Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0160/2012Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0160/2012

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over Palestina: overvallen door Israëlische strijdkrachten op Palestijnse tv-stations

14.3.2012

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
Verts/ALE (B7‑0160/2012)
S&D (B7‑0162/2012)
PPE (B7‑0164/2012)
GUE/NGL (B7‑0167/2012)
ALDE (B7‑0170/2012)

Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Mario Mauro, Roberta Angelilli, Filip Kaczmarek, Tunne Kelam, Monica Luisa Macovei, Eija-Riitta Korhola, Zuzana Roithová, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Giovanni La Via, Franck Proust, Bogusław Sonik namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Ana Gomes, Richard Howitt, Emer Costello, Pino Arlacchi, Tanja Fajon, María Muñiz De Urquiza namens de S&D-Fractie
Annemie Neyts-Uyttebroeck, Graham Watson, Louis Michel, Leonidas Donskis, Alexandra Thein, Edward McMillan-Scott, Ivo Vajgl, Marietje Schaake, Niccolò Rinaldi, Kristiina Ojuland, Izaskun Bilbao Barandica, Sonia Alfano namens de ALDE-Fractie
Margrete Auken, Nicole Kiil-Nielsen, Keith Taylor, Malika Benarab-Attou, Raül Romeva i Rueda, Ana Miranda, Rui Tavares, Judith Sargentini, Barbara Lochbihler namens de Verts/ALE-Fractie
Patrick Le Hyaric, Younous Omarjee, Kyriacos Triantaphyllides, Willy Meyer, Marie-Christine Vergiat, Miguel Portas, Marisa Matias namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2012/2570(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0160/2012
Ingediende teksten :
RC-B7-0160/2012
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Palestina: overvallen door Israëlische strijdkrachten op Palestijnse tv-stations

Het Europees Parlement,

–   gezien de verklaring van 3 maart 2012 van de woordvoerder van de hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton over de sluiting van twee Palestijnse televisiestations,

–   gezien de conclusies van de Raad van 8 december 2009, 13 december 2010 en 18 juli 2011 over het vredesproces in het Midden-Oosten,

–   gezien de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël en met name artikel 2 daarvan,

–   gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–   gezien artikel 19 van Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948, luidende: "Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven",

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–   gezien de akkoorden van Oslo (Beginselverklaring over interim-zelfbestuursregelingen) van 1993 en de andere overeenkomsten tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit,

–   gezien de verklaringen van het Midden-Oostenkwartet en met name die van 23 september 2011 en 12 maart 2012,

–   gezien artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de EU herhaaldelijk heeft bevestigd dat zij voorstander blijft van een tweestatenoplossing, waarbij de staat Israël en een onafhankelijke, democratische, aaneengesloten en levensvatbare staat Palestina zij aan zij in vrede en veiligheid leven;

B.  overwegende dat militairen van de Israëlische defensiestrijdkrachten en functionarissen van het Israëlische Ministerie van Communicatie op 29 februari 2012 in Ramallah een overval pleegden op twee Palestijnse televisiestations, Wattan TV en Al Quds educationele televisie, en daarbij zenders, computers, omroepapparatuur, cassettes en administratieve en financiële documenten confisqueerden en werknemers urenlang vasthielden;

C. overwegende dat het Israëlische Ministerie van Communicatie er in een verklaring op wees dat het beide stations herhaaldelijk had gewaarschuwd dat zij gebruik maakten van frequenties, waarmee zij overeenkomsten tussen Israël en Palestina overtraden en die interfereerden met communicatie- en transmissiesystemen in Israël; overwegende dat een woordvoerder van het Israëlische leger verklaarde dat de interferentie van invloed was op de communicatie op de internationale luchthaven Ben Gurion;

D. overwegende dat de Palestijnse Autoriteit hierop antwoordde dat de Israëlische beschuldigingen over de verstoring van de communicatie met het luchtverkeer onjuist waren en hier aan toevoegde dat noch zijzelf, noch de twee televisiestations enige waarschuwing van de Israëlische autoriteiten hadden gekregen en dat de twee stations zich niet schuldig maakten aan enige schending van de overeenkomsten tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, terwijl die – op grond waarvan dergelijke kwesties door middel van raadpleging moeten worden opgelost - met de Israëlische overvallen wel geschonden waren;

E.  overwegende dat de EU met beide stations, die al jarenlang uitzenden, heeft samengewerkt;

F.  overwegende dat bij de akkoorden van Oslo een gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse technische commissie is opgericht om eventuele op het gebied van de telecommunicatie ontstane vraagstukken op te lossen;

G. overwegende dat de Israëlische overvallen op de beide Palestijnse televisiestations plaatsvonden in gebied A, dat onder Palestijns burgerlijk en veiligheidsbestuur en toezicht staat;

1.  is uiterst verontrust over de overvallen die Israëlische veiligheidstroepen in Ramallah op de Palestijnse televisiestations Wattan TV en Al Quds educationele televisie hebben gepleegd;

2.  steunt de Palestijnse autoriteiten en de twee televisiestations in hun pogingen om de omroepapparatuur te herstellen en met ononderbroken uitzendingen door te gaan; dringt er bij de Israëlische autoriteiten op aan de geconfisqueerde apparatuur onmiddellijk terug te geven en de twee televisiestations toe te staan hun uitzendingen te hervatten;

3.  vraagt van de Israëlische autoriteiten de bepalingen van de bestaande overeenkomsten tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit bij haar behandeling van de Palestijnse media ten volle te eerbiedigen; dringt er bij het Palestijnse Ministerie van Communicatie op aan nauw met de Israëlische autoriteiten samen te werken om ervoor te zorgen dat alle omroepfaciliteiten veilig zijn en aan de wettelijke voorschriften voldoen;

4.  doet een beroep op Israël en de Palestijnse Autoriteit een zo goed mogelijk gebruik te maken van de bij de akkoorden van Oslo ingestelde gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse technische commissie om vraagstukken die zich eventueel op telecommunicatiegebied zouden voordoen aan te pakken, teneinde een snelle afdoening van eventuele kwesties in verband met de uitzendingen van deze twee televisiekanalen te bereiken;

5.  is verheugd over de Palestijnse inspanningen voor de opbouw van instellingen; constateert dat de overvallen door Israëlische strijdkrachten die Palestijnse steden raken waarin de Palestijnse Autoriteit krachtens de akkoorden van Oslo bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van de interne veiligheid en openbare orde toegewezen heeft gekregen, een schending van deze akkoorden betekenen;

6.  onderstreept eens te meer dat vreedzame en geweldloze middelen de enige manier zijn om tot een duurzame oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict te komen;

7.  verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie dit punt, dat te maken heeft met de fundamentele rechten van openbare toegang tot informatie, persvrijheid en vrijheid van meningsuiting, op de agenda van de Associatieraad EU-Israël te plaatsen en wijst er in dit verband opnieuw op dat de EU krachtens artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de plicht heeft ervoor te zorgen dat een consequente lijn wordt aangehouden op de verschillende gebieden van haar externe optreden en tussen deze en haar andere beleidsvormen;

8.  dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan in het kader van de inspanningen om tot een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israëli's en Palestijnen te komen een sterk en eensgezind standpunt in te nemen en een actievere rol te vervullen, onder meer in het Midden-Oosten Kwartet; benadrukt de centrale rol van het Kwartet en staat volledig achter de hoge vertegenwoordiger in haar streven om het Kwartet een geloofwaardig perspectief voor de hervatting van het vredesproces te laten scheppen;

9.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN, de regeringen en de parlementen van de leden van de VN-Veiligheidsraad, de afgezant van het Midden-Oostenkwartet, de Knesset en de regering van Israël, de president van de Palestijnse Autoriteit en de Palestijnse Wetgevende Raad.