Gedeeltelijke vervanging van de leden van de Rekenkamer – Iliana Ivanova
111k
43k
Besluit van het Europees Parlement van 26 november 2024 over de voordracht van Iliana Ivanova voor de benoeming tot lid van de Rekenkamer (C10-0123/2024 – 2024/0804(NLE))
– gezien artikel 286, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C10‑0123/2024),
– gezien artikel 133 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A10-0018/2024),
A. overwegende dat de Raad bij schrijven van 9 oktober 2024 het Europees Parlement heeft geraadpleegd over de benoeming van Iliana Ivanova tot lid van de Rekenkamer;
B. overwegende dat zijn Commissie begrotingscontrole de kwalificaties van de kandidate heeft onderzocht, met name gelet op de in artikel 286, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde voorwaarden; overwegende dat de commissie in het kader van dit onderzoek een curriculum vitae van de kandidate heeft ontvangen, alsmede de antwoorden op de haar toegezonden schriftelijke vragenlijst;
C. overwegende dat deze commissie de kandidate vervolgens op 21 november 2024 heeft gehoord, waarbij zij een inleidende verklaring heeft afgelegd en daarna de door de leden van de commissie gestelde vragen heeft beantwoord;
1. brengt positief advies uit over de voordracht van de Raad voor de benoeming van Iliana Ivanova tot lid van de Rekenkamer;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Rekenkamer, alsmede aan de overige instellingen van de Europese Unie en de controle‑instanties van de lidstaten.
Genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × NK603
172k
56k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2628 van de Commissie betreffende de verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × NK603 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2024/2836(RSP))
– gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2628 van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × NK603 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(2), en met name artikel 11, lid 3, en artikel 23, lid 3,
– gezien de stemming van 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 3 september 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3),
– gezien het advies dat op 13 maart 2024 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 29 april 2024 is gepubliceerd(4),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(5),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Corteva Agriscience Belgium BV, gevestigd in België, namens Corteva Agriscience LLC, gevestigd in de Verenigde Staten, en Bayer Agriculture BV, gevestigd in België, namens Bayer CropScience LP, gevestigd in de Verenigde Staten, op 21 oktober 2022 gezamenlijk een aanvraag bij de Commissie hebben ingediend tot verlenging van de vergunning voor genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × NK603 (de “genetisch gemodificeerde mais”);
B. overwegende dat de EFSA op 13 maart 2024 een gunstig advies heeft goedgekeurd, dat op 26 april 2024 is gepubliceerd;
C. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais genen bevat die resistent zijn tegen glyfosaat, en insectendodende eiwitten produceert (“Bt-toxinen”);
Gebrekkige beoordeling van het complementaire herbicide
D. overwegende dat krachtens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie(6) beoordeeld moet worden of de verwachte landbouwpraktijken van invloed zijn op de uitkomsten voor de onderzochte eindpunten; overwegende dat dit volgens de uitvoeringsverordening met name relevant is bij herbicidetolerante planten;
E. overwegende dat de overgrote meerderheid van genetisch gemodificeerde gewassen zodanig genetisch wordt gemodificeerd dat deze gewassen tolerant worden gemaakt voor een of meer “complementaire” herbiciden die gedurende de gehele teelt van het genetisch gemodificeerde gewas kunnen worden gebruikt zonder dat het gewas sterft, zoals het geval zou zijn bij een niet-herbicidetolerant gewas; overwegende dat in diverse studies is aangetoond dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen leidt tot een toename van het gebruik van complementaire herbiciden, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid(7);
F. overwegende dat herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een lock-in veroorzaken waarbij landbouwers afhankelijk worden van een onkruidbeheersysteem dat grotendeels of volledig berust op het gebruik van herbiciden, doordat er voor genetisch gemodificeerd zaad een premie wordt aangerekend die alleen kan worden gerechtvaardigd als landbouwers die dit zaad kopen ook sproeien met de complementaire herbiciden; overwegende dat een grotere afhankelijkheid van complementaire herbiciden op landbouwbedrijven die de genetisch gemodificeerde gewassen aanplanten het ontstaan en de verspreiding van onkruid zal versnellen die tolerant zijn voor deze herbiciden, waardoor nog meer herbiciden moeten worden gebruikt – een vicieuze cirkel die bekendstaat als de “pesticidentredmolen”;
G. overwegende dat de negatieve effecten van de buitensporige afhankelijkheid van herbiciden op de bodemgezondheid, de waterkwaliteit en de boven- en ondergrondse biodiversiteit nog zullen verslechteren en zullen leiden tot een grotere blootstelling van mens en dier, mogelijk ook door een toename van residuen van herbiciden op levensmiddelen en diervoeders;
H. overwegende dat de EFSA in november 2015 tot de conclusie is gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat glyfosaat kankerverwekkend is, en dat het Europees Agentschap voor chemische stoffen in maart 2017 heeft geconcludeerd dat het niet gerechtvaardigd is de stof als zodanig in te delen; overwegende dat het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek, het agentschap van de Wereldgezondheidsorganisatie dat gespecialiseerd is op het gebied van kankeronderzoek, glyfosaat in 2015 echter heeft ingedeeld als waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens; overwegende dat in een aantal recente, collegiaal getoetste wetenschappelijke studies wordt bevestigd dat glyfosaat mogelijk kankerverwekkend is(8);
I. overwegende dat de beoordeling van residuen van herbiciden en hun metabolieten in genetisch gemodificeerde gewassen wordt beschouwd als een kwestie die niet binnen de bevoegdheid van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen valt en daarom geen deel uitmaakt van de vergunningsprocedure voor ggo’s;
Openstaande vragen in verband met Bt-toxinen
J. overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat bijwerkingen zijn geconstateerd, namelijk dat blootstelling aan Bt-toxinen een effect kan hebben op het immuunsysteem en dat sommige Bt-toxinen wellicht adjuvans-eigenschappen hebben(9), hetgeen betekent dat zij de allergene eigenschappen van andere eiwitten waarmee ze in contact komen, kunnen verhogen;
K. overwegende dat uit een wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de toxiciteit van Bt-toxinen ook kan worden vergroot door interactie met residuen van besproeiing met herbiciden en dat er verder onderzoek nodig is naar de combinatorische effecten van meerdere transformatiestappen (genetisch gemodificeerde gewassen die zijn gemodificeerd om herbicidetolerant te zijn en insecticiden te produceren in de vorm van Bt-toxinen)(10); overwegende dat de beoordeling van de mogelijke interactie van residuen van herbiciden en de metabolieten ervan met Bt-toxinen wordt beschouwd als een kwestie die niet onder de bevoegdheid van het EFSA-panel voor ggo’s valt en daarom geen deel uitmaakt van de risicobeoordeling;
Bt-gewassen: effecten op niet-doelorganismen
L. overwegende dat, in tegenstelling tot insecticiden, waarbij de blootstelling plaatsvindt bij het sproeien en gedurende korte tijd daarna, het gebruik van genetisch gemodificeerde Bt-gewassen leidt tot de continue blootstelling van doelorganismen en niet-doelorganismen aan Bt-toxinen;
M. overwegende dat de aanname dat Bt-toxinen één enkele doelgerichte werking hebben, niet langer als juist kan worden beschouwd, en effecten op niet-doelorganismen dus niet kunnen worden uitgesloten; overwegende dat, zoals wordt gerapporteerd, een toenemend aantal niet-doelorganismen hiervan op diverse manieren de effecten ondervinden; overwegende dat in een recent overzicht 39 collegiaal getoetste publicaties wijzen op aanzienlijke schadelijke effecten van Bt-toxinen op een groot aantal buiten het “doelbereik” vallende soorten(11);
Opmerkingen van de lidstaten en belanghebbenden
N. overwegende dat de lidstaten gedurende de raadplegingsperiode van drie maanden veel kritische opmerkingen bij de EFSA hebben ingediend(12), waaronder het feit dat de lijst van relevante studies, die in het literatuuronderzoek van de aanvrager was opgenomen, geen studies bevatte naar de bestemming van Bt-eiwitten in het milieu of naar de mogelijke effecten van residuen van Bt-gewassen op niet-doelorganismen, hoewel dergelijke studies wel bestaan;
Het waarborgen van een wereldwijd gelijk speelveld en het nakomen van de internationale verplichtingen van de Unie
O. overwegende dat in de conclusies van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU(13) de Commissie wordt verzocht haar aanpak inzake markttoegang voor in- en uitvoer van agrovoedingsmiddelen te herzien, gezien de uitdaging van uiteenlopende normen van de Unie en haar handelspartners; overwegende dat eerlijkere handelsbetrekkingen op mondiaal niveau, in overeenstemming met de doelstellingen voor een gezond milieu, een van de belangrijkste eisen van landbouwers waren tijdens de demonstraties van 2023 en 2024;
P. overwegende dat in een verslag uit 2017 van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties (VN) voor het recht op voedsel is vastgesteld dat gevaarlijke bestrijdingsmiddelen catastrofale gevolgen hebben voor de volksgezondheid, met name in ontwikkelingslanden(14); overwegende dat duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 3.9 van de VN erin bestaat om tegen 2030 het aantal sterfgevallen en ziekten als gevolg van gevaarlijke chemische stoffen en de vervuiling en verontreiniging van lucht, water en bodem in aanzienlijke mate te verminderen;
Q. overwegende dat het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal (“kader van Kunming-Montreal”), dat in december 2022 tijdens de COP15 van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD van de VN) is overeengekomen, een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen(15);
R. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren; overwegende dat dergelijke ter zake dienende factoren de verplichtingen van de Unie in het kader van de SDG’s van de VN en het VBD van de VN moeten omvatten;
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
S. overwegende dat een van de lessen die moeten worden getrokken uit de COVID-19-crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne, is dat de Unie een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen kandidaat-commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(16);
Niet-democratische besluitvorming
T. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
U. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
V. overwegende dat de Commissie geen wetswijziging nodig heeft om af te zien van het verlenen van een vergunning voor ggo’s als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(17);
W. overwegende dat de stemming op 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming op 3 september 2024 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
1. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2628 de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;
2. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2628 niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(18) zijn vastgesteld de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie in het kader van onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden te zorgen voor convergentie van normen tussen de Unie en haar partners, teneinde te voldoen aan de veiligheidsnormen van de Unie;
4. verzoekt de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2628 in te trekken en een nieuw ontwerp aan het comité voor te leggen;
5. verzoekt de Commissie geen vergunning te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, vanwege het daarmee gepaard gaande toegenomen gebruik van complementaire herbiciden en bijgevolg de toegenomen risico’s voor de biodiversiteit, de voedselveiligheid en de gezondheid van werknemers, in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering;
6. benadrukt in dit verband dat het toestaan van de invoer voor gebruik in levensmiddelen of diervoeders van genetisch gemodificeerde planten die tolerant zijn gemaakt voor herbiciden, niet strookt met de internationale verbintenissen van de Unie uit hoofde van onder meer de SDG’s en het VBD van de VN, met inbegrip van het onlangs aangenomen mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal(19);
7. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat het noodzakelijk is dat bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s rekening wordt gehouden met duurzaamheid(20); is niettemin zeer teleurgesteld dat de Commissie sindsdien is doorgegaan met het verlenen van vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en het tegenstemmen van een meerderheid van lidstaten;
8. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Klimaatovereenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de SDG’s van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan(21);
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Panel van de EFSA voor genetisch gemodificeerde organismen, Scientific opinion on assessment of genetically modified maize MON 89034 × 1507 × NK603 for renewal authorisation under Regulation (EC) No 1829/2003 (dossier GMFF-2022-3670), EFSA Journal, 2024;22(4):8716, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8716.
Het Parlement heeft tijdens de achtste zittingsperiode 36 en in de negende zittingsperiode 38 resoluties aangenomen waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie van 3 april 2013 betreffende vergunningaanvragen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 641/2004 van de Commissie en (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 157 van 8.6.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/503/oj).
Zie bijvoorbeeld Schulz, R., Bub, S., Petschick, L. L., Stehle, S., Wolfram, J. (2021) “Applied pesticide toxicity shifts toward plants and invertebrates, even in GM crops”, Science 372(6537), blz. 81-84, https://doi.org/10.1126/science.abe1148; Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016;57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738, en Benbrook, C. M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. – the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe, 28 september 2012, vol. 24(1), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24.
Voor een overzicht, zie Rubio-Infante, N., Moreno-Fierros, L., “An overview of the safety and biological effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in mammals”, Journal of Applied Toxicology, mei 2016, 36,5, blz. 630-648, https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/jat.3252.
Zie bijvoorbeeld: Hilbeck, A., Otto, M., “Specificity and combinatorial effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in the context of GMO environmental risk assessment”, Frontiers in Environmental Science 2015, 3:71, https://doi.org/10.3389/fenvs.2015.00071.
Strategic Dialogue on the Future of EU Agriculture – A shared prospect for farming and food in Europe, september 2024, https://agriculture.ec.europa.eu/document/download/171329ff-0f50-4fa5-946f-aea11032172e_en?filename=strategic-dialogue-report-2024_en.pdf.
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).
In december 2022 is tijdens de COP15 van het VBD van de VN een mondiaal kader voor biodiversiteit overeengekomen dat een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen (zie: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_7834).
Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (PB C 270, van 7.7.2021, blz. 2), paragraaf 102.
Genetisch gemodificeerd katoen COT102
166k
55k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2627 van de Commissie betreffende de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerd katoen COT102 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2024/2835(RSP))
– gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2627 van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerd katoen COT102 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(2), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,
– gezien de stemming van 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 3 september 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3),
– gezien het advies dat op 10 mei 2023 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 26 juni 2023 is gepubliceerd(4),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(5),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Syngenta Crop Protection NV/SA, gevestigd in België, namens Syngenta Crop Protection AG, gevestigd in Zwitserland, op 31 maart 2017 bij de bevoegde nationale instantie van Duitsland en overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag heeft ingediend (“de aanvraag”) voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerd katoen COT102 (“het genetisch gemodificeerde katoen”); overwegende dat de aanvraag ook betrekking heeft op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit het genetisch gemodificeerde katoen voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt;
B. overwegende dat de EFSA op 10 mei 2023 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 26 juni 2023 is gepubliceerd, waarin zij concludeert dat het genetisch gemodificeerde katoen even veilig is als de niet-genetisch gemodificeerde comparator ervan en de geteste niet-genetisch gemodificeerde katoenrassen met betrekking tot de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu;
C. overwegende dat het genetisch gemodificeerde katoen genen bevat die insectendodende eiwitten (“Bt-toxinen”) en een markergen voor antibioticaresistentie (“ARMG”) produceren;
D. overwegende dat katoenzaadolie kan worden gebruikt voor de productie van een breed scala aan levensmiddelen, zoals dressings, mayonaise, banketbakkerswaren, chocoladesmeersels en chips; overwegende dat de consumptie van katoenzaadmeel de meest waarschijnlijke manier is waarop mensen kunnen worden blootgesteld aan de twee eiwitten die het gevolg zijn van de genetische modificatie; overwegende dat katoen op grote schaal wordt gebruikt in diervoeding in de vorm van ongewassen zaden en meel;
Openstaande vragen in verband met Bt-toxinen
E. overwegende dat de toxiciteit van de Bt-toxinen is beoordeeld op basis van voedingsstudies waarbij uitsluitend gebruik is gemaakt van geïsoleerde Bt-eiwitten die worden geproduceerd door bacteriën; overwegende dat weinig betekenis kan worden toegekend aan toxicologische tests die verricht zijn met eiwitten in isolatie, gezien het feit dat Bt-toxinen in genetisch gemodificeerde gewassen zoals mais, katoen en sojabonen inherent toxischer zijn dan geïsoleerde Bt-toxinen; overwegende dat dit komt doordat antiproteasen, die aanwezig zijn in het weefsel van de plant, de toxiciteit van Bt-toxinen kunnen vergroten door de afbraak ervan te vertragen; overwegende dat dit verschijnsel in meerdere wetenschappelijke studies is aangetoond, waaronder een studie voor Monsanto waaruit bleek dat zelfs de aanwezigheid van uiterst lage niveaus van antiproteasen de toxiciteit van Bt-toxinen tot wel 20 keer vergrootte(6);
F. overwegende dat bij de risicobeoordelingen van de EFSA met deze verhoogde toxiciteit geen rekening is gehouden, hoewel zij relevant is voor alle voor invoer of teelt in de Unie goedgekeurde Bt-planten; overwegende dat bijgevolg onmogelijk kan worden uitgesloten dat mensen en dieren die levensmiddelen en diervoeder consumeren die Bt-toxinen bevatten, risico’s lopen, vanwege de verhoogde toxiciteit die het gevolg is van de interactie tussen antiproteasen en Bt-toxinen;
G. overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat bijwerkingen zijn geconstateerd, namelijk dat blootstelling aan Bt-toxinen een effect kan hebben op het immuunsysteem en dat sommige Bt-toxinen wellicht adjuvans-eigenschappen hebben(7), hetgeen betekent dat zij de allergene eigenschappen van andere eiwitten waarmee ze in contact komen, kunnen verhogen;
Bt-gewassen: effecten op organismen van niet-doelsoorten
H. overwegende dat, in tegenstelling tot insecticiden, waarbij de blootstelling plaatsvindt bij het sproeien en gedurende korte tijd daarna, het gebruik van genetisch gemodificeerde Bt-gewassen leidt tot de continue blootstelling van doelorganismen en niet-doelorganismen aan Bt-toxinen;
I. overwegende dat de aanname dat Bt-toxinen één enkele doelgerichte werking hebben, niet langer als juist kan worden beschouwd, en effecten op niet-doelorganismen dus niet kunnen worden uitgesloten(8);
J. overwegende dat, zoals wordt gerapporteerd, een toenemend aantal niet-doelorganismen hiervan op diverse manieren de effecten ondervinden; overwegende dat in een recent overzicht 39 collegiaal getoetste publicaties wijzen op aanzienlijke schadelijke effecten van Bt-toxinen op een groot aantal buiten het “doelbereik” vallende soorten(9);
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
K. overwegende dat een van de lessen die moeten worden getrokken uit de COVID-19-crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne, is dat de Unie een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen kandidaat-commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(10);
Opname van een ARMG
L. overwegende dat het genetisch gemodificeerde katoen het APH4-eiwit produceert, dat wordt gebruikt als ARMG en dat de activiteit van het antibiotische hygromycine B deactiveert;
M. overwegende dat in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad(11) wordt vereist dat “bij het verrichten van een milieurisicobeoordeling in het bijzonder wordt gelet op ggo's die genen bevatten welke resistentie tegen bij medische of veterinaire behandelingen gebruikte antibiotica tot expressie brengen, met het oog op het identificeren en geleidelijk elimineren van antibiotica-resistentie-merkers in ggo's die mogelijk negatieve effecten op de volksgezondheid en het milieu hebben” en een uiterst tijdstip wordt bepaald, namelijk 2004, waarna zij in de Unie niet meer in de handel mogen worden gebracht;
N. overwegende dat in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie(12) is bepaald: “(...) Het [is] nu mogelijk ggo’s te ontwikkelen zonder gebruik te maken van markergenen van antibioticumresistentie. Daarom (...) moet de aanvrager ernaar streven ggo’s te ontwikkelen zonder gebruik te maken van markergenen van antibioticumresistentie”;
O. overwegende dat diverse lidstaten kritische opmerkingen hebben geformuleerd over het gebruik van ARMG’s, onder meer dat het in het licht van de huidige crisis met betrekking tot antibioticaresistentie verstandig zou zijn het voorzorgsbeginsel toe te passen, met name in het onderhavige geval, waar de toepassing van het ARMG volstrekt onnodig is en de verwijdering van het ARMG uit het plantengenoom mogelijk is; overwegende dat de bevoegde autoriteit van één lidstaat een negatief advies heeft uitgebracht wegens de aanwezigheid van het ARMG in het genoom van het genetisch gemodificeerde katoen;
P. overwegende dat het Europees Geneesmiddelenbureau heeft bevestigd dat er in de lidstaten geen geneesmiddelen met hygromycine B zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik, profylactisch gebruik of andere medische toepassingen bij mens of dier en dat er geen centrale vergunningen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik zijn voor geneesmiddelen die hygromycine B11 bevatten; overwegende dat in het advies van de EFSA wordt gesteld dat het ggo-panel van oordeel is dat de risicobeoordeling mogelijk moet worden bijgewerkt wanneer producten die hygromycine B of andere substraten van het APH4-enzym bevatten, in de toekomst in de EU worden goedgekeurd; overwegende dat hygromycine B echter wordt gebruikt in veterinaire producten die buiten de Unie worden verkocht;
Q. overwegende dat het Parlement ten minste één keer eerder bezwaar heeft gemaakt tegen de invoer van genetisch gemodificeerde gewassen die ARMG’s bevatten(13);
R. overwegende dat antibioticaresistentie een bedreiging vormt voor de mondiale gezondheid, de voedselzekerheid en de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen voor 2030, en dat geneesmiddelenresistente infecties geen grenzen kennen(14);
Opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van de belanghebbenden
S. overwegende dat de lidstaten tijdens de raadplegingsperiode van drie maanden veel kritische opmerkingen bij de EFSA hebben ingediend(15), onder meer dat de teelt van het genetisch gemodificeerde katoen op landbouwvelden moet worden beschouwd als opzettelijke verontreiniging van natuurlijke omgevingen met antibioticaresistentiegenen, en dat de informatie die is verstrekt over moleculaire karakterisering, samenstelling en toxicologie ontoereikend is, zodat de conclusie van de EFSA dat het genetisch gemodificeerde katoen op het gebied van voedsel- en voederveiligheid gelijkwaardig is met conventioneel katoen voorbarig is;
T. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren; overwegende dat dergelijke ter zake dienende factoren onder meer de toezeggingen van de Unie moeten omvatten om antibioticaresistentie aan te pakken;
Niet-democratische besluitvorming
U. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
V. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
W. overwegende dat de Commissie ook zonder wetswijziging een vergunning voor ggo’s kan weigeren als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(16);
X. overwegende dat de stemming op 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming op 3 september 2024 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
1. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2627 de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;
2. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2627 niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(17) zijn vastgesteld de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2627 in te trekken en een nieuw ontwerp aan het comité voor te leggen;
4. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om geen vergunning te verlenen voor het in de handel brengen van ggo-planten met genen die antibioticaresistentie veroorzaken; merkt op dat het verlenen van een dergelijke vergunning een schending zou vormen van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG, waarin wordt verzocht om het geleidelijk elimineren van ARMG’s die mogelijk negatieve effecten op de volksgezondheid en het milieu hebben;
5. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat er bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s rekening moet worden gehouden met duurzaamheid(18); is evenwel diep teleurgesteld dat de Commissie sindsdien vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie is blijven verlenen, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en het feit dat een meerderheid van de lidstaten tegen heeft gestemd;
6. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Overeenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan(19);
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen getiteld “Assessment of genetically modified cotton COT102 for food and feed uses under Regulation (EC) No 1829/2003 (application EFSA-GMO-DE-2017-141)”, EFSA Journal, 2023;21(6):8031, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2023.8031.
Het Parlement heeft in zijn achtste zittingsperiode 36 en in zijn negende zittingsperiode 38 resoluties goedgekeurd waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Rubio-Infante, N., Moreno-Fierros, L., “An overview of the safety and biological effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in mammals”, Journal of Applied Toxicology, mei 2016, 36(36,5), blz. 630-648, https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/jat.3252.
Zie bijvoorbeeld: Hilbeck, A., Otto, M., “Specificity and combinatorial effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in the context of GMO environmental risk assessment”, Frontiers in Environmental Science 2015, 3:71, https://doi.org/10.3389/fenvs.2015.00071.
Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2001/18/oj).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie van 3 april 2013 betreffende vergunningaanvragen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 641/2004 van de Commissie en (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 157 van 8.6.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/503/oj).
Resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2020 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 87460 × MON 89034 × MIR162× NK603, en genetisch gemodificeerde maissoorten die bestaan uit een combinatie van twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 87427, MON 87460, MON 89034, MIR162 en NK603, ingevolge Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB C 415 van 13.10.2021, blz. 15).
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).
Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (PB C 270 van 7.7.2021, blz. 2), paragraaf 102.
Genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 en acht subcombinaties daarvan
173k
56k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2629 van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 en acht subcombinaties daarvan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2024/2834(RSP))
– gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2629 van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 en acht subcombinaties daarvan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(2), en met name artikel 11, lid 3, en artikel 23, lid 3,
– gezien de stemming van 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 3 september 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3),
– gezien het advies dat op 13 maart 2024 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 29 april 2024 is gepubliceerd(4),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(5),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien zijn ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Corteva Agriscience Belgium BV, gevestigd in België, namens Corteva Agriscience LLC, gevestigd in de Verenigde Staten, en Bayer Agriculture BV, gevestigd in België, namens Bayer CropScience LP, gevestigd in de Verenigde Staten, op 7 oktober 2022 gezamenlijk een aanvraag bij de Commissie hebben ingediend tot verlenging van de vergunning voor genetisch gemodificeerde mais MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 en acht subcombinaties daarvan (de “genetisch gemodificeerde mais”);
B. overwegende dat de EFSA op 13 maart 2024 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 29 april 2024 is gepubliceerd;
C. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais is gemodificeerd om tolerant te zijn voor glufosinaat en glyfosaat en insecticiden te produceren (“Bt-toxinen”);
Gebrekkige beoordeling van de complementaire herbiciden
D. overwegende dat krachtens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013(6) van de Commissie moet worden beoordeeld of de verwachte landbouwpraktijken van invloed zijn op de uitkomsten voor de onderzochte eindpunten; overwegende dat dit volgens de uitvoeringsverordening met name relevant is bij herbicidetolerante planten;
E. overwegende dat de overgrote meerderheid van genetisch gemodificeerde gewassen zodanig genetisch wordt gemodificeerd dat deze gewassen tolerant worden gemaakt voor een of meer “complementaire” herbiciden die gedurende de gehele teelt van het genetisch gemodificeerde gewas kunnen worden gebruikt zonder dat het gewas sterft, zoals het geval zou zijn bij een niet-herbicidetolerant gewas; overwegende dat in diverse studies is aangetoond dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen leidt tot een toename van het gebruik van complementaire herbiciden, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid(7);
F. overwegende dat herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een lock-in veroorzaken waarbij landbouwers afhankelijk worden van een onkruidbeheersysteem dat grotendeels of volledig berust op het gebruik van herbiciden, doordat er voor genetisch gemodificeerd zaad een premie wordt aangerekend die alleen kan worden gerechtvaardigd als landbouwers die dit zaad kopen ook sproeien met de complementaire herbiciden; overwegende dat een grotere afhankelijkheid van complementaire herbiciden op landbouwbedrijven die de genetisch gemodificeerde gewassen aanplanten het ontstaan en de verspreiding zal versnellen van onkruid dat tolerant is voor deze herbiciden, waardoor nog meer herbiciden moeten worden gebruikt – een vicieuze cirkel die bekendstaat als de “pesticidentredmolen”;
G. overwegende dat de negatieve effecten van de buitensporige afhankelijkheid van herbiciden op de bodemgezondheid, de waterkwaliteit en de boven- en ondergrondse biodiversiteit nog zullen verslechteren en zullen leiden tot een grotere blootstelling van mens en dier, mogelijk ook door een toename van residuen van herbiciden op levensmiddelen en diervoeders;
H. overwegende dat glufosinaat is ingedeeld als vergiftig voor de voortplanting, categorie 1B, en dus onder de uitsluitingscriteria valt van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(8); overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat voor gebruik in de Unie op 31 juli 2018 is verstreken;
I. overwegende dat de EFSA in november 2015 tot de conclusie is gekomen dat het onwaarschijnlijk is dat glyfosaat kankerverwekkend is, en dat het Europees Agentschap voor chemische stoffen in maart 2017 heeft geconcludeerd dat het niet gerechtvaardigd is de stof als zodanig in te delen; overwegende dat het Internationaal Agentschap voor kankeronderzoek, het agentschap van de Wereldgezondheidsorganisatie dat gespecialiseerd is op het gebied van kankeronderzoek, glyfosaat in 2015 echter heeft ingedeeld als waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens; overwegende dat in een aantal recente, collegiaal getoetste wetenschappelijke studies wordt bevestigd dat glyfosaat mogelijk kankerverwekkend is(9);
J. overwegende dat de beoordeling van residuen van herbiciden en hun metabolieten in genetisch gemodificeerde gewassen wordt beschouwd als een kwestie die niet binnen de bevoegdheid van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen valt en daarom geen deel uitmaakt van de vergunningsprocedure voor ggo’s;
Openstaande vragen in verband met Bt-toxinen
K. overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat bijwerkingen zijn geconstateerd, namelijk dat blootstelling aan Bt-toxinen een effect kan hebben op het immuunsysteem en dat sommige Bt-toxinen wellicht adjuvans-eigenschappen hebben(10), hetgeen betekent dat zij de allergene eigenschappen van andere eiwitten waarmee ze in contact komen, kunnen verhogen;
L. overwegende dat uit een wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de toxiciteit van Bt-toxinen ook kan worden vergroot door interactie met residuen van besproeiing met herbiciden en dat er verder onderzoek nodig is naar de combinatorische effecten van meerdere transformatiestappen (genetisch gemodificeerde gewassen die zijn gemodificeerd om herbicidetolerant te zijn en insecticiden te produceren in de vorm van Bt-toxinen)(11); overwegende dat de beoordeling van de mogelijke interactie van residuen van herbiciden en de metabolieten ervan met Bt-toxinen wordt beschouwd als een kwestie die niet onder de bevoegdheid van het EFSA-panel voor ggo’s valt en daarom geen deel uitmaakt van de risicobeoordeling;
Bt-gewassen: effecten op organismen van niet-doelsoorten
M. overwegende dat, in tegenstelling tot insecticiden, waarbij de blootstelling plaatsvindt bij het sproeien en gedurende korte tijd daarna, het gebruik van genetisch gemodificeerde Bt-gewassen leidt tot de continue blootstelling van doelorganismen en niet-doelorganismen aan Bt-toxinen;
N. overwegende dat de aanname dat Bt-toxinen één enkele doelgerichte werking hebben, niet langer als juist kan worden beschouwd, en effecten op niet-doelorganismen dus niet kunnen worden uitgesloten; overwegende dat, zoals wordt gerapporteerd, een toenemend aantal niet-doelorganismen hiervan op diverse manieren de effecten ondervinden; overwegende dat in een recent overzicht 39 collegiaal getoetste publicaties wijzen op aanzienlijke schadelijke effecten van Bt-toxinen op een groot aantal buiten het “doelbereik” vallende soorten(12);
Het waarborgen van een wereldwijd gelijk speelveld en het nakomen van de internationale verplichtingen van de Unie
O. overwegende dat de Commissie in de conclusies van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU(13) wordt verzocht haar aanpak inzake markttoegang voor in- en uitvoer van agrovoedingsmiddelen te herzien, gezien de uitdaging die uiteenlopende normen van de Unie en haar handelspartners met zich meebrengen; overwegende dat eerlijkere handelsbetrekkingen op mondiaal niveau, in overeenstemming met de doelstellingen voor een gezond milieu, een van de belangrijkste eisen van landbouwers waren tijdens de demonstraties van 2023 en 2024;
P. overwegende dat in een verslag uit 2017 van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties (VN) voor het recht op voedsel is vastgesteld dat gevaarlijke bestrijdingsmiddelen catastrofale gevolgen hebben voor de volksgezondheid, met name in ontwikkelingslanden(14); overwegende dat duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 3.9 van de VN erin bestaat om tegen 2030 het aantal sterfgevallen en ziekten als gevolg van gevaarlijke chemische stoffen en de vervuiling en verontreiniging van lucht, water en bodem in aanzienlijke mate te verminderen(15);
Q. overwegende dat het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal (“kader van Kunming-Montreal”), dat in december 2022 tijdens de COP15 van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD van de VN) is overeengekomen, een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen(16);
R. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren; overwegende dat dergelijke ter zake dienende factoren de verplichtingen van de Unie in het kader van de SDG’s van de VN en het VBD van de VN moeten omvatten;
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
S. overwegende dat een van de lessen die moeten worden getrokken uit de COVID-19-crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne, is dat de Unie een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen kandidaat-commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(17);
Niet-democratische besluitvorming
T. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
U. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
V. overwegende dat de Commissie geen wetswijziging nodig heeft om af te zien van het verlenen van een vergunning voor ggo’s als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(18);
W. overwegende dat de stemming op 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming op 3 september 2024 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
1. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2629 de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;
2. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2629 niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(19) zijn vastgesteld de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie in het kader van onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden te zorgen voor convergentie van normen tussen de Unie en haar partners, teneinde te voldoen aan de veiligheidsnormen van de Unie;
4. verzoekt de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2629 in te trekken en een nieuw ontwerp aan het comité voor te leggen;
5. verzoekt de Commissie geen vergunning te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, vanwege het daarmee gepaard gaande toegenomen gebruik van complementaire herbiciden en bijgevolg de toegenomen risico’s voor de biodiversiteit, de voedselveiligheid en de gezondheid van werknemers;
6. benadrukt in dit verband dat het toestaan van de invoer voor gebruik in levensmiddelen of diervoeders van genetisch gemodificeerde planten die tolerant zijn gemaakt voor in de Unie verboden herbiciden, zoals glufosinaat, niet strookt met de internationale verbintenissen van de Unie uit hoofde van onder meer de SDG’s en het VBD van de VN, met inbegrip van het onlangs aangenomen kader van Kunming-Montreal(20);
7. verwacht van de Commissie dat zij onverwijld haar toezegging nakomt om met een voorstel te komen met als doel ervoor te zorgen dat gevaarlijke chemische stoffen die in de Unie verboden zijn, niet voor uitvoer worden geproduceerd;
8. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat het noodzakelijk is dat bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s rekening wordt gehouden met duurzaamheid(21); is niettemin zeer teleurgesteld dat de Commissie sindsdien is doorgegaan met het verlenen van vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en ondanks het feit dat er geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is;
9. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Klimaatovereenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de SDG’s van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan(22);
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Panel van de EFSA voor genetisch gemodificeerde organismen, “Scientific opinion on assessment of genetically modified maize MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 and 8 out of 10 of its subcombinations for renewal authorisation under Regulation (EC) No 1829/2003 (dossier GMFF-2022-9170)”, EFSA Journal, 2024;22(4):8715, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8715.
Het Parlement heeft tijdens de achtste zittingsperiode 36 en in de negende zittingsperiode 38 resoluties goedgekeurd waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie van 3 april 2013 betreffende vergunningaanvragen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 641/2004 van de Commissie en (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 157 van 8.6.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/503/oj).
Zie bijvoorbeeld Schulz, R., Bub, S., Petschick, L. L., Stehle, S., Wolfram, J. (2021) “Applied pesticide toxicity shifts toward plants and invertebrates, even in GM crops”, Science 372(6537), blz. 81-84, https://doi.org/10.1126/science.abe1148; Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016;57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738; en Benbrook, C. M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. – the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe, 28 september 2012, vol. 24(1), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24.
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1107/oj).
Voor een overzicht, zie Rubio-Infante, N., Moreno-Fierros, L., “An overview of the safety and biological effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in mammals”, Journal of Applied Toxicology, mei 2016, 36(36,5), blz. 630-648, https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/jat.3252.
Strategic Dialogue on the Future of EU Agriculture – A shared prospect for farming and food in Europe, September 2024, https://agriculture.ec.europa.eu/document/download/171329ff-0f50-4fa5-946f-aea11032172e_en?filename=strategic-dialogue-report-2024_en.pdf.
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).
In december 2022 is tijdens de COP15 van het VBD van de VN een mondiaal kader voor biodiversiteit overeengekomen dat een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen (zie: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_7834).
Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (PB C 270, van 7.7.2021, blz. 2), paragraaf 102.
Genetisch gemodificeerde mais MON 810
160k
51k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1828 van de Commissie betreffende de verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 810 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1207 van de Commissie (2024/2840(RSP))
– gezien het Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1828 van de Commissie betreffende de verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 810 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1207 van de Commissie(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(2), en met name artikel 11, lid 3, en artikel 23, lid 3,
– gezien de stemming van 26 april 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 29 mei 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3),
– gezien het advies dat op 30 november 2023 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 19 januari 2024 is gepubliceerd(4),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)(5),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat op 6 oktober 2022 Bayer Agriculture BV, gevestigd in België, namens Bayer CropScience LP, gevestigd in de Verenigde Staten, een aanvraag bij de Commissie heeft ingediend voor de verlenging van Uitvoeringsbesluit 2013/649/EU(6) en van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1207(7); overwegende dat overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 de geldigheidsduur van de vergunning voor genetisch gemodificeerd stuifmeel dat met genetisch gemodificeerde mais MON 810 is geproduceerd voor toepassingen in levensmiddelen die onder Uitvoeringsbesluit 2013/649/EU vallen, automatisch verlengd is totdat een besluit over de aanvraag tot verlenging is genomen;
B. overwegende dat de EFSA op 30 november 2023 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 19 januari 2024 is gepubliceerd;
C. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais is gemodificeerd om insecticiden te produceren (“Bt-toxinen”);
Openstaande vragen in verband met Bt-toxinen
D. overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat bijwerkingen zijn geconstateerd, namelijk dat blootstelling aan Bt-toxinen een effect kan hebben op het menselijke immuunsysteem en dat sommige Bt-toxinen wellicht adjuvans-eigenschappen(8) hebben, hetgeen betekent dat zij de allergene eigenschappen van andere eiwitten waarmee ze in contact komen, kunnen verhogen;
Bt-gewassen: effecten op niet-doelorganismen
E. overwegende dat, in tegenstelling tot insecticiden, waarbij de blootstelling plaatsvindt bij het sproeien en gedurende korte tijd daarna, het gebruik van genetisch gemodificeerde Bt-gewassen leidt tot de continue blootstelling van doelorganismen en niet-doelorganismen aan Bt-toxinen;
F. overwegende dat de aanname dat Bt-toxinen één enkele doelgerichte werking hebben, niet langer als juist kan worden beschouwd, en effecten op niet-doelorganismen dus niet kunnen worden uitgesloten; overwegende dat, zoals wordt gerapporteerd, een toenemend aantal niet-doelorganismen hiervan op diverse manieren de effecten ondervinden; overwegende dat in een recent overzicht(9) 39 collegiaal getoetste publicaties wijzen op aanzienlijke schadelijke effecten van Bt-toxinen op een groot aantal buiten het “doelbereik” vallende soorten;
Opmerkingen van de lidstaten
G. overwegende dat de lidstaten tijdens de drie maanden durende raadplegingsperiode(10) verschillende kritische opmerkingen hebben ingediend bij de EFSA, waaronder dat de gegevens over de samenstelling van de genetisch gemodificeerde mais moeten worden gecontroleerd en opnieuw moeten worden geanalyseerd en dat de analyse moet voldoen aan de huidige eisen van de EFSA, onder andere gelijkwaardigheidstoetsing, en dat het literatuuronderzoek geen onderzoek omvatte naar het lot van Cry1Ab in het milieu of naar de mogelijke effecten van residuen van Bt-gewassen op niet-doelorganismen. Dit is problematisch omdat uit publicaties blijkt dat een overdracht van genetisch gemodificeerde voedermais naar mest kan leiden tot blootstelling van bodemorganismen aan Cry1Ab en dat dit negatieve effecten kan hebben op bodemorganismen met gevolgen voor de biodiversiteit en ecosysteemdiensten;
H. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren; overwegende dat het bij deze ter zake dienende factoren onder meer gaat om de verplichtingen van de Unie in het kader van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN en het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD);
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
I. overwegende dat een van de lessen die moeten worden getrokken uit de COVID-19-crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne, is dat de Unie een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen kandidaat-commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(11);
Niet-democratische besluitvorming
J. overwegende dat de stemming op 26 april 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming op 29 mei 2024 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
K. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
L. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
M. overwegende dat de Commissie geen wetswijziging nodig heeft om af te zien van het verlenen van een vergunning voor ggo’s als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(12);
N. overwegende dat de Commissie op 2 juli 2024 de vergunning heeft verlengd voor het in de handel brengen van de genetisch gemodificeerde mais;
1. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1828 de uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt waarin Verordening (EG) nr. 1829/2003 voorziet;
2. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1828 niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, omdat het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(13) zijn vastgesteld, de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1828 in te trekken;
4. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat er bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s rekening moet worden gehouden met duurzaamheid(14); is niettemin zeer teleurgesteld dat de Commissie sindsdien is doorgegaan met het verlenen van vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en dat een meerderheid van de lidstaten ertegen heeft gestemd;
5. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Klimaatovereenkomst van Parijs, het VBD van de VN en de SDG’s van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel(15) is voldaan;
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Panel van de EFSA voor genetisch gemodificeerde organismen, “Scientific opinion on assessment of genetically modified maize MON 810 renewal authorisation under Regulation (EC) No 1829/2003 (dossier GMFF-2022-9450)”, EFSA Journal, 2024; 22(1):8489, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8716.
Het Parlement heeft tijdens de achtste zittingsperiode 36 en in de negende zittingsperiode 38 resoluties aangenomen waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Uitvoeringsbesluit 2013/649/EU van de Commissie van 6 november 2013 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van stuifmeel geproduceerd met genetisch gemodificeerde mais MON 810 (MON-ØØ81Ø-6) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 302 van 13.11.2013, blz. 44, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2013/649/oj).
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1207 van de Commissie van 4 juli 2017 tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten van genetisch gemodificeerde mais MON 810 (MON-ØØ81Ø-6) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 6.7.2017, blz. 18, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2017/1207/oj).
Voor een overzicht, zie Rubio-Infante, N., Moreno-Fierros, L., “An overview of the safety and biological effects of Bacillus thuringiensis Cry toxins in mammals”, Journal of Applied Toxicology, mei 2016, 36,5, blz. 630-648, https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/jat.3252.
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).
Resolutie van het Europees Parlement 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (PB C 270 van 7.7.2021, blz. 2), paragraaf 102.
Genetisch gemodificeerde mais DP915635
174k
50k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1822 van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP915635 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2024/2839(RSP))
– gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1822 van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP915635 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(2), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,
– gezien de stemming van 26 april 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 29 mei 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3),
– gezien het advies dat op 30 november 2023 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 17 januari 2024 is gepubliceerd(4),
— gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(5),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Pioneer Overseas Corporation, Inc., gevestigd in België, op 20 december 2020 namens Pioneer Hi-Bred International, gevestigd in de Verenigde Staten, bij de bevoegde nationale instantie van Nederland en overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag heeft ingediend (“de aanvraag”) voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP915635 (“de genetisch gemodificeerde mais”); overwegende dat de aanvraag ook betrekking heeft op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de genetisch gemodificeerde mais DP915635 voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt;
B. overwegende dat de EFSA op 30 november 2023 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 17 januari 2024 is gepubliceerd;
C. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais genen bevat die resistentie bieden tegen glufosinaat en het insectendodende IPD079Ea-toxine produceert dat afkomstig is van de Ophioglossum pendulum-varen; overwegende dat de genetische modificatie gepaard ging met een proces dat uit verschillende stappen bestaat, waarbij gebruik werd gemaakt van CRISPR/Cas om een “hechtplaats” op de doellocus aan te brengen, waar de genconstructen ter ontwikkeling van de nieuwe eigenschappen vervolgens worden geplaatst;
Gebrekkige beoordeling van het complementaire herbicide
D. overwegende dat krachtens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie(6) moet worden beoordeeld of de verwachte landbouwpraktijken van invloed zijn op de uitkomsten voor de onderzochte eindpunten; overwegende dat dit op grond van de uitvoeringsverordening met name relevant is bij herbicidetolerante planten;
E. overwegende dat de overgrote meerderheid van genetisch gemodificeerde gewassen zodanig genetisch wordt gemodificeerd dat ze vervolgens tolerant zijn voor een of meer “complementaire” herbiciden die gedurende de gehele teelt van het genetisch gemodificeerde gewas kunnen worden gebruikt zonder dat het gewas sterft, zoals het geval zou zijn bij een niet-herbicidetolerant gewas; overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen leidt tot een toename van het gebruik van complementaire herbiciden, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid(7);
F. overwegende dat herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een lock-in veroorzaken waarbij landbouwers afhankelijk worden van een onkruidbeheersysteem dat grotendeels of volledig berust op het gebruik van herbiciden, doordat er voor genetisch gemodificeerd zaad een premie wordt aangerekend die alleen kan worden gerechtvaardigd als landbouwers die dit zaad kopen ook sproeien met de complementaire herbiciden; overwegende dat een grotere afhankelijkheid van complementaire herbiciden op landbouwbedrijven die de genetisch gemodificeerde gewassen aanplanten het ontstaan en de verspreiding van onkruid zal versnellen die tolerant zijn voor deze herbiciden, waardoor nog meer herbiciden moeten worden gebruikt – een vicieuze cirkel die bekendstaat als de “pesticidentredmolen”;
G. overwegende dat de negatieve effecten van de buitensporige afhankelijkheid van herbiciden op de bodemgezondheid, de waterkwaliteit en de boven- en ondergrondse biodiversiteit nog zullen verslechteren en zullen leiden tot een grotere blootstelling van mens en dier, mogelijk ook door een toename van residuen van herbiciden op levensmiddelen en diervoeders;
H. overwegende dat glufosinaat is ingedeeld als toxisch voor de voortplanting, categorie 1B, en dus onder de uitsluitingscriteria valt van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(8); overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat voor gebruik in de Unie op 31 juli 2018 is verstreken;
I. overwegende dat de beoordeling van residuen van herbiciden en metabolieten die in genetisch gemodificeerde gewassen worden aangetroffen, wordt beschouwd als een kwestie die niet binnen de bevoegdheid van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen valt en daarom geen deel uitmaakt van de vergunningsprocedure voor ggo’s;
Openstaande vragen in verband met de beoordeling van het toxine IPD079Ea
J. overwegende dat het Ophioglossum pendulum-toxine (IPD079Ea) geen deel uitmaakt van de Europese flora en nog nooit eerder in de voedsel- of voederketen is geïntroduceerd; overwegende dat de werking van IPD079Ea nog niet op toereikende wijze is beschreven; overwegende dat de lidstaten benadrukken dat er voordat dit eiwit in de landbouw en de voedselketen kan worden geïntroduceerd veel meer gegevens nodig zijn over de werking en de specifieke kenmerken van het toxine;
Opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van de belanghebbenden
K. overwegende dat de lidstaten tijdens de raadplegingsperiode van drie maanden veel kritische opmerkingen bij de EFSA hebben ingediend, zoals dat er geen advies over de veiligheid van de genetisch gemodificeerde mais kan worden uitgebracht gezien de ontbrekende gegevens in het dossier met betrekking tot de voorschriften uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013, dat het monitoringplan verder moet worden uitgewerkt, en dat de EFSA geen rekening heeft gehouden met de effecten van glufosinaat op de darmflora van consumenten en op micro-organismen in de bodem, hoewel het daar duidelijk gevolgen voor heeft;
Het waarborgen van een wereldwijd gelijk speelveld en het nakomen van de internationale verplichtingen van de Unie
L. overwegende dat de Commissie in de conclusies van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU(9) wordt verzocht haar aanpak inzake markttoegang voor in- en uitvoer van agrovoedingsmiddelen te herzien, gezien de uitdagingen die het gevolg zijn van de uiteenlopende normen van de Unie en haar handelspartners; overwegende dat eerlijkere handelsbetrekkingen op mondiaal niveau, in overeenstemming met de doelstellingen voor een gezond milieu, een van de belangrijkste eisen van landbouwers waren tijdens de demonstraties van 2023 en 2024;
M. overwegende dat in een verslag uit 2017 van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties (VN) voor het recht op voedsel is vastgesteld dat gevaarlijke bestrijdingsmiddelen catastrofale gevolgen hebben voor de volksgezondheid, met name in ontwikkelingslanden(10); overwegende dat duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 3.9 van de VN tot doel heeft om tegen 2030 het aantal sterfgevallen en ziekten als gevolg van gevaarlijke chemische stoffen en de vervuiling en verontreiniging van lucht, water en bodem in aanzienlijke mate te verminderen(11);
N. overwegende dat het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal (“kader van Kunming-Montreal”), dat in december 2022 tijdens de COP15 van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD van de VN) is overeengekomen, een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen(12);
O. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren; overwegende dat het bij dergelijke ter zake dienende factoren onder meer gaat om de verplichtingen van de Unie in het kader van de SDG’s van de VN en het VBD van de VN;
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
P. overwegende dat een van de lessen die moeten worden getrokken uit de COVID-19-crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne, is dat de Unie een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen voorgedragen commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(13);
Niet-democratische besluitvorming
Q. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
R. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan draagvlak onder de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
S. overwegende dat de Commissie geen wetswijziging nodig heeft om af te zien van het verlenen van een vergunning voor ggo’s als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(14);
T. overwegende dat de stemming op 26 april 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming op 29 mei 2024 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
U. overwegende dat de Commissie op 2 juli 2024 een vergunning heeft verleend voor het in de handel brengen van de genetisch gemodificeerde mais;
1. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1822 de uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt waarin Verordening (EG) nr. 1829/2003 voorziet;
2. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1822 niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, omdat het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(15) zijn vastgesteld, de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie in het kader van onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden te zorgen voor convergentie van normen tussen de Unie en haar partners, teneinde te voldoen aan de veiligheidsnormen van de Unie;
4. verzoekt de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1822 in te trekken;
5. verzoekt de Commissie geen vergunning te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, vanwege het daarmee gepaard gaande toegenomen gebruik van complementaire herbiciden en bijgevolg de toegenomen risico’s voor de biodiversiteit, de voedselveiligheid en de gezondheid van werknemers, in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering;
6. benadrukt in dit verband dat het toestaan van de invoer voor gebruik in levensmiddelen of diervoeders van genetisch gemodificeerde planten die tolerant zijn gemaakt voor in de Unie verboden herbiciden, zoals glufosinaat, niet strookt met de internationale verbintenissen van de Unie uit hoofde van onder meer de SDG’s en het VBD van de VN, met inbegrip van het onlangs aangenomen mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal(16);
7. verwacht van de Commissie dat zij onverwijld haar toezegging nakomt(17) om met een voorstel te komen met als doel ervoor te zorgen dat gevaarlijke chemische stoffen die in de Unie verboden zijn, niet voor uitvoer worden geproduceerd;
8. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat er bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s rekening moet worden gehouden met duurzaamheid(18); is niettemin zeer teleurgesteld dat de Commissie sindsdien is doorgegaan met het verlenen van vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en dat een meerderheid van de lidstaten ertegen heeft gestemd;
9. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten na te komen, zoals de Klimaatovereenkomst van Parijs, het VBD van de VN en de SDG’s van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan(19);
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen getiteld “Assessment of genetically modified maize DP915635 for food and feed uses under Regulation (EC) No 1829/2003 (application EFSA-GMO-NL-2020-172)”, EFSA Journal, 2024;22(1):8490, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8490.
Het Parlement heeft tijdens de achtste zittingsperiode 36 en in de negende zittingsperiode 38 resoluties aangenomen waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie van 3 april 2013 betreffende vergunningaanvragen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 641/2004 van de Commissie en (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 157 van 8.6.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/503/oj).
Zie bijvoorbeeld Schulz, R., Bub, S., Petschick, L. L., Stehle, S., Wolfram, J. (2021) “Applied pesticide toxicity shifts toward plants and invertebrates, even in GM crops”, Science 372(6537), blz. 81-84, https://doi.org/10.1126/science.abe1148; Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016;57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738; en Benbrook, C. M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. – the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe, 28 september 2012, vol. 24(1), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24.
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1107/oj).
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).
In december 2022 is tijdens de COP15 van het VBD van de VN een mondiaal kader voor biodiversiteit overeengekomen dat een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden uiterlijk in 2030 met ten minste 50 % te verminderen (zie: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_7834).
Zoals uiteengezet in de bijlage bij de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 getiteld “Strategie voor duurzame chemische stoffen – Op weg naar een gifvrij milieu”, (COM(2020)0667), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52020DC0667.
Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (PB C 270, van 7.7.2021, blz. 2), paragraaf 102.
Genetisch gemodificeerde mais DP23211
163k
47k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1826 van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP23211 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2024/2838(RSP))
– gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1826 van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP23211 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(2), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,
– gezien de stemming van 26 april 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 29 mei 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3),
– gezien het advies dat op 29 november 2023 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 18 januari 2024 is gepubliceerd(4),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(5),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Pioneer Overseas Corporation, gevestigd in België, op 11 december 2019 namens Pioneer Hi-Bred International Inc., gevestigd in de Verenigde Staten, bij de bevoegde nationale instantie van Nederland en overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag heeft ingediend (“de aanvraag”) voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP23211 (“de genetisch gemodificeerde mais”); overwegende dat de aanvraag tevens betrekking heeft op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de genetisch gemodificeerde mais voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt;
B. overwegende dat de EFSA op 29 november 2023 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 18 januari 2024 is gepubliceerd;
C. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais genen bevat die resistent zijn tegen glufosinaat, en insectendodende eiwitten produceert;
Gebrekkige beoordeling van het complementaire herbicide
D. overwegende dat krachtens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie(6) moet worden beoordeeld of de verwachte landbouwpraktijken van invloed zijn op de uitkomsten voor de onderzochte eindpunten; overwegende dat dit op grond van de uitvoeringsverordening met name relevant is bij herbicidetolerante planten;
E. overwegende dat de overgrote meerderheid van genetisch gemodificeerde gewassen zodanig genetisch wordt gemodificeerd dat deze gewassen tolerant worden gemaakt voor een of meer “complementaire” herbiciden die gedurende de gehele teelt van het genetisch gemodificeerde gewas kunnen worden gebruikt zonder dat het gewas sterft, zoals het geval zou zijn bij een niet-herbicidetolerant gewas; overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen leidt tot een toename van het gebruik van complementaire herbiciden, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid(7);
F. overwegende dat herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een lock-in veroorzaken waarbij landbouwers afhankelijk worden van een onkruidbeheersysteem dat grotendeels of volledig berust op het gebruik van herbiciden, doordat er voor genetisch gemodificeerd zaad een premie wordt aangerekend die alleen kan worden gerechtvaardigd als landbouwers die dit zaad kopen ook sproeien met de complementaire herbiciden; overwegende dat een grotere afhankelijkheid van complementaire herbiciden op landbouwbedrijven die de genetisch gemodificeerde gewassen aanplanten het ontstaan en de verspreiding zal versnellen van onkruid dat tolerant is voor deze herbiciden, waardoor nog meer herbiciden moeten worden gebruikt – een vicieuze cirkel die bekendstaat als de “pesticidentredmolen”;
G. overwegende dat de negatieve effecten van de buitensporige afhankelijkheid van herbiciden op de bodemgezondheid, de waterkwaliteit en de boven- en ondergrondse biodiversiteit nog zullen verslechteren en zullen leiden tot een grotere blootstelling van mens en dier, mogelijk ook door een toename van residuen van herbiciden op levensmiddelen en diervoeders;
H. overwegende dat glufosinaat is ingedeeld als toxisch voor de voortplanting, categorie 1B, en dus onder de uitsluitingscriteria valt van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(8); overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat voor gebruik in de Unie op 31 juli 2018 is verstreken;
I. overwegende dat de beoordeling van residuen van herbiciden en metabolieten die in genetisch gemodificeerde gewassen worden aangetroffen, wordt beschouwd als een kwestie die niet binnen de bevoegdheid van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen valt en daarom geen deel uitmaakt van de vergunningsprocedure voor ggo’s;
Opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van de belanghebbenden
J. overwegende dat de lidstaten tijdens de raadplegingsperiode van drie maanden veel kritische opmerkingen bij de EFSA hebben ingediend, onder meer dat er met het monitoringplan in kwestie niet wordt gegarandeerd dat er relevante informatie voor de monitoring van het product wordt verzameld en het derhalve niet als toereikend kan worden beschouwd, en dat het door de plant geproduceerde insectendodende eiwit niet naar behoren is beoordeeld;
Het waarborgen van een wereldwijd gelijk speelveld en het nakomen van de internationale verplichtingen van de Unie
K. overwegende dat de Commissie in de conclusies van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU(9) wordt verzocht haar aanpak inzake markttoegang voor in- en uitvoer van agrovoedingsmiddelen te herzien, gezien de uitdagingen die het gevolg zijn van uiteenlopende normen van de Unie en haar handelspartners; overwegende dat eerlijkere handelsbetrekkingen op mondiaal niveau, in overeenstemming met de doelstellingen voor een gezond milieu, een van de belangrijkste eisen van landbouwers waren tijdens de demonstraties van 2023 en 2024;
L. overwegende dat in een verslag uit 2017 van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties (VN) voor het recht op voedsel is vastgesteld dat gevaarlijke bestrijdingsmiddelen catastrofale gevolgen hebben voor de volksgezondheid, met name in ontwikkelingslanden(10); overwegende dat duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 3.9 van de VN tot doel heeft om tegen 2030 het aantal sterfgevallen en ziekten als gevolg van gevaarlijke chemische stoffen en de vervuiling en verontreiniging van lucht, water en bodem in aanzienlijke mate te verminderen(11);
M. overwegende dat het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal (“kader van Kunming-Montreal”), dat in december 2022 tijdens de COP15 van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD van de VN) is overeengekomen, een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen(12);
N. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren; overwegende dat het bij dergelijke ter zake dienende factoren onder meer gaat om de verplichtingen van de Unie in het kader van de SDG’s van de VN en het VBD van de VN;
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
O. overwegende dat een van de lessen die moeten worden getrokken uit de COVID-19-crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne, is dat de Unie een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen voorgedragen commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(13);
Niet-democratische besluitvorming
P. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
Q. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan draagvlak onder de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
R. overwegende dat de Commissie geen wetswijziging nodig heeft om af te zien van het verlenen van een vergunning voor ggo’s als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(14);
S. overwegende dat de stemming op 26 april 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming op 29 mei 2024 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
T. overwegende dat de Commissie op 2 juli 2024 een vergunning heeft verleend voor het in de handel brengen van de genetisch gemodificeerde mais;
1. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1826 de uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt waarin Verordening (EG) nr. 1829/2003 voorziet;
2. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1826 niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, omdat het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(15) zijn vastgesteld, de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie in het kader van onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden te zorgen voor convergentie van normen tussen de Unie en haar partners, teneinde te voldoen aan de veiligheidsnormen van de Unie;
4. verzoekt de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1826 in te trekken;
5. verzoekt de Commissie geen vergunning te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, vanwege het daarmee gepaard gaande toegenomen gebruik van complementaire herbiciden en bijgevolg de toegenomen risico’s voor de biodiversiteit, de voedselveiligheid en de gezondheid van werknemers, in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering;
6. benadrukt in dit verband dat het toestaan van de invoer voor gebruik in levensmiddelen of diervoeders van genetisch gemodificeerde planten die tolerant zijn gemaakt voor in de Unie verboden herbiciden, zoals glufosinaat, niet strookt met de internationale verbintenissen van de Unie uit hoofde van onder meer de SDG’s en het VBD van de VN, met inbegrip van het onlangs aangenomen kader van Kunming-Montreal(16);
7. verwacht van de Commissie dat zij onverwijld haar toezegging nakomt om met een voorstel te komen met als doel ervoor te zorgen dat gevaarlijke chemische stoffen die in de Unie verboden zijn, niet voor uitvoer worden geproduceerd;
8. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat er bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s rekening moet worden gehouden met duurzaamheid(17); is niettemin zeer teleurgesteld dat de Commissie sindsdien is doorgegaan met het verlenen van vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en ondanks het feit dat er geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is;
9. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten na te komen, zoals de Klimaatovereenkomst van Parijs, het VBD van de VN en de SDG’s van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan(18);
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen getiteld “Assessment of genetically modified maize DP23211 for food and feed uses under Regulation (EC) No 1829/2003 (application EFSA-GMO-NL-2019-163)”, EFSA Journal, 2024;22(1):8483, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8483.
Het Parlement heeft tijdens de achtste zittingsperiode 36 en in de negende zittingsperiode 38 resoluties aangenomen waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie van 3 april 2013 betreffende vergunningaanvragen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 641/2004 van de Commissie en (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 157 van 8.6.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/503/oj).
Zie bijvoorbeeld Schulz, R., Bub, S., Petschick, L.L., Stehle, S., Wolfram, J. (2021) “Applied pesticide toxicity shifts toward plants and invertebrates, even in GM crops”, Science 372(6537), blz. 81-84, https://doi.org/10.1126/science.abe1148; Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016;57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738; en Benbrook, C.M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. – the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe, 28 september 2012, vol. 24(1), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24.
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1107/oj).
Strategic Dialogue on the Future of EU Agriculture – A shared prospect for farming and food in Europe, september 2024, https://agriculture.ec.europa.eu/document/download/171329ff-0f50-4fa5-946f-aea11032172e_en?filename=strategic-dialogue-report-2024_en.pdf.
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).
In december 2022 is tijdens de COP15 van het VBD van de VN een mondiaal kader voor biodiversiteit overeengekomen dat een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen (zie: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_7834).
Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (PB C 270 van 7.7.2021, blz. 2), paragraaf 102.
Genetisch gemodificeerde mais DP202216
166k
48k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2618 van de Commissie betreffende de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP202216 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2024/2837(RSP))
– gezien Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2618 van de Commissie betreffende de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP202216 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(2), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,
– gezien de stemming van 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 3 september 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(3),
– gezien het advies dat op 7 februari 2024 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is goedgekeurd en op 20 maart 2024 is gepubliceerd(4),
– gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(5),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Pioneer Overseas Corporation, gevestigd in België, op 1 juli 2019 namens Pioneer Hi-Bred International, Inc., gevestigd in de Verenigde Staten, bij de bevoegde nationale instantie van Nederland en overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais DP202216 (“de genetisch gemodificeerde mais”); overwegende dat de aanvraag tevens betrekking heeft op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de genetisch gemodificeerde mais voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt;
B. overwegende dat de EFSA op 7 februari 2024 een gunstig advies heeft goedgekeurd, dat op 20 maart 2024 is gepubliceerd;
C. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais genen bevat die resistentie bieden tegen glufosinaat en geacht wordt een verhoogd opbrengstpotentieel te hebben;
Gebrekkige beoordeling van het complementaire herbicide
D. overwegende dat krachtens Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie(6) moet worden beoordeeld of de verwachte landbouwpraktijken van invloed zijn op de uitkomsten voor de onderzochte eindpunten; overwegende dat dit op grond van de uitvoeringsverordening met name relevant is bij herbicidetolerante planten;
E. overwegende dat de overgrote meerderheid van genetisch gemodificeerde gewassen zodanig genetisch wordt gemodificeerd dat deze gewassen tolerant worden gemaakt voor een of meer “complementaire” herbiciden die gedurende de gehele teelt van het genetisch gemodificeerde gewas kunnen worden gebruikt zonder dat het gewas sterft, zoals het geval zou zijn bij een niet-herbicidetolerant gewas; overwegende dat uit een aantal studies blijkt dat de teelt van herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen leidt tot een toename van het gebruik van complementaire herbiciden, voornamelijk vanwege het ontstaan van herbicidetolerant onkruid(7);
F. overwegende dat herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen een lock-in veroorzaken waarbij landbouwers afhankelijk worden van een onkruidbeheersysteem dat grotendeels of volledig berust op het gebruik van herbiciden, doordat er voor genetisch gemodificeerd zaad een premie wordt aangerekend die alleen kan worden gerechtvaardigd als landbouwers die dit zaad kopen ook sproeien met de complementaire herbiciden; overwegende dat een grotere afhankelijkheid van complementaire herbiciden op landbouwbedrijven die de genetisch gemodificeerde gewassen aanplanten het ontstaan en de verspreiding van onkruid zal versnellen die tolerant zijn voor deze herbiciden, waardoor nog meer herbiciden moeten worden gebruikt — een vicieuze cirkel die bekendstaat als de “pesticidentredmolen”;
G. overwegende dat de negatieve effecten van de buitensporige afhankelijkheid van herbiciden op de bodemgezondheid, de waterkwaliteit en de boven- en ondergrondse biodiversiteit nog zullen verslechteren en zullen leiden tot een grotere blootstelling van mens en dier, mogelijk ook door een toename van residuen van herbiciden op levensmiddelen en diervoeders;
H. overwegende dat glufosinaat is ingedeeld als toxisch voor de voortplanting, categorie 1B, en dus onder de uitsluitingscriteria valt van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad(8); overwegende dat de goedkeuring van glufosinaat voor gebruik in de Unie op 31 juli 2018 is verstreken;
I. overwegende dat de beoordeling van residuen van herbiciden en metabolieten die in genetisch gemodificeerde gewassen worden aangetroffen, wordt beschouwd als een kwestie die niet binnen de bevoegdheid van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen valt en daarom geen deel uitmaakt van de vergunningsprocedure voor ggo’s;
Opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van de belanghebbenden
J. overwegende dat de lidstaten tijdens de raadplegingsperiode van drie maanden veel kritische opmerkingen bij de EFSA hebben ingediend(9), onder meer dat het monitoringplan in kwestie er niet voor zorgt dat relevante informatie voor de monitoring van het product wordt verzameld en derhalve niet als toereikend kan worden beschouwd, dat nadere informatie moet worden verstrekt voordat de risicobeoordeling kan worden afgerond en dat, hoewel het ggo niet voor de teelt is bestemd, de aanvrager gedetailleerde informatie moet verstrekken over de wilde variant teosinte, die herhaaldelijk op velden in de Unie is aangetroffen, en dat moet worden geanticipeerd op het morsen van maïszaad tijdens het vervoer;
Het waarborgen van een wereldwijd gelijk speelveld en het nakomen van de internationale verplichtingen van de Unie
K. overwegende dat de Commissie in de conclusies van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU(10) wordt verzocht haar aanpak inzake markttoegang voor in- en uitvoer van agrovoedingsmiddelen te herzien, gezien de uitdaging die uiteenlopende normen van de Unie en haar handelspartners met zich meebrengt; overwegende dat eerlijkere handelsbetrekkingen op mondiaal niveau, in overeenstemming met de doelstellingen voor een gezond milieu, een van de belangrijkste eisen van landbouwers waren tijdens de demonstraties van 2023 en 2024;
L. overwegende dat in een verslag uit 2017 van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties (VN) voor het recht op voedsel is vastgesteld dat gevaarlijke bestrijdingsmiddelen catastrofale gevolgen hebben voor de volksgezondheid, met name in ontwikkelingslanden(11); overwegende dat duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 3.9 van de VN erin bestaat om uiterlijk in 2030 het aantal sterfgevallen en ziekten als gevolg van gevaarlijke chemische stoffen en de vervuiling en verontreiniging van lucht, water en bodem in aanzienlijke mate te verminderen(12);
M. overwegende dat het mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal (“kader van Kunming-Montreal”), dat in december 2022 tijdens de COP15 van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD van de VN) is overeengekomen, een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen(13);
N. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren; overwegende dat dergelijke ter zake dienende factoren de verplichtingen van de Unie in het kader van de SDG’s van de VN en het VBD van de VN moeten omvatten;
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
O. overwegende dat een van de lessen die moeten worden getrokken uit de COVID‑19‑crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne, is dat de Unie een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen kandidaat-commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(14);
Niet-democratische besluitvorming
P. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
Q. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
R. overwegende dat de Commissie geen wetswijziging nodig heeft om af te zien van het verlenen van een vergunning voor ggo’s als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(15);
S. overwegende dat de stemming op 8 juli 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden; overwegende dat de stemming op 3 september 2024 in het comité van beroep evenmin een advies heeft opgeleverd;
1. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2618 van de Commissie de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;
2. is van mening dat Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2618 van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(16) zijn vastgesteld de basis te leggen voor de waarborging van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie in het kader van onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden te zorgen voor convergentie van normen tussen de Unie en haar partners, teneinde te voldoen aan de veiligheidsnormen van de Unie;
4. verzoekt de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/2618 in te trekken en een nieuw ontwerp aan het comité voor te leggen;
5. verzoekt de Commissie geen vergunning te verlenen voor herbicidetolerante genetisch gemodificeerde gewassen, vanwege het daarmee gepaard gaande toegenomen gebruik van complementaire herbiciden en bijgevolg de toegenomen risico’s voor de biodiversiteit, de voedselveiligheid en de gezondheid van werknemers, in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering;
6. benadrukt in dit verband dat het toestaan van de invoer voor gebruik in levensmiddelen of diervoeders van genetisch gemodificeerde planten die tolerant zijn gemaakt voor in de Unie verboden herbiciden, zoals glufosinaat, niet strookt met de internationale verbintenissen van de Unie uit hoofde van onder meer de SDG’s en het VBD van de VN, met inbegrip van het onlangs aangenomen mondiaal biodiversiteitskader van Kunming-Montreal(17);
7. verwacht van de Commissie dat zij met spoed haar toezegging(18) nakomt om met een voorstel te komen om ervoor te zorgen dat gevaarlijke chemische stoffen die in de Unie verboden zijn, niet voor uitvoer worden geproduceerd;
8. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat het noodzakelijk is dat bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s(19) rekening wordt gehouden met duurzaamheid; is niettemin zeer teleurgesteld dat de Commissie sindsdien is doorgegaan met het verlenen van vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en ondanks het feit dat er geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is;
9. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Klimaatovereenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de SDG’s van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan(20);
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen getiteld “Assessment of genetically modified maize DP202216 for food and feed uses under Regulation (EC) No 1829/2003 (application EFSA-GMO-NL-2019-159)”, EFSA Journal, 2024;22(3):8655, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8655.
Het Parlement heeft tijdens de achtste zittingsperiode 36 en in de negende zittingsperiode 38 resoluties aangenomen waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2013 van de Commissie van 3 april 2013 betreffende vergunningaanvragen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 641/2004 van de Commissie en (EG) nr. 1981/2006 van de Commissie (PB L 157 van 8.6.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/503/oj).
Zie bijvoorbeeld Schulz, R., Bub, S., Petschick, L.L., Stehle, S., Wolfram, J. (2021) “Applied pesticide toxicity shifts toward plants and invertebrates, even in GM crops”, Science 372(6537), blz. 81-84, https://doi.org/10.1126/science.abe1148; Bonny, S., “Genetically Modified Herbicide-Tolerant Crops, Weeds, and Herbicides: Overview and Impact”, Environmental Management, januari 2016;57(1), blz. 31-48, https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/26296738; en Benbrook, C.M., “Impacts of genetically engineered crops on pesticide use in the U.S. – the first sixteen years”, Environmental Sciences Europe, 28 september 2012, vol. 24(1), https://enveurope.springeropen.com/articles/10.1186/2190-4715-24-24.
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/1107/oj).
Strategic Dialogue on the Future of EU Agriculture – A shared prospect for farming and food in Europe, september 2024, https://agriculture.ec.europa.eu/document/download/171329ff-0f50-4fa5-946f-aea11032172e_en?filename=strategic-dialogue-report-2024_en.pdf.
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).
In december 2022 is tijdens de COP15 van het VBD van de VN een mondiaal kader voor biodiversiteit overeengekomen dat een mondiale doelstelling omvat om het risico van pesticiden tegen 2030 met ten minste 50 % te verminderen (zie: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_22_7834).
Zoals uiteengezet in de bijlage bij de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 getiteld “Strategie voor duurzame chemische stoffen – Op weg naar een gifvrij milieu”, (COM(2020)0667), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2020%3A667%3AFIN#document2.
Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (PB C 270, van 7.7.2021, blz. 2), paragraaf 102.
Genetisch gemodificeerde mais MON 94804
164k
50k
Resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2024 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie betreffende de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 94804 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D099729/02 – 2024/2841(RSP))
– gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie betreffende de verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 94804 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D099729/02),
– gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders(1), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,
– gezien de stemming van 17 september 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd,
– gezien artikel 11 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(2),
– gezien het advies dat op 13 maart 2024 door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is uitgebracht en op 26 april 2024 is gepubliceerd(3),
— gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar werd gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)(4),
– gezien artikel 115, leden 2 en 3, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
A. overwegende dat Bayer Agriculture BV, gevestigd in België, namens Bayer CropScience LP, gevestigd in de Verenigde Staten, op 14 februari 2023 bij de bevoegde nationale instantie van Nederland en overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 94804 (“de aanvraag”);
B. overwegende dat de aanvraag ook betrekking had op het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit de GG mais voor andere toepassingen dan als levensmiddel of als diervoeder, met uitzondering van de teelt;
C. overwegende dat de EFSA op 13 maart 2024 een gunstig advies heeft uitgebracht, dat op 26 april 2024 is gepubliceerd, waarin zij concludeert dat de genetisch gemodificeerde mais even veilig is als de conventionele tegenhanger ervan en de geteste niet-genetisch gemodificeerde maisvariëteiten met betrekking tot de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu;
D. overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais genetisch is gemanipuleerd om een kunstmatige micro-RNA te produceren die bedoeld is om selectief twee genen te onderdrukken binnen een grotere genenfamilie die een rol speelt bij de biosynthese van gibberellinezuur (GA), waardoor de plant minder hoog wordt;
Openstaande vragen over de effecten van kunstmatige micro-RNA
E. overwegende dat de toevoeging van de kunstmatige micro-RNA niet alleen interfereert met de doelgenen, maar ook een effect heeft op andere reguleringsfuncties; overwegende dat de micro-RNA in de plant verdere processen ondergaat en daardoor interageert met specifieke plantenenzymen; overwegende dat de effecten ervan in veel gevallen niet beperkt zijn tot de doelgenen, maar vaak leiden tot metabolische cascades van honderden andere genfuncties;
F. overwegende dat de aanvrager onvoldoende en onvolledige gegevens verstrekt over de interacties met de kunstmatige micro-RNA, de producten van verdere processen in de cellen, de persistentie van deze moleculen in de cellen en de interferentie ervan met andere reguleringsnetwerken;
G. overwegende dat EFSA bij haar conclusie dat micro-RNA’s geen risico op toxiciteit voor mens en dier inhouden, ervan uitgaat dat de kunstmatige micro-RNA snel zou worden afgebroken; overwegende dat uit verschillende studies, waaronder de studie die EFSA aanhaalt om deze conclusie te onderbouwen(5), echter blijkt dat micro-RNA met behulp van specifieke mechanismen in de darm kan worden aangetroffen;
Openstaande vragen in verband met de effecten van verminderde gibberellineniveaus
H. overwegende dat gibberellinen, zoals door de deskundigen van de lidstaten werd benadrukt(6), belangrijke regulatoren zijn voor verschillende fysiologische processen bij planten;
I. overwegende dat gibberellinen, naast de grootte van de plant, ook de kiemkracht en de bloei reguleren, een rol spelen bij de regulering van stressbestendigheid en deel uitmaken van een complexe reguleringsinteractie (crosstalk) met andere plantenhormonen in verschillende signaalpaden, zoals fysiologische processen die een effect hebben op de samenstelling van planten; overwegende dat gibberellinen ook de immuunrespons van planten op ziekteverwekkers beïnvloeden;
J. overwegende dat de aanvrager het merendeel van de effecten op deze verschillende processen niet heeft onderzocht, afgezien van de mogelijke gevolgen voor de kiemkracht, de bloei en het korrelgewicht;
K. overwegende dat de genexpressie en de effecten daarvan op de productie van bioactieve gibberellinen en de metabole effecten alleen zijn onderzocht in veldomstandigheden zonder specifieke stressfactoren, terwijl bekend is dat gibberellinezuren betrokken zijn bij veel biotische en abiotische stressreacties;
Vermindering van de afhankelijkheid van geïmporteerd diervoeder
L. overwegende dat een van de lessen die de Unie uit de COVID-19-crisis en de aanhoudende oorlog in Oekraïne heeft getrokken, is dat ze een einde moet maken aan haar afhankelijkheid van bepaalde kritieke materialen; overwegende dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen kandidaat-commissaris Christophe Hansen in haar opdrachtbrief verzoekt na te gaan hoe de invoer van kritieke grondstoffen kan worden verminderd(7);
Opmerkingen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van de belanghebbenden
M. overwegende dat de lidstaten tijdens de raadplegingsperiode van drie maanden(8) veel kritische opmerkingen bij de EFSA hebben ingediend, onder meer dat gibberellinen belangrijke regulatoren zijn van verschillende fysiologische processen bij planten, met name in verband met biotische en abiotische stressfactoren, en dat de door de aanvrager verstrekte gegevens onvolledig zijn wat betreft de beoordeling van de mogelijke effecten van verminderde gibberellineniveaus op al deze processen, en dat de diversiteit van de veldproeven ontoereikend is; overwegende dat de lidstaten ook kritiek hebben geuit op het gebrek aan gegevens over de risico’s van een mogelijke langdurige stabiliteit van de kunstmatige micro-RNA in de plant of op het feit dat een niet-verwaarloosbaar deel van het gemodificeerde DNA kan worden aangetroffen in de darmen van dieren of mensen, alsook op het feit dat uit de verstrekte gegevens niet blijkt dat genoverdracht van planten op bacteriën onwaarschijnlijk is;
N. overwegende dat in Verordening (EG) nr. 1829/2003 is bepaald dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders geen negatieve effecten mogen hebben op de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat de Commissie bij het opstellen van haar besluit rekening moet houden met eventuele relevante bepalingen van het Unierecht en andere ter zake dienende factoren;
Niet-democratische besluitvorming
O. overwegende dat het Parlement tijdens zijn achtste zittingsperiode in totaal 36 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33 resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drie resoluties); overwegende dat het Parlement tijdens zijn negende zittingsperiode 38 resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;
P. overwegende dat de Commissie zich bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar desondanks vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;
Q. overwegende dat de Commissie ook zonder wetswijziging een vergunning voor ggo’s kan weigeren als in het comité van beroep geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor vergunningverlening is(9);
R. overwegende dat de stemming op 17 september 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 geen advies heeft opgeleverd, wat betekent dat er voor het verlenen van een vergunning geen gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten werd gevonden;
1. is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie de in Verordening (EG) nr. 1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;
2. is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr. 1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(10) zijn vastgesteld de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument, met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd;
3. verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken en een nieuw ontwerp aan het comité voor te leggen;
4. is ingenomen met het feit dat de Commissie in een schrijven van 11 september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat er bij besluiten inzake vergunningverlening voor ggo’s rekening moet worden gehouden met duurzaamheid(11); is niettemin zeer teleurgesteld dat de Commissie sindsdien is doorgegaan met het verlenen van vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en dat een meerderheid van de lidstaten ertegen heeft gestemd;
5. dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Overeenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan(12);
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen, “Assessment of genetically modified maize MON 94804 for food and feed uses, under Regulation (EC) No 1829/2003 (application GMFF-2022-10651)”, EFSA Journal, 2024;22(4):8714, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8490.
Het Parlement heeft tijdens de achtste zittingsperiode 36 en in de negende zittingsperiode 38 resoluties aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor ggo’s.
Dávalos, A., Henriques, R., Latasa, M. J., Laparra, M., & Coca, M. (2019). Literature review of baseline information on non-coding RNA (ncRNA) to support the risk assessment of ncRNA-based genetically modified plants for food and feed. EFSA Supporting Publications, 16(8), EN-1688. https://doi.org/10.2903/sp.efsa.2019.EN-1688.
Bijlage 8 van het wetenschappelijk advies van het EFSA-panel voor genetisch gemodificeerde organismen, “Assessment of genetically modified maize MON 94804 for food and feed uses, under Regulation (EC) No 1829/2003 (application GMFF-2022-10651)”, EFSA Journal, 2024;22(4):8714, https://doi.org/10.2903/j.efsa.2024.8714.
Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) 182/2011 “kan” de Commissie de vergunning alsnog verlenen indien in het comité van beroep geen steun van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten is gevonden. Zij hoeft dit niet te doen.
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/178/oj).