee zoals Nieuw‑Caledonië;
Q. overwegende dat Azerbeidzjan bovendien in september 2023 na maanden van illegale blokkade van Nagorno‑Karabach tot een vooraf geplande, ongerechtvaardigde militaire aanval op het gebied is overgegaan en daarbij meer dan 100 000 etnische Armeniërs heeft gedwongen naar Armenië te vluchten, wat neerkomt op etnische zuivering; overwegende dat de Armeense bevolking in Nagorno‑Karabach, die er al eeuwen gevestigd was, daardoor vrijwel volledig is verdwenen; overwegende dat deze aanval een zware schending van de mensenrechten en het internationaal recht is, een duidelijke inbreuk vormt op de trilaterale staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020 en dat de toezeggingen die tijdens de door de EU bemiddelde onderhandelingen zijn gedaan, hiermee met de voeten worden getreden;
R. overwegende dat de Armeniërs uit Nagorno‑Karabach hun eigendommen en bezittingen hebben verloren toen ze in 2023 voor de militaire aanval door Azerbeidzjan op de vlucht sloegen en dat ze die sindsdien niet hebben kunnen terugkrijgen; overwegende dat de praktijken die neerkomen op etnische zuivering sindsdien voortduren; overwegende dat de EU ontheemden uit Nagorno‑Karabach humanitaire hulp heeft geboden; overwegende dat er geloofwaardige berichten zijn die bevestigen dat Armeens cultureel en religieus erfgoed in Nagorno‑Karabach op georganiseerde wijze wordt vernietigd; overwegende dat de Azerbeidzjaanse leiders en functionarissen regelmatig haatpropaganda over de Armeniërs verspreiden;
S. overwegende dat zowel Azerbeidzjan als Armenië gebonden zijn door het internationaal humanitair recht en dat oorlogsgevangenen uit hoofde van het derde Verdrag van Genève tegen iedere vorm van foltering en wrede behandeling worden beschermd; overwegende dat er momenteel naar verluidt 23 Armenen zonder adequate vertegenwoordiging in rechte in een Azerbeidzjaanse gevangenis zitten, waaronder acht voormalige leiders van Nagorno‑Karabach, van wie sommigen lange gevangenisstraffen hebben gekregen;
T. overwegende dat de EU in februari 2023 de missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA) heeft gelanceerd om de ontwikkelingen aan de internationale grens met Azerbeidzjan te volgen; overwegende dat Azerbeidzjan heeft geweigerd samen te werken met de EUMA en dat de missie het doelwit is geweest van desinformatie door de Azerbeidzjaanse autoriteiten en door de regering gecontroleerde media; overwegende dat de Azerbeidzjaanse leiders irredentistische verklaringen blijven afleggen met betrekking tot het soevereine grondgebied van Armenië; overwegende dat het Azerbeidzjaanse leger nog steeds minstens 170 km² van het soevereine grondgebied van Armenië bezet houdt;
U. overwegende dat Armenië en Azerbeidzjan voor en na de aanval van 2023 op Nagorno‑Karabach onderhandelingen over een vredesverdrag, de normalisering van hun betrekkingen en de afbakening van hun grenzen hebben aangeknoopt; overwegende dat Azerbeidzjan en Armenië ondanks de bemiddeling door de EU en andere partijen geen vredesakkoord hebben ondertekend; overwegende dat recente uitlatingen van de Azerbeidzjaanse president twijfels doen rijzen over de bereidheid van Bakoe tot het vinden van een compromis om de onderhandelingen af te ronden, hoewel beide regeringen hebben verklaard dat een akkoord niet meer veraf is;
V. overwegende dat de EU de soevereiniteit en territoriale integriteit van Azerbeidzjan en Armenië volledig onderschrijft en de inspanningen om met vreedzame middelen en met inachtneming van de rechten van de betrokken bevolking een duurzaam vredesakkoord tussen de twee landen tot stand te brengen, actief ondersteunt;
W. overwegende dat Azerbeidzjan zijn betrekkingen met Rusland, onder meer op politiek en economisch vlak, sinds de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft uitgebreid en dat hun respectieve inlichtingendiensten meer zijn gaan samenwerken; overwegende dat Rusland Azerbeidzjan openlijk heeft gesteund in zijn agressieve houding ten opzichte van Armenië;
1. veroordeelt met klem de repressie door het Azerbeidzjaanse regime, in binnen- en buitenland, van activisten, journalisten, oppositieleiders en anderen, onder wie EU‑onderdanen, die in de aanloop naar de COP29 aanzienlijk is toegenomen; dringt er bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten op aan alle wegens hun politieke mening willekeurig aangehouden of vastgezette personen vrij te laten, alle politiek gemotiveerde aanklachten te laten vallen en een einde te maken aan iedere vorm van onderdrukking, zowel binnen als buiten Azerbeidzjan; herinnert in dit verband aan Tofig Yagublu, Akif Gurbanov en Bakhtiyar Hajiyev, aan mensenrechtenverdedigers en journalisten zoals Ulvi Hasanli, Sevinj Vagifgizi, Nargiz Absalamova, Hafiz Babali en Elnara Gasimova, Aziz Orujov, Rufat Muradli, Avaz Zeynalli, Elnur Shukurov, Alasgar Mammadli, Ilhamiz Guliyev en Farid Ismayilov, en aan activisten uit het maatschappelijk middenveld die na maart 2024 zijn gearresteerd, zoals Anar Mammadli, Farid Mehralizade, Igbal Abilov, Bahruz Samadov, Emin Ibrahimov en Famil Khalilov; uit zijn diepe bezorgdheid over het klimaat van angst dat dit in het land heeft gecreëerd, waardoor het maatschappelijk middenveld daadwerkelijk het zwijgen wordt opgelegd;
2. herhaalt zijn oproep aan de Azerbeidzjaanse autoriteiten om alle aanklachten tegen dr. Gubad Ibadoghlu in te trekken en hem toe te staan naar het buitenland te reizen, ongehinderd en naar het land van zijn keuze, zich te herenigen met zijn gezin, de medische zorg te ontvangen die hij dringend nodig heeft en in december 2024 de uitreiking van de Sacharovprijs in Straatsburg bij te wonen; dringt er bij Azerbeidzjan op aan om te zorgen voor een onafhankelijk medisch onderzoek door een arts van zijn keuze en om toe te staan dat hij zich in het buitenland laat behandelen; roept alle vertegenwoordigers van de EU en de afzonderlijke lidstaten op de opheffing van het huisarrest van dr. Gubad Ibadoghlu actief te steunen en bij elke contact met de Azerbeidzjaanse autoriteiten aan te dringen op zijn vrijlating;
3. eist dat de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting worden gewaarborgd en dat er geen beperkingen worden opgelegd aan mediaorganisaties; verzoekt de Azerbeidzjaanse regering dan ook om de vrijlating van journalisten die werkzaam zijn voor Abzas Media en Toplum TV, zoals Ulvi Hasanli, Sevinj Vagifqizi en Alasgar Mammadli;
4. is van mening dat de huidige mensenrechtenschendingen van Azerbeidzjan onverenigbaar zijn met het gastheerschap van de COP29; dringt er bij EU-leiders, met name Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, op aan de COP29 aan te grijpen als een gelegenheid om Azerbeidzjan te wijzen op zijn internationale verplichtingen en om de mensenrechtensituatie van het land op zinvolle wijze aan de orde te stellen in hun contacten met de Azerbeidzjaanse autoriteiten, onder meer door aan te dringen op de onvoorwaardelijke vrijlating van alle personen die vanwege hun politieke standpunten willekeurig zijn gearresteerd of vastgezet en door te vragen om ontmoetingen met politieke gevangenen tijdens hun verblijf in het land; verzoekt de EU en haar lidstaten alles in het werk te stellen om te voorkomen dat klimaatconferenties van de Verenigde Naties in landen met een slechte staat van dienst op het gebied van de mensenrechten worden georganiseerd;
5. wijst de Azerbeidzjaanse autoriteiten nogmaals op hun verplichtingen om de fundamentele vrijheden te eerbiedigen, en roept hen ertoe op repressieve wetgeving, waardoor onafhankelijke ngo’s en media worden gedwongen in de marge van de wet te opereren, in te trekken; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten repressieve wetgeving over de registratie en financiering van ngo’s in te trekken om deze in overeenstemming te brengen met de aanbevelingen van de Commissie van Venetië;
6. herinnert eraan dat de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan van 1996, die de rechtsgrondslag van de bilaterale betrekkingen vormt, gebaseerd is op de eerbiediging van de democratie en de beginselen van het internationaal recht en de mensenrechten, en dat deze in Azerbeidzjan systematisch zijn geschonden;
7. herinnert de Azerbeidzjaanse regering aan haar internationale verplichting om de waardigheid en rechten van gevangenen te waarborgen en ervoor te zorgen dat ze adequate medische zorg krijgen, onder humane omstandigheden worden vastgehouden en worden beschermd tegen iedere vorm van mishandeling; verzoekt de Azerbeidzjaanse regering met het oog op de wijdverbreide toepassing door de Azerbeidzjaanse politie van lichamelijke mishandeling – en soms ook foltering – snel gevolg te geven aan de reeds lang geldende aanbevelingen van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa; verzoekt de Azerbeidzjaanse regering alle besluiten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ten uitvoer te leggen;
8. verzoekt de EU opnieuw om in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten sancties op te leggen aan Azerbeidzjaanse functionarissen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen; verzoekt de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten om ontmoetingen aan te vragen met politieke gevangenen in Azerbeidzjan;
9. dringt erop aan dat elke toekomstige partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan afhankelijk wordt gesteld van de vrijlating van alle politieke gevangenen, de uitvoering van juridische hervormingen en de algehele verbetering van de mensenrechtensituatie in het land, alsook van de vraag of Azerbeidzjan zich oprecht bereid toont loyaal te onderhandelen over een vredesakkoord met Armenië en de rechten van de Armeniërs van Nagorno‑Karabach te eerbiedigen;
10. dringt er bij de EU op aan een einde te maken aan haar afhankelijkheid van gas uit Azerbeidzjan; verzoekt de Commissie het memorandum van overeenstemming over een strategisch partnerschap op het gebied van energie van 2022 op te schorten en dienovereenkomstig te handelen;
11. spreekt opnieuw zijn steun uit voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van zowel Azerbeidzjan als Armenië en staat volledig achter de normalisering van hun betrekkingen op basis van de beginselen van de wederzijdse erkenning van territoriale integriteit en de onschendbaarheid van grenzen, overeenkomstig de Verklaring van Alma‑Ata van 1991; herhaalt zijn verzoek om de Azerbeidzjaanse troepen uit het gehele soevereine grondgebied van Armenië terug te trekken; verzoekt Azerbeidzjan om zich er ondubbelzinnig toe te verbinden de territoriale integriteit van Armenië te eerbiedigen; benadrukt dat de connectiviteitsproblemen van Azerbeidzjan met zijn exclave Nachitsjevan moeten worden opgelost met volledige eerbiediging van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Armenië; herhaalt zijn standpunt dat de EU bereid moet zijn sancties op te leggen aan personen en entiteiten die de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Armenië bedreigen;
12. veroordeelt alle vormen van militaire agressie, het gebruik van geweld of hybride bedreigingen ten aanzien van Armenië, evenals buitenlandse inmenging en pogingen om de politieke situatie in Armenië te destabiliseren; is voorts ingenomen met het besluit om de eerste steunmaatregelen in het kader van de Europese Vredesfaciliteit ter ondersteuning van de Armeense strijdkrachten aan te nemen, en dringt aan op verdere versterking van de samenwerking tussen Armenië en de EU op het gebied van veiligheid en defensie; is ingenomen met de maatregelen die diverse lidstaten hebben genomen om Armenië defensieve militaire steun te verlenen en dringt er bij de lidstaten op aan soortgelijke initiatieven te overwegen; is ingenomen met de nieuwe dynamiek in de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Armenië, die volledig wordt gesteund door de autoriteiten in Jerevan; roept de Commissie en de Raad op om Armenië actief te steunen in zijn streven naar meer samenwerking met de EU;
13. steunt de missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA) in haar werkzaamheden en benadrukt dat deze een belangrijke rol speelt; drukt nogmaals zijn bezorgdheid uit over de lastercampagnes die Azerbeidzjan herhaaldelijk tegen de EUMA voert; verzoekt de EUMA nauwlettend te blijven volgen hoe de veiligheidssituatie ter plaatse zich ontwikkelt, op transparante wijze verslag uit te brengen bij het Parlement en actief bij te dragen aan de inspanningen om het conflict op te lossen; verzoekt de EU en haar lidstaten het mandaat van de EUMA te versterken en te verlengen en haar personeel uit te breiden;
14. steunt alle initiatieven en activiteiten die kunnen leiden tot vrede tussen Armenië en Azerbeidzjan en tot de ondertekening van een langverwachte vredesovereenkomst; verzoekt Azerbeidzjan zich daartoe daadwerkelijk in te spannen; waarschuwt Azerbeidzjan dat militaire acties tegen Armenië onaanvaardbaar zijn en ernstige gevolgen voor het partnerschap tussen Azerbeidzjan en de EU zullen hebben; is ingenomen met de gezamenlijke verklaring van Armenië en Azerbeidzjan van 7 december 2023 over vertrouwenwekkende maatregelen; is verheugd over de vooruitgang die is geboekt in het proces tot afbakening van de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan, dat heeft geleid tot een akkoord over verschillende segmenten van de grens; spoort beide partijen ertoe aan verdere stappen te zetten met betrekking tot de resterende segmenten; verzoekt de EU een einde te maken aan alle technische en financiële bijstand aan Azerbeidzjan die zou kunnen bijdragen tot de versterking van zijn militaire of veiligheidscapaciteiten; verzoekt de lidstaten de uitvoer van alle militaire en veiligheidsuitrusting naar Azerbeidzjan te bevriezen;
15. dringt erop aan volledig gehoor te geven aan alle beschikkingen van het Internationaal Gerechtshof, met inbegrip van die van 17 november 2023, waarin voorlopige maatregelen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de personen die Nagorno‑Karabach zijn ontvlucht, veilig, ongehinderd en spoedig kunnen terugkeren; wijst erop dat het besluit om de COP29 in Bakoe te houden is genomen nadat Azerbeidzjan de bovengenoemde beschikking van het Internationaal Gerechtshof, alsook die van 7 december 2021 en 22 februari 2023, naast zich neer had gelegd; herhaalt zijn oproep om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de door Azerbeidzjaanse troepen in Nagorno‑Karabach gepleegde wandaden; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten nogmaals om mogelijk te maken dat de Armeense bevolking veilig naar Nagorno‑Karabach kan terugkeren, om een oprechte, brede en open dialoog met deze bevolking aan te gaan, om solide garanties te bieden voor de bescherming van hun rechten, met inbegrip van hun land- en eigendomsrechten, de bescherming van hun eigen identiteit en hun culturele, sociale, religieuze en burgerrechten, en om zich te onthouden van opruiende retoriek die kan aanzetten tot discriminatie van Armeniërs; dringt er bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten op aan alle 23 Armeense oorlogsgevangenen die na de herovering van Nagorno‑Karabach door Azerbeidzjan zijn gearresteerd, vrij te laten;
16. roept de EU-instellingen en de lidstaten er nogmaals toe op Armenië hulp te blijven bieden bij de opvang van de vluchtelingen uit Nagorno‑Karabach; dringt er in dit verband bij de EU op aan Armenië een nieuw steunpakket te verstrekken om de Armeense regering te helpen in de humanitaire behoeften van vluchtelingen te voorzien; is ingenomen met alle inspanningen van de regering van Armenië om de ontheemde Armeniërs onderdak en hulp te bieden;
17. uit zijn diepe bezorgdheid over het behoud van het cultureel, religieus en historisch erfgoed in Nagorno‑Karabach na de massale uittocht van de Armeense bevolking; vraagt Azerbeidzjan met klem geen cultureel, religieus of historisch erfgoed in Nagorno‑Karabach meer te vernietigen, te verwaarlozen of de herkomst ervan te vervalsen, en roept Azerbeidzjan op om in plaats daarvan te streven naar het behoud, de bescherming en de bevordering van de rijke diversiteit in deze regio; dringt aan op de bescherming van het Armeense cultureel, historisch en religieus erfgoed in Nagorno‑Karabach, overeenkomstig de UNESCO‑normen en de internationale verplichtingen van Azerbeidzjan; verzoekt Azerbeidzjan met klem een Unesco‑missie naar Nagorno-Karabach toe te laten en deze missie de nodige toegang te verlenen;
18. betreurt de stappen die Azerbeidzjan heeft ondernomen met betrekking tot de separatistische entiteit in bezet Cyprus, die in strijd zijn met het internationaal recht en met de bepalingen van resoluties 541 (1983) en 550 (1984) van de VN‑Veiligheidsraad; verzoekt Azerbeidzjan de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit van staten te eerbiedigen en de separatistische entiteit in bezet Cyprus niet uit te nodigen voor vergaderingen van de Organisatie van Turkse Staten;
19. veroordeelt de herhaalde pogingen van Azerbeidzjan om de lidstaten te denigreren en te destabiliseren, onder meer via de zogenaamde Baku Initiative Group; veroordeelt met name de steun van deze groep voor irredentistische groeperingen en tegen Frankrijk gerichte desinformatiecampagnes, met name in de Franse departementen en gebieden Nieuw‑Caledonië, Martinique en Corsica; herinnert eraan dat deze methoden in 2013 tegen Duitsland zijn gebruikt; hekelt de op Denemarken gerichte lastercampagnes; betreurt dat actoren die vermoedelijk nauwe banden hebben met het Azerbeidzjaanse regime een lastercampagne hebben opgezet met als doel de reputatie van Frankrijk te schaden en twijfel te zaaien over de vraag of het land wel in staat is de Olympische Spelen van 2024 te organiseren;
20. veroordeelt de willekeurige arrestaties van EU-burgers op grond van valse beschuldigingen van spionage en de onevenredige straffen die hun worden opgelegd;
21. veroordeelt de publieke beledigingen en directe bedreigingen door Azerbeidzjaanse diplomatieke of regeringsvertegenwoordigers en leden van het Azerbeidzjaanse parlement, die gericht zijn tegen verkozen ambtenaren van EU‑lidstaten, ten stelligste; eist in dit verband dat de Azerbeidzjaanse ambtenaren in kwestie de toegang tot de gebouwen van de EU‑instellingen tot nader order wordt ontzegd;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de president, de regering en het parlement van de Republiek Azerbeidzjan, de president, de regering en het parlement van de Republiek Armenië, de directeur-generaal van de Unesco, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Verenigde Naties en de Raad van Europa.
- [1] PB L 246 van 17.9.1999, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1999/614/oj.