TITEL V : BETREKKINGEN MET DE ANDERE INSTELLINGEN EN ORGANEN EN POLITIEKE VERANTWOORDING
HOOFDSTUK 3 : BIJZONDERE ONDERZOEKSHOORZITTINGEN EN PARLEMENTAIRE VRAGEN
Artikel 143 : Vragenuur
1. Tijdens elke vergaderperiode kan gedurende maximaal ongeveer 90 minuten een vragenuur met een of meer commissarissen worden gehouden over een of meer thema’s die, uiterlijk op de donderdag voorafgaand aan de betrokken vergaderperiode, door de Conferentie van voorzitters worden vastgesteld. De commissarissen die door de Conferentie van voorzitters worden uitgenodigd voor het vragenuur, beheren een portefeuille die verband houdt met het thema of de thema’s waarover hun vragen kunnen worden gesteld.
2. In de regel vindt eenmaal per vergaderperiode een specialecontrolesessie plaats met de voorzitter van de Commissie of geselecteerde commissarissen zonder vooraf vastgesteld thema.
3. Een vragenuur kan ook onder de in lid 1 vastgestelde voorwaarden worden gehouden met de voorzitter van de
Europese Raad, het voorzitterschap van de Raad, de voorzitter van de Commissie, het volledige college van commissarissen of specifieke categorieën commissarissen, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de voorzitter van de Eurogroep en andere relevante vertegenwoordigers van instellingen en organen van de Unie.
4. Het vragenuur wordt niet specifiek op voorhand ingedeeld. De Voorzitter zorgt er voor zover mogelijk voor dat leden met verschillende politieke opvattingen en uit verschillende lidstaten in de gelegenheid worden gesteld om beurtelings een vraag te stellen.
5. Het lid krijgt een minuut de tijd om de vraag te formuleren en de persoon aan wie de vraag is gericht, krijgt twee minuten om deze te beantwoorden. Het lid mag een aanvullende vraag van maximum 30 seconden stellen die rechtstreeks verband houdt met de hoofdvraag. De persoon aan wie de vraag is gericht, krijgt vervolgens twee minuten de tijd voor een aanvullend antwoord.
6. De vragen en aanvullende vragen dienen rechtstreeks verband te houden met het thema dat overeenkomstig lid 1 is vastgesteld. De Voorzitter kan uitspraak doen over de ontvankelijkheid ervan.
7. De leden hebben geen vaste plaatsen en worden aangemoedigd om vooraan in de vergaderzaal plaats te nemen.