Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië (COM(2010)0649 – C7-0364/2010 – 2010/0318(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2010)0649),
– gelet op artikel 294, lid 2, en artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0364/2010),
– gelet op artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gelet op artikel 55 en artikel 46, lid 1, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0041/2011),
1. stelt zijn onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 24 maart 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. .../2011 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement in eerste lezing overeen met het definitieve wetsbesluit: Verordening (EU) nr. 581/2011.)
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 (COM(2010)0142 – C7-0135/2010 – 2010/0140(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2010)0142),
– gelet op artikel 294, lid 2, en artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0135/2010),
– gelet op artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gelet op artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A7-0051/2011),
1. stelt zijn onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor een nieuwe verordening betreffende de onverwijlde toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties;
4. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 24 maart 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement in eerste lezing overeen met het definitieve wetsbesluit: Verordening (EU) nr. 512/2011.)
Luchtvervoersovereenkomst EG/VS ***
193k
30k
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over het ontwerpbesluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen inzake de sluiting van het Protocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (15381/2010 – C7-0385/2010 – 2010/0112(NLE))
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen (15381/2010),
– gezien het ontwerpprotocol tot wijziging van de luchtvervoersovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika uit 2007 (09913/2010),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 100, lid 2, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), en artikel 218, lid 8, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0385/2010),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 juni 2010 over de luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en de VS(1),
– gelet op artikel 81 en artikel 90, lid 8, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0046/2011),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van het protocol;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten, alsook aan het Amerikaanse Congres.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 betreffende het ontwerpbesluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, inzake de sluiting van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Canada anderzijds (15380/2010 – C7-0386/2010 – 2009/0018(NLE))
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen (15380/2010),
– gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds, over luchtvervoer (08303/10/2009),
– gezien het verzoek van de Raad om goedkeuring overeenkomstig artikel 100, lid 2, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v) en artikel 218, lid 8, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0386/2010),
– gelet op artikel 81 en artikel 90, lid 8, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0045/2011),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en Canada.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (14876/2010 – C7-0366/2010 – 2007/0082(NLE))
– gezien het ontwerpbesluit van de Raad (14876/2010),
– gezien de ontwerpovereenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (07170/2009),
– gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 100, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0366/2010),
– gelet op artikel 81 en artikel 90, lid 8, van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0044/2011),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Socialistische Republiek Vietnam.
EU-betrekkingen met de Samenwerkingsraad van de Golf
195k
86k
Resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf (2010/2233(INI))
– gezien de samenwerkingsovereenkomst van 25 februari 1989 tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 april 2008 over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EG en de Samenwerkingsraad van de Golf(1),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 juli 1990 over het belang van het te sluiten vrijhandelsakkoord tussen de EEG en de Raad voor Samenwerkingsraad van de Golf(2),
– gezien het verslag over de toepassing van de Europese veiligheidsstrategie: „Veiligheid in een veranderende wereld”, goedgekeurd door de Raad in december 2008,
– gezien het strategisch partnerschap van de Europese Unie met de landen van het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten, goedgekeurd door de Raad in juni 2004,
– gezien het gezamenlijk communiqué van de 20e Raad van Ministers van 14 juni 2010 in Luxemburg,
– onder verwijzing naar zijn verslag van 10 mei 2010 over de Unie voor het Middellandse Zeegebied,
– gezien het gezamenlijk communiqué van de 19de Raad van Ministers van 29 april 2009 in Mascate,
– gezien het gezamenlijk actieprogramma (2010-2013) voor de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsovereenkomst EU-GCC van 1988,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een nauwere samenwerking met derde landen op hogeronderwijsgebied (COM(2001)0385),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 mei 2007 over „De hervormingen in de Arabische wereld: de Europese strategie?”(3),
– gezien de economische overeenkomst tussen de staten van de GCC, die op 31 december 2001 te Masqat (sultanaat Oman) is goedgekeurd, en de GCC-verklaring van 21 december 2002 voor de Doha-ronde over de start van de douane-unie voor de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten,
– gelet op de artikelen 207 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, volgens welke de Raad de goedkeuring van het Parlement moet vragen voor de sluiting van internationale overeenkomsten betreffende gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is,
– gezien de jaarverslagen van het Europees Parlement over de mensenrechten,
– gezien de Verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 1998 over het recht en de verantwoordelijkheid van personen, groepen en maatschappelijke organisaties om de universele rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te bevorderen en te beschermen(ook bekend onder de naam „Verklaring van de verdedigers van de rechten van de mens”),
– gezien de verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger van 10, 15 en 17 maart 2011 en de conclusies van de Raad van 21 maart 2011 over Bahrein en zijn nadrukkelijke steun in dit verband voor de vrijheid van meningsuiting en het recht van de burgers op vreedzaam betogen,
– gelet op artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie internationale handel en de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0042/2011),
A. overwegende dat de huidige EU-GCC-relaties voortdurend herbekeken en bijgesteld moeten worden met het oog op de recente belangrijke en snelle ontwikkelingen op het terrein, waarbij er vooral nood is aan het bevorderen van mensenrechten en democratie,
B. overwegende dat demonstranten in verschillende GCC-landen hun legitieme democratische verzuchtingen hebben laten blijken; dat de gewelddadige reactie van de autoriteiten op protesten in Bahrein uitgemond zijn in doden, gewonden en arrestaties; dat troepen uit Saoedi-Arabië, de VAE en Koeweit zijn aangekomen in Bahrein onder de vlag van de GCC om deel te nemen aan de repressie tegen demonstranten,
C. overwegende dat de Golfregio tegenwoordig moet worden beschouwd als een nieuw opkomend mondiaal economisch centrum, gevormd door de staten van de GCC, opmerkend dat de EU de tweede grootste handelspartner is van de GCC en dat de GCC de vijfde grootste exportmarkt zijn voor de Unie,
D. overwegende dat de geopolitieke situatie van de Golf een aantal belangrijke veiligheidsaspecten kent met mondiale en regionale implicaties (vredesproces in het Midden-Oosten, nucleair programma Iran, stabilisering Irak, Darfur, Jemen, terrorisme en piraterij) en dat dusver de GCC de enige stabiele regionale organisatie is die functioneert op basis van multilaterale samenwerking,
E. overwegende dat meer dan een derde van alle soevereine geldelijke middelen ter wereld in bezit is van de staten van de GCC en dat mede dankzij deze middelen het mondiale en Europese financiële systeem, in reactie op de crisis, is gered,
F. overwegende dat de Golfregio van cruciaal belang is voor de EU en dat in een multipolaire, en onderling steeds afhankelijker wereld, dit soort samenwerking de mogelijkheid kan bieden om politieke en veiligheidskwesties op te pakken,
G. overwegende dat het proces van liberalisering en diversificatie van de economische structuren die in verschillende lidstaten van de GCC in gang is gezet zorgt voor een nieuwe interne dynamiek op politiek gebied (constitutionele hervorming, politieke participatie, versterking van instituties) en sociaal gebied (opkomst van maatschappelijke organisaties, werkgeversorganisaties, toegang voor vrouwen tot verantwoordelijke functies) die aangemoedigd en ondersteund moet worden,
H. overwegende dat de levens- en arbeidsomstandigheden van buitenlandse werknemers, in het bijzonder vrouwen die als huishoudelijk personeel werken, erbarmelijk en zorgwekkend zijn, terwijl zij toch een centrale rol spelen in bepaalde sectoren van economische activiteit in de lidstaten van de GCC en bijna 40% van de totale bevolking van de GCC-landen vormen, en circa 80% van de bevolking in bepaalde emiraten,
I. overwegende dat alle zes GCC-landen erfelijke monarchieën zijn met een beperkte politieke vertegenwoordiging, in het bijzonder van vrouwen, en in de meeste gevallen geen gekozen parlement kennen,
J. overwegende dat er, gezien de omvang van de investeringen van de GCC-landen en de gemeenschappelijke uitdagingen in de zuidelijke buurlanden van de EU, samenwerkingssynergieën nodig zijn tussen Europa, de landen van het Middellandse-Zeegebied en de Golf,
K. overwegende dat de geo-economische heroriëntatie van de GCC-landen op Azië, aangestuurd door de groeiende olievraag van de Aziatische markten (China, India, Singapore, Japan, de Filippijnen, Zuid-Korea) momenteel een diversificatie van de handels- en economische betrekkingen tot gevolg heeft die wordt geconsolideerd door vrijhandelsakkoorden en de ontwikkeling van een politieke dialoog,
L. overwegende dat de GCC-landen door hun sleutelrol op het wereldtoneel gemeenschappelijke belangen op het gebied van mondiale stabiliteit en mondiaal economisch bestuur met de Europese Unie delen,
M. overwegende dat de GCC-landen een groeiende invloed hebben in de Arabisch-islamitische wereld en een belangrijke rol kunnen spelen in de interculturele dialoog,
N. overwegende dat de onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord tussen de EU en de GCC, die 20 jaar geleden zijn gestart, tot dusver de langdurigste, door de Europese Unie aangegane en niet afgeronde handelsbesprekingen zijn,
O. overwegende dat de EU in de Golfregio een duidelijke positie moet innemen en een blijvend engagement moet tonen, die moeten zorgen voor een grotere zichtbaarheid en een strategische aanwezigheid van de Unie in het gebied,
P. overwegende dat de opname van politieke clausules in overeenkomsten, in het bijzonder wat betreft de naleving van de mensenrechten, een onlosmakelijk deel zijn van alle handelsakkoorden tussen de Unie en een derde partij,
Q. overwegende dat de Unie maar beperkt aanwezig is in de Golfstaten en dat daar een beeld van Europa leeft dat meestal wordt overheerst door dat van enkele EU-lidstaten die sterkere en oudere banden hebben met de regio,
R. overwegende dat de Europese Unie beschikt over deskundigheid op het gebied van institutionele capaciteitsopbouw, onderwijs en onderzoek, ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en milieu, technische ondersteuning en regulering, en diplomatieke en politieke dialoog over stabiliteit in buurlanden en mondiale veiligheidskwesties,
1. wijst erop dat de sluiting van het vrijhandelsakkoord tussen de EU en de CCG een prioriteit blijft en dat een eventuele mislukking in strijd is met de belangen van beide partijen; onderstreept dat de sluiting van dit akkoord een wederzijds erkenning inhoudt van de geloofwaardigheid van twee entiteiten die hebben gekozen voor een multilaterale aanpak en integratie;
2. meent, gezien de beperkte aanwezigheid van de Unie in de Golfregio, dat in het kader van de nieuwe structuren voor externe betrekkingen van de Unie een geïntegreerd communicatiebeleid zou moeten bijdragen aan de ontwikkeling van een gerichte en doeltreffende voorlichting over de Unie in de landen van de Golf;
3. meent dat de EU een strategie voor de regio moet ontwikkelen die gericht is op het aanhalen van haar banden met de GCC, de bevordering van de regionale integratie en de stimulering van de bilaterale betrekkingen met de GCC-landen;
4. benadrukt dat de doelstelling is een strategisch partnerschap met de GCC en zijn lidstaten op te zetten dat strookt met de respectieve rol van beide entiteiten op het internationale toneel; wijst in dit verband op het belang van de invoering van een periodieke top op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders, onafhankelijk van de ontwikkeling van de lopende onderhandelingen;
5. wijst tevens op het belang van paritair partnerschap op het gebied van samenwerking en dialoog, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de twee entiteiten, en de mogelijkheden voor uitbreiding van de samenwerking en de dialoog in verschillende sectoren;
6. dringt erop aan dat binnen de Dienst voor extern optreden van de Europese Unie (EDEO) meer personele middelen worden uitgetrokken voor deze regio, en dat er nieuwe diplomatieke missies van de EU in de lidstaten van de GCC worden geopend om zo meer zichtbaarheid aan de EU te geven, de politieke dialoog te bevorderen en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie te verbeteren; staat erop dat deze middelen in de eerste plaats gevonden moeten worden via een hertoewijzing van de huidige middelen van de EDEO; verzoekt de EU-lidstaten die diplomatieke vertegenwoordigingen in de Golflanden hebben in samenhang met het EU-beleid op te treden; onderstreept dat een gedifferentieerde bilaterale benadering van GCC-landen die een intensievere samenwerking met de EU willen aangaan het multilaterale kader alleen maar kan aanvullen en versterken; verzoekt derhalve de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de mogelijkheden van een dergelijke bilaterale samenwerking te onderzoeken;
7. wijst op de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen van de afgelopen jaren in de meeste landen van de Golf; spoort de Golfstaten aan hun inspanningen vol te houden en verzoekt hen een stap verder te zetten met de bevordering van de mensenrechten en de bestrijding van alle vormen van discriminatie, ook op grond van geslacht, seksuele geaardheid en godsdienst; verzoekt de lidstaten van de GCC de rechten van de minderheden, met inbegrip van religieuze minderheden te bevorderen en te waarborgen, alsmede de gelijkheid van mannen en vrouwen, het arbeidsrecht, ook voor buitenlandse werknemers, en de vrijheid van geweten en meningsuiting; is voorstander van een continue dialoog tussen de EU en de GCC over deze onderwerpen; verzoekt de lidstaten van de GCC doelmatiger contacten te onderhouden met het maatschappelijk middenveld en de opkomst van plaatselijke structuren en organisaties te ondersteunen; verzoekt de lidstaten van de GCC in het bijzonder:
–
de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden te waarborgen, met bijzondere aandacht voor de vrijheid van meningsuiting, en het recht op vergaderen en vreedzaam betogen, en te luisteren naar de legitieme verzoeken van de betogers en daarmee rekening te houden, alsook te zorgen voor hun veiligheid,
–
maatregelen te nemen ter stimulering van de toegang voor vrouwen tot de arbeidsmarkt en het onderwijs, waarbij een einde wordt gemaakt aan elke vorm van discriminatie op grond van geslacht en andere bepalingen van het gewoonterecht of wettelijk recht, met inbegrip van bepalingen met betrekking tot de persoonlijke status,
–
het aan buitenlandse werknemers opgelegde systeem van beschermheerschap, daar waar dit nog bestaat, af te schaffen en hervormingen op het gebied van het arbeidsrecht door te voeren om werknemers, met inbegrip van migranten en huishoudelijk personeel, in het volledige genot van een juridische en sociale bescherming te stellen,
–
synergieën te creëren met de Unie en haar lidstaten om een verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) voor de rechten van huishoudelijk personeel te steunen,
–
alle vormen van straffeloosheid te bestrijden, een onafhankelijke rechtspraak te waarborgen, het recht op een eerlijk en snel proces te verzekeren en de rol van juristen te versterken,
–
maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle normen inzake de mensenrechten brede publiciteit krijgen en worden opgenomen in het programma van onderwijsinstellingen en opleidingen voor wetshandhavingambtenaren, advocaten en leden van de rechterlijke macht;
8. roept alle GCC-landen op de voortdurende volksbeweging voor democratische hervormingen in de regio te erkennen en zich ten volle in te zetten met de opkomende groepen van het maatschappelijk middenveld ter bevordering van een proces dat tot een echte vreedzame overgang naar democratie moet leiden, in hun eigen landen, met partners in de regio en met de volle steun van de Europese Unie;
9. is uitermate bezorgd over het gewelddadige antwoord en het gebruik van geweld tegen betogers door de regering van Bahrein en over de deelname van buitenlandse troepen onder GCC-vlag aan de repressie tegen betogers; meent dat dit in sterke mate ingaat tegen de GCC-steun aan de bescherming van burgers die vrijheid en democratie vragen in Libië; roept op tot een onmiddellijke stopzetting van het geweld tegen vreedzame betogers en een politieke dialoog die kan leiden tot verdere politieke hervormingen in het land;
10. roept de regeringen van de GCC-landen op de handen in een te slaan en in een geest van samenwerking de mensenrechtenkwesties in de regio aan te pakken, in het bijzonder de gendergelijkheid, de situatie van de „bedoen” (de groep van stateloze personen), de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting en vergadering, met inbegrip van vakbondsrechten, en de noodzaak om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen alsmede het recht op een eerlijke en snelle procesvoering; dringt erop aan dat de voorgestelde intensivering van de politieke dialoog met de GCC ook geldt voor het overleg over de mensenrechten op technisch en op politiek niveau;
11. verzoekt de GCC-landen die nog bezwaren hebben tegen het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, hun voorbehoud te laten varen, en verzoekt alle GCC-landen de facultatieve protocollen bij het Verdrag inzake de rechten van het kind te ratificeren; wijst tevens op het belang van ratificatie en uitvoering van het Verdrag inzake de bescherming van de rechten van migrerende werknemers en de AIO-verdragen 97 en 143;
12. spoort de EU aan samen met de GCC oplossingen te onderzoeken en voor te stellen om de obstakels uit de weg te ruimen voor de volledige en effectieve uitoefening van de fundamentele rechten van religieuze vrijheid, zowel individueel als collectief en zowel in de openbare als de privésfeer, voor de religieuze minderheden in de regio;
13. onderstreept het belang van de interculturele en interreligieuze dialoog; herinnert eraan dat de Europese Unie en de GCC hebben verklaard zich gezamenlijk in te zetten voor de bevordering en bescherming van waarden als tolerantie, gematigde standpunten en co-existentie;
14. spoort de regeringen en de bestaande parlementaire vergaderingen van de GCC aan onmiddellijke maatregelen te nemen om het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten zonder beperkende reserves te ratificeren en mee te werken aan de thematische mechanismes van de VN-Commissie voor de mensenrechten en hen uit te nodigen voor een bezoek aan het land, in het bijzonder de speciale VN-rapporteur inzake de onafhankelijkheid van rechters en advocaten;
15. verklaart nogmaals dat de EU tegenstander is van de doodstraf en dat het EP opgeroepen heeft tot een wereldwijde opschorting van executies; betreurt in dit verband dat de doodstraf in alle lidstaten van de GCC nog steeds van kracht is; verzoekt de GCC-landen een moratorium in te stellen op de voltrekking van de doodstraf; roept met name die landen die methoden gebruiken zoals onthoofding, steniging, kruisiging, geseling en amputatie, op deze af te schaffen;
16. neemt kennis van het gezamenlijke actieprogramma van de Raad van Ministers van 14 juni 2010, ter versterking van de samenwerking op talloze strategische terreinen van wederzijds belang, onder meer door een netwerk te creëren van onderzoekers, academici en ondernemers; betreurt echter dat er geen hoofdstuk is gewijd aan een regelmatige, constructieve en open politieke dialoog;
17. meent dat de uitvoering van dit gezamenlijke actieprogramma gepaard moet gaan met een nauwkeurig gedetailleerd financieringsplan, en geleid moet worden door personeel dat specifiek met deze taak belast is, zowel in Brussel als in de lidstaten van de GCC; wijst erop hoe belangrijk het is voor zichtbaarheid van dit programma te zorgen en voor verspreiding van een brede en toegankelijke voorlichting voor de betrokken bestuursinstanties en instellingen; dringt erop aan dat na drie jaar een evaluatie van de resultaten wordt uitgevoerd en dat bij bevredigende resultaten wordt overwogen een agentschap voor EU-GCC-samenwerking op te zetten;
18. verzoekt de EU haar samenwerkingsprogramma's met de GCC-landen meer te richten op burgerorganisaties en de emancipatie van vrouwen en jongeren te steunen;
19. spreekt zijn hevige verontrusting uit over de wapenwedloop waarin de Golfregio is verwikkeld; verzoekt de Europese Unie een strategisch overleg met de GCC-landen te starten over regionale veiligheidskwesties van gemeenschappelijk belang (vredesproces in het Midden-Oosten, nucleair programma van Iran, stabilisering van Irak, Jemen en Darfur, terrorisme en piraterij) en op termijn bij te dragen aan de ontwikkeling van een structuur voor regionale veiligheid in het Midden-Oosten, in partnerschap met de Golfstaten;
20. herinnert eraan dat de lidstaten van de GCC een belangrijke rol spelen in de regio; benadrukt dat de Unie en de GCC een gemeenschappelijk belang hebben bij de bevordering van de vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten, Noord-Afrika en de Hoorn van Afrika, en ook wereldwijd; dringt er bij de partners op aan de samenwerking bij het nastreven van dit gemeenschappelijke belang te versterken;
21. neemt akte van de GCC-verklaring van 7 maart 2011 in Abu Dhabi, die stelt dat „de ministerraad vraagt dat de Veiligheidsraad de nodige stappen onderneemt om burgers te beschermen, met inbegrip van een vliegverbod in Libië” en dat zulke verklaring bijgedragen heeft aan de beslissing van de Arabische Liga en nadien de VN-Veiligheidsraad zich uit te spreken ten gunste van zulk vliegverbod;
22. spreekt nogmaals zijn steun uit aan het Arabisch vredesinitiatief dat op gang is gebracht door een van de lidstaten van de GCC en is goedgekeurd door alle staten van de Arabische Liga en de Organisatie van de islamitische conferentie; verzoekt de GCC-landen hun inspanningen voort te zetten in de bemiddeling in en steun aan het Israëlisch-Palestijnse vredesproces; dringt aan op gezamenlijke hernieuwde inspanningen van de Unie en de GCC om via onderhandelingen een einde te maken aan de bezetting van de Palestijnse gebieden en tegelijk hun volledige steun te blijven geven aan een tweestatenoplossing voor het Israëlisch/Palestijnse conflict; wijst op het gezamenlijke belang van de Unie en de GCC om samen te werken aan een regionale, rechtvaardige en duurzame vrede in het Nabije Oosten; stelt in dit verband een regelmatiger overleg voor tussen het Kwartet en het comité van de Arabische Liga; wijst erop dat de EU de belangrijkste donor van hulp aan het Palestijnse volk is; erkent de steun van de GCC-landen voor de Palestijnse vluchtelingen en hun steun aan de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA); verzoekt de lidstaten van de GCC meer bij te dragen aan de versterking van de Palestijnse instellingen en aan de economische ontwikkeling in het kader van het regeringsprogramma van de Palestijnse Autoriteit, en eventueel de mogelijkheid te overwegen hun financiële bijdragen via de bestaande internationale hulpmechanismes te verstrekken;
23. is verheugd over de voortzetting van het integratieproces van de GCC (douane-unie, gemeenschappelijke markt en op termijn een gezamenlijke munt); spoort de Commissie aan het secretariaat van de GCC voor te stellen gezamenlijk een samenwerkingskader uit te werken voor het delen van ervaringen op het gebied van institutionele consolidatie, bestuurlijke capaciteit, mechanismes voor regulering en geschillenbeslechting; onderstreept dat deze benadering kan bijdragen aan ownershipprocessen;
24. juicht het besluit toe van de voorzitters van de parlementen van de lidstaten van de GCC, in vergadering bijeen in Abu Dhabi op 23 november 2010, om de activiteiten en besluiten die op uitvoerend niveau in de GCC worden genomen te volgen en een jaarlijkse conferentie van de parlementaire instellingen van de lidstaten van de GCC te houden; is ingenomen met de interparlementaire delegatie die gevormd gaat worden voor de betrekkingen met het Europees Parlement; is ervan overtuigd dat een nauwere samenwerking op parlementair niveau een belangrijke bijdrage zal leveren aan de ontwikkeling van een strategisch partnerschap tussen beide entiteiten;
Handelsbetrekkingen
25. verwijst naar zijn resolutie d.d. 24 april 2008 over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EG en de GCC, die door 96% van de leden van het EP werd gesteund; merkt op dat zaken die aan de orde zijn gesteld in de resolutie, zoals toegang tot elkaars markten, effectieve bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, afschaffing van de non-tarifaire handelsbelemmeringen voor de verlening van diensten, bevordering van duurzame ontwikkeling en eerbiediging van internationale verdragen, nog steeds actueel zijn;
26. betreurt ten zeerste dat de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC herhaaldelijk voor langere tijd zijn uitgesteld, en betreurt het besluit van de GCC van 2008 om deze onderhandelingen op te schorten; meent dat het hoog tijd is de onderhandelingen te hervatten zodat er een definitieve oplossing kan worden gevonden, en de samenleving en het bedrijfsleven van beide partijen maximaal van de voordelen die daaraan zijn verbonden kunnen profiteren;
27. betreurt dat de regio door de Unie is verwaarloosd, ondanks het strategisch belang ervan voor de olievoorziening, handelsmogelijkheden en regionale stabiliteit;
28. merkt op dat na 20 jaar onderhandelen de vrijhandelsovereenkomst nog steeds niet is gesloten; is zich ervan bewust dat de bepalingen inzake mensenrechten en illegale migratie op weerstand stuiten bij sommige GCC-landen;
29. meent dat de vrijhandelsovereenkomst, gezien het strategische belang van de regio, niet alleen moet worden gezien als een instrument om de welvaart via de handel te verbeteren, maar ook als een middel om de geopolitieke stabiliteit te bevorderen;
30. merkt op dat de GCC momenteel de zesde grootste exportmarkt voor de Unie is en dat de Unie momenteel de belangrijkste handelspartner van de GCC is; merkt op dat de handelsrelaties weliswaar al intensief zijn maar dat het mogelijk is om de handel tussen beide partijen nog sterker en uitgebreider te diversifiëren, gezien de omvang van de Unie-markt en de inspanningen van de zijde van de GCC-landen om hun export te diversifiëren; merkt op dat een vrijhandelovereenkomst ook nieuwe kansen zou scheppen voor technische samenwerking en bijstand; is van mening dat de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC zeer bevorderlijk zou zijn voor het nauwer aanhalen van de onderlinge banden en voor verdere diversificatie;
31. wijst erop dat, gezien het streven naar economische diversificatie in de GCC-landen om hun afhankelijkheid van de olie-export te verminderen, een toename van handel in diensten en investeringen zou kunnen bijdragen aan de stimulering van de ontwikkeling van de economieën van de GCC-landen;
32. is verheugd over het feit dat de economische betrekkingen tussen de EU en de GCC de afgelopen twee decennia nauwer zijn aangehaald en dat het handelsvolume tussen de beide partijen aanzienlijk is toegenomen, ondanks het uitblijven van een akkoord over de vrijhandelsovereenkomst; beschouwt dit als een teken dat de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst deze natuurlijke ontwikkeling verder zou bevorderen en haar zou verankeren in een context die opener, voorspelbaarder en zekerder is;
33. merkt op dat de werkzaamheden in het kader van de vrijhandelsovereenkomst voor het grootste deel zijn voltooid, en is van mening dat de overeenkomst in haar huidige vorm qua toepassingsgebied voor beide partijen grote voordelen oplevert; roept beide partijen er derhalve toe op deze vrijhandelsovereenkomst te zien als een streefdoel dat voor de beide regio's en hun bevolkingen alleszins de moeite waarde is; meent dat de Unie en de GCC wederzijdse belangen en behoeften hebben en dat de ervaring van de Unie op het gebied van regionale integratie een inspiratiebron kan zijn voor de Golf; meent dat de Unie in dit verband waardevolle technische bijstand kan bieden;
34. wijst erop dat het gebrek aan transparantie in de openbare aanbestedingsprocedures, tenzij dit wordt verholpen, en de barrières voor de deelname van buitenlandse investeerders in de dienstensector de sluiting van de overeenkomst in gevaar kunnen brengen;
35. is nadrukkelijk van mening dat de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC beide partijen substantieel voordeel zou opleveren; is daarnaast van oordeel dat een vrijhandelsovereenkomst met de EU de verdere economische integratie van de GCC ten goede zou komen en dat deze overeenkomst, in aansluiting op de totstandkoming van de douane-unie van de GCC, ook een grotere stimulans zou betekenen voor belangrijke projecten, zoals de gemeenschappelijke markt van de GCC en de voltooiing van de monetaire unie van de GCC met één enkele valuta; meent dat de GCC lering kan trekken uit de ervaring die de EU bij de totstandbrenging van de interne markt en de invoering van de eenheidsmunt heeft opgedaan;
36. sluit zich van harte aan bij de boodschap die de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Catherine Ashton, tijdens de gezamenlijke ministersconferentie van de EU en de GCC in juni 2010 en nog recenter tijdens de op 22 september 2010 gehouden bijeenkomst van de EU en de GCC in de marge van de ministersconferentie van de Algemene Vergadering van de VN, heeft doen uitgaan dat de EU bereid is nog een laatste inspanning te doen om de onderhandelingen af te ronden; is verheugd over de reactie van de GCC, die eveneens bevestigd heeft de onderhandelingen te willen afronden;
37. onderkent de gevoeligheden van sommige GCC-landen met betrekking tot de uitvoerrechten, maar betreurt het recente besluit van de GCC-onderhandelaars om weer hun standpunt van 2008 in te nemen, d.w.z. om de terzake geldende regels buiten de vrijhandelsovereenkomst te houden; is er stellig van overtuigd dat in een nieuw te sluiten vrijhandelsovereenkomst niet kan worden voorbijgegaan aan het aspect uitvoerrechten en dat de WTO-regels voorschrijven dat vrijhandelsovereenkomsten moeten voorzien in een substantiële liberalisering van zowel in- als uitvoer;
38. beveelt aan dat de Unie meer middelen uittrekt voor de GCC, met name via het Financieringsinstrument voor de samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen, dat meer zichtbaarheid moet krijgen en vooral gericht moet zijn op programma's voor de opleiding van plaatselijke functionarissen, onder meer ook in handelsaangelegenheden;
39. brengt in herinnering dat internationale handelspolitiek sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is uitgegroeid tot een van de instrumenten van het buitenlands beleid van de Unie en dat derhalve eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten, alsook de sociale en milieudimensie absoluut essentieel zijn voor alle internationale akkoorden die zij aangaat; verlangt derhalve dat toekomstige vrijhandelsovereenkomsten een effectieve en bindende mensenrechtenclausule bevatten;
40. constateert dat er in de zes GCC-landen 15 miljoen buitenlandse werknemers zijn, en dat deze 40% van de totale bevolking uitmaken; wijst nogmaals op de precaire situatie van de buitenlandse werknemers in de Golfstaten, die door de IAO aan het licht is gebracht, en ondersteunt de oproep van de organisatie voor een minimumloon in de regio, om een verdere verslechtering van de situatie voor nationale en buitenlandse werknemers te voorkomen; steunt ook het recht van alle werknemers om vakbonden op te richten of zich daarbij aan te sluiten om hun belangen te beschermen;
41. dringt aan op eerbiediging van de democratische beginselen en fundamentele rechten van in de Universele Verklaring van de rechten van de mens; verzoekt de lidstaten van de GGC discriminatie van vrouwen en uitbuiting van kinderen, met name op de arbeidsmarkt, te bestrijden en de VN-verdragen inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en inzake de rechten van het kind daadwerkelijk toe te passen;
42. is van oordeel dat de ratificatie en volledige toepassing door de GCC-landen van het kader bestaande uit het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, het VN-Verdrag tegen corruptie en het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en leden van hun families een essentiële rol moet spelen bij de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst;
43. is van mening dat de sluiting van een vrijhandelsakkoord de betrekkingen tussen de EU-lidstaten en de GCC-landen substantieel ten goede zou komen, en voor toegevoegde waarde zou zorgen van het onlangs overeengekomen gezamenlijk actieprogramma, met name doordat het zou resulteren in capaciteitsverbetering en nauwere institutionele relaties, ook binnen het GCC-secretariaat; betreurt dat de diplomatieke aanwezigheid van de Unie in de GCC-landen nog steeds minimaal is en dringt erop aan dat de Unie na de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden haar diplomatieke presentie in de regio versterkt, met name door de vestiging van een Uniedelegatie in elk van de zes GCC-landen, die nauw zou moeten samenwerken met de nationale diplomatieke diensten van de EU-lidstaten die in de GGC-landen aanwezig zijn, teneinde zo goed mogelijk gebruik te maken van hun gezamenlijke expertise met betrekking tot de regio; is voorts van mening dat een substantiëlere diplomatieke aanwezigheid in de regio de kansen op een spoedige afronding van de vrijhandelsovereenkomst en de tenuitvoerlegging daarvan duidelijk zou verbeteren;
44. stelt de instelling voor van een reguliere top van staatshoofden en regeringsleiders van de Unie en de GCC; onderstreept dat een dergelijke top de politieke, financiële, economische, commerciële en culturele banden tussen de Unie en de GCC enorm zou versterken; spoort de belangrijke politieke leiders in zowel de Unie als de GCC ertoe aan regelmatig bijeen te komen om gezamenlijk gemeenschappelijke belangen te definiëren en te bevorderen, en aldus de kans op een spoedige sluiting en ondertekening van de vrijhandelsovereenkomst te vergroten; is van mening dat zowel de Unie als de GCC stappen zouden moeten ondernemen om dergelijke topbijeenkomsten op te zetten, ongeacht het moment van sluiting en ondertekening van de vrijhandelsovereenkomst;
45. is verheugd over het feit dat de Unie en de GCC door de jaren heen belangrijke investeringspartners zijn geworden en dat de GCC in 2008, samen met Irak en Jemen, de belangrijkste investeerder in de Unie was; is van mening dat de sluiting van de vrijhandelsovereenkomst, of althans de officiële hervatting van de onderhandelingen, in ieder geval de weg zal effenen voor verdere overeenkomsten die de totstandkoming van directe buitenlandse investeringen (FDI's) over en weer zal aanmoedigen en faciliteren, ten einde obstakels voor buitenlandse deelnemingen en voor bescherming van investeringen op te heffen; herinnert eraan dat directe buitenlandse investeringen inmiddels – sedert de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon – onder de bevoegdheid van de Unie vallen, en dat een en ander derhalve meer ruimte creëert voor de snelle sluiting van een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC; merkt op dat iedere toekomstige vrijhandelsovereenkomst nieuwe investeringskansen zou bieden voor beide partijen, terwijl tegelijkertijd de mogelijkheden voor de GCC-landen worden vergroot om te voldoen aan de criteria als kandidaat voor een investeringsovereenkomst in het kader van het toekomstig Europese investeringsbeleid;
46. wijst erop dat de verlaging van de douanerechten van de GCC-landen tengevolge van de vrijhandelsovereenkomst het voor transnationale ondernemingen aantrekkelijker zou maken te investeren; is ervan overtuigd dat de vrijhandelsovereenkomst zal leiden tot een toename van investeringen in de dienstensector, die de ontwikkeling van de GCC-landen en de EU-lidstaten ten goede zal komen;
47. stelt voor de euro te gebruiken bij alle vormen van handel tussen de Unie en de GCC-landen; is verheugd over het feit dat de GCC van begin af heeft verklaard een douane- en monetaire unie te willen oprichten; merkt op dat de douane-unie in 2009 in werking is getreden, en dat momenteel onderhandelingen worden gevoerd over de invoering van een gezamenlijke munt;
48. merkt op dat de zes GCC-landen momenteel op grond van het algemeen preferentiestelsel (APS) van de Unie preferentiële toegang hebben tot de EU-markt; onderstreept dat alle GCC-landen krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 niet alleen de 27 IAO- en VN-verdragen van Bijlage III van de verordening moeten ratificeren, maar deze ook daadwerkelijk moeten toepassen; is van mening dat de vrijhandelsovereenkomst, gezien het tempo van de economische vooruitgang in de regio, een beter instrument zou zijn om de commerciële voordelen daarvan over de gehele regio te spreiden;
49. bevestigt opnieuw dat de sluiting van deze zeer belangrijke interregionale vrijhandelsovereenkomst het primaire doel van de Unie moet zijn in haar betrekkingen met de GCC; spoort echter de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de commissaris voor handelszaken, in afwachting van een en ander en gelet op initiatieven die sommige belangrijke handelspartners van de GCC al hebben genomen, ertoe aan zich te beraden op alternatieve formules voor de toekomstige ontwikkeling van de handelsbetrekkingen met de GCC-landen, in de vorm van bilaterale akkoorden tussen de Unie en de Golfstaten die nu al bereid zijn zich nauwer aan de Unie te committeren, rekening houdend met de heterogene economieën van de GCC-landen, de verschillende respons van die landen op de financiële crisis en hun betrekkingen met andere handelspartners;
Energie
50. juicht de belangrijke samenwerking op energiegebied toe tussen de Europese Unie en haar mediterrane partners, die nu is uitgebreid tot hernieuwbare energie; meent dat synergieën in deze activiteitensector tussen de drie geografische regio's gestimuleerd moeten worden vanwege hun convergerende belangen, technologische know-how, financiële middelen en de overvloedig aanwezige energiebronnen (zon, wind); is ingenomen met de opzet van het deskundigennetwerk EU-GCC voor schone energie, die van groot belang is geworden voor de GCC-landen;
51. meent dat gezien de strategische, economische, politieke en culturele betrekkingen tussen de Golflanden en de landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee, alsook de steeds grotere invloed van de Golflanden op de landen van het Middellandse-Zeegebied, een versterkt en gestructureerd partnerschap tussen de GCC en de Unie voor het Middellandse Zeegebied overwogen kan worden, en dat de Europese Unie zich actief moet inzetten voor de bevordering van een dergelijk project, dat in het belang van alle partijen is;
52. prijst de werkzaamheden van de groep van energiedeskundigen EU-GCC, met name op het gebied van gas, energie-efficiëntie en nucleaire veiligheid;
53. verzoekt de Commissie om, gezien de uitdaging van de klimaatverandering en het stijgende energieverbruik in beide regio's, energie-efficiëntie tot een van de belangrijkste ontwikkelingsgebieden te maken en de samenwerking op het gebied van energie-efficiëntie te verbeteren;
54. erkent dat momenteel nog in de meeste energiebehoeften van de Europese Unie wordt voorzien met fossiele brandstoffen; merkt echter op dat de toekomstige vraag van de Unie naar olie door verschillende factoren zal worden beïnvloed, zoals het Europese energie- en klimaatbeleid, de leveringskosten, prijsschommelingen en industriële ontwikkelingen (bijvoorbeeld op het gebied van energie-efficiëntie en elektrische mobiliteit), die samen tot gevolg hebben dat de toekomstige vraag en stroomopwaartse en stroomafwaartse investeringen op het gebied van de productiecapaciteit onzeker zullen blijven;
55. dringt aan op meer transparantie met betrekking tot gegevens over het toekomstige vraag- en aanbodscenario voor olie en gas, met het oog op wederzijds belangen in voorspelbare oliemarkten; is daarom ingenomen met het gemeenschappelijk initiatief inzake oliegegevens (Joint Oil Data Initiative);
56. is verheugd over het vastberaden streven van de gezamenlijke ministersconferentie naar nauwere samenwerking op het gebied van milieu en klimaatverandering;
57. erkent dat de inspanningen van de GCC om het potentieel van aardgasreserves en vloeibaar aardgas (LNG) te verhogen in overeenstemming zijn met het streven van de EU om energiebronnen en -aanvoerroutes te diversifiëren; benadrukt daarom het belang dat wordt gehecht aan een grotere export van LNG naar de Unie, door LNG-terminals te installeren langs de zuidelijke corridor en door pijpleidingverbindingen aan te leggen met de GCC, hetzij rechtstreeks, hetzij via verbindingen met huidige en geplande pijpleidingen zoals AGP, Nabucco en ITGI;
58. moedigt de lidstaten van de GCC aan de verdere ontwikkeling van de vloeibaarmaking van aardgas (GTL) met hun Europese partners te coördineren om een betere integratie van GTL in de Europese energiemix te bereiken; onderstreept dat de GCC de GTL-techniek ook kan gebruiken als alternatief voor de affakkeling van gas in de atmosfeer;
59. benadrukt dat de Unie de mogelijkheid heeft te investeren in de energieproductiecapaciteit van de GCC, met gebruikmaking van de nieuwste technologieën op het gebied van opwekking, transmissie en interconnectie; pleit in dit verband voor toekomstige samenwerking met een speciale nadruk op de integratie van stroomnetwerken en intelligente netwerktechnologieën;
Industrie en grondstoffen
60. benadrukt het belang van een betrouwbaar partnerschap tussen de Europese Unie en de GCC met betrekking tot het gebruik van en de toegang tot grondstoffen; is voorstander van open goederenmarkten en de afschaffing van niet-tarifaire belemmeringen; is ingenomen met alle inspanningen die reeds zijn geleverd op het gebied van de vrijhandelsbesprekingen met het oog op een veilige en duurzame aanvoer van grondstoffen;
61. dringt aan op gezamenlijke maatregelen tegen speculatie en extreme prijsschommelingen voor grondstoffen, door een grotere transparantie van en nauwer toezicht op de handel buiten de beurs in afgeleide producten; is in dit verband ingenomen met de recente oproep van de OPEC om controles op de handel buiten de beurs aan te scherpen, naast het Franse initiatief om de speculatie in grondstoffen op de agenda van de G-20 te zetten;
O&O en innovatie
62. benadrukt het belang van nauwere bilaterale samenwerking met de GCC in het kader van onderzoek- en technologieprogramma's, met speciale aandacht voor nieuwe kennisintensieve bedrijfstakken op gebieden als hernieuwbare energiebronnen, de afvang en vastlegging van kooldioxide, olie- en aardgasderivaten, energie-efficiëntie en biomassa; roept op tot samenwerking die gepaard gaat met technologieoverdracht in combinatie met een veilige en duurzame levering van grondstoffen;
63. moedigt de Europese Onderzoekraad (ERC) en het Europees Instituut voor Technologie (EIT) aan nauwer samen te werken met de GCC om ook de wetenschappelijke dialoog en de samenwerking tussen de regio's op dit gebied te bevorderen en stimuleren;
Onderwijs
64. wijst erop dat de lidstaten van de GCC onderwijs tot nationale prioriteit hebben gemaakt, en dat er grote behoeften zijn op het gebied van personeel (onvoldoende onderwijspersoneel), leerstof (niet aangepast aan de ontwikkeling van de arbeidsmarkt), de kwaliteit van de leerprogramma's (veroudering methoden en didactisch materiaal) en het gebruik van nieuwe technologieën; verzoekt de inspanningen van de autoriteiten actief te ondersteunen om hiervoor een oplossing te vinden en een verstrekkende samenwerking voor te stellen in het hoger, middelbaar en lager onderwijs om een grotere toegang tot het onderwijs voor zowel mannen als vrouwen te bevorderen;
65. benadrukt dat deze samenwerking verdere steun moet inhouden voor uitwisselingsprogramma's voor studenten, academici en vakmensen; betreurt het dat het programma Erasmus Mundus in de gehele regio nagenoeg onbekend blijft, met name door een gebrek aan voorlichting; is ingenomen met de initiatieven van Franse, Britse en Duitse universiteiten om universitaire partnerschappen en uitwisselingsprogramma's op te zetten; wijst er echter op dat Europa op dit punt achterblijft bij de Verenigde Staten en Azië; verzoekt de Europese Commissie voorlichting en bevordering van het onderwijs en het Europees wetenschappelijk onderzoek ter plaatse te plannen; dringt erop aan dat deze uitwisselingsprogramma's gericht worden op studenten, docenten, onderzoekers en administratief personeel, waarbij gelet wordt op een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen; meent dat er uitwisselingsprogramma's opgezet moeten worden voor jongere leeftijdscategorieën, met name voor middelbare scholieren;
66. is ingenomen met het Al-Jisr project inzake publieke diplomatie en voorlichtingsacties, die, gesteund door de Europese Commissie, zeer positieve effecten blijken te hebben; spoort in dit verband de diensten van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter aan te overwegen activiteiten in het kader van publieke diplomatie uit te breiden in deze regio, waar men nog geen duidelijk idee heeft van de Unie, en instrumenten om in deze lacune te voorzien beperkt zijn; wijst erop hoe belangrijk het is een betere communicatiestrategie te ontwikkelen, alsook op de noodzaak het beleid en de standpunten van de Unie in het Arabisch uit te leggen, zodat een breder publiek in de regio wordt bereikt;
67. onderstreept dat het ontbreken van samenwerkingsprogramma's tussen de Unie en de GCC op mediagebied leidt tot een gebrek aan voorlichting; verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen om een grotere samenwerking op dit gebied met de GCC-landen op gang te brengen met als doel de zichtbaarheid van de Unie in de regio te vergroten en meer
68. acht het van het grootste belang om de lacunes in Europa op het gebied van onderzoek en studies over de Golfstaten te vullen; moedigt de invoering op universiteiten van eigentijdse studieprogramma's over dit deel van de Arabische wereld aan; meent dat tevens studieprogramma's over de Europese Unie moeten worden voorgesteld op de universiteiten van de regio;
o o o
69. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Raad van de Europese Unie, de voorzitter van de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, het secretariaat van de GCC alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten van de GCC.
Benoeming van een lid van de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank: Peter Praet (BE)
187k
30k
Besluit van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over de aanbeveling van de Raad inzake de benoeming van een lid van de directie van de Europese Centrale Bank (00003/2011 – C7-0058/2011 – 2011/0802(NLE))
– gezien de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2011 (00003/2011),
– gelet op de tweede alinea van artikel 283, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Europese Raad is geraadpleegd (C7-0058/2011),
– gelet op artikel 109 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0064/2011),
A. overwegende dat de Europese Raad het Europees Parlement bij schrijven van 18 februari 2011 heeft geraadpleegd over de benoeming van Peter Praet tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank voor een ambtstermijn van acht jaar die op 1 juni 2011 ingaat,
B. overwegende dat de Commissie economische en monetaire zaken van het Parlement vervolgens de referenties van de kandidaat heeft beoordeeld, met name tegen de achtergrond van de eisen van artikel 283, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en gezien het feit dat de ECB overeenkomstig artikel 130 van dat verdrag volstrekt onafhankelijk dient te zijn, en overwegende dat de commissie in het kader van de uitvoering van deze beoordeling een CV van de kandidaat heeft ontvangen alsook diens antwoorden op de hem toegezonden vragenlijst,
C. overwegende dat de commissie de kandidaat vervolgens op 16 maart 2011 gedurende anderhalf uur heeft gehoord; bij deze gelegenheid heeft hij een inleidende verklaring afgelegd en vragen van de commissieleden beantwoord,
1. brengt aan de Europese Raad positief advies uit inzake de aanbeveling van de Raad om Peter Praet te benoemen tot lid van de directie van de Europese Centrale Bank;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Europese Raad en aan de Raad.
Benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese Bankautoriteit (EBA)
101k
29k
Resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over de benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit)
– gelet op het schrijven van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) van 10 maart 2011,
– gelet op artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit)(1),
– gezien het feit dat de Commissie economische en monetaire zaken op haar vergadering van 17 maart 2011 de door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) geselecteerde kandidaat heeft gehoord,
– gelet op artikel 120 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de heer Adam Farkas voldoet aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010,
1. hecht zijn goedkeuring aan de benoeming van Adam Farkas tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit);
2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit).
Benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA)
101k
30k
Resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over de benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen)
– gelet op het schrijven van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) van 10 maart 2011,
– gelet op artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen)(1),
– gezien het feit dat de Commissie economische en monetaire zaken op haar vergadering van 17 maart 2011 de door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) geselecteerde kandidaat heeft gehoord,
– gelet op artikel 120 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de heer Carlos Montalvo voldoet aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010,
1. hecht zijn goedkeuring aan de benoeming van Carlos Montalvo tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen);
2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen).
Benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)
101k
30k
Resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over de benoeming van de uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten)
– gelet op het schrijven van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) van 28 februari 2011,
– gelet op artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten)(1),
– gezien het feit dat de Commissie economische en monetaire zaken op haar vergadering van 17 maart 2011 de door de Raad van toezicht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) geselecteerde kandidaat heeft gehoord,
– gelet op artikel 120 van zijn Reglement,
A. overwegende dat mevrouw Verena Ross voldoet aan de criteria die worden vermeld in artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010,
1. hecht zijn goedkeuring aan de benoeming van Verena Ross tot uitvoerend directeur van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten);
2. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten).
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 februari 2011 over de EU 2020(2),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 december 2010 over het werkprogramma van de Commissie voor 2011(3),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 oktober 2010 over „de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen voor maatregelen en initiatieven op EU-niveau (tussentijds verslag)”(4),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 juni 2010 over economisch bestuur(5),
– gezien de geactualiseerde financiële programmering van de Commissie voor 2007-2013, die is voorgelegd in overeenstemming met punt 46 van het voornoemde IIA van 17 mei 2006,
– gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011,
– gezien de conclusies van de Raad van 15 februari 2011 over de begrotingsrichtsnoeren voor 2012,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0058/2011),
Een begroting voor 2012 in het kader van een versterkt Europees economische bestuur, het Europees semester en de doelstellingen van Europa 2020 voor het stimuleren van groei en werkgelegenheid
1. is van mening dat de Europa 2020-strategie Europa moet helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te voorschijn te komen, en wel door middel van slimme, duurzame en inclusieve groei op basis van de vijf EU-kerndoelen: bevordering van werkgelegenheid, betere voorwaarden voor en meer overheidsinvesteringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling, verwezenlijking van onze klimaat- en energiedoelstellingen, verhoging van het onderwijsniveau en bevordering van sociale insluiting, met name door vermindering van de armoede; herinnert eraan dat de lidstaten zelf deze vijf doelstellingen volledig hebben onderschreven;
2. wijst erop dat er voor enige samenhang moet worden gezorgd tussen het verwezenlijken van deze doelen en de financiën die er op Europees en nationaal niveau aan worden toegewezen; wijst er met klem op dat het begrotingsbeleid van de EU bij dit beginsel moet aansluiten; is van mening dat het Europees semester, als nieuw instrument voor versterking van het Europese economische bestuur, een goede gelegenheid biedt om te overwegen hoe deze vijf kerndoelen het best verwezenlijkt kunnen worden;
3. is sterk de mening toegedaan dat het Europees semester moet streven naar verbetering van de coördinatie en consistentie tussen het nationale en Europese economische en begrotingsbeleid; is van oordeel dat het zich moet richten op een grotere synergie tussen Europese en nationale overheidsinvesteringen met het oog op een betere verwezenlijking van de algemene politieke doelstellingen van de EU; wijst op de fundamentele verschillen in structuur tussen de EU-begroting en de nationale begrotingen; is echter van mening dat de geaggregeerde EU-uitgaven en nationale overheidsuitgaven voor de verwezenlijking van gemeenschappelijke politieke doelstellingen zo snel mogelijk moeten worden vastgesteld;
4. onderkent de bezorgdheid van de Raad over economische en budgettaire beperkingen op nationaal niveau, maar herinnert er in de eerste plaats aan dat er overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag geen tekort in de EU-begroting mag ontstaan; herinnert eraan dat het geaccumuleerde overheidstekort in de gehele EU in 2009 801 miljard EUR bedroeg, en dat de EU-begroting slechts 2% van de totale overheidsuitgaven in de EU uitmaakt;
5. is evenwel van oordeel dat het gezien de moeilijke economische situatie in de Unie belangrijker is dan ooit om voor een behoorlijke uitvoering van de EU-begroting en een goede besteding en een optimaal gebruik van de communautaire middelen te zorgen; is van mening dat een grondige herziening moet plaatsvinden van lijnen met een constant lage benutting of met problemen bij de tenuitvoerlegging;
6. is van mening dat de EU-begroting waarde toevoegt aan de nationale overheidsuitgaven wanneer zij investeringen op kernbeleidsgebieden van de Europa 2020-strategie aanzwengelt, ondersteunt en aanvult; is bovendien van mening dat de EU-begroting een belangrijke rol te vervullen heeft om de EU te helpen uit de huidige economische en financiële crisis te komen, omdat zij als katalysator kan fungeren voor het stimuleren van investeringen, groei en werkgelegenheid in Europa; meent dat de EU-begroting in ieder geval de gevolgen van het huidige restrictieve nationale begrotingsbeleid kan beperken en tegelijk de inspanningen van de regeringen ondersteunt; benadrukt tevens dat een verlaging van de EU-begroting, die herverdelend van aard is, schadelijk kan zijn voor de Europese solidariteit en het tempo van de economische ontwikkeling in de meeste lidstaten; is van mening dat een benadering waarbij alleen wordt gekeken naar „nettobijdragers” en „netto-ontvangers” geen rekening houdt met spill-overeffecten tussen EU-landen en derhalve gemeenschappelijke EU-beleidsdoelstellingen ondermijnt;
7. herinnert eraan dat voor het uitvoeren van de zeven kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie een enorme toekomstgerichte investering is vereist, die volgens raming van de Commissie in haar mededeling over de evaluatie van de EU-begroting (COM(2010)0700) tot 2020 ten minste 1 800 miljard EUR beloopt; benadrukt dat een van de belangrijkste doelstellingen van de Europa 2002-strategie, het stimuleren van nieuwe arbeidsplaatsen en hoogwaardige werkgelegenheid voor alle Europeanen, alleen bereikt zal worden als de noodzakelijke investeringen in onderwijs, bevordering van een kennismaatschappij, onderzoek en ontwikkeling, innovatie, het midden- en kleinbedrijf en groene en nieuwe technologieën nu worden gedaan en niet langer worden uitgesteld; dringt aan op een hernieuwd politiek compromis, waarin de verlaging van de tekorten en schulden gecombineerd wordt met de bevordering van dergelijke investeringen; verklaart zich, om ervoor te zorgen dat de EU-begroting meer uitwerking heeft en bijdraagt tot het antwoord van de EU op de economische crisis, bereid om naar manieren te zoeken om bestaande instrumenten die de synergie tussen de EU-begroting en maatregelen van de EIB vergroten, uit te breiden, met het oog op de ondersteuning van investeringen op de lange termijn; begroet tevens dat de Commissie een begin heeft gemaakt met een openbare raadpleging over „Europa 2020-projectobligaties”;
8. kant zich tegen pogingen om begrotingskredieten die een rol spelen bij het bereiken van de kerndoelen en zeven kerninitiatieven van de Europa 2020-strategie te beperken of te verminderen; merkt op dat dergelijke pogingen averechts zouden werken en waarschijnlijk zouden leiden tot het mislukken van Europa 2020, net als het geval was met de Lissabon-strategie; is van oordeel dat de Europa 2020-strategie alleen geloofwaardig kan zijn als deze adequaat wordt gefinancierd, en herinnert eraan dat het EP dit belangrijke politieke aandachtspunt vele malen aan de orde heeft gesteld; herhaalt zijn nadrukkelijke verzoek aan de Commissie om de budgettaire dimensie van de kerninitiatieven te verduidelijken en het Parlement mee te delen welke begrotingsmiddelen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie;
9. benadrukt dat begrotingsmaatregelen niet de enige factor zijn die van betekenis is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, maar dat begrotingsinspanningen aangevuld moeten worden met concrete voorstellen voor vereenvoudiging, teneinde een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor het bereiken van onze doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, onderzoek en innovatie, met inbegrip van groene en energietechnologieën; is er bovendien van overtuigd dat het verwezenlijken van de Europa 2020-doelstellingen, onder meer door het scheppen van nieuwe groene banen, niet alleen afhangt van meer begrotingsmiddelen, maar ook van een kwalitatieve heroriëntatie van bestaande EU-beleidsonderdelen, met inbegrip van het GLB, waarbij terdege rekening gehouden moet worden met duurzaamheidsoverwegingen;
10. is bovendien van mening dat de begrotingskredieten voor 2012, met inbegrip van de kredieten voor gebieden die niet direct verband houden met het verwezenlijken van de Europa 2020-strategie, op een passend niveau moeten worden gehouden om de voortzetting van EU-beleid en het bereiken van de EU-doelstellingen tot ver na de huidige economische crisis te waarborgen;
11. pleit voor meer samenhang tussen de externe en de interne onderdelen van het EU-beleid, waarbij bedacht moet worden dat het economische, natuurlijke en industriële klimaat, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid sterk beïnvloed worden door mondiale ontwikkelingen; onderstreept daarom dat de EU moet kunnen beschikken over de nodige financiële middelen om adequaat op de steeds grotere mondiale uitdagingen te kunnen reageren en haar gemeenschappelijke belangen en kernwaarden – zoals mensenrechten, democratie, de rechtsstaat, de fundamentele vrijheden en de bescherming van het milieu – doeltreffend te kunnen behartigen en bevorderen; herinnert eraan dat met een bescheiden verhoging van de uitgaven op EU-niveau vaak naar verhouding hogere besparingen op het niveau van de lidstaten kunnen worden bereikt;
12. meent dat de EU een belangrijke rol toekomt bij de hulpverlening aan en de financiële ondersteuning van de Arabische landen op dit historische moment in hun democratische ontwikkeling en economische en sociale transformatie; verwelkomt in dit verband de mededeling van de Commissie „Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse-Zeegebied” (COM(2011)0200);
13. betreurt het ontbreken van enige parlementaire dimensie bij het eerste Europese semester, ondanks de rol van het Europees Parlement en de 27 nationale parlementen spelen in hun eigen begrotingsprocedures; is er sterk van overtuigd dat een grotere parlementaire betrokkenheid de democratische aard en transparantie van een dergelijk instrument aanzienlijk zou vergroten; steunt het initiatief van zijn Begrotingscommissie om als eerste stap een bijeenkomst met nationale parlementen te organiseren om de hoofdlijnen van de begroting van de lidstaten en van de EU voor 2012 te bespreken;
14. juicht de openbare toezeggingen van het Hongaarse en Poolse voorzitterschap toe om in 2011 een open en opbouwende dialoog met het EP over begrotingskwesties aan te gaan; betuigt opnieuw zijn bereidheid om nauw met de Raad en de Commissie samen te werken in volledige overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Lissabon; verwacht dat de huidige richtlijnen volledig in aanmerking worden genomen tijdens de begrotingsprocedure 2012;
Duurzaamheid en verantwoordelijkheid als kernbeginsel van de EU-begroting 2012
15. merkt op dat in het meerjarig financieel kader (MFK) 2007-2013 voor 2012 een totaalbedrag aan vastleggingskredieten (VK) is opgenomen van 147,55 mrd EUR en een plafond voor de betalingskredieten (BK) van in totaal 141,36 mrd EUR; herinnert eraan dat deze bedragen in ieder geval aanzienlijk lager zijn (circa 25 mrd EUR lager voor VK en circa 22 mrd lager voor BK) dan het plafond dat in het huidige eigenmiddelenbesluit is vastgesteld;
16. benadrukt dat in het financieringsprogramma dat op 31 januari 2011 door de Commissie is ingediend een indicatief referentiebedrag aan vastleggingskredieten is opgenomen voor elk van de bestaande EU-programma's en –activiteiten; neemt er nota van dat het totaalbedrag aan vastleggingskredieten kan worden vastgesteld op 147,88 mrd EUR;
17. onderstreept dat deze bedragen bestaan uit een jaarlijkse uitsplitsing van meerjarige globale bedragen die door zowel het Parlement als de Raad zijn overeengekomen bij de goedkeuring van deze programma's en activiteiten; benadrukt dat de geprogrammeerde jaarlijkse bedragen vastleggingen zijn die de verwezenlijking van de EU-doelstellingen en prioriteiten mogelijk maken, met name in het kader van Europa 2020; erkent echter dat er onder bepaalde rubrieken van het MFK enige manoeuvreerruimte kan ontstaan, gezien de zeer voorlopige indicatieve cijfers (met name onder rubriek 2) die op dat moment van het jaar door de Commissie zijn voorgesteld;
18. wijst erop dat de begroting voor 2012 de zesde is van zeven begrotingen in het kader van het huidige MFK; is van mening dat de twee takken van de begrotingsautoriteit derhalve op dit moment een duidelijker beeld hebben van de tekortkomingen en positieve ontwikkelingen die bestaande meerjaarprogramma's met zich meebrengen; merkt op dat de tussentijdse herziening van de meeste programma's, waarvoor de medebeslissingsprocedure geldt, reeds heeft plaatsgevonden en verzoekt de Commissie informatie te verstrekken over de eventuele budgettaire gevolgen van die herziening; benadrukt in dit verband dat het EP vastbesloten is om, indien dit nodig blijkt voor zowel het ondersteunen en versterken van politieke prioriteiten van de EU als het inspelen op nieuwe politieke behoeften, en in nauwe samenwerking met zijn vakcommissies, onder andere punt 37 van het IIA (dat een marge van 5% aan wetgevingsflexibiliteit toestaat) ten volle te benutten;
19. benadrukt dat voldoende marge overlaten onder alle rubrieken van het MFK niet de enige oplossing is om onvoorziene omstandigheden te ondervangen; wijst op de herhaaldelijke onderfinanciering van bepaalde rubrieken van het MFK, met name de rubrieken 1a, 3b en 4, ten opzichte van de behoeften en politieke prioriteiten van de EU die door de lidstaten zijn onderschreven; meent dat de benadering die aan de begrotingsrichtsnoeren van de Raad voor 2012 ten grondslag ligt, geen blijk geeft van een langetermijnvisie en de bestaande programma's en activiteiten in gevaar zou kunnen brengen als zich onvoorziene gebeurtenissen voordoen of nieuwe politieke prioriteiten worden gesteld; benadrukt dat de recente gebeurtenissen in verschillende Noord-Afrikaanse landen hier reeds op duiden en verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe de bestaande financiële instrumenten van de EU kunnen worden aangewend om het streven naar democratie te ondersteunen;
20. is juist van mening dat de verschillende flexibiliteitsmechanismen waarin het IIA voorziet (zoals overschrijvingen van uitgaven tussen rubrieken en activering van het flexibiliteitsinstrument) middelen zijn die ten volle moeten worden benut; herinnert eraan dat deze mechanismen sinds 2007 ieder jaar moesten worden aangewend om te kunnen reageren op verschillende uitdagingen die zich voordeden; verwacht dat de Raad het gebruik van deze instrumenten volledig zal ondersteunen en hierover vroegtijdig onderhandelingen zal voeren teneinde onevenredig lange en moeizame onderhandelingen over de activering ervan te vermijden;
21. benadrukt in dit verband dat om de vastleggingskredieten strikt onder controle te houden niet alleen aanzienlijke herschikkingen en verlegging van prioriteiten nodig zouden zijn, maar ook het gezamenlijk vaststellen van mogelijke negatieve prioriteiten en bezuinigingen door de instellingen; dringt er met klem bij zijn gespecialiseerde commissies op aan deel te nemen aan de procedure waarbij op alle beleidsgebieden van de EU duidelijke politieke prioriteiten worden vastgesteld; onderstreept echter dat meer begrotingsflexibiliteit nodig is en dat een herziening van het MFK (bvijvoorbeeld verrekening tussen rubrieken van het huidige MFK) noodzakelijk kan zijn voor het functioneringsvermogen van de Unie, niet alleen om de nieuwe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, maar ook om het besluitvormingsproces binnen de instellingen te vereenvoudigen om begrotingsmiddelen af te kunnen stemmen op veranderende omstandigheden en prioriteiten; beklemtoont dat dit proces volledig transparant moet zijn;
22. benadrukt dat de versterking van een aantal beleidsmaatregelen en de toekenning van nieuwe bevoegdheden op EU-niveau met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon logischerwijs extra financiële ruimte voor de EU zou moeten inhouden, hetgeen nauwelijks het geval was voor 2011, het eerste jaar na de inwerkingtreding van het verdrag; herinnert de Raad en de Commissie aan de politieke verklaring in de bijlagen bij de begroting 2011, waarin de Commissie zich ertoe verbindt te onderzoeken op welke wijze de prioritaire gebieden van het Verdrag van Lissabon versterkt kunnen worden en de behoeften zorgvuldig in kaart te brengen bij het opstellen van de ontwerpbegroting voor 2012; verwacht van de Commissie dat zij hieraan gevolg geeft door bijvoorbeeld voor te stellen dat de succesvolle aan Lissabon gerelateerde proefprojecten of voorbereidende activiteiten worden omgezet in meerjarenprogramma's;
23. is van oordeel dat de aanpak van de Commissie bij het bepalen van de financiering van de gedecentraliseerde agentschappen van de EU uit de EU-begroting betrouwbaar is en de juiste stimulansen biedt; benadrukt dat de budgettoewijzingen voor EU-agentschappen beslist niet uitsluitend voor administratieve uitgaven zijn bedoeld, maar een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen van Europa 2020 en de doelstellingen van de EU in het algemeen, zoals vastgesteld door de wetgevingsautoriteit; bevestigt opnieuw de noodzaak verzoeken om nieuwe posten zorgvuldig te zullen bestuderen in het licht van nieuwe, pas toegewezen taken; onderstreept echter het belang van de toewijzing van adequate financiële middelen aan agentschappen die een ruimer takenpakket hebben gekregen, zodat zij niet in hun werking worden belemmerd; dringt aan op een specifieke benadering voor de werving van gespecialiseerd wetenschappelijk personeel met beroepservaring, vooral wanneer deze posten volledig uit heffingen worden betaald en dus budgetneutraal voor de EU-begroting zijn; ondersteunt het werk van de interinstitutionele werkgroep over de toekomst van de EU-agentschappen die begin 2009 is ingesteld, en ziet uit naar zijn conclusies, met name over de bovenstaande punten;
Totaal aan betalingskredieten, RAL en financiering van de EU-begroting
24. merkt op dat het totaal aan betalingskredieten voor 2012 direct voortvloeit uit de juridische en politieke toezeggingen van voorgaande jaren; is van mening dat een toename ten opzichte van de begroting 2011 te verwachten is, die in overeenstemming is met het algemene profiel van betalingen over de programmeringsperiode 2007-2013 (zie de tabellen in de bijlage);
25. benadrukt dat het dringend noodzakelijk is het stijgende bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) aan het eind van 2010 (194 miljard EUR, zie tabel in bijlage) aan te pakken; betreurt dat de Raad het niveau van de betalingen vooraf heeft vastgesteld, zonder een nauwkeurige beoordeling te maken van de daadwerkelijke behoeften; onderstreept dat het bedrag van de RAL met name hoog is onder rubriek 1b; vindt de optie van de Raad om de vastleggingen in de EU-begroting te reduceren om het bedrag van de RAL te verlagen geen duurzame oplossing, omdat dit ten koste zou gaan van het realiseren van eerder overeengekomen EU-doelstellingen en -prioriteiten; beklemtoont in dit verband dat de Raad gebonden is door de gezamenlijke verklaring met het Parlement over de mogelijkheid om in 2011 in nieuwe betalingsbehoeften te voorzien door wijziging van de begroting;
26. benadrukt dat een bepaald bedrag aan RAL onvermijdelijk is bij de uitvoering van meerjarenprogramma's, en dat het bestaan van nog betaalbaar te stellen vastleggingen per definitie vereist dat de betreffende betalingen worden verricht; verzoekt derhalve dat er een juiste verhouding in acht wordt genomen tussen de vastleggingen en de betalingen, en zal alles in het werk stellen gedurende de volledige begrotingsprocedure om de discrepantie tussen de kredieten voor vastleggingen en betalingen te verkleinen;
27. deelt het standpunt van de Raad dat een realistische budgettering bevorderd moet worden; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat haar ontwerpbegroting op dit beginsel is gebaseerd; merkt echter op dat de uitvoering van eerdere begrotingen, die in de afgelopen jaren is verbeterd, in sommige gevallen misschien geen erg nauwkeurige indicatie van de behoeften in 2012 geeft, aangezien de uitvoering van sommige programma's in 2012 sneller zou kunnen verlopen en de betalingsbehoeften dienovereenkomstig zullen toenemen; onderschrijft het verzoek van de Raad aan de lidstaten om voor betere ramingen met betrekking tot de uitvoering te zorgen, met name ter voorkoming van onderbesteding, en is van mening dat het leeuwendeel van de inspanningen in het kader hiervan door de lidstaten zelf moet worden geleverd, aangezien het bedrag van de ontwerpbegroting van de Commissie voornamelijk wordt bepaald door hun eigen ramingen (met name onder rubriek 2) en hun uitvoeringscapaciteit; herinnert eraan dat de lidstaten samen met de Commissie meer dan 80% van de EU-financiering beheren; herinnert de lidstaten aan hun juridische verantwoordelijkheid om financiële regels op te stellen en te handhaven die gelden voor ontvangers van EU-financiering;
28. wijst erop dat de bescherming van de financiële belangen sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon ook de verantwoordelijkheid van de lidstaten is; onderstreept dat de beheers- en controlesystemen in sommige lidstaten volgens de bevindingen van de Europese Rekenkamer niet in alle opzichten doeltreffend zijn; herinnert er voorts aan dat ten onrechte bestede middelen uit de structuurfondsen ten belope van miljarden euro's nog niet zijn terugbetaald; merkt op dat in het meest recente jaarverslag van DG REGIO niet kan worden vastgesteld of de uitgaven van de lidstaten wettig en regelmatig zijn, omdat de lidstaten niet voldoen aan de verplichting om hun rapporten tijdig in te dienen; wijst erop dat het Europees Parlement, indien de onderfinanciering van de EU-begroting door de lidstaten aanhoudt, gedwongen zal zijn om met betrekking tot de EU-projecten negatieve prioriteiten vast te stellen en de begrotingen voor de projecten in kwestie te verlagen;
29. is zich ervan bewust dat het bedrag aan betalingen dat elk jaar uiteindelijk wordt uitgevoerd soms een aanzienlijk zogenaamd „overschot” laat zien vergeleken met het bedrag aan betalingen dat oorspronkelijk door de begrotingsautoriteit was overeengekomen, hetgeen betekent dat de nationale bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting dienovereenkomstig zijn afgenomen en hun fiscale posities zijn verbeterd; vindt de zorgen van de Raad ten aanzien van het bedrag en timing van deze „teruggave” niet relevant bij de aanpak van de gevoelige onderliggende politieke kwestie van de financiering van de EU-begroting; is veeleer van mening dat niet-bestede kredieten uit het jaar „n” naar het volgende begrotingsjaar („n+1”) moeten worden overgedragen, in plaats dat zij worden afgetrokken bij de berekening van de nationale bijdragen van de lidstaten; verzoekt de Commissie derhalve met klem om ambitieuze voorstellen te maken voor het vaststellen van nieuwe, echte eigen middelen om de EU te voorzien van echte en autonome financiële middelen; dringt er bovendien op aan dat nieuwe eigen middelen gebaseerd moeten zijn op een uitvoerige effectbeoordeling en manieren moeten ontwikkelen om het concurrentievermogen en de economische groei van de EU te vergroten; verzoekt de Raad om constructief samen te werken in het debat over nieuwe eigen middelen voor de EU;
Administratieve uitgaven onder afdeling III van de EU-begroting
30. neemt nota van het schrijven van de Commissaris belast met Financiële Programmering en Begroting van 3 februari 2011, waarin de toezegging van de Commissie met betrekking tot de nulgroei van het personeelsbestand opnieuw wordt bevestigd, evenals haar streven om de nominale stijging (ten opzichte van 2011) in administratieve kredieten onder rubriek 5 te beperken; is zich er echter van bewust dat zolang de bevoegdheden van de EU blijven toenemen, deze ontwikkeling mogelijk niet houdbaar is op de lange termijn en een negatief effect kan hebben op de snelle en doeltreffende uitvoering van EU-activiteiten;
31. verzoekt de Commissie zich af te vragen wat op lange termijn het effect op de kwaliteit en onafhankelijkheid van het Europese ambtenarenapparaat zal zijn van haar uitbestedingsbeleid en haar beleid een groeiend aantal arbeidscontractanten in dienst te nemen; onderstreept dat hoewel hiermee wordt bespaard op salarissen en pensioenen, het tot een situatie leidt waarin een groeiend aantal werknemers in dienst van de Commissie niet wordt opgenomen in haar personeelsformatie; herinnert eraan dat de hoogte van pensioenen en salarissen wordt bepaald door juridisch bindende overeenkomsten waaraan de Commissie zich volledig moet houden;
32. onderstreept echter dat in het geval van meerjarenprogramma's bepaalde administratieve uitgaven (waaronder die van uitvoerende agentschappen) zijn opgenomen in de algemene financiële middelen, samen met zogenaamde „operationele uitgaven”; wijst erop dat de gewoonte van de Raad om horizontaal op deze begrotingslijnen te bezuinigen om de administratieve uitgaven te verlagen onvermijdelijk leidt tot wijziging van de volledige gezamenlijk overeengekomen financiële middelen voor deze programma's en tot het risico dat dit ten koste van de snelheid en kwaliteit van de uitvoering gaat;
o o o
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de Europese Rekenkamer.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (COM(2007)0638 – C6-0470/2007 – 2007/0229(COD))
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665),
– gelet op artikel 294, lid 3, en artikel 79, lid 2, onder a) en b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 9 juli 2008(2),
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 18 juni 2008(3),
– gelet op de artikel 55 en artikel 56, lid 3, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0265/2010),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 24 maart 2011 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2011/…/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven [amendement 122 tenzij anders vermeld]
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder a) en b),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
▌
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(4),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(5),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(6),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaald dat maatregelen moeten worden aangenomen op het gebied van asiel, immigratie en de bescherming van de rechten van onderdanen van derde landen.
(2) De Europese Raad heeft tijdens zijn speciale bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere de noodzaak erkend van onderlinge afstemming van de nationale wetgevingen over de voorwaarden voor toelating en verblijf van onderdanen van derde landen. In dat verband heeft de Europese Raad in het bijzonder verklaard dat de Unie moet zorgen voor een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en dat een krachtiger integratiebeleid erop gericht moet zijn om hen rechten te verlenen en verplichtingen op te leggen die vergelijkbaar zijn met die van de burgers van de Unie. Hiertoe heeft de Europese Raad de Raad verzocht snel besluiten aan te nemen op basis van voorstellen van de Commissie. Het programma van Stockholm dat door de Europese Raad op 10 en 11 december 2009(7)is aangenomen, heeft nog eens bevestigd dat het noodzakelijk is om de in Tampere vastgelegde doelstellingen te bereiken.
(3) ▌De invoering van één enkele aanvraagprocedure die leidt tot een gecombineerde titel, die zowel een verblijfs- als een arbeidsvergunning omvat, in het kader van één administratief besluit, moet bijdragen tot de vereenvoudiging en de harmonisering van de ▌regels die thans in de lidstaten van toepassing zijn. Een aantal lidstaten heeft reeds een vereenvoudiging van de procedures ingevoerd, hetgeen zowel voor de migranten als voor hun werkgevers tot een doeltreffender procedure heeft geleid en het gemakkelijker heeft gemaakt te controleren of de betrokkenen legaal in de lidstaat verblijven en werken.
(4) Om de eerste toegang tot hun grondgebied mogelijk te maken, moeten de lidstaten tijdig een gecombineerde vergunning kunnen afgeven of, indien zij uitsluitend op hun grondgebied dergelijke vergunningen afgeven, een visum.
(5) Er moeten procedurevoorschriften worden vastgesteld voor het behandelen van de aanvraag van een gecombineerde vergunning. Deze procedures moeten doelmatig zijn en naast de normale werklast van de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen worden afgehandeld, en bovendien doorzichtig en billijk zijn, teneinde de betrokken personen voldoende rechtszekerheid te bieden.
(6) De voorwaarden en criteria op grond waarvan een aanvraag van een gecombineerde vergunning kan worden afgewezen, moeten objectief zijn en bij nationale wet worden vastgesteld, zoals de verplichting het beginsel van Unie-preferentie te eerbiedigen zoals dit met name is vastgelegd in de toepasselijke bepalingen van de akten van toetreding van 16 april 2003 en van 25 april 2005. Afwijzingsbesluiten moeten naar behoren gemotiveerd worden.
(7) De gecombineerde vergunning moet beantwoorden aan het geharmoniseerde model van de verblijfstitel in de zin van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van 13 juni 2002 van de Raad betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen(8), die de lidstaten de mogelijkheid geeft om bijkomende informatie op te nemen betreffende de vraag of de betrokken persoon al dan niet arbeid mag verrichten. De lidstaten moeten – ook met het oog op een betere beheersing van de migratie – niet alleen in de gecombineerde vergunning, maar tevens in alle verstrekte verblijfstitels informatie in verband met vergunningen tot het verrichten van arbeid vermelden, ongeacht het type vergunning of verblijfsvergunningen op grond waarvan de onderdaan van het derde land tot een lidstaat is toegelaten en hem toegang tot de arbeidsmarkt van een lidstaat is verleend.
(8)De plicht van de lidstaten om te bepalen of een aanvraag voor een gecombineerde vergunning door een onderdaan van een derde land dan wel door zijn of haar werkgever moet worden ingediend, laat regelingen waarbij vereist is dat de beide partijen bij de procedure betrokken zijn, onverlet. De lidstaten bepalen of de aanvraag voor een gecombineerde vergunning moet worden ingediend in de gastlidstaat of vanuit een derde land. Indien het niet is toegelaten voor een onderdaan van een derde land een aanvraag in te dienen vanuit een derde land, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de aanvraag kan worden ingediend door de werkgever in de gastlidstaat.
(9)De bepalingen van deze richtlijn betreffende verblijfsvergunningen voor een ander doeleinde dan werk zijn uitsluitend van toepassing op het model van dergelijke vergunningen en laten de nationale en/of andere Unievoorschriften betreffende toelatingsprocedures en procedures voor de afgifte van dergelijke vergunningen, onverlet.
(10)De bepalingen van deze richtlijn over de enkele aanvraagprocedure en de gecombineerde vergunning zijn niet van toepassing op eenvormige visa en op visa voor verblijf van langere duur.
(11)De termijn voor het nemen van een besluit over de aanvragen omvat niet de tijd die nodig is voor de erkenning van de beroepskwalificaties of voor de afgifte van een visum. Deze richtlijn laat de nationale procedures betreffende de erkenning van diploma's onverlet.
(12)De aanwijzing van de bevoegde instantie overeenkomstig deze richtlijn laat de rol en de taken van andere instanties en eventueel de sociale partners met betrekking tot de behandeling van en het besluit betreffende de aanvraag, onverlet.
(13)De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen over de toelating, met inbegrip van de aantallen onderdanen van derde landen dat zij toelaten met het oog op werk.
(14) Onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument en van een gecombineerde vergunning die is verstrekt door een lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast, zou moeten worden toegestaan het grondgebied van de lidstaten binnen te komen en zich daar vrij te verplaatsen gedurende een periode van maximaal drie maanden, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)(9) en in artikel 21 van het Schengenacquis – Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de lidstaten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen)(10).
(15) Omdat Uniewetgeving ontbreekt, verschillen de rechten van de onderdanen van derde landen naargelang van de lidstaat waar zij werken en naargelang van hun nationaliteit. ▌Met het oog op een verdere ontwikkeling van een samenhangend immigratiebeleid en om de verschillen in rechtspositie tussen burgers van de Unie en onderdanen van derde landen die legaal tewerkgesteld zijn in een lidstaat te verkleinen en de bestaande voorschriften inzake immigratie aan te vullen, zou een pakket rechten moeten worden vastgelegd in een zodanige vorm dat de beleidsgebieden worden gespecificeerd waarop een gelijke behandeling geldt van nationale onderdanen en werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, maar nog niet de status van langdurig ingezetene hebben. Dergelijke bepalingen zijn bedoeld om binnen de Unie een minimumniveau van billijkheid te scheppen en te erkennen dat dergelijke onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat werken door hun werk en belastingafdrachten bijdragen aan de Europese economie; bovendien kunnen zij oneerlijke concurrentie tussen nationale onderdanen en onderdanen van derde landen als gevolg van de mogelijke uitbuiting van de laatstgenoemden tegengaan. De definitie van „werknemer uit een derde land” in deze richtlijn betekent, onverlet de interpretatie van het begrip arbeidsverhouding in andere wetgevingshandelingen van de Unie, een onderdaan van een derde land die is toegelaten op het grondgebied van een lidstaat, daar legaal woonachtig is en de toestemming heeft om daar te werken in het kader van een bezoldigde arbeidsbetrekking overeenkomstig de nationale wetgeving of praktijk. [amendement 123]
(16) Alle onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en werken moeten ten minste hetzelfde gemeenschappelijke pakket rechten in de vorm van gelijke behandeling hebben als de nationale onderdanen van de gastlidstaat, ongeacht het oorspronkelijk doel van de toelating of de oorspronkelijke toelatingsgrond. Het recht op gelijke behandeling op de in deze richtlijn genoemde gebieden moet niet alleen worden verleend aan die onderdanen van derde landen die tot het grondgebied van een lidstaat zijn toegelaten om er te werken, maar ook aan diegenen die voor andere doeleinden zijn toegelaten en aan wie toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat is verleend overeenkomstig nationaal of Unierecht, met inbegrip van de persoon toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging(11), Richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk(12), of Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek(13).
(17) Onderdanen van derde landen die de status van langdurig ingezetene hebben verworven overeenkomstig Richtlijn 2003/109/EG (14), vallen niet onder deze richtlijn omdat ze meer bevoorrechte status hebben en over een specifiek type verblijfstitel beschikken, de „EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen”.
(18) Onderdanen van derde landen die ter beschikking worden gesteld, vallen niet onder deze richtlijn. Dit belet niet dat onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat wonen en werken en die in een andere lidstaat ter beschikking worden gesteld, gedurende hun terbeschikkingstelling recht blijven hebben op gelijke behandeling met onderdanen van de lidstaat van herkomst met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden waarop Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten(15) niet van toepassing is. [amendementen 122 en 124]
(19) Onderdanen van derde landen die ▌tot een lidstaat zijn toegelaten om seizoenwerk te verrichten, vallen niet onder de richtlijn gezien hun tijdelijke verblijfsstatus.
(20) Het recht op gelijke behandeling op bepaalde beleidsgebieden is strikt gekoppeld aan het legale verblijf van de onderdaan van een derde land en de tot de arbeidsmarkt van een lidstaat verleende toegang, hetgeen wordt vastgelegd in de gecombineerde verblijfs- en werkvergunning en in voor andere doeleinden verstrekte verblijfstitels die de informatie inzake de vergunning tot het verrichten van arbeid bevatten.
(21)Tot de arbeidsvoorwaarden in deze richtlijn behoren ten minste salaris, ontslag, gezondheid en veiligheid op de werkplek, arbeidstijd en verlof, mede rekening gehouden met de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten. [amendementen 122 en 125]
(22) Beroepskwalificaties die door onderdanen van derde landen in een andere lidstaat zijn verworven, moeten op dezelfde wijze worden erkend als die van burgers van de Unie en met in een derde land verworven kwalificaties moet rekening worden gehouden overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties(16). Het recht van werknemers uit derde landen op gelijke behandeling voor wat betreft de erkenning van diploma's, certificaten en andere beroepskwalificaties overeenkomstig de van toepassing zijnde nationale procedures doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om deze onderdanen van derde landen toe te laten tot hun arbeidsmarkt. [amendementen 122 en 126]
(23) Werknemers uit derde landen hebben het recht op gelijke behandeling voor wat betreft sociale zekerheid. In Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels(17) worden takken van sociale zekerheid gedefinieerd. ▌De bepalingen inzake gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid die in deze richtlijn zijn opgenomen, gelden ook voor werknemers die rechtreeks vanuit een derde land naar een lidstaat komen. Niettemin kent deze richtlijn aan werknemers uit derde landen niet meer rechten toe dan die welke krachtens het Unierecht op het gebied van de sociale zekerheid reeds gelden voor onderdanen van derde landen die zich in een grensoverschrijdende situatie tussen lidstaten bevinden. Voorts verleent deze richtlijn geen rechten met betrekking tot situaties die buiten het toepassingsgebied van het Unierecht vallen, zoals bijvoorbeeld voor gezinsleden die in een derde land verblijven. Deze richtlijn kent rechten toe uitsluitend aan gezinsleden die zich bij de werknemer uit een derde land voegen en in het kader van gezinshereniging in een lidstaat komen wonen of aan gezinsleden die reeds legaal in een lidstaat verblijven tesamen met de werknemer uit een derde land. [amendementen 122 en 127]
(24)Het Unierecht houdt geen beperking in van de bevoegdheid van de lidstaten om hun socialezekerheidsstelsels te organiseren. Bij ontstentenis van harmonisatie op Unieniveau bepaalt het recht van elke lidstaat de voorwaarden waaronder socialezekerheidsuitkeringen worden toegekend, alsmede de hoogte van deze uitkeringen en de periode tijdens welke zij worden toegekend. Bij de uitoefening van die bevoegdheid moeten de lidstaten evenwel het Unierecht naleven. [amendementen 122 en 128]
(25)De lidstaten moeten minstens gelijke behandeling geven aan onderdanen van derde landen die werk hebben of die na een periode van arbeid als werkloos staan ingeschreven. Beperkingen van de gelijke behandeling op gebied van sociale zekerheid overeenkomstig deze richtlijn mogen niet afdoen aan de rechten ontleend aan toepassing van Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen van de Raad vallen(18).[amendementen 130]
(26)Gelijke behandeling van werknemers uit derde landen strekt zich niet uit tot maatregelen op het gebied van beroepsopleidingen die gefinancierd worden in het kader van socialebijstandsregelingen. [amendementen 122 en 129]
(27) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van één enkele aanvraagprocedure voor de afgifte van een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om in een lidstaat te werken en de rechten te waarborgen van werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter op het niveau van de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(28) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in overeenstemming met artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
(29)Deze richtlijn moet worden uitgevoerd onverminderd gunstigere bepalingen in het Unierecht en in internationale instrumenten.
(30) De lidstaten dienen de bepalingen van deze richtlijn toe te passen zonder onderscheid te maken naar geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, in het bijzonder overeenkomstig Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(19) en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(20).
(31) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU is gehecht, en onverminderd artikel 4 van genoemd Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze richtlijn niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
(32) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU is gehecht, en onverminderd artikel 4 van genoemd Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze richtlijn niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
Deze richtlijn is bedoeld ter bepaling van:
a)
één enkele aanvraagprocedure voor het verstrekken van een gecombineerde vergunning aan onderdanen van derde landen om in een lidstaat te verblijven met het oog op werk, teneinde de procedures in verband met hun binnenkomst te vereenvoudigen en de controle van hun status gemakkelijker te maken; en van
b)
een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, ongeacht het doeleinde van de toelating tot deze lidstaat, gebaseerd op gelijke behandeling ten opzichte van onderdanen van deze lidstaat.
Deze richtlijn laat de bevoegdheid van de lidstaten met betrekking tot de toelating van onderdanen van derde landen tot hun arbeidsmarkt onverlet.
Artikel 2
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder
a)
„onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, van het VWEU;
b)
„werknemer uit een derde land”: iedere onderdaan van een derde land die tot een lidstaat is toegelaten, legaal in die lidstaat verblijft en mag werken in die lidstaat overeenkomstig het nationaal recht of praktijk; [amendement 131]
c)
„gecombineerde vergunning”: een door de autoriteiten van een lidstaat aan een onderdaan van een derde land verstrekte verblijfsvergunning om legaal op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven met als doel er te werken;
d)
„één enkele aanvraagprocedure”: iedere procedure die op grond van één enkele aanvraag van een onderdaan van een derde land of van zijn of haar werkgever voor een machtiging om in een lidstaat te verblijven en te werken, tot een besluit inzake deze aanvraag voor een gecombineerde vergunning ▌leidt.
Artikel 3
Toepassingsgebied
1. Deze richtlijn is van toepassing op:
a)
onderdanen van derde landen die verzoeken te worden toegelaten tot een lidstaat om er te verblijven met het oog op werk;
b)
onderdanen van derde landen die overeenkomstig nationaal of Unierecht zijn toegelaten tot een lidstaat voor een ander doeleinde dan werk en die mogen arbeid verrichten en aan wie een verblijfsvergunning werd afgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002; en
c)
onderdanen uit derde landen die overeenkomstig nationaal of Unierecht tot een lidstaat zijn toegelaten met het oog op werk.
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen
a)
van derde landen die gezinsleden zijn van burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer binnen de Unie hebben uitgeoefend of uitoefenen overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden(21);
b)
die, tesamen met hun gezinsleden en ongeacht hun nationaliteit, rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn met die van de burgers van de Unie uit hoofde van overeenkomsten tussen de Unie en haar lidstaten of tussen de Unie en een derde land;
c)
die ter beschikking zijn gesteld;
d)
die als binnen een onderneming overgeplaatste personen toelating tot een lidstaat hebben aangevraagd of verkregen met het oog op werk;
e)
die als seizoenarbeider of als au pair toelating tot een lidstaat hebben aangevraagd of verkregen;
f)
die in een lidstaat mogen verblijven op basis van tijdelijke bescherming of die een aanvraag in die zin hebben ingediend en in afwachting zijn van een besluit over hun status;
g)
die overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en inzake de inhoud van de verleende bescherming(22) internationale bescherming genieten of die overeenkomstig die richtlijn een aanvraag hebben ingediend om in aanmerking te komen voor internationale bescherming en waarover nog geen definitieve beslissing is gegeven;
h)
die bescherming genieten overeenkomstig het nationaal of Unierecht, internationale verplichtingen of de praktijk van de lidstaat of die een aanvraag hebben ingediend voor bescherming overeenkomstig het nationaal recht, internationale verplichtingen of de praktijk van de lidstaat en over wier aanvraag geen definitief besluit is genomen;
▌
i)
die langdurig ingezetene zijn overeenkomstig Richtlijn 2003/109/EG;
j)
wier verwijdering op feitelijke of juridische gronden is opgeschort;
k)
die als zelfstandige toelating tot een lidstaat hebben aangevraagd of verkregen;
l)
die als zeevarende toelating tot een lidstaat hebben aangevraagd of verkregen om te werken op een schip dat in de lidstaat geregistreerd is of de vlag van de lidstaat voert.
3.De lidstaten mogen besluiten dat hoofdstuk II van deze richtlijn niet van toepassing is op onderdanen van derde landen die toestemming hebben gekregen om voor een periode van ten hoogste zes maanden in een lidstaat te werken, of die in deze lidstaat toegelaten zijn voor studiedoeleinden.
4.Hoofdstuk II van deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die op basis van een visum toestemming hebben om te werken.
Hoofdstuk II
Eén enkele aanvraagprocedure en een gecombineerde vergunning
Artikel 4
Eén enkele aanvraagprocedure
1. Een aanvraag voor een gecombineerde vergunning wordt in het kader van één enkele aanvraagprocedure ingediend. De lidstaten bepalen of aanvragen voor een gecombineerde vergunning moeten worden ingediend door de onderdaan van een derde land of door diens werkgever. De lidstaten kunnen ook besluiten dat aanvragen van zowel de een als de ander toelaatbaar zijn. Indien de onderdaan van een derde land de aanvraag moet indienen, laten de lidstaten toe dat de aanvraag ingediend wordt vanuit een derde land of, indien het nationaal recht hierin voorziet, in de lidstaat waarin de betrokken onderdaan al legaal is toegelaten.
2. De lidstaten onderzoeken de aanvraag en nemen een besluit tot toekenning, wijziging of verlenging van de gecombineerde vergunning indien de aanvrager aan de in het nationale of het recht van de Unie vastgelegde voorwaarden voldoet. Het besluit tot toekenning, wijziging of verlenging van de gecombineerde vergunning vormt één administratief besluit dat zowel een verblijfsvergunning als een werkvergunning omvat ▌.
3.De enkele aanvraagprocedure laat de visumprocedure die voor een eerste binnenkomst vereist kan zijn, onverlet.
4.Wanneer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, geven de lidstaten een gecombineerde vergunning af aan de onderdanen van derde landen die een aanvraag om toelating hebben ingediend en aan de al toegelaten onderdanen van derde landen die een aanvraag hebben ingediend om hun verblijfsvergunning te verlengen of te wijzigen na de inwerkingtreding van de nationale uitvoeringsbepalingen.
Artikel 5
Bevoegde instantie
1. De lidstaten wijzen de instantie aan die bevoegd is de aanvragen in ontvangst te nemen en de gecombineerde vergunning te verstrekken.
2. De bevoegde instantie behandelt de aanvraag een neemt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk drie maanden na de datum van indiening van de aanvraag, een besluit over de aanvraag.
In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag, kan de in de eerste alinea genoemde termijn worden verlengd.
Het nationaal recht van de betrokken lidstaat bepaalt welke de gevolgen zijn van het uitblijven van een besluit binnen de termijn van drie maanden als bedoeld in dit artikel.
3. Het besluit wordt door de bevoegde instantie schriftelijk ter kennis van de aanvrager gebracht overeenkomstig de kennisgevingsprocedures van het toepasselijke nationaal recht.
4. Indien de gegevens of documenten tot staving van de aanvraag volgens de in het nationale recht vastgelegde criteria onvolledig zijn, deelt de bevoegde instantie de aanvrager schriftelijk mee welke aanvullende informatie of documenten vereist zijn, waarbij zij hem een redelijke termijn kan stellen voor indiening daarvan. De in lid 2 bedoelde termijn wordt opgeschort totdat de autoriteiten de vereiste aanvullende informatie hebben ontvangen. Indien de aanvullende gegevens of documenten niet binnen de gestelde termijn worden verstrekt, kan de aanvraag worden afgewezen.
Artikel 6
Gecombineerde vergunning
1. De door de lidstaten verstrekte gecombineerde vergunning beantwoordt aan het uniforme model dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1030/2002 en bevat de gegevens in verband met de vergunning tot het verrichten van arbeid overeenkomstig de bijlage, punt a), onder 7.5-9, daarbij.
2. Bij de afgifte van de gecombineerde vergunning verstrekken de lidstaten ▌geen aanvullende vergunningen ▌als bewijs van het feit dat toegang is verleend tot de arbeidsmarkt.
Artikel 7
Voor andere doeleinden dan werk verstrekte verblijfsvergunningen
Bij de afgifte van verblijfsvergunningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002, verstrekken de lidstaten:
a)
de gegevens die verband houden met de vergunning tot het verrichten van arbeid, ongeacht het type vergunning; en
b)
geen aanvullende vergunningen ▌als bewijs van het feit dat toelating is verleend voor toegang tot de arbeidsmarkt.
Artikel 8
Rechtsmiddelen
1. Beslissingen tot afwijzing van een aanvraag voor, tot weigering van wijziging of verlenging of tot intrekking van een gecombineerde vergunning op grond van in het nationale of Unierecht vastgelegde criteria, worden in de schriftelijke kennisgeving ervan gemotiveerd.
2. Beslissingen tot afwijzing van de aanvraag voor, tot weigering van wijziging of verlenging ▌of tot intrekking van een gecombineerde vergunning kunnen in de betrokken lidstaat in rechte worden aangevochten, overeenkomstig het nationale recht. De rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie waar de betrokken persoon beroep kan instellen, en de beroepstermijnen worden in de schriftelijke kennisgeving vermeld.
3.Een aanvraag kan als niet-ontvankelijk worden beschouwd op grond van de aantallen onderdanen van derde landen die komen met het oog op werk en dient, op die grond, niet te worden behandeld.
Artikel 9
Toegang tot informatie
De lidstaten verstrekken de onderdaan van het derde land en diens toekomstige werkgever desgewenst adequate informatie over de documenten die zij nodig hebben om een volledige aanvraag in te dienen.
Artikel 10
Leges
De lidstaten kunnen van de aanvragers een vergoeding verlangen ▌. In voorkomend geval wordt deze vergoeding geïnd voor de behandeling van hun aanvraag overeenkomstig deze richtlijn. Het niveau van deze vergoedingen dient evenredig te zijn en kan gebaseerd zijn op de kost van de werkelijk verleende diensten bij de behandeling van aanvragen en afgifte van vergunningen.
Artikel 11
Rechten op grond van de gecombineerde vergunning
Wanneer een gecombineerde vergunning is afgegeven overeenkomstig het nationale recht, en gedurende de geldigheidsduur daarvan, heeft de houder ten minste recht op:
a)
toegang tot ▌en verblijf in de lidstaat die de gecombineerde vergunning heeft verstrekt, mits hij voldoet aan alle voorwaarden voor toelating overeenkomstig het nationale recht;
▌
b)
vrije toegang tot het hele grondgebied van de lidstaat van afgifte van de gecombineerde vergunning, binnen de beperkingen die door het nationale recht worden opgelegd;
c)
het verrichten van de specifieke beroepswerkzaamheden die zijn toegestaan in het kader van de gecombineerde vergunning, overeenkomstig het nationale recht;
d)
informatie over de aan de gecombineerde vergunning verbonden rechten die krachtens deze richtlijn en/of krachtens nationaal recht zijn toegekend.
Hoofdstuk III
Recht op gelijke behandeling
Artikel 12
Rechten
1. Werknemers uit derde landen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b) en c), worden in de lidstaten waar zij verblijven op dezelfde manier behandeld als nationale onderdanen wanneer het gaat om:
a)
arbeidsvoorwaarden, zoals salaris, ontslag en veiligheid en gezondheid op het werk;
b)
vrijheid van vereniging en aansluiting bij en lidmaatschap van een werkgevers- of werknemersorganisatie, of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de door dergelijke organisaties verschafte voordelen, zonder dat wordt geraakt aan de nationale bepalingen inzake openbare orde en openbare veiligheid;
c)
onderwijs en beroepsopleiding;
d)
erkenning van diploma's, certificaten en andere beroepskwalificaties, overeenkomstig de desbetreffende nationale procedures;
e)
takken van sociale zekerheid zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 883/2004; [amendementen 122 en 132]
▌
f)
belastingvoordelen, mits de werknemer in de betrokken lidstaat wordt beschouwd als ingezetene voor belastingdoeleinden; [amendementen 122 en 133]
g)
toegang tot goederen en diensten en de levering van voor het publiek beschikbare goederen en diensten, zoals huisvestingsprocedures en bijstand en adviesdiensten van arbeidsbureaus, overeenkomstig het nationale recht; Deze bepaling laat de vrijheid om contracten af te sluiten overeenkomstig het nationale en Unierecht, onverlet.[amendement 134]
2. De lidstaten mogen de gelijke behandeling met nationale onderdanen beperken:
a)
ingevolge lid 1, c):
–
door de toepassing van dit lid te beperken tot werknemers uit derde landen die een baan hebben of een baan hebben gehad; [amendement 135]
–
door uitsluiting van werknemers uit derde landen die tot hun grondgebied zijn toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2004/114/EG;
–
door uitsluiting van studiebeurzen en onderhoudsuitkeringen of –leningen of andere beurzen en leningen;
–
door het stellen van specifieke voorwaarden waaronder taalvaardigheid en betaling van school- en collegegeld, overeenkomstig het nationale recht met betrekking tot de toegang tot universitair en voortgezet onderwijs dat niet direct verband houdt met de feitelijke beroepsbezigheid;
▌[amendementen 122 en 136]
b)
door de bij lid 1, onder e), toegekende rechten ▌te beperken tot werknemers uit derde landen, met uitzondering van werknemers uit derde landen die een baan hebben of een baan hebben gehad voor een minimumperiode van zes maanden en als werkloze zijn geregistreerd.
De lidstaten mogen voorts besluiten dat lid 1, onder e), met betrekking tot familievoordelen niet van toepassing is op onderdanen van derde landen die toestemming hebben gekregen om voor een periode van ten hoogste zes maanden in een lidstaat te werken, op onderdanen van derde landen die voor studiedoeleinden zijn toegelaten, of op onderdanen van derde landen die op basis van een visum toelating hebben om te werken;
▌[amendementen 122 en 137]
c)
door toepassing van lid 1, onder f), met betrekking tot belastingvoordelen te beperken tot gevallen waarin de geregistreerde of gebruikelijke verblijfplaats van de familieleden voor wie hij/zij aanspraak maakt op uitkeringen zich op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevindt;[amendementen 122 en 140]
d)
uit hoofde van lid 1, onder g):
–
door de toepassing van dit lid te beperken tot werknemers uit derde landen die een baan hebben;
–
door de toegang tot huisvesting te beperken.
3.Het bij lid 1 vastgestelde recht van gelijke behandeling laat het recht van de lidstaat om een op grond van deze richtlijn verstrekte verblijfsvergunning, een voor een ander doeleinde dan werk verstrekte verblijfsvergunning of enige andere vergunning om in een lidstaat arbeid te verrichten, in te trekken of te weigeren te verlengen, onverlet.
4.Met betrekking tot ouderdom, invaliditeit en overlijden ontvangen werknemers uit derde landen die naar een derde land verhuizen, of hun nabestaanden die in een derde land wonen terwijl zij hun rechten aan de werknemer ontlenen, wettelijke pensioenen die op de vroegere arbeid van de werknemer zijn gebaseerd en overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van de Raad vastgestelde wetgeving zijn verworven, onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als onderdanen van de betrokken lidstaten wanneer zij naar een derde land verhuizen. [amendement 141]
Artikel 13
Gunstiger bepalingen
1. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan gunstiger bepalingen van:
a)
het Unierecht, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen de Unie of de Unie en haar lidstaten enerzijds, en een of meer derde landen anderzijds;
b)
bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen een of meer lidstaten en een of meer derde landen.
2. Deze richtlijn laat onverlet dat de lidstaten bepalingen kunnen invoeren of handhaven die gunstiger zijn voor de personen die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen.
HOOFDSTUK IV
Slotbepalingen
Artikel 14
Informatie aan het publiek
Iedere lidstaat stelt het publiek regelmatig bijgewerkte informatie ter beschikking betreffende de voorwaarden voor de toegang en het verblijf van onderdanen van derde landen tot en op zijn grondgebied met het oog op werk.
Artikel 15
Verslaglegging
1. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad op gezette tijden, en voor het eerst uiterlijk ...(23), ▌een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en stelt eventueel door haar noodzakelijk geachte wijzigingen voor.
2. De lidstaten delen de Commissie jaarlijks, en voor het eerst uiterlijk op 1 juli ..(24)*, ▌statistische gegevens mede over het aantal onderdanen van derde landen aan wie het voorbije kalenderjaar een gecombineerde vergunning is verstrekt, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming(25).
Artikel 16
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk …(26) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een concordantietabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 18
Addressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 24 maart 2011 op het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten (COM(2008)0614 – C6-0349/2008 – 2008/0196(COD))
Amendement 1 Voorstel voor een richtlijn Overweging 2
(2) Deze richtlijnen zijn opnieuw bestudeerd, in het licht van de opgedane ervaringen, met het oog op het vereenvoudigen en bijwerken van de toepasselijke regels, het wegnemen van inconsistenties en het opvullen van lacunes. Uit dit onderzoek is gebleken dat het zinvol is de genoemde vier richtlijnen te vervangen door deze enkele richtlijn. Deze richtlijn dient dan ook standaardregels aan te geven voor de gemeenschappelijke aspecten en een stap verder te gaan dan de benadering van minimale harmonisatie waarop de vroegere richtlijnen gebaseerd waren, in het kader waarvan de lidstaten eventueel striktere nationale regels konden invoeren of handhaven.
(2) Deze richtlijnen zijn opnieuw bestudeerd, in het licht van de opgedane ervaringen, met het oog op het vereenvoudigen en bijwerken van de toepasselijke regels, het wegnemen van inconsistenties en het opvullen van lacunes. Uit dit onderzoek is gebleken dat het zinvol is de genoemde vier richtlijnen te vervangen door deze enkele richtlijn. Deze richtlijn dient dan ook standaardregels aan te geven voor de gemeenschappelijke aspecten, maar moet de lidstaten daarbij de mogelijkheid laten om voor bepaalde andere aspecten nationale regels in te voeren of te handhaven die een hoger niveau van consumentenbescherming bieden.
Amendement 2 Voorstel voor een richtlijn Overweging 5
(5) Het grensoverschrijdende potentieel van verkoop op afstand, dat een van de voornaamste zichtbare resultaten van de interne markt zou moeten zijn, wordt niet ten volle benut door consumenten. Vergeleken met de significante groei van de binnenlandse verkoop op afstand in de afgelopen jaren is groei van de grensoverschrijdende verkoop op afstand beperkt gebleven. Deze discrepantie is met name opvallend wat de verkoop via internet betreft, waar een groot potentieel voor verdere groei bestaat. De ontwikkeling van het grensoverschrijdende potentieel van buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (rechtstreekse verkoop) wordt belemmerd door een aantal factoren, waaronder de uiteenlopende nationale regels inzake consumentenbescherming waarmee het bedrijfsleven rekening moet houden. Vergeleken met de groei van de binnenlandse rechtstreekse verkoop in de afgelopen jaren, met name in de dienstensector (bv. nutsbedrijven), is het aantal consumenten dat langs deze weg grensoverschrijdend koopt nauwelijks toegenomen. Gezien de sterk toegenomen mogelijkheden om zaken te doen in veel lidstaten, zouden kleine en middelgrote ondernemingen (inclusief eenmansbedrijven) en vertegenwoordigers van firma's die rechtstreeks verkopen eigenlijk meer geneigd moeten zijn om deze nieuwe mogelijkheden te ontdekken, met name in grensregio's. De volledige harmonisatie van consumenteninformatie en van het herroepingsrecht bij op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zal dan ook bijdragen tot het beter functioneren van de b2c-interne markt.
(5) Het grensoverschrijdende potentieel van verkoop op afstand, dat een van de voornaamste zichtbare resultaten van de interne markt zou moeten zijn, wordt niet ten volle benut. Vergeleken met de significante groei van de binnenlandse verkoop op afstand in de afgelopen jaren is groei van de grensoverschrijdende verkoop op afstand beperkt gebleven. Deze discrepantie is met name opvallend wat de verkoop via internet betreft, waar een groot potentieel voor verdere groei bestaat. De ontwikkeling van het grensoverschrijdende potentieel van buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (rechtstreekse verkoop) wordt belemmerd door een aantal factoren, waaronder de uiteenlopende nationale regels inzake consumentenbescherming waarmee het bedrijfsleven rekening moet houden. Vergeleken met de groei van de binnenlandse rechtstreekse verkoop in de afgelopen jaren, met name in de dienstensector (bv. nutsbedrijven), is het aantal consumenten dat langs deze weg grensoverschrijdend koopt nauwelijks toegenomen. Gezien de sterk toegenomen mogelijkheden om zaken te doen in veel lidstaten, zouden kleine en middelgrote ondernemingen (inclusief individuele handelaars) en vertegenwoordigers van firma's die rechtstreeks verkopen eigenlijk meer geneigd moeten zijn om deze nieuwe mogelijkheden te ontdekken, met name in grensregio's. De volledige harmonisatie van bepaalde aspecten van consumenteninformatie en van het herroepingsrecht bij op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zal dan ook bijdragen tot een hoog niveau van consumentenbescherming en een beter functioneren van de b2c-interne markt.
Amendement 3 Voorstel voor een richtlijn Overweging 6
(6)De wetten van de lidstaten betreffende consumentenovereenkomsten vertonen duidelijke verschillen, die aanzienlijke concurrentieverstoringen en belemmeringen voor een goede werking van de interne markt kunnen veroorzaken. De bestaande communautaire wetgeving op de gebieden van consumentenovereenkomsten die op afstand of buiten verkoopruimten worden gesloten, consumptiegoederen en garanties, en oneerlijke bedingen in overeenkomsten stelt minimumnormen vast voor het harmoniseren van de wetgeving, waarbij de lidstaten de mogelijkheid hebben striktere maatregelen te handhaven of in te voeren die op hun grondgebied een hoger niveau van consumentenbescherming waarborgen. Verder zijn veel aspecten in de richtlijnen niet consequent geregeld of zelfs helemaal buiten beschouwing gelaten. Deze kwesties zijn door de lidstaten op uiteenlopende wijze geregeld. Als gevolg daarvan lopen de nationale bepalingen waarmee de richtlijnen inzake consumentenrecht zijn omgezet, ook sterk uiteen.
Schrappen
Amendement 4 Voorstel voor een richtlijn Overweging 7
(7) Deze dispariteiten vormen ernstige belemmeringen voor het goede functioneren van de interne markt, ten nadele van het bedrijfsleven en van consumenten. Ondernemingen die grensoverschrijdend goederen willen verkopen of diensten willen aanbieden, krijgen te maken met hogere nalevingskosten. Deze versnippering ondermijnt ook het vertrouwen van de consument in de interne markt. Het negatieve effect op het vertrouwen van de consument wordt nog versterkt door het ongelijke niveau van consumentenbescherming in de Gemeenschap. Dit probleem is bijzonder dringend in het licht van nieuwe marktontwikkelingen.
(7) Sommige dispariteiten tussen de wetgevingen van de lidstaten op het gebied van consumentenovereenkomsten, met name de overeenkomsten op afstand en buiten verkoopsruimten gesloten overeenkomsten, vormen ernstige belemmeringen voor het goede functioneren van de interne markt, ten nadele van de handelaars en van consumenten. Handelaars die grensoverschrijdend goederen willen verkopen of diensten willen aanbieden, krijgen te maken met hogere nalevingskosten. Deze onevenredige versnippering ondermijnt ook het vertrouwen van de consument in de interne markt.
Amendement 5 Voorstel voor een richtlijn Overweging 8
(8) Volledige harmonisatie van bepaalde centrale regelgevingsaspecten zal de rechtszekerheid voor zowel de consumenten als het bedrijfsleven aanzienlijk verbeteren. Zij zullen zich kunnen verlaten op één enkel regelgevend kader, op basis van duidelijk omschreven rechtsbegrippen, dat bepaalde aspecten van b2c-overeenkomsten in de gehele Gemeenschap regelt. Het effect daarvan zal zijn dat de barrières als gevolg van de versnippering van de regelgeving zullen worden geëlimineerd en dat de interne markt op dit terrein voltooid zal kunnen worden. Het wegnemen van deze barrières is alleen mogelijk door uniforme regels op communautair niveau vast te stellen. Verder zullen de consumenten een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming genieten in de gehele Gemeenschap.
(8) Tenzij anders gespecificeerd mogen de bepalingen van deze richtlijn, overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, niet beletten dat de lidstaten strengere nationale wettelijke bepalingen vaststellen of handhaven die de consumentenbescherming verbeteren. Volledige harmonisatie van bepaalde centrale regelgevingsaspecten is evenwel verantwoord om voor één regelgevingskader inzake consumentenbescherming te zorgen en om de rechtszekerheid voor zowel de consumenten als de handelaars bij grensoverschrijdende transacties aanzienlijk te verbeteren. Zowel de consumenten als de handelaars zullen zich in dit geval kunnen verlaten op één enkel regelgevend kader, op basis van duidelijk omschreven rechtsbegrippen, dat bepaalde aspecten van b2c-overeenkomsten in de gehele Unie regelt. Zo zullen de consumenten een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming genieten in de gehele Unie. Bovendien moet de vaststelling van uniforme regels op het niveau van de Unie ertoe leiden dat de belemmeringen als gevolg van de onevenredige versnippering van de regelgeving worden weggenomen en dat de interne markt op dit terrein wordt voltooid.
Amendement 6 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 bis (nieuw)
(10 bis)Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op gezondheidszorg, d.w.z. gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheid van deze laatsten te beoordelen, te behouden of te herstellen.
Amendement 7 Voorstel voor een richtlijn Overweging 10 ter (nieuw)
(10 ter)Gokactiviteiten, met inbegrip van transacties in het kader van loterijen en weddenschappen, moeten van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten, gelet op het zeer specifieke karakter ervan, in het licht waarvan de lidstaten voor deze activiteiten andere waaronder strengere maatregelen moeten kunnen vaststellen.
Amendement 8 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11
(11) De bestaande communautaire wetgeving betreffende financiële diensten omvat talrijke regels inzake consumentenbescherming. De bepalingen van deze richtlijn gaan dan ook alleen in op overeenkomsten met betrekking tot financiële diensten voor zover dat noodzakelijk is om de lacunes in de regelgeving op te vullen.
(11) De bestaande wetgeving van de Unie, onder meer op het gebied van financiële diensten voor consumenten of pakketreizen, omvat talrijke regels inzake consumentenbescherming Daarom mogen de artikelen 5 tot 19 en artikel 23 bis van deze richtlijn niet van toepassing zijn op overeenkomsten met betrekking tot financiële diensten en mogen de artikelen 9 tot 19 niet van toepassing zijn op overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten met betrekking tot pakketreizen, onverminderd andere bepalingen van de bestaande Uniewetgeving. Wat financiële diensten betreft, moeten de lidstaten ertoe worden aangemoedigd inspiratie te putten uit de bestaande wetgeving van de Unie op dit gebied, wanneer zij wetgeving vaststellen op terreinen die op het niveau van de Unie niet zijn gereguleerd, zodat een gelijk speelveld voor alle consumenten en alle overeenkomsten met betrekking tot financiële diensten gegarandeerd is. De Commissie moet ernaar streven de wetgeving van de Unie op het gebied van financiële diensten aan te vullen, om bestaande lacunes op te vullen en de consumenten bij alle typen van overeenkomsten te beschermen.
Amendement 9 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis)De artikelen 9 tot 19 van deze richtlijn dient de toepassing van de voorschriften van de lidstaten met betrekking tot de aankoop van onroerende goederen en garanties in verband met onroerende goederen of tot de vorming of overdracht van zakelijke onroerende rechten in onverlet. Hiertoe behoren ook overeenkomsten die verband houden met de genoemde rechtshandelingen, zoals de verkoop van onroerende goederen dat nog moet worden ontwikkeld en huurkoop.
Amendement 10 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 ter (nieuw)
(11 ter)Aangezien er geen sprake is van een moeilijke psychologische situatie, wanneer overeenkomsten worden opgesteld door een openbaar ambtenaar, overeenkomstig de voorschriften van de lidstaten, moeten deze overeenkomsten van de toepassing van de artikelen 9 tot 19 van deze richtlijn worden uitgesloten.
Amendement 11 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 quater (nieuw)
(11 quater)Voor de toepassing van deze richtlijn moeten leasingovereenkomsten voor motorvoertuigen, waarbij het voertuig aan het einde van de overeenkomst wordt terugbezorgd, als diensten in verband met de verhuur van motorvoertuigen worden beschouwd.
Amendement 12 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 quinquies (nieuw)
(11 quinquies)Vele lidstaten hebben ervoor gekozen nationale regels ter bescherming van de consument toe te passen op andere entiteiten, zoals niet-gouvernementele organisaties, startersbedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen, en andere lidstaten willen misschien hetzelfde doen. Er zij aan herinnerd dat de lidstaten het toepassingsgebied van de nationale regels die ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld, mogen uitbreiden naar natuurlijke of rechtspersonen die geen consument in de zin van deze richtlijn zijn.
Amendement 13 Voorstel voor een richtlijn Overweging 11 sexies (nieuw)
(11 sexies)Digitale inhoud die aan de consument wordt verzonden in digitale vorm, waarbij de consument de mogelijkheid verwerft het goed permanent, of op gelijkaardige wijze als een goed dat hij fysiek bezit, te gebruiken, moet voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn die gelden voor verkoopovereenkomsten, worden behandeld als een goed. Er mag evenwel maar een herroepingsrecht gelden tot het moment waarop de consument ervoor kiest de digitale inhoud te downloaden.
Amendement 14 Voorstel voor een richtlijn Overweging 12
(12) De nieuwe definitie van „op afstand gesloten overeenkomst” dient alle gevallen te bestrijken waar bij het sluiten van verkoop- en dienstenovereenkomsten uitsluitend gebruik wordt gemaakt van (een of meer) middelen voor communicatie op afstand (zoals postorder, internet, telefoon of fax). Dit zou alle handelaren op afstand gelijke concurrentievoorwaarden bieden. Het zou ook de rechtszekerheid verbeteren ten opzichte van de huidige definitie, volgens welke sprake moet zijn van een door de leverancier georganiseerd systeem voor verkoop op afstand of dienstverlening op afstand waarbij, voor deze overeenkomst, uitsluitend gebruik gemaakt wordt van een of meer technieken voor communicatie op afstand tot en met de sluiting van de overeenkomst zelf.
(12) De nieuwe definitie van „overeenkomst op afstand” dient alle gevallen te bestrijken waar overeenkomsten betreffende de levering van een goed of de verlening van een dienst tussen de handelaar en de consument worden gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand, zonder de gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de partijen, met uitsluitend gebruikmaking van (een of meer) middelen voor communicatie op afstand (zoals postorder, internet, telefoon of fax). Websites die louter informatie over de handelaar en diens goederen en/of diensten bevatten, mogen niet onder de definitie van dit georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand vallen, zelfs als op deze websites een of meer middelen voor communicatie op afstand staan aangegeven. Dit zou alle handelaren op afstand gelijke concurrentievoorwaarden bieden.
Amendement 15 Voorstel voor een richtlijn Overweging 13
(13) De specifieke omstandigheden waaronder een aanbod werd gedaan of een overeenkomst werd gesloten, zouden niet relevant moeten zijn voor de definitie van een overeenkomst op afstand. Wanneer een handelaar alleen nu en dan op afstand verkoopt of gebruikt maakt van een door derden georganiseerd systeem zoals bijvoorbeeld een online-platform, zou dat niet moeten betekenen dat de consumenten minder bescherming genieten. Ook wanneer er bij een transactie sprake is geweest van persoonlijk contact buiten verkoopruimten tussen handelaar en consument, dient de overeenkomst toch als een overeenkomst op afstand beschouwd te worden, als de overeenkomst vervolgens gesloten is uitsluitend door middel van technieken voor communicatie op afstand, zoals internet of telefoon. Voor handelaren zou een eenvoudigere definitie van een overeenkomst op afstand de rechtszekerheid verbeteren en hen beschermen tegen oneerlijke concurrentie.
(13) De specifieke omstandigheden waaronder een aanbod werd gedaan of een overeenkomst werd gesloten, zouden niet relevant moeten zijn voor de definitie van een overeenkomst op afstand. Wanneer een handelaar gebruikt maakt van een door derden georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zoals bijvoorbeeld een online-platform, zou dat niet moeten betekenen dat de consumenten minder bescherming genieten. Ook wanneer er bij een transactie sprake is geweest van persoonlijk contact buiten verkoopruimten tussen handelaar en consument, dient de overeenkomst toch als een overeenkomst op afstand beschouwd te worden, als de overeenkomst vervolgens gesloten is uitsluitend door middel van technieken voor communicatie op afstand, zoals internet of telefoon. Voor handelaren zou een eenvoudigere definitie van een overeenkomst op afstand de rechtszekerheid verbeteren en hen beschermen tegen oneerlijke concurrentie.
Amendement 16 Voorstel voor een richtlijn Overweging 14
(14) Een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zou gedefinieerd moeten worden als een overeenkomst bij de sluiting waarvan de handelaar en de consument beide fysiek aanwezig waren, buiten verkoopruimten, bijvoorbeeld bij de consument thuis of op zijn arbeidsplaats. Bij een verkoopsituatie buiten verkoopruimten staan consumenten onder een zekere psychologische druk, of zij nu zelf om het bezoek van de handelaar gevraagd hebben of niet. Om omzeiling van de regels te vermijden wanneer consumenten buiten verkoopruimten worden benaderd, zou bovendien een overeenkomst waarover bijvoorbeeld bij de consument thuis onderhandeld is maar die in een winkel wordt gesloten, beschouwd moeten worden als een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst.
(14) Een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zou gedefinieerd moeten worden als een overeenkomst bij de sluiting waarvan de handelaar en de consument beide fysiek aanwezig waren, buiten verkoopruimten, bijvoorbeeld bij de consument thuis of op zijn arbeidsplaats. Bij een verkoopsituatie buiten verkoopruimten bevinden consumenten zich tijdelijk in een situatie die, bijvoorbeeld in psychologisch opzicht en met betrekking tot de mogelijkheid om goederen en prijzen te vergelijken, afwijkt van de situatie in een winkel, of zij nu zelf om het bezoek van de handelaar gevraagd hebben of niet. Om omzeiling van de regels te vermijden wanneer consumenten buiten verkoopruimten worden benaderd, zou bovendien een overeenkomst waarover bijvoorbeeld bij de consument thuis onderhandeld is maar die in een winkel wordt gesloten, beschouwd moeten worden als een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, maar alleen als de belangrijkste componenten van de overeenkomst zijn vastgesteld tijdens een excursie, een vrijetijdsevenement of een verkoopsdemonstratie. Overeenkomsten waarbij de door de consument te verrichten betaling niet meer bedraagt dan 40 EUR, mogen evenwel niet onder de in deze richtlijn vastgelegde eisen vallen, om te voorkomen dat bijvoorbeeld straatverkopers, wier goederen onmiddellijk worden geleverd, bovenmatig met informatieverplichtingen worden belast. In deze gevallen is ook geen herroepingsrecht nodig, aangezien de gevolgen van deze overeenkomsten gemakkelijk te begrijpen zijn. Toch moeten de lidstaten de mogelijkheid behouden en worden aangemoedigd om een lagere waarde vast te stellen.
Amendement 17 Voorstel voor een richtlijn Overweging 15
(15) Het begrip verkoopruimten dient alle ruimten, van welke aard ook (winkels, bestelwagens), te omvatten die voor de handelaar als permanente bedrijfsruimte dienen. Marktkramen en stands op beurzen dienen als verkoopruimten te worden beschouwd, ook als de handelaar er slechts tijdelijk gebruik van maakt. Andere ruimten die slechts voor korte tijd worden gehuurd en waar de handelaar niet gevestigd is (zoals hotels, restaurants, conferentiecentra en bioscopen die worden gehuurd door handelaren die daar niet gevestigd zijn) dienen niet als verkoopruimten beschouwd te worden. Ook alle openbare ruimten, met inbegrip van openbare vervoermiddelen en faciliteiten, en privéwoningen en arbeidsplaatsen, dienen niet als verkoopruimten beschouwd te worden.
(15) Het begrip verkoopruimten dient alle ruimten, van welke aard ook (winkels, taxi's,bestelwagens), te omvatten die voor de handelaar als permanente activiteitsruimte dienen. Marktkramen dienen als verkoopruimten te worden beschouwd, ook als de handelaar er slechts tijdelijk of regelmatig gebruik van maakt. Andere ruimten die slechts voor korte tijd worden gehuurd en waar de handelaar niet gevestigd is (zoals hotels, restaurants, conferentiecentra en bioscopen die worden gehuurd door handelaren die daar niet gevestigd zijn) dienen niet als verkoopruimten beschouwd te worden. Ook alle openbare ruimten, met inbegrip van openbare vervoermiddelen en faciliteiten, en privéwoningen en arbeidsplaatsen, dienen niet als verkoopruimten beschouwd te worden.
Amendement 18 Voorstel voor een richtlijn Overweging 16
(16) De definitie van duurzame drager dient met name papieren documenten, usb-sticks, cd-rom's, dvd's, memory cards en de harde schijf van de computer waar een e-mail of een pdf-bestand is opgeslagen, te omvatten.
(16) Duurzame dragers moeten met name papier, usb-sticks, cd-rom's, dvd's, geheugenkaarten en harde schijven van computers omvatten. Om als „duurzame drager” te worden beschouwd, moet een e-mail of website in de eerste plaats de consument in staat stellen de informatie zo lang op te slaan als voor hem relevant is om zijn belangen in het kader van zijn verhouding met de handelaar te beschermen. Daarnaast moet de informatie met de e-mail of website zo kunnen worden opgeslagen dat de handelaar haar niet eenzijdig kan wijzigen.
Amendement 19 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17
(17) Consumenten moeten een wettelijk recht hebben bepaalde informatie te ontvangen voor de sluiting van de overeenkomst. Handelaren moeten echter niet verplicht worden om informatie te verstrekken die al duidelijk is uit de context. Bij een transactie in een verkoopruimte bijvoorbeeld kunnen de voornaamste kenmerken van een product, de identiteit van de handelaar en de wijze van levering al duidelijk zijn uit de context. Bij transacties op afstand en buiten verkoopruimten dient de handelaar in alle gevallen informatie te verstrekken over de wijze van betaling, levering, uitvoering en de klachtenprocedure, aangezien die mogelijk niet duidelijk zijn uit de context.
(17) De consument moet volledige informatie krijgen vóór hij door een binnen verkoopruimten gesloten overeenkomst, een overeenkomst op afstand, een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst of een aanbod voor een van deze overeenkomsten wordt gebonden. Bij de verstrekking van deze informatie moet de handelaar rekening houden met de specifieke behoeften van consumenten die door hun mentale, lichamelijke of psychologische handicap, hun leeftijd of hun goedgelovigheid bijzonder kwetsbaar zijn op een manier die de handelaar redelijkerwijs kon worden verwacht te voorzien. Het feit dat rekening met deze specifieke behoeften wordt gehouden, mag evenwel niet tot verschillende niveaus van consumentenbescherming leiden.
Amendement 228 Voorstel voor een richtlijn Overweging 17 bis (nieuw)
(17 bis)Hoewel de handelaar ervan wordt vrijgesteld de in artikel 9 vervatte informatie op een duurzame drager te verstrekken wanneer het een buiten verkoopruimten gesloten gemengde overeenkomst betreft waarbij de handelaar en de consument hun verplichtingen uit de overeenkomst onmiddellijk nakomen en het door de consument te betalen bedrag niet meer dan 200 EUR bedraagt, dient de consument niettemin uitgebreide informatie van de handelaar te ontvangen over de essentiële elementen van de overeenkomst, in het bijzonder met betrekking tot de prijs, alvorens de consument aan deze overeenimst is gebonden.
Amendement 20 Voorstel voor een richtlijn Overweging 20
(20)De consument dient te weten of hij een overeenkomst sluit met een handelaar of met een tussenpersoon die namens een andere consument optreedt, aangezien hij in het laatste geval mogelijk niet de bescherming uit hoofde van deze richtlijn geniet. De tussenpersoon dient dit dus mede te delen, en ook wat de consequenties daarvan zijn. Online-platforms die geen overeenkomsten in naam van of ten behoeve van enige andere partij sluiten, dienen niet onder de definitie van het begrip tussenpersoon te vallen.
Schrappen
Amendement 21 Voorstel voor een richtlijn Overweging 22
(22) Aangezien de consument bij verkoop op afstand de goederen niet kan zien voordat hij de overeenkomst sluit, dient hij een herroepingsrecht te hebben, dat hem de tijd geeft om de aard en het functioneren van de goederen te controleren.
(22) Aangezien de consument bij verkoop op afstand de goederen niet kan zien voordat hij de overeenkomst sluit, dient hij een herroepingsrecht te hebben, zodat hij tot het verstrijken van de herroepingstermijn de aard, de kwaliteit en het functioneren van de goederen kan controleren. Dit herroepingsrecht moet ook voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten worden toegekend.
Amendement 22 Voorstel voor een richtlijn Overweging 24
(24)Met het oog op de rechtszekerheid dient Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden van toepassing te zijn op de berekening van de in deze richtlijn bedoelde termijnen. Alle in deze richtlijn aangegeven termijnen zijn dan ook uitgedrukt in kalenderdagen.
Schrappen
Amendement 23 Voorstel voor een richtlijn Overweging 26
(26) Wanneer een consument meer dan één artikel bestelt bij dezelfde handelaar, dient hij voor elk artikel afzonderlijk van zijn herroepingsrecht gebruik te kunnen maken. Wanneer deze goederen separaat geleverd worden, dient de herroepingstermijn voor ieder afzonderlijk artikel in te gaan op het moment dat de consument het daadwerkelijk in ontvangst neemt. Wanneer een goed in verschillende partijen of onderdelen geleverd wordt, dient de herroepingstermijn in te gaan op het moment dat de consument of een door de consument aangewezen derde de laatste partij of het laatste onderdeel daadwerkelijk in bezit krijgt.
(26) Als goederen worden geleverd in meer dan één keer, moet de herroepingstermijn ingaan op de dag dat de consument of een door de consument aangewezen derde, die niet de vervoerder is, het eerste deel van de levering daadwerkelijk in bezit krijgt. Wanneer een goed in verschillende partijen of onderdelen geleverd wordt, dient de herroepingstermijn in te gaan op de dag dat de consument de laatste partij of het laatste onderdeel daadwerkelijk in bezit krijgt. Als door de consument in één bestelling meerdere goederen worden besteld, maar deze goederen afzonderlijk worden geleverd, moet de herroepingstermijn ingaan, wanneer de consument het laatste goed daadwerkelijk in bezit krijgt.
Amendement 24 Voorstel voor een richtlijn Overweging 27
(27) Wanneer de handelaar de consument vóór de sluiting van een overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimten niet op de hoogte heeft gesteld van het herroepingsrecht, dient de herroepingstermijn verlengd te worden. Om echter rechtszekerheid op langere termijn te waarborgen, dient een uiterste limiet van drie maanden te worden bepaald, op voorwaarde dat de handelaar volledig aan zijn contractuele verplichtingen heeft voldaan. De handelaar moet geacht worden volledig aan zijn verplichtingen te hebben voldaan wanneer hij de door de consument bestelde goederen heeft geleverd of de bestelde diensten heeft verleend.
(27) Wanneer de handelaar de consument vóór de sluiting van een overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimten niet op de hoogte heeft gesteld van het herroepingsrecht, dient de herroepingstermijn verlengd te worden. Om echter rechtszekerheid op langere termijn te waarborgen, dient een uiterste limiet van één jaar te worden bepaald. De lidstaten moeten evenwel het recht hebben om bestaande nationale wetgeving op grond waarvan de uiterste limiet kan worden verlengd, te handhaven.
Amendement 229 Voorstel voor een richtlijn Overweging 28
(28) Verschillen tussen de manieren waarop het herroepingsrecht wordt uitgeoefend in de lidstaten veroorzaken extra kosten voor ondernemingen die grensoverschrijdend verkopen. Invoering van een geharmoniseerd standaardformulier voor herroeping door de consument zal het herroepingsproces vereenvoudigen en meer rechtszekerheid brengen. Om die reden dienen de lidstaten af te zien van aanvullende eisen betreffende de presentatie, bijvoorbeeld betreffende de lettergrootte, waaraan het standaardformulier voor de hele Gemeenschap zou moeten voldoen.
(28) Verschillen tussen de manieren waarop het herroepingsrecht wordt uitgeoefend in de lidstaten veroorzaken extra kosten voor ondernemingen die grensoverschrijdend verkopen. Invoering van een geharmoniseerd standaardformulier voor herroeping waarvan de consument gebruik kan maken, zal het herroepingsproces vereenvoudigen en meer rechtszekerheid brengen. Om die reden dienen de lidstaten af te zien van aanvullende eisen betreffende de presentatie, bijvoorbeeld betreffende de lettergrootte, waaraan het standaardformulier voor de hele Unie zou moeten voldoen. Desalniettemin dient de consument de vrijheid te behouden om een overeenkomst te herroepen en daarbij gebruik te maken van zijn eigen bewoordingen, mits zijn aan de handelaar gerichte verklaring helder is geformuleerd. Aan deze eis kan tevens worden voldaan door het retourneren van de goederen, het verzenden van een brief of een telefoongesprek, doch de bewijslast om aan te tonen dat de herroeping binnen de in deze richtlijn gepreciseerde termijn heeft plaatsgevonden, kan bij de consument worden gelegd. Daarom heeft de consument er belang bij gebruik te maken van een duurzame drager wanneer hij de handelaar van de herroeping in kennis stelt.
Amendement 26 Voorstel voor een richtlijn Overweging 30
(30) Bij herroeping dient de handelaar alle van de consument ontvangen bedragen terug te betalen, inclusief die voor de kosten van levering van de goederen aan de consument.
(30) Bij herroeping dient de handelaar alle van de consument ontvangen bedragen terug te betalen, inclusief die voor de kosten van levering van de goederen aan de consument, met uitzondering van de bedragen voor expresleveringen op uitdrukkelijk verzoek van de consument. Terugbetaling moet kunnen worden verricht met elk betaalmiddel dat in de lidstaat waar de consument de betaling ontvangt, wettig is. Bijgevolg wordt geen terugbetaling verricht in de vorm van tegoedbonnen of kredietnota's.
Amendement 230 Voorstel voor een richtlijn Overweging 32
(32) Om te voorkomen dat een handelaar een consument zijn geld terugbetaalt terwijl de laatste de goederen niet heeft geretourneerd, dient de consument verplicht te worden de goederen terug te zenden binnen veertien dagen nadat hij de handelaar heeft medegedeeld dat hij de overeenkomst herroept.
(32) Om te voorkomen dat een handelaar een consument zijn geld terugbetaalt terwijl de laatste de goederen niet heeft geretourneerd, dient de consument verplicht te worden de goederen terug te zenden binnen veertien dagen nadat hij de handelaar heeft medegedeeld dat hij de overeenkomst herroept. De handelaar moet eveneens in staat worden gesteld de terugbetaling afhankelijk te maken van de voorwaarde dat de consument heeft aangetoond dat hij de goederen heeft geretourneerd.
Amendement 231 Voorstel voor een richtlijn Overweging 33
(33) Bepaalde uitzonderingen op het herroepingsrecht moeten mogelijk zijn, zoals in gevallen waar een dergelijk recht onredelijk zou zijn, gezien de aard van het product. Dat geldt bijvoorbeeld voor overeenkomsten van speculatieve aard betreffende wijn die pas langere tijd na sluiting van de overeenkomst wordt geleverd, en waarbij de waarde afhangt van schommelingen van de markt (vin en primeur).
(33) Bepaalde uitzonderingen op het herroepingsrecht moeten mogelijk zijn, zoals in gevallen waar een dergelijk recht onredelijk zou zijn, gezien de aard van het product, en waar de uitoefening van het herroepingsrecht tot een onbillijke benadeling van de handelaar zou leiden. Dat geldt in het bijzonder voor levensmiddelen en andere hygiënisch gevoelige of bederfelijke goederen, bijvoorbeeld voor overeenkomsten van speculatieve aard betreffende wijn die pas langere tijd na sluiting van de overeenkomst wordt geleverd, en waarbij de waarde afhangt van schommelingen van de markt (vin en primeur). Ook bepaalde andere goederen of diensten waarvan de prijs afhankelijk is van marktschommelingen, bijvoorbeeld producten als stookolie, moeten van het herroepingsrecht worden uitgezonderd.
Amendement 28 Voorstel voor een richtlijn Overweging 34
(34) Ook bij overeenkomsten op afstand betreffende de verlening van diensten, waarbij die verlening begint vóór het einde van de herroepingstermijn (bv. het downloaden van gegevensbestanden door de consument), zou het onredelijk zijn als consument zou kunnen herroepen nadat hij al volledig of gedeeltelijk gebruik heeft gemaakt van de dienst. De consument dient daarom zijn herroepingsrecht te verliezen zodra de verlening van de dienst begint, voor zover hij daar van te voren uitdrukkelijk mee heeft ingestemd.
(34) Ook bij overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten betreffende de verlening van diensten, waarbij die verlening begint vóór het einde van de herroepingstermijn (bv. het downloaden van gegevensbestanden door de consument), zou het onredelijk zijn als consument zou kunnen herroepen nadat hij al volledig of gedeeltelijk gebruik heeft gemaakt van de dienst. De consument dient daarom zijn herroepingsrecht te verliezen zodra de verlening van de dienst met zijn uitdrukkelijke voorafgaande toestemming begint, mits deze toestemming met kennis van zaken is gegeven, dat wil zeggen dat de consument is geïnformeerd over de gevolgen van zijn beslissing, namelijk verlies van zijn herroepingsrecht.
Amendement 29 Voorstel voor een richtlijn Overweging 37
(37) Met het oog op vereenvoudiging en rechtszekerheid dient het herroepingsrecht van toepassing te zijn op alle typen buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, behalve onder bepaalde nauwkeurig omschreven en gemakkelijk aan te tonen omstandigheden. Zo dient er geen herroepingsrecht te gelden bij dringende reparaties bij de consument thuis, omdat een dergelijk herroepingsrecht onverenigbaar zou zijn met de dringende aard van de situatie, en ook niet bij levering aan huis door supermarkten waarbij consumenten levensmiddelen, dranken en andere goederen voor normale huishoudelijke consumptie kunnen bestellen via de website van de supermarkt. Het gaat daarbij om relatief geringe bedragen en om goederen die regelmatig door consumenten worden gekocht voor dagelijkse consumptie of dagelijks gebruik in het huishouden, waarvoor dus geen herroepingsrecht zou moeten gelden. De voornaamste problemen voor consumenten en de voornaamste bron van geschillen met handelaren betreffen de levering van goederen, zoals goederen die verloren gaan of beschadigd worden gedurende het vervoer, en late en onvolledige levering. Het is daarom zinvol de nationale regels inzake levering en het overgaan van risico's te verduidelijken en te harmoniseren.
(37) Met het oog op vereenvoudiging en rechtszekerheid dient het herroepingsrecht van toepassing te zijn op alle typen overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, behalve onder bepaalde nauwkeurig omschreven en gemakkelijk aan te tonen omstandigheden.
Amendement 30 Voorstel voor een richtlijn Overweging 37 bis (nieuw)
(37 bis)De belangrijkste moeilijkheden warmee consumenten te maken krijgen en de belangrijkste bron van geschillen met handelaars hebben betrekking op de levering van goederen, inclusief goederen die verloren of beschadigd raken bij het vervoer en late of onvolledige levering. Het is daarom zinvol de nationale regels inzake levering en de overdracht van het risico te harmoniseren.
Amendement 31 Voorstel voor een richtlijn Overweging 37 ter (nieuw)
(37 ter)Als de handelaar zijn leveringsplicht inzake de goederen niet is nagekomen, moet de consument hem op een duurzame drager verzoeken om de levering binnen een termijn van ten minste zeven dagen te verrichten en hem zijn voornemen meedelen de overeenkomst te herroepen, als de levering niet plaatsvindt. De consument moet worden geacht de overeenkomst te hebben herroepen, als geen actie is ondernomen op het moment dat de tijdslimiet verstrijkt. Onverminderd zijn recht schadevergoeding te eisen, moet de consument recht hebben op terugbetaling binnen zeven dagen na de herroeping, indien de betaling reeds is verricht. De lidstaten moet bepalingen van nationaal recht kunnen vaststellen of handhaven, om voor een hoger niveau van consumentenbescherming te zorgen.
Amendement 32 Voorstel voor een richtlijn Overweging 38
(38) In de context van verkoop aan consumenten kan de levering van goederen op verschillende manieren plaatsvinden. De noodzakelijke flexibiliteit om met deze verschillen rekening te kunnen houden, kan alleen verzekerd worden door een regel waarop ruime uitzonderingen mogelijk zijn. De consument dient beschermd te worden tegen alle risico's van verlies of beschadiging van de goederen gedurende het door de handelaar geregelde of verzorgde vervoer. De regel betreffende de overgang van deze risico's dient niet van toepassing te zijn wanneer de consument onnodig lang wacht tot hij de goederen in ontvangst neemt (bijvoorbeeld wanneer hij de goederen niet afhaalt bij het postkantoor binnen de door de post aangegeven termijn). Onder die omstandigheden dient de consument het risico van verlies of bederf te dragen nadat het met de handelaar overeengekomen tijdstip van levering verstreken is.
(38) In de context van verkoop aan consumenten kan de levering van goederen op verschillende manieren plaatsvinden: onmiddellijk of op latere datum. Als de partijen geen specifieke leveringsdatum hebben afgesproken, moet de handelaar de goederen zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk dertig dagen na de sluiting van de overeenkomst leveren. De consument dient beschermd te worden tegen alle risico's van verlies of beschadiging van de goederen gedurende het door de handelaar geregelde of verzorgde vervoer. De regel betreffende de overgang van deze risico's dient niet van toepassing te zijn wanneer de consument onnodig lang wacht tot hij de goederen in ontvangst neemt (bijvoorbeeld wanneer hij de goederen niet afhaalt bij het postkantoor binnen de door de post aangegeven termijn). Onder die omstandigheden dient de consument het risico van verlies of bederf te dragen nadat het met de handelaar overeengekomen tijdstip van levering verstreken is.
Amendement 33 Voorstel voor een richtlijn Overweging 38 bis (nieuw)
(38 bis)Bij veel transacties krijgen de consumenten onvoldoende keuze wat de betalingsmogelijkheid betreft of worden hun kosten aangerekend, als zij weigeren bepaalde betalingswijzen te gebruiken. Deze situatie moet worden aangepakt met een bepaling die ervoor zorgt dat de handelaar de consument verschillende betalingsmogelijkheden zal aanbieden die bij overeenkomsten op afstand zowel elektronische als niet-elektronische betalingswijzen moeten omvatten. Een niet-elektronische betalingsmogelijkheid is bijvoorbeeld het afdrukken van een bestelling van de website van de handelaar, die bij een bank of elk ander contactpunt van de handelaar in baar geld wordt betaald.
Amendement34 Voorstel voor een richtlijn Overweging 39
(39) De handelaar dient aansprakelijk te zijn jegens de consument wanneer de goederen niet in overeenstemming zijn met de overeenkomst. De goederen moeten geacht worden in overeenstemming met de overeenkomst te zijn wanneer zij voldoen aan een aantal voorwaarden, hoofdzakelijk met betrekking tot de kwaliteit. Welke kwaliteit en prestaties de consumenten redelijkerwijs kunnen verwachten, hangt onder andere af van de vraag of de goederen nieuw of tweedehands zijn, en van de te verwachten levensduur van de goederen.
(39) De handelaar dient aansprakelijk te zijn jegens de consument wanneer de goederen niet in overeenstemming zijn met de overeenkomst. De goederen moeten geacht worden in overeenstemming met de overeenkomst te zijn wanneer zij voldoen aan een aantal voorwaarden, hoofdzakelijk met betrekking tot de kwaliteit en kwantiteit. Welke kwaliteit en prestaties de consumenten redelijkerwijs kunnen verwachten, hangt onder andere af van de vraag of de goederen nieuw of tweedehands zijn, en van de te verwachten levensduur van de goederen. Een gebrek aan overeenstemming van goederen met de overeenkomst dient ook dan te worden verondersteld wanneer de goederen niet overeenkomen met de bestelling of in een mindere hoeveelheid zijn geleverd.
Amendement35 Voorstel voor een richtlijn Overweging 40
(40) Wanneer het goed niet in overeenstemming is met de overeenkomst, dient de consument allereerst het recht te hebben om van de handelaar herstel of vervanging te verlangen, naar keuze van de handelaar, tenzij de handelaar kan aantonen dat deze genoegdoening onwettig of onmogelijk is of de handelaar buitensporige inspanningen zou kosten. De van de handelaar verlangde inspanning dient objectief vastgesteld te worden, rekening houdende met de kosten van het verhelpen van het gebrek aan overeenstemming, de waarde van de goederen, en het belang van het gebrek aan overeenstemming. Het ontbreken van reserveonderdelen dient niet beschouwd te worden als een geldige reden voor de handelaar om het gebrek aan overeenstemming niet – binnen een redelijke termijn en zonder bovenmatige inspanning – te verhelpen.
(40) De consument dient in eerste instantie van de handelaar te kunnen verlangen dat deze de goederen herstelt of vervangt tenzij deze vormen van genoegdoening onmogelijk of buiten verhouding zijn. Of een vorm van genoegdoening al dan niet buiten verhouding is, moet objectief worden vastgesteld. Een vorm van genoegdoening is buiten verhouding als hij, vergeleken met andere vormen van genoegdoening, onredelijke kosten met zich brengt. Bij de beantwoording van de vraag of de kosten van een vorm van genoegdoening onredelijk zijn, moet de doorslag geven dat zij beduidend hoger liggen dan de kosten van een andere vorm van genoegdoening.
Amendement 36 Voorstel voor een richtlijn Overweging 41
(41) De consument dient geen kosten te dragen voor het verhelpen van het gebrek aan overeenstemming, met name de kosten van verzending, arbeid of materiaal. Verder dient de consument de handelaar geen compensatie te betalen voor het gebruik van de goederen met gebreken.
(41) De consument dient geen kosten te dragen voor het verhelpen van het gebrek aan overeenstemming, met name de kosten van verzending, arbeid of materiaal. Verder dient de consument de handelaar geen compensatie te betalen voor het gebruik van de goederen met gebreken. De consument moet het recht hebben overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke nationale wet schadevergoeding te eisen voor elk verlies dat het gevolg is van het gebrek aan overeenstemming met de verkoopovereenkomst en dat niet door de handelaar is verholpen. Deze schadevergoeding moet een niet-geldelijke vergoeding kunnen omvatten, als de toepasselijke nationale wet hierin voorziet.
Amendement37 Voorstel voor een richtlijn Overweging 42
(42) Wanneer de handelaar geweigerd heeft om het gebrek aan overeenstemming te verhelpen, of daar bij herhaling niet in geslaagd is, moet de consument vrijelijk kunnen kiezen uit de beschikbare rechtsmogelijkheden. De weigering van de handelaar kan hetzij expliciet of impliciet zijn; het laatste is het geval wanneer de handelaar niet reageert of niet ingaat op het verzoek van de consument om het gebrek aan overeenstemming te verhelpen.
(42) De consument moet vrijelijk kunnen kiezen uit de beschikbare rechtsmogelijkheden, indien hij geen recht heeft op herstel of vervanging van de goederen. De lidstaten dienen de mogelijkheid te hebben in nationaal recht bepalingen vast te stellen betreffende de vrije keuze uit de rechtsmogelijkheden bij een gebrek aan overeenstemming of deze te handhaven, om een hoger beschermingsniveau voor de consument te waarborgen.
Amendement 38 Voorstel voor een richtlijn Overweging 42 bis (nieuw)
(42 bis)Er moet worden geregeld dat de handelaar in bepaalde gevallen aansprakelijk kan worden gesteld voor een gebrek aan overeenstemming dat op het moment waarop het risico op de consument overgaat reeds bestaat, ook al manifesteert zich dat gebrek eerst naderhand.
Amendement39 Voorstel voor een richtlijn Overweging 42 ter (nieuw)
(42 ter)Wanneer de handelaar als eindverkoper jegens de consument aansprakelijk is ingevolge van een handelen of nalaten van de producent, moet gewaarborgd worden dat de handelaar als eindverkoper verhaal nemen kan op de aansprakelijke persoon of personen in de contractuele keten. In het nationaal recht van de lidstaten moet daartoe worden bepaald wie aansprakelijk is, welke vordering moet worden ingesteld, alsmede de wijze van procederen.
Amendement40 Voorstel voor een richtlijn Overweging 42 quater (nieuw)
(42 quater)De consument moet bij gebreken aan overeenstemming een aansprakelijkheidstermijn van twee jaar hebben. Er moet in het voordeel van de consument weerlegbaar verondersteld worden dat gebreken aan overeenstemming die binnen zes maanden na de risico-overdracht zijn opgetreden, reeds op het tijdstip van de risico-overdracht bestonden. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben in nationaal recht bepalingen inzake aansprakelijkheidstermijnen, duur van de bewijslastomkering of specifieke regels voor aanzienlijke gebreken aan overeenstemming die na het verstrijken van de aansprakelijkheidstermijn aan het licht komen, in nationaal recht vast te stellen of te handhaven, om een hoger beschermingsniveau voor de consument te waarborgen.
Amendement41 Voorstel voor een richtlijn Overweging 43
(43)Richtlijn 1999/44/EG bood de lidstaten de mogelijkheid om een periode van niet minder dan twee maanden te bepalen waarbinnen de consument de handelaar op de hoogte diende te brengen van enig gebrek aan overeenstemming. De uiteenlopende omzetting daarvan heeft handelsbelemmeringen gecreëerd. Het is dan ook noodzakelijk deze regelgevingsoptie te schrappen en de rechtszekerheid te verbeteren door consumenten te verplichten om de handelaar binnen twee maanden na de datum waarop een gebrek aan overeenstemming wordt vastgesteld daarvan op de hoogte te stellen.
Schrappen
Amendement42 Voorstel voor een richtlijn Overweging 44
(44) Sommige handelaren of producenten bieden consumenten handelsgaranties. Teneinde te verzekeren dat de consument niet misleid wordt, moeten de handelsgaranties bepaalde gegevens bevatten, onder meer de duur, de territoriale reikwijdte en een verklaring dat zij de rechten van de consument onverlet laten.
(44) Sommige handelaren of producenten bieden consumenten handelsgaranties. Teneinde te verzekeren dat de consument niet misleid wordt, moeten de handelsgaranties bepaalde gegevens bevatten, onder meer de duur, de territoriale reikwijdte en een verklaring dat zij de rechten van de consument op grond van het geldende nationale recht en deze richtlijn onverlet laten.
Amendement 43 Voorstel voor een richtlijn Overweging 45 bis (nieuw)
(45 bis)De geharmoniseerde regelgevingsaspecten hebben enkel betrekking op overeenkomsten tussen bedrijven en consumenten. Bijgevolg mogen bepalingen inzake oneerlijke bedingen in overeenkomsten geen afbreuk doen aan het nationale recht inzake arbeidsovereenkomsten, overeenkomsten betreffende erfrechten, overeenkomsten met betrekking tot het familierecht en overeenkomsten met betrekking tot de oprichting en de statuten van vennootschappen of contractuele samenwerkingen en obligatievoorwaarden.
Amendement 44 Voorstel voor een richtlijn Overweging 46
(46) Bepalingen inzake oneerlijke bedingen in overeenkomsten dienen niet van toepassing te zijn op bedingen die direct of indirect wettelijke of regelgevende bepalingen van de lidstaten weerspiegelen die in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht. Ook bedingen die de beginselen weerspiegelen van internationale verdragen waarbij de Gemeenschap of de lidstaten partij zijn, met name wat vervoer betreft, dienen niet op oneerlijkheid getoetst te worden.
(46) Bepalingen inzake oneerlijke bedingen in overeenkomsten dienen niet van toepassing te zijn op bedingen die direct of indirect wettelijke of regelgevende bepalingen dan wel bepalingen van openbare orde van de lidstaten weerspiegelen die in overeenstemming zijn met het recht van de Unie. Op dezelfde manier moeten bedingen in overeenkomsten de beginselen en bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie weerspiegelen. Bedingen die de beginselen weerspiegelen van internationale verdragen waarbij de Unie of de lidstaten partij zijn, met name wat vervoer betreft, dienen niet op oneerlijkheid getoetst te worden.
Amendement 45 Voorstel voor een richtlijn Overweging 47
(47) Consumentenovereenkomsten dienen in eenvoudige en begrijpelijke taal opgesteld te worden en goed leesbaar te zijn. Handelaren dienen vrij te zijn om zelf lettertype en lettergrootte van de bedingen te bepalen. De consument dient gelegenheid te krijgen om de bedingen door te lezen voordat de overeenkomst gesloten wordt. Dit kan inhouden dat de bedingen op verzoek overhandigd worden (bij overeenkomsten in verkoopruimten), of dat die op andere wijze toegankelijk worden gemaakt (bv. op de website van de handelaar bij overeenkomsten op afstand), of dat standaardbedingen aan het bestelformulier worden gehecht (bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten). De handelaar dient de consument te vragen of deze instemt met eventuele aanvullende betalingen naast de betaling voor het onderwerp van de eigenlijke contractuele verlichting van de handelaar. Dat deze instemming geacht wordt te zijn verkregen door opt-out-systemen, zoals al aangekruiste vakjes bij online-verkoop, dient verboden te worden.
(47) Alle bedingen in overeenkomsten dienen in eenvoudige en begrijpelijke taal gesteld te zijn. Schriftelijke bedingen moeten altijd in eenvoudige en begrijpelijke taal opgesteld te worden. Handelaren dienen vrij te zijn om zelf lettertype en lettergrootte van de bedingen te bepalen. De consument dient gelegenheid te krijgen om de bedingen door te lezen voordat de overeenkomst gesloten wordt. Dit kan inhouden dat de bedingen op verzoek overhandigd worden (bij overeenkomsten in verkoopruimten), of dat die op andere wijze toegankelijk worden gemaakt (bv. op de website van de handelaar bij overeenkomsten op afstand), of dat standaardbedingen aan het bestelformulier worden gehecht (bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten). De handelaar dient de consument te vragen of deze instemt met eventuele aanvullende betalingen naast de betaling voor het onderwerp van de eigenlijke contractuele verlichting van de handelaar. Dat deze instemming geacht wordt te zijn verkregen door opt-out-systemen, zoals al aangekruiste vakjes bij online-verkoop, dient verboden te worden.
Amendement 46 Voorstel voor een richtlijn Overweging 47 bis (nieuw)
(47 bis)Handelaren dienen vrij te zijn om zelf de wijze waarop bedingen worden bekendgemaakt, zoals lettertype en lettergrootte van de bedingen, te bepalen. De lidstaten leggen geen aanvullende eisen op met betrekking tot de wijze waarop de bedingen in overeenkomsten worden gepresenteerd, behalve waar het gaat om eisen met betrekking tot personen met een handicap of wanneer van de goederen of diensten een bepaald gevaar kan uitgaan voor de gezondheid en veiligheid van de consument of een derde. De lidstaten mogen eveneens aanvullende eisen opleggen wanneer er door de inherente complexiteit van de overeenkomsten voor deze goederen of diensten een risico bestaat op consumentenbenadeling, met inbegrip van kwesties die te maken hebben met de concurrentie in de betrokken sector. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor overeenkomsten met betrekking tot financiële diensten, gas, elektriciteit en water, telecom en onroerende goederen. Dit geldt echter niet voor nationale vormvereisten betreffende de sluiting van de overeenkomst of andere vormvereisten zoals eisen betreffende de taal waarin de bedingen zijn opgesteld, de inhoud van de bedingen of de formulering van bepaalde bedingen voor specifieke sectoren. Bij deze richtlijn mogen de taalvereisten voor consumentenovereenkomsten niet worden geharmoniseerd. De lidstaten dienen derhalve de mogelijkheid te hebben om in hun nationale recht eisen inzake het taalgebruik voor de contractuele bedingen te handhaven of in te voeren.
Amendement 47 Voorstel voor een richtlijn Overweging 49
(49) Voor de doeleinden van deze richtlijn dient de eerlijkheid van de bedingen die het centrale onderwerp van de overeenkomst beschrijven niet beoordeeld te worden, noch de kwaliteit-prijsverhouding van de geleverde goederen of diensten, tenzij deze bedingen niet aan de voorschriften inzake transparantie voldoen. Het centrale onderwerp van de overeenkomst en de prijs-kwaliteitverhouding spelen echter wel een rol bij de beoordeling van de eerlijkheid van andere bedingen. Bij verzekeringsovereenkomsten bijvoorbeeld dienen de bedingen die het verzekerde risico en de verbintenis van de verzekeraar duidelijk omschrijven of afbakenen, niet het voorwerp van een dergelijke toetsing te zijn, aangezien deze beperkingen in aanmerking worden genomen bij de berekening van de door de consument betaalde premie.
(49) Voor de doeleinden van deze richtlijn dient de eerlijkheid van de bedingen die het centrale onderwerp van de overeenkomst beschrijven niet beoordeeld te worden, noch de kwaliteit-prijsverhouding van de geleverde goederen of diensten, tenzij deze bedingen niet aan de voorschriften inzake transparantie voldoen. Het centrale onderwerp van de overeenkomst en de prijs-kwaliteitverhouding spelen echter wel een rol bij de beoordeling van de eerlijkheid van andere bedingen. Bij verzekeringsovereenkomsten bijvoorbeeld dienen de bedingen die het verzekerde risico en de verbintenis van de verzekeraar duidelijk omschrijven of afbakenen, niet het voorwerp van een dergelijke toetsing te zijn, aangezien deze beperkingen in aanmerking worden genomen bij de berekening van de door de consument betaalde premie. De vergoeding aan de handelaar van in de overeenkomst genoemde nevenkosten en bijkomende kosten, met inbegrip van vergoedingen of boetes bij niet-nakoming van de overeenkomst, vallen niet onder deze uitzondering en moeten wel aan een dergelijke toetsing worden onderworpen.
Amendement 48 Voorstel voor een richtlijn Overweging 50
(50) Om te zorgen voor rechtszekerheid en om het functioneren van de interne markt te verbeteren, bevat de richtlijn twee lijsten van oneerlijke bedingen. Bijlage II bevat een lijst van bedingen die onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd moeten worden. Bijlage III bevat een list van bedingen die als oneerlijk beschouwd moeten worden tenzij de handelaar het tegendeel kan bewijzen. Deze lijsten dienen in alle lidstaten van toepassing te zijn.
(50) Om te zorgen voor rechtszekerheid en om het functioneren van de interne markt te verbeteren, bevat de richtlijn twee niet-limitatieve lijsten van oneerlijke bedingen. Bijlage II bevat een lijst van bedingen die onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd moeten worden. Bijlage III bevat een list van bedingen die als oneerlijk beschouwd moeten worden tenzij de handelaar het tegendeel kan bewijzen.
Amendement 49 Voorstel voor een richtlijn Overweging 51
(51)De voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.
Schrappen
Amendement 50 Voorstel voor een richtlijn Overweging 52
(52)Meer in het bijzonder dient de Commissie bevoegd te zijn de bijlagen II en III betreffende als oneerlijk beschouwde bedingen in overeenkomsten te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
Schrappen
Amendement 51 Voorstel voor een richtlijn Overweging 53
(53)De bevoegdheid van de Commissie om de bijlagen II en III te wijzigen, dient te worden gebruikt om consistente toepassing van de regels inzake oneerlijke bedingen te waarborgen, door aanvulling van deze bijlagen met contractuele bedingen die respectievelijk onder alle omstandigheden of totdat de handelaar het tegendeel bewijst als oneerlijk moeten worden beschouwd.
Schrappen
Amendement 52 Voorstel voor een richtlijn Overweging 55 bis (nieuw)
(55 bis)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun nationale autoriteiten goed samenwerken met het ECC-netwerk (European Consumer Center), zodat in grensoverschrijdende kwesties, vooral bij hangende aanvragen bij ECC's, kan worden gereageerd.
Amendement 53 Voorstel voor een richtlijn Overweging 60
(60) De Europese Commissie zal nagaan wat de meest geëigende manier is om ervoor te zorgen dat alle consumenten op het verkooppunt worden geïnformeerd over hun rechten.
(60) De Commissie zal na overleg met de lidstaten en de belanghebbenden nagaan wat de meest geëigende manier is om ervoor te zorgen dat alle consumenten en handelaren op het verkooppunt worden geïnformeerd over hun rechten. Zij moet met name de mogelijkheden benutten die worden geboden door de instrumenten van de informatie- en communicatietechnologie en de publieke media.
Amendement 54 Voorstel voor een richtlijn Overweging 61 bis (nieuw)
(61 bis)Er dient voorzien te worden in een proces van wederzijdse evaluatie in het kader waarvan de lidstaten tijdens de omzettingstermijn van deze richtlijn hun wetgeving moeten toetsen om vast te stellen welke met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie overeenstemmende strengere bepalingen in hun nationaal recht worden gehandhaafd of vastgesteld om een hoger beschermingsniveau voor de consument te waarborgen. Aan het eind van de omzettingstermijn van deze richtlijn dienen de lidstaten een verslag over de resultaten van die toetsing op te stellen. Ieder verslag moet aan alle andere lidstaten en belanghebbenden door de Commissie worden toegezonden. De lidstaten en het Europees Parlement krijgen vervolgens zes maanden om hun opmerkingen over deze verslagen in te dienen. De Commissie moet uiterlijk een jaar na het einde van de omzettingstermijn van deze richtlijn en vervolgens om de drie jaar een samenvattend verslag opstellen, eventueel met wetgevingsvoorstellen. De Commissie moet de lidstaten zo nodig bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijke methodiek ondersteunen.
Amendement 55 Voorstel voor een richtlijn Overweging 61 ter (nieuw)
(61 ter)Om te waarborgen dat in alle lidstaten een hoog niveau van consumentenbescherming gewaarborgd wordt moeten personen en organisaties die een rechtmatig belang hebben bij consumentenbescherming, worden aangemoedigd de lidstaten en de Commissie op de hoogte te stellen van hun bevindingen en niet-bindende aanbevelingen te doen zodat daar rekening mee gehouden kan worden in het kader van de herziening van deze richtlijn.
Amendement56 Voorstel voor een richtlijn Overweging 63
(63)Deze richtlijn moet opnieuw worden bezien wanneer belemmeringen van het functioneren van de interne markt worden gesignaleerd. De toetsing zou kunnen leiden tot een voorstel van de Commissie tot wijziging van deze richtlijn, die zou kunnen bestaan in wijzigingen van andere regelgeving inzake consumentenbescherming, als afspiegeling van de toezegging die de Commissie in het kader van haar strategie voor het consumentenbeleid heeft gedaan om het acquis opnieuw te bezien teneinde een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen.
Schrappen
Amendement 57 Voorstel voor een richtlijn Artikel 1
Het doel van deze richtlijn is om bij te dragen aan de goede werking van de interne markt en om een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenovereenkomsten te harmoniseren.
Het doel van deze richtlijn is een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen en bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenovereenkomsten te harmoniseren.
Amendement 59 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 1
(1) „consument”: iedere natuurlijke persoon die bij onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen;
(1) „consument”: iedere natuurlijke persoon die bij onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die hoofdzakelijk buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen.
De lidstaten kunnen de toepassing van deze richtlijn handhaven of uitbreiden met betrekking tot rechtspersonen of natuurlijke personen die geen „consument” zijn in de betekenis van deze richtlijn;
Amendement 60 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 2
(2) „handelaar”: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die in onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit, alsook degene die in naam van of voor rekenschap van een handelaar optreedt;
(2) „handelaar”: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die, ongeacht of hij openbaar of particulier is, handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit, alsook degene die voor rekenschap van een handelaar optreedt, met betrekking tot onder deze richtlijn vallende overeenkomsten;
Amendement61 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 2 bis (nieuw)
(2 bis) „goederen”: alle roerende lichamelijke zaken, en alle onlichamelijke zaken die kunnen worden gebruikt op een manier die kan worden gelijkgesteld fysiek bezit, met uitzondering van goederen die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht. Water, gas en elektriciteit worden als goederen in de zin van deze richtlijn beschouwd als zij te koop worden aangeboden in een beperkt volume of een welbepaalde hoeveelheid;
Amendement62 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 2 ter (nieuw)
(2 ter) „volgens specificaties van de consument vervaardigde goederen”: alle goederen die niet geprefabriceerd zijn en waarvan de vervaardiging afhangt van een individuele keuze of beslissing van de consument;
Amendement63 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 3
(3) „verkoopovereenkomst”: iedere overeenkomst betreffende de verkoop van goederen door een handelaar aan een consument, met inbegrip van overeenkomsten met een gemengd doel die zowel goederen als diensten betreffen;
Schrappen
Amendement64 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 4
(4) „goederen”: alle roerende lichamelijke zaken, behalve:
Schrappen
a) goederen die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht;
b) water en gas die niet marktklaar zijn gemaakt in een bepaald volume of in een bepaalde hoeveelheid;
c) elektriciteit;
Amendement65 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 5
(5) „dienstenovereenkomst” iedere andere overeenkomst dan een verkoopovereenkomst, waarbij de handelaar de consument een dienst levert;
(5) „dienst”: alle werkzaamheden of andere diensten van welke aard ook die door de handelaar tegen een vergoeding aan de consument worden geleverd;
Amendement 66 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 5 bis (nieuw)
(5 bis) „verkoopovereenkomst”: iedere overeenkomst waardoor een handelaar, in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht, de eigendom van goederen overdraagt aan een consument of zich ertoe verplicht deze eigendom over te dragen, en waardoor de consument zich verplicht tot het betalen van de afgesproken prijs. Als verkoopovereenkomst in de zin van deze richtlijn gelden ook overeenkomsten voor de levering van goederen die nog vervaardigd of geproduceerd moeten worden;
Amendement 67 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 5 ter (nieuw)
(5 ter) „gemengde overeenkomst”: elke overeenkomst die zowel elementen betreffende de verrichting van diensten, als elementen betreffende de levering van goederen bevat;
Amendement 68 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 6
(6) „overeenkomst op afstand”: iedere verkoop- of dienstenovereenkomst waarbij de handelaar, vóór de sluiting van de overeenkomst, uitsluitend gebruik maakt van een of meer technieken voor communicatie op afstand;
(6) „overeenkomst op afstand”: iedere overeenkomst betreffende de levering van een goed of de verlening van een dienst die in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand tussen een handelaar en een consument wordt gesloten, waarbij de handelaar en de consument niet gelijktijdig fysiek aanwezig zijn voor de sluiting van de overeenkomst, maar uitsluitend gebruik maken van een of meer technieken voor communicatie op afstand;
Amendement 69 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 7
(7) „techniek voor communicatie op afstand”: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van handelaar en consument kan worden gebruikt voor de sluiting van de overeenkomst tussen deze partijen;
Schrappen
Amendement 70 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 8
(8) „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst”: iedere tussen een handelaar en een consument gesloten overeenkomst betreffende de levering van een goed of de verlening van een dienst:
a) Iedere verkoop- of dienstenovereenkomst die buiten verkoopruimten wordt gesloten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument, of iedere verkoop- of dienstenovereenkomst waarvoor de consument een aanbod heeft gedaan onder dezelfde omstandigheden, of
a) die buiten verkoopruimten wordt gesloten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument, of
a bis) waarvoor de consument buiten verkoopruimten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument een aanbod heeft gedaan, of
b) iedere verkoop- of dienstenovereenkomst die gesloten wordt in verkoopruimten maar waarover buiten verkoopruimten onderhandeld is, in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument;
b) waarvan de belangrijkste onderdelen zijn vastgesteld buiten verkoopruimten, tijdens een door de handelaar georganiseerde excursie, vrijetijdsevenement of verkoopsdemonstratie, in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument, waarbij het doel van de excursie, het vrijetijdsevenement of de verkoopsdemonstratie is vervolgens binnen een verkoopsruimte een overeenkomst te sluiten;
Amendement 71 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 9 – letter b
b) marktkramen en beursstands waar de handelaar op regelmatige of tijdelijke basis zijn activiteiten uitvoert;
b) marktkramen waar de handelaar op regelmatige of tijdelijke basis zijn activiteiten uitvoert;
Amendement 72 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 12
(12) „product”: een goed of dienst, met inbegrip van onroerend goed, rechten en verplichtingen;
Schrappen
Amendement 73 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 14
(14) „professionele toewijding”: het normale niveau van bijzondere vakkundigheid en zorgvuldigheid dat redelijkerwijs van een handelaar ten aanzien van consumenten mag worden verwacht, overeenkomstig eerlijke marktpraktijken en/of het algemene beginsel van goede trouw in de sector van de handelaar;
Schrappen
Amendement 74 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 15
(15) „verkoop bij opbod”: een verkoopmethode waarbij goederen of diensten worden aangeboden door een handelaar door middel van een competitieve biedprocedure, waarbij eventueel ook gebruik gemaakt kan worden van technieken voor communicatie op afstand, en waarbij de hoogste bieder verplicht is de goederen of de diensten af te nemen. Een transactie op basis van een vaste vraagprijs is geen verkoop bij opbod, ook niet als de consument de optie geboden wordt om de overeenkomst te sluiten via een biedprocedure;
Schrappen
Amendement 75 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 16
(16) „publieke verkoop bij opbod”: een verkoopmethode waarbij goederen door de handelaar worden aangeboden aan de consumenten, die persoonlijk aanwezig zijn of de mogelijkheid krijgen om persoonlijk aanwezig te zijn, door middel van een competitieve biedprocedure, onder leiding van een veilingmeester, en waarbij de hoogste bieder verplicht is de goederen te kopen;
(16) „publieke verkoop”: een verkoopmethode waarbij een goed of een dienst door de handelaar tijdens een voor het publiek fysiek toegankelijke bijeenkomst worden aangeboden aan de consumenten door middel van een transparante competitieve biedprocedure, onder leiding van een derde (de veilingmeester) die tegen een geldelijke vergoeding als agent van de handelaar optreedt. Bij een verkoop bij opbod worden de goederen of de diensten verkocht aan de consument die het hoogste bod heeft uitgebracht. Bij een verkoop bij afslag worden de goederen of de diensten verkocht aan de consument of namens hem optredende persoon die direct en als eerste verklaart de goederen of de diensten tegen de gevraagde prijs te willen kopen;
Amendement 76 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 17
(17) „producent”: de fabrikant van goederen, de importeur van goederen op het grondgebied van de Europese Gemeenschap, of elke andere persoon die zich als producent voordoet door zijn naam, handelsmerk of enig ander onderscheidend teken op de goederen aan te brengen;
(17) „producent”: de fabrikant van goederen, de importeur van goederen op het grondgebied van de Europese Unie, of elke andere persoon die zich als producent voordoet door zijn naam, handelsmerk of enig ander onderscheidend teken op de goederen aan te brengen;
Amendement 77 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 18
(18) „handelsgarantie”: iedere toezegging van de handelaar of producent (de „garant”) aan de consument de betaalde prijs te zullen vergoeden, of de goederen op enigerlei wijze te zullen vervangen, repareren of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan specificaties in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst;
(18) „handelsgarantie”: iedere toezegging van de handelaar of producent (de „garant”) om boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van de garantie van overeenstemming, aan de consument de betaalde prijs te zullen vergoeden, of de goederen op enigerlei wijze te zullen vervangen, repareren of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan specificaties of aan enig ander element dat geen verband houdt met de overeenstemming in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst;
Amendement 78 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 19
(19) „tussenpersoon”: een handelaar die namens of ten behoeve van een consument een overeenkomst sluit;
Schrappen
Amendement 79 Voorstel voor een richtlijn Artikel 2 – punt 20
(20) „aanvullende overeenkomst”: een overeenkomst waarbij een consument goederen of diensten verwerft in verband met een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, en deze goederen of diensten door de handelaar of door een derde partij worden geleverd op basis van een afspraak tussen die derde partij en de handelaar.
(20) „gekoppelde overeenkomst”: elke overeenkomst betreffende de levering van een goed of de verlening van een dienst:
a) die uit objectief oogpunt een commerciële eenheid met een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst vormt; en
b) waarbij de goederen worden geleverd of de diensten verleend door de handelaar of een derde op basis van een regeling tussen deze derde en de handelaar.
Er wordt geacht sprake te zijn van een commerciële eenheid, als de goederen of diensten die op grond van de gekoppelde overeenkomst worden geleverd respectievelijk verstrekt, verband houden met de uitvoering van de overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, al naar gelang, of met het gebruik van de op grond van de overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst geleverde goederen of verleende diensten.
Amendementen 80 en 232 Voorstel voor een richtlijn Artikel 3
1. Deze richtlijn is van toepassing, onder de voorwaarden en in die mate als aangegeven in de bepalingen ervan, op verkoop- en dienstenovereenkomsten tussen handelaren en consumenten.
1. Deze richtlijn is van toepassing, onder de voorwaarden en in die mate als aangegeven in de bepalingen ervan, op overeenkomsten voor de levering van een goed of de verlening van een dienst en op gemengde overeenkomsten die tussen handelaren en consumenten zijn gesloten.
2. Deze richtlijn is alleen van toepassing op financiële diensten voor wat betreft bepaalde buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zoals bedoeld in de artikelen 8 tot en met 20, oneerlijke bedingen in overeenkomsten zoals bedoeld in de artikelen 30 tot en met 39, en algemene bepalingen zoals bedoeld in de artikelen 40 tot en met 46, gelezen in samenhang met artikel 4 betreffende volledige harmonisatie.
2. Deze richtlijn laat sectorspecifieke wetgeving van de Unie betreffende tussen een handelaar en een consument gesloten overeenkomsten onverlet.
2 bis.Deze richtlijn is niet van toepassing op overeenkomsten die betrekking hebben op:
a) scoiale diensten;
b) gezondheidszorg, d.w.z. gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheid van deze laatsten te beoordelen, te behouden of te herstellen;
c) gokactiviteiten waarbij een geldbedrag wordt ingezet bij kansspelen, met inbegrip van loterijen, casinospelen en transacties voor weddenschappen;
2 ter.De artikelen 5 tot en met 19 en artikel 23 bis zijn niet van toepassing op overeenkomsten:
a) betreffende financiële diensten;
b) die in het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten1vallen.
3. Alleen de artikelen 30 tot en met 39 betreffende consumentenrechten in verband met oneerlijke bedingen in overeenkomsten, gelezen in samenhang met artikel 4 betreffende volledige harmonisatie, zijn van toepassing op overeenkomsten die vallen binnen de werkingssfeer van Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad.
3. Onder voorbehoud van de leden 4 tot 4 quater van dit artikel zijn de artikelen 12 tot 19 op op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten van toepassing.
4. De artikelen 5, 7, 9 en 11 laten de bepalingen betreffende informatieverplichtingen in Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en van de Raad en in Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad onverlet.
4. De artikelen 9 tot en met 19 gelden niet voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten:
a) die betrekking hebben op het ontstaan, de verwerving of de overdracht van rechten of garanties met betrekking tot onroerende goederen, of die betrekking hebben op de bouw of grootschalige verbouwing van een gebouw of de verhuur van een gebouw of een woning;
b) die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten2 of binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling3 vallen;
c) die conform de voorschriften van de lidstaten worden opgesteld door een openbaar ambtenaar die bij wet onafhankelijk en onpartijdig moet zijn en door middel van uitgebreide juridische informatie dient te verzekeren dat de consument de overeenkomst alleen na rijp beraad en in het besef van de juridische reikwijdte ervan sluit;
4 bis.De artikelen 9 tot 19 zijn niet van toepassing op buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten waarbij de handelaar en de consument hun contractuele verplichtingen onmiddellijk uitvoeren en de door de consument te verrichten betaling niet meer bedraagt dan 40 EUR, als deze overeenkomsten wegens de aard ervan gewoonlijk worden gesloten buiten verkoopruimten. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving een lagere waarde vaststellen.
4 ter.De artikelen 9 tot en met 19 zijn niet van toepassing op overeenkomsten op afstand:
a) die worden gesloten door middel van distributieautomaten of geautomatiseerde handelsruimten;
b) die met exploitanten van telecommunicatie worden gesloten via publieke telefoons voor het gebruik hiervan, of met het oog op het gebruik van afzonderlijke, door de consument tot stand gebrachte telefoon-, internet- of faxverbindingen.
4 quater.Artikel 11, lid 1 ter, en de artikelen 12 tot en met 19 zijn niet van toepassing op overeenkomsten op afstand voor de levering van logies, vervoer, verhuur van motorvoertuigen, het restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding, voor wat betreft overeenkomsten waarin een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien.
4 quinquies.Behoudens de leden 4 sexies tot 4 octies van dit artikel zijn de artikelen 22 tot 29 op verkoopovereenkomsten van toepassing. Onverminderd artikel 24, lid 5, zijn, als de overeenkomst een gemengde overeenkomst is, de artikelen 22 tot 29 alleen van toepassing op de goederen.
4 sexies.Artikel 22 bis en 23 bis zijn ook van toepassing op overeenkomsten betreffende diensten en op gemengde overeenkomsten.
4 septies.De artikelen 22 tot en met 29 zijn niet van toepassing op:
a) elektriciteit;
b) water en gas die niet marktklaar zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid.
4 octies.De artikelen 22 tot 29 zijn niet van toepassing op de verkoop van tweedehandsgoederen bij een openbare verkoop. ______________
1 PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16. 2PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59. 3 PB L 33 van 3.2.2009, blz. 10.
Amendement 81 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 – titel
Volledige harmonisatie
Harmonisatiegraad
Amendement 82 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4
Lidstaten mogen in hun nationale wetgeving geen bepalingen handhaven of invoeren die afwijken van de bepalingen in deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van consumentenbescherming moeten waarborgen.
1.Onverminderd de leden 1 bis en 1 ter mogen de lidstaten in hun nationale recht strengere, met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verenigbare bepalingen handhaven of invoeren om een hoger niveau van consumentenbescherming te waarborgen, onder de voorwaarden en in de mate bepaald in artikel 5, artikel 9, leden 5 en 6, de artikelen 22 tot 29, artikel 31, lid 4, en de artikelen 34 en 35.
2.De lidstaten mogen in hun nationale recht strengere, met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verenigbare bepalingen handhaven om een hoger niveau van consumentenbescherming te waarborgen, overeenkomstig artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 2.
3.De lidstaten mogen in hun nationale recht geen bepalingen handhaven of invoeren die afwijken van de bepalingen in artikel 2, artikel 9, leden 1 tot 3 bis, en artikel 9, lid 3 sexies, de artikelen 10 en 11, artikel 12, leden 1 tot 3, artikel 13, lid 1, de artikelen 14 tot 19, de artikelen 30 tot 33 en artikel 36, met inbegrip van strengere bepalingen die een verschillend niveau van consumentenbescherming moeten waarborgen.
Amendement 83 Voorstel voor een richtlijn Artikel 4 bis (nieuw)
Artikel 4 bis
Termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden
Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden1is van toepassing op de berekening van de termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden in deze richtlijn. _____________
1 PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.
Amendement 84 Voorstel voor een richtlijn Hoofdstuk II – titel
Consumenteninformatie
Consumenteninformatie voor binnen verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Amendement 85 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – titel
Algemene informatieverplichtingen
Informatieverplichtingen voor binnen verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Amendement 86 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – inleidende formule
1. Voorafgaande aan de sluiting van enige verkoop- of dienstenovereenkomst verstrekt de handelaar de consument de volgende informatie, voor zover die niet al duidelijk is uit de context:
1. Bij de sluiting van een overeenkomst binnen verkoopruimten verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie, voor zover die niet al duidelijk is uit de context:
Amendement 87 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – punt a
a) de voornaamste kenmerken van het product, in de mate waarin zulks gezien het medium en het product passend is;
a) de voornaamste kenmerken van het goed of de dienst, in de mate waarin zulks gezien het goed of de dienst passend is;
Amendement 88 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter b
b) het geografische adres en de identiteit van de handelaar, in het bijzonder zijn handelsnaam, en, in voorkomend geval, het geografische adres en de identiteit van de handelaar namens wie hij optreedt;
b) de identiteit van de handelaar, in het bijzonder zijn handelsnaam;
Amendement 89 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – onder b bis (nieuw)
b bis) het bedrijfsadres van de handelaar en zijn telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres, indien beschikbaar, opdat de consument snel contact met de handelaar kan opnemen en efficiënt met hem kan communiceren;
Amendement 90 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter c
c) de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten moeten worden betaald;
c) de totale prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort goed of dienst gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten en eventuele andere kosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten moeten worden betaald; bij een overeenkomst van onbepaalde duur geldt als totale prijs de totale maandelijkse kosten;
Amendement 91 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter d
d) de wijze van betaling, levering, uitvoering en het beleid inzake klachtenbehandeling, indien deze afwijken van de vereisten van professionele toewijding;
d) indien nodig, de wijze van betaling, levering en uitvoering, alsook de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt het goed te leveren of de dienst te verlenen en het beleid inzake klachtenbehandeling van de handelaar;
Amendement 92 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter f en f bis (nieuw)
f) het bestaan en de voorwaarden van klantenservice en handelsgaranties, voor zover van toepassing;
f) naast een herinnering aan het bestaan van een wettelijke garantie van overeenstemming voor de goederen, het bestaan en de voorwaarden van klantenservice en handelsgaranties, voor zover van toepassing;
f bis) het eventuele bestaan van gedragscodes, en eventueel hoe die geraadpleegd kunnen worden;
Amendement 93 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – letter g
g) de duur van de overeenkomst, indien van toepassing, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is, de voorwaarden voor het beëindigen van de overeenkomst;
g) de duur van de overeenkomst, indien van toepassing, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur of automatisch verlengbaar is, de voorwaarden voor het beëindigen van de overeenkomst;
Amendement 94 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – punt i
i) het bestaan en de voorwaarden van aanbetalingen of andere financiële waarborgen die de consument op verzoek van de handelaar moet betalen of bieden.
i) indien van toepassing, het bestaan en de voorwaarden van aanbetalingen of andere financiële waarborgen die de consument op verzoek van de handelaar moet betalen of bieden;
Amendement 95 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 1 – punten i bis, i ter en i quater (nieuw)
i bis) het gebruik van technische beveiligingsvoorzieningen voor digitale inhoud, voor zover van toepassing;
i ter) de interoperabiliteit van digitale inhoud met hardware en software waarvan de handelaar op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn geweest, evenals informatie over eventuele niet-interoperabiliteit;
i quater) indien van toepassing de mogelijkheid van toegang tot buitengerechtelijke klachten- en verhaalprocedures waaraan de handelaar is onderworpen, en de voorwaarden voor toegang daartoe.
Amendement 96 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 2
2. Bij een openbare verkoop bij opbod kan de in lid 1, onder b), bedoelde informatie vervangen worden door het geografische adres en de identiteit van de veilingmeester.
2. Lid 1 is niet van toepassing op overeenkomsten voor de levering van een goed of de verlening van een dienst die betrekking hebben op dagdagelijkse transacties waarbij de handelaar het goed moet leveren of de dienst moet verlenen onmiddellijk na sluiting van de overeenkomst.
Amendement 97 Voorstel voor een richtlijn Artikel 5 – lid 3
3. De in lid 1 bedoelde informatie vormt een integrerend onderdeel van de verkoop- of dienstenovereenkomst.
3. De lidstaten kunnen aanvullende voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie vaststellen of handhaven.
Amendement 98 Voorstel voor een richtlijn Artikel 6 – lid 2
2. Onverminderd artikel 7, lid 2, en de artikelen 13 en 42, worden de gevolgen van een inbreuk op artikel 5 vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke nationale recht. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wettelijke bepalingen inzake verbintenissenrecht voorzien in effectieve rechtsmiddelen voor inbreuken op artikel 5.
2. Onverminderd de artikelen 13 en 42, worden de gevolgen van een inbreuk op artikel 5 vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke nationale recht. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wettelijke bepalingen voorzien in effectieve en proportionele rechtsmiddelen voor inbreuken op artikel 5.
Amendement 99 Voorstel voor een richtlijn Artikel 7
Artikel 7 Specifieke informatievoorschriften voor tussenpersonen
Schrappen
1.Voorafgaande aan de sluiting van de overeenkomst deelt de tussenpersoon de consument mee dat hij optreedt namens een andere consument, en dat de overeenkomst niet beschouwd dient te worden als een overeenkomst tussen een consument en een handelaar, maar als een overeenkomst tussen twee consumenten, en dus buiten de werkingssfeer van deze richtlijn valt.
2.Een tussenpersoon die niet aan de onder lid 1 bedoelde verplichting voldoet, wordt geacht de overeenkomst op eigen naam te hebben gesloten.
3.Dit artikel is niet van toepassing op openbare verkopen bij opbod.
Amendement 100 Voorstel voor een richtlijn Artikel 8
Artikel 8
Schrappen
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten.
Amendement 101 Voorstel voor een richtlijn Artikel 9
Artikel 9
Artikel 9
Informatievoorschriften voor op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie voor op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Bij op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten verstrekt de handelaar de volgende informatie, die een integrerend onderdeel vormt van de overeenkomst:
1.Ruim voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst of een aanbod voor zulke overeenkomst is gebonden, verstrekt de handelaarde consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:
a) de in de artikelen 5 en 7 bedoelde informatie, en in afwijking van artikel 5, lid 1, onder d), in alle gevallen de wijze van betaling, levering en uitvoering;
a) de voornaamste kenmerken van het goed of de dienst, in de mate waarin zulks gezien de drager en het goed of de dienst passend is;
b) wanneer een recht van herroeping bestaat, de voorwaarden en procedures voor de uitoefening van dat recht, overeenkomstig bijlage I;
b) de identiteit van de handelaar, zoals zijn handelsnaam;
b bis) het bedrijfsadres van de handelaar en zijn telefoonnummer, faxnummer en e-mailadres, indien beschikbaar, opdat de consument snel contact met de handelaar kan opnemen en efficiënt met hem kan communiceren;
c) wanneer dat verschilt van zijn persoonlijke geografische adres, het geografische adres van de bedrijfsruimten van de handelaar (en indien van toepassing dat van de handelaar namens wie hij optreedt), waaraan de consument eventuele klachten kan richten;
c) de totale prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort goed of dienst gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten en eventuele andere kosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten moeten worden betaald; bij een overeenkomst van onbepaalde duur geldt als totale prijs de totale maandelijkse kosten;
d) het eventuele bestaan van gedragscodes, en hoe die geraadpleegd kunnen worden;
d) de wijze van betaling, levering en uitvoering, de termijn waarbinnen de handelaar zich verplicht het goed te leveren of de dienst te verlenen en het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling;
e) het bestaan van een regeling voor minnelijke schikking van eventuele geschillen, voor zover van toepassing;
e) indien een herroepingsrecht bestaat, de voorwaarden, de termijn en de procedure voor het uitoefenen ervan, inclusief de eventuele kosten voor de consument van het retourneren van de goederen; de handelaar kan hiertoe de modelinstructies voor herroeping opgesomd in bijlage I, deel A, en het model van een herroepingsformulier in bijlage I, deel B, of een andere duidelijke verklaring gebruiken; als de handelaar de consument informeert met de modelinstructies voor herroeping opgesomd in bijlage I, deel A, wordt hij geacht aan de informatievereisten met betrekking tot het herroepingsrecht waarin dit artikel voorziet, te hebben voldaan;
e bis) indien er geen herroepingsrecht is overeenkomstig artikel 19, lid 1, de informatie dat de consument geen herroepingsrecht kan uitoefenen;
f) dat de overeenkomst wordt gesloten met een handelaar en dat de consument derhalve de door deze richtlijn geboden bescherming geniet.
f) naast een herinnering aan het bestaan van een wettelijke garantie van overeenstemming voor de goederen, het bestaan en de voorwaarden van de diensten na verkoop en handelsgaranties, voor zover van toepassing;
f bis) het bestaan van gedragscodes, en eventueel hoe kopieën ervan geraadpleegd kunnen worden;
f ter) de duur van de overeenkomst, indien van toepassing, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur of automatisch verlengbaar is, de voorwaarden voor het beëindigen van de overeenkomst;
f quater) de minimumduur van de verplichtingen van de consument uit hoofde van de overeenkomst, voor zover van toepassing;
f quinquies) het bestaan en de voorwaarden van een waarborgsom of andere financiële garanties die de consument op verzoek van de handelaar moet betalen of bieden;
f sexies) het gebruik van technische beveiligingsvoorzieningen voor digitale inhoud, voor zover van toepassing;
f septies) de interoperabiliteit van digitale inhoud met hardware en software waarvan de handelaar op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn, evenals informatie over eventuele niet-interoperabiliteit;
f octies) indien van toepassing de mogelijkheid van toegang tot buitengerechtelijke klachten- en geschilbeslechtingsprocedures waaraan de handelaar is onderworpen, en de voorwaarden voor toegang daartoe.
2.Bij een openbare verkoop kan de in lid 1, onder b), b bis) en c) bedoelde informatie vervangen worden door de overeenkomstige gegevens van de veilingmeester.
3.De in lid 1 bedoelde informatie vormt een integrerend onderdeel van de overeenkomst op afstand of de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst.
4.De lidstaten leggen voor de inhoud van de modelinstructies voor herroeping opgesomd in bijlage I, deel A, geen verdere voorschriften op.
5.Voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten betreffende vervoerdiensten of gezondheids- en veiligheidsvoorschriften kunnen de lidstaten bepalingen van nationaal recht vaststellen of handhaven om aanvullende voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie vast te stellen, op voorwaarde dat deze verenigbaar zijn met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en geschikt zijn om de consument behoorlijk te informeren.
6.De lidstaten kunnen aanvullende voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie vaststellen of handhaven voor alle overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten voor de levering van diensten waarvoor zij overeenkomstig artikel 22, lid 5, van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt1 aanvullende informatievoorschriften voor dienstverleners die op hun grondgebied zijn gevestigd, voorschrijven.
7.Artikel 5 laat Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt2 onverlet.
8.De bewijslast voor het aantonen van de naleving van de in dit hoofdstuk bedoelde informatievoorschriften ligt bij de handelaar. ________________
1PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36. 2 PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
Amendement 102 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – titel
Formele vereisten voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Formele voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatievoor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Amendement 233 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 1
1. Bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten wordt de in artikel 9 genoemde informatie op het bestelformulier verstrekt, in duidelijke en begrijpelijke taal en in goed leesbare vorm. Het bestelformulier omvat verder ook het standaardformulier voor herroeping zoals aangegeven in bijlage I, deel B.
1. Bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten wordt de in artikel 9 genoemde informatie op het bestelformulier aan de consument verstrekt, op papier of, indien de consument hiermee instemt, op een andere duurzame drager, in duidelijke en begrijpelijke taal en in goed leesbare vorm.
Amendement 104 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2
2. Een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst is alleen geldig wanneer de consument een bestelformulier ondertekent en wanneer hij, wanneer het geen formulier op papier betreft, een kopie van het formulier op een andere duurzame drager ontvangt.
2. Een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst wordt pas geldig, wanneer de consument een bestelformulier heeft ondertekend.
Amendement 234 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.In afwijking van de leden 1 en 2, voor wat betreft buiten verkoopruimten gesloten gemengde overeenkomsten waarbij de handelaar en de consument hun contractuele verplichtingen onmiddellijk nakomen en het door de consument te betalen bedrag niet meer dan 200 EUR bedraagt:
a) hoeft de handelaar de in artikel 9 opgenomen informatie niet op papier of een andere duurzame drager te verstrekken; en
b) is ondertekening door de consument van het bestelformulier geen voorwaarde voor de geldigheid van de overeenkomst;
mits dergelijke overeenkomsten wegens de aard ervan gewoonlijk buiten verkoopruimten worden gesloten.
Amendement 105 Voorstel voor een richtlijn Artikel 10 – lid 3
3. De lidstaten leggen geen andere formele vereisten op dan die in de leden 1 en 2.
3. De lidstaten leggen voor de nakoming van de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatievoorschriften geen verdere formele voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie op.
Amendement 106 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – titel
Formele vereisten voor overeenkomsten op afstand
Formele voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatievoor overeenkomsten op afstand
Amendementen 107, 235 en 236 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 1
1. Bij overeenkomsten op afstand wordt de in artikel 9, onder a), genoemde informatie vóór de sluiting van de overeenkomst aan de consument verstrekt of beschikbaar gemaakt, in duidelijke en begrijpelijke taal en in leesbare vorm, op een wijze die passend is voor de gebruikte techniek voor communicatie op afstand.
1. Bij overeenkomsten op afstand wordt de in artikel 9 genoemde informatie aan de consument verstrekt of beschikbaar gemaakt op een duurzame drager, in duidelijke en begrijpelijke taal en in leesbare vorm, op een wijze die passend is voor de gebruikte techniek voor communicatie op afstand.
1 bis.Indien een via elektronische weg te sluiten overeenkomst op afstand voor de levering van een goed of de verlening van een dienst, over de bedingen waarvan niet afzonderlijk is onderhandeld, een betalingsverplichting voor de consument inhoudt, is de consument alleen aan de overeenkomst gebonden wanneer:
a) de handelaar de consument op duidelijke en expliciete wijze heeft gewezen op de totale prijs, met inbegrip van alle onderdelen die samen de totale prijs vormen; en
b) de consument heeft bevestigd dat hij de onder a) vermelde informatie heeft gelezen en begrepen. Bij via websites gesloten overeenkomsten wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan indien de website zodanig van opzet is dat er alleen een bindende bestelling kan worden geplaatst wanneer de consument zich voorafgaand heeft geregistreerd op de website van de handelaar om op het aanbod van de handelaar in te gaan.
1 ter.In afwijking van lid 1 bis, onder b), is de consument, indien de in dit lid vermelde overeenkomst op afstand via de telefoon wordt gesloten, alleen gebonden aan deze overeenkomst wanneer de handelaar de consument op een duurzame drager een bevestiging van zijn aanbod heeft gestuurd, waarin de in lid 1 bis, onder a) vermelde informatie is opgenomen.
Amendement 108 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 2
2. Wanneer de handelaar de consument opbelt met het oogmerk een overeenkomst op afstand te sluiten, geeft hij aan het begin van het telefoongesprek met de consument zijn identiteit en het commerciële doel van het gesprek aan.
2. Wanneer de handelaar of een tussenpersoon die namens hem optreedt, de consument opbelt met het oogmerk een overeenkomst op afstand te sluiten, geeft hij aan het begin van het telefoongesprek met de consument zijn identiteit en het commerciële doel van het gesprek aan.
2 bis.Op websites waarop handel wordt gedreven, wordt op de homepage duidelijk en leesbaar aangegeven of er enigerlei beperkingen bestaan – inclusief wat de betalingswijze betreft – voor levering naar bepaalde lidstaten.
Amendement 109 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 3
3. Wanneer de overeenkomst gesloten wordt door middel van een medium dat maar weinig ruimte of tijd biedt voor het tonen van de informatie, vertrekt de handelaar ten minste de informatie betreffende de voornaamste kenmerken van het product en de totale prijs, zoals bedoeld in de artikelen 5, lid 1, onder a) en c), via dat medium voordat de overeenkomst gesloten wordt. De overige in de artikelen 5 en 7 bedoelde informatie wordt door de handelaar op passende wijze aan de consument verstrekt, overeenkomstig lid 1.
3. Wanneer de overeenkomst gesloten wordt door middel van een medium dat maar weinig ruimte of tijd biedt voor het tonen van de informatie, verstrekt de handelaar via dat medium voordat de overeenkomst gesloten wordt ten minste de vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie betreffende de voornaamste kenmerken van het goed of de dienst, de totale prijs, de duur van de overeenkomst en, in geval van overeenkomsten voor onbepaalde tijd, de mogelijkheden om de overeenkomst te beëindigen, zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), b), c), e) en g). De overige in artikel 9 bedoelde informatie wordt door de handelaar op passende wijze aan de consument verstrekt, overeenkomstig lid 1.
Amendement 110 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 4
4.De consument ontvangt een bevestiging van alle in artikel 9, onder a) tot en met f) bedoelde informatie, op een duurzame drager, binnen een redelijke periode na sluiting van een overeenkomst op afstand, en uiterlijk bij de levering van de goederen of wanneer de verrichting van de dienst begint, tenzij die informatie al vóór de sluiting van de overeenkomst op afstand op een duurzame drager aan de consument is verstrekt.
Schrappen
Amendement 237 Voorstel voor een richtlijn Artikel 11 – lid 5
5. De lidstaten leggen geen andere formele vereisten op dan die in de leden 1 tot en met 4.
5. De lidstaten leggen voor de nakoming van de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatievoorschriften geen verdere formele vereisten op betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie.
Onverminderd de eerste alinea kunnen lidstaten met betrekking tot de in lid 1 ter van dit artikel vermelde overeenkomsten nationale bepalingen invoeren of handhaven waarin is vastgelegd dat de consument alleen aan de overeenkomst is gebonden indien hij de sluiting van de overeenkomst op een duurzame drager bij de handelaar heeft bevestigd. De lidstaten brengen deze bepalingen ter kennis van de Commissie, die deze informatie op een gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar maakt.
Amendement 112 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 1 bis (nieuw)
1 bis.Bij een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst begint de in lid 1 bedoelde herroepingstermijn op de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten of op de dag waarop de consument op een duurzame drager een kopie van het ondertekende contractdocument krijgt, als dit een andere dag is dan degene waarop de overeenkomst is gesloten.
Amendement 113 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 2
2. Bij een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst begint de herroepingstermijn op de dag waarop de consument het bestelformulier ondertekent, of, wanneer het bestelformulier niet van papier is, wanneer de consument een kopie van het bestelformulier op een andere duurzame drager ontvangt.
2. Onverminderd lid 1 begint de herroepingstermijnbij eenovereenkomst op afstand of eenbuiten verkoopruimten gesloten overeenkomst betreffendede levering van goederenop de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde, die niet de vervoerder is, de goederen daadwerkelijk in bezit krijgt,of:
Bij een overeenkomst op afstand betreffende de verkoop of goederen begint de herroepingstermijn op de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen daadwerkelijk in ontvangst neemt.
Bij een overeenkomst op afstand voor de verlening van diensten begint de herroepingstermijn op de dag van de sluiting van de overeenkomst.
a) als meerdere goederen door de consument worden besteld in één bestelling maar afzonderlijk geleverd, op de dag waarop de consument het laatst geleverde goed daadwerkelijk in bezit krijgt;
b) in geval van een goed in verschillende partijen of onderdelen, op de dag waarop de consument de laatste partij of het laatste onderdeel daadwerkelijk in bezit krijgt;
c) in geval van de herhaalde levering van goederen van dezelfde soort gedurende een bepaalde periode, op de dag waarop de consument het eerst geleverde goed daadwerkelijk in bezit krijgt.
Amendement 115 Voorstel voor een richtlijn Artikel 12 – lid 4
4. De lidstaten verbieden de partijen niet hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst na te komen gedurende de herroepingstermijn.
4. De lidstaten verbieden de partijen niet hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst na te komen gedurende de herroepingstermijn. Voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten kunnen de lidstaten bestaande nationale wetgeving waarbij het de handelaar wordt verboden om de betaling te innen gedurende een bepaalde periode na de sluiting van de overeenkomst, evenwel handhaven.
Amendement 116 Voorstel voor een richtlijn Artikel 13
Wanneer de handelaar de consument niet de ingevolge artikel 9, onder b), artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 4, verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn af drie maanden nadat de handelaar volledig aan zijn andere contractuele verplichtingen heeft voldaan.
1.Als de handelaar de consument niet de ingevolge artikel 9, lid 1, onder e), verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn één jaar na het einde van de oorspronkelijke, overeenkomstig artikel 12, lid 1 bis en 2, bepaalde herroepingstermijn af.
2.De lidstaten kunnen evenwel bestaande nationale wetgeving waarbij in een latere verstrijking van de herroepingstermijn is voorzien, handhaven.
Amendementen 238 en 239 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 1
De consument stelt de handelaar op een duurzame drager op de hoogte van zijn beslissing de overeenkomst te herroepen, hetzij in een tot de handelaar gerichte verklaring in eigen woorden, hetzij met gebruikmaking van het standaardformulier voor herroeping zoals aangegeven in bijlage I, deel B.
De consument stelt de handelaar vóór het verstrijken van de herroepingstermijn op de hoogte van zijn beslissing de overeenkomst te herroepen. Daartoe kan de gebruiker:
a) het in bijlage I, deel B, opgenomen modelformulier voor herroeping of een andere duidelijk geformuleerde verklaring gebruiken, of
b) de goederen aan de handelaar retourneren, met een duidelijk geformuleerde verklaring dat hij heeft besloten de overeenkomst te herroepen.
De lidstaten leggen geen andere formele vereisten op met betrekking tot dit standaardformulier voor herroeping.
De lidstaten leggen geen andere formele vereisten op met betrekking tot het modelformulier voor herroeping, anders dan degene die zijn opgenomen in bijlage I, deel B.
Amendement 240 Voorstel voor een richtlijn Artikel 14 – lid 2
2. Bij overeenkomsten op afstand die op internet worden gesloten, kan de handelaar, naast de in lid 1 bedoelde mogelijkheden, de consument de mogelijkheid bieden het standaardformulier voor herroeping in te vullen en toe te zenden via de website van de handelaar. In dat geval stuurt de handelaar de consument onverwijld per e-mail een bevestiging van de ontvangst van de herroeping.
2. Bij overeenkomsten op afstand die op internet worden gesloten, kan de handelaar, naast de in lid 1 bedoelde mogelijkheden, de consument de mogelijkheid bieden het in bijlage I, deel B, opgenomen modelformulier voor herroeping of een andere duidelijk geformuleerde verklaring elektronisch in te vullen en toe te zenden via de website van de handelaar. In deze gevallen stuurt de handelaar de consument onverwijld per e-mail op een duurzame drager een bevestiging van de ontvangst van de herroeping.
Amendement 119 Voorstel voor een richtlijn Artikel 15 – lid 1 – letters a en b
a) de op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst uit te voeren, of
a) de op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst uit te voeren, of
b) een overeenkomst buiten verkoopruimten te sluiten, in het geval de consument een aanbod heeft gedaan.
b) een overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimten te sluiten, in het geval de consument een aanbod heeft gedaan.
Amendement 120 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 1
1. De handelaar vergoedt alle van de consument ontvangen betalingen binnen dertig dagen na ontvangst van het bericht van herroeping.
1. De handelaar vergoedt alle van de consument ontvangen betalingen, inclusief, indien van toepassing, de leveringskosten, onverwijld en in elk geval uiterlijk veertien dagen na de dag waarop hij wordt geïnformeerd over het besluit van de consument om de overeenkomst overeenkomstig artikel 14 te herroepen. De handelaar kan de terugbetaling verrichten met elk betaalmiddel dat wettig is in het land waar de consument de betaling ontvangt, waarbij de consument als gevolg van de terugbetaling geen kosten mag oplopen.
Amendement 241 Voorstel voor een richtlijn Artikel 16 – lid 2
2. Bij verkoopovereenkomsten kan de handelaar wachten met terugbetaling totdat hij alle goederen heeft teruggekregen of teruggehaald, of totdat de consument heeft aangetoond dat hij de goederen heeft teruggezonden, al naar gelang welk tijdstip eerder valt.
2. Onverminderd lid 1 hoeft de handelaar geen bijkomende leveringskosten terug te betalen, wanneer de consument uitdrukkelijk voor een andere leveringswijze dan de standaardlevering heeft gekozen. Bij verkoopovereenkomsten kan de handelaar terugbetaling afhankelijk maken van de voorwaarde dat de consument heeft aangetoond dat hij de goederen heeft teruggezonden.
Amendement 122 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 – lid 1
1. Bij verkoopovereenkomsten waar de consument de goederen daadwerkelijk in ontvangst heeft genomen, of wanneer die op zijn verzoek aan een derde partij zijn overgedragen, vóór het einde van de herroepingstermijn, zendt de consument de goederen terug of overhandigt die aan de handelaar of aan een persoon die door de handelaar gemachtigd is om de goederen in ontvangst te nemen, binnen veertien dagen na de dag waarop hij de herroeping aan de handelaar heeft medegedeeld, tenzij de handelaar aangeboden heeft de goederen zelf af te halen.
1. Bij overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten voor de levering van goederen zendt de consument de goederen terug of overhandigt die aan de handelaar of aan een persoon die door de handelaar gemachtigd is om de goederen in ontvangst te nemen, onverwijld en in elk geval binnen veertien dagen na de dag waarop hij zijn besluit de overeenkomst te herroepen overeenkomstig artikel 14 aan de handelaar heeft medegedeeld, tenzij de handelaar aangeboden heeft de goederen zelf af te halen.
De consument draagt alleen de directe kosten van het retourneren van de goederen, tenzij de handelaar ermee instemt deze kosten voor zijn rekening te nemen.
De consument draagt alleen de directe kosten van het retourneren van de goederen. Hij draagt deze kosten niet indien de handelaar er in de overeenkomst mee heeft ingestemd deze kosten voor zijn rekening te nemen of de prijs van de te retourneren goederen het bedrag van 40 EUR overschrijdt.
Amendement 123 Voorstel voor een richtlijn Artikel 17 – lid 2
2. De consument is alleen aansprakelijk voor de waardevermindering van de goederen die het gevolg is van hanteren of gebruik dat verder ging dan nodig was om de aard en het functioneren van de goederen te controleren. Hij is niet aansprakelijk voor waardevermindering wanneer de handelaar heeft nagelaten om overeenkomstig artikel 9, onder b), informatie over het herroepingsrecht te verstrekken. Voor dienstenovereenkomsten waarvoor een herroepingsrecht geldt, draagt de consument geen kosten voor diensten die geheel of ten dele tijdens de herroepingstermijn zijn verleend.
2. De consument is alleen aansprakelijk voor de waardevermindering van de goederen die het gevolg is van hanteren of gebruik dat verder ging dan nodig was om de aard, de kwaliteiten en het functioneren van de goederen vast te stellen. De consument is in geen geval aansprakelijk voor waardevermindering van de goederen wanneer de handelaar heeft nagelaten om overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder e), informatie over het herroepingsrecht te verstrekken.
2 bis.Tenzij anders bepaald in dit artikel, kan de consument in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld wegens uitoefening van zijn herroepingsrecht.
Amendement 125 Voorstel voor een richtlijn Artikel 18 – lid 1
1. Onverminderd artikel 15 van Richtlijn 2008/48/EG worden, wanneer de consument gebruik maakt van zijn recht van herroeping van een overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 17 op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, alle eventuele aanvullende overeenkomsten automatisch eveneens beëindigd, zonder kosten voor de consument.
1. Onverminderd artikel 15 van Richtlijn 2008/48/EG worden, wanneer de consument gebruik maakt van zijn recht van herroeping van een overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 17 op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, alle eventuele gekoppelde overeenkomsten automatisch eveneens beëindigd, zonder kosten voor de consument waarin in deze richtlijn niet is voorzien.
Amendement 126 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 – inleidende formule
1. Met betrekking tot overeenkomsten op afstand is het herroepingsrecht niet van toepassing op:
1. Met betrekking tot overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten is het herroepingsrecht niet van toepassing op:
Amendement 127 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 – punt a
a) diensten waarvan de uitvoering is begonnen, met uitdrukkelijke voorafgaande instemming van de consument, vóór het einde van de in artikel 12 bedoelde periode van veertien dagen;
a) diensten waarvan de uitvoering is begonnen, met uitdrukkelijke voorafgaande instemming van de consument op een duurzame drager, vóór het einde van de in artikel 12 bedoelde periode van veertien dagen; in deze gevallen moet de instemming ook betrekking hebben op het afzien door de consument van zijn herroepingsrecht;
Amendement 128 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 – letter b
b) de levering van goederen of diensten waarvan de prijs gebonden is aan schommelingen op de financiële markt waarop de handelaar geen invloed heeft;
b) de levering van goederen of diensten waarvan de prijs gebonden is aan schommelingen op de markt waarop de handelaar geen invloed heeft en die zich binnen de herroepingstermijn kunnen voordoen;
Amendement 129 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 – letter c
c) de levering van goederen die zijn vervaardigd volgens specificaties van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn, of die snel bederven of aflopen;
c) de levering van goederen die zijn vervaardigd of diensten die zijn verleend volgens specificaties van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn, waarvoor de handelaar specifieke regelingen moet treffen die hem voorts van geen nut zijn, of die snel bederven of aflopen;
Amendement 130 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 − lid 1 − letter d
d) De levering van wijn waarvan de prijs is overeengekomen bij de sluiting van de verkoopovereenkomst, maar waarvan de levering alleen kan plaatsvinden na de in artikel 22, lid 1, bedoelde termijn, en waarvan de feitelijke waarde afhankelijk is van schommelingen van de markt waarop de handelaar geen invloed heeft;
d) De levering van
– levensmiddelen, – dranken, – farmaceutische producten, of –andere hygiënisch kwetsbare goederen waarvan de consument de verpakking of verzegeling al heeft geopend of verbroken na op de hoogte te zijn gesteld van de uitsluiting van het herroepingsrecht;
d bis) overeenkomsten waarvoor de consument, om te reageren op een direct noodgeval, de handelaar heeft verzocht om onmiddellijke uitvoering; als de handelaar bij deze gelegenheid bijkomende diensten of goederen verstrekt of verkoopt die niet strikt noodzakelijk zijn om te voldoen aan het directe noodgeval van de consument, is het herroepingsrecht op deze bijkomende goederen of diensten van toepassing;
d ter) overeenkomsten waarbij de consument de handelaar expliciet verzocht heeft hem thuis te bezoeken om daar herstellingen of onderhoud te verrichten; als de handelaar bij dit bezoek bijkomende diensten verleent naast degene waarom de consument expliciet heeft gevraagd of andere goederen verstrekt dan de vervangingsonderdelen die strikt noodzakelijk zijn om het onderhoud of de herstellingen uit te voeren, is het herroepingsrecht op deze bijkomende diensten of goederen van toepassing;
Amendement 132 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 – letter f
f) de levering van kranten en tijdschriften;
f) de levering van kranten en tijdschriften, met uitzondering van abonnementsovereenkomsten voor de levering van deze publicaties;
Amendement 133 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 – letter g
g) diensten van kansspelen en loterijen;
Schrappen
Amendement 134 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 1 – letter h
h) overeenkomsten die zijn gesloten bij een verkoop bij opbod.
h) overeenkomsten die bij een openbare verkoop worden gesloten.
h bis) de levering van digitale inhoud, als de consument eenmaal met het downloaden hiervan is begonnen.
Amendement 135 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 2
2.Wat buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten betreft, is het herroepingsrecht niet van toepassing op:
Schrappen
a) overeenkomsten betreffende de levering van levensmiddelen, dranken of andere goederen die bestemd zijn voor dagelijkse huishoudelijke consumptie, die door de consument van te voren worden geselecteerd door middel van communicatie op afstand, en die fysiek bij de woning of arbeidsplaats van de consument worden afgeleverd door een handelaar die dergelijke goederen gewoonlijk in zijn eigen bedrijfsruimten verkoopt;
b) overeenkomsten waarbij de consument, met het oog op onmiddellijke reactie op een noodgeval, de handelaar verzocht heeft om de overeenkomst onmiddellijk uit te voeren; wanneer echter de handelaar bij die gelegenheid aanvullende diensten verleent of goederen verkoopt die niet strikt noodzakelijk zijn om het hoofd te bieden aan het noodgeval van de consument, is het herroepingsrecht van toepassing op deze aanvullende diensten of goederen;
c) overeenkomsten waarbij de consument de handelaar door middel van communicatie op afstand expliciet verzocht heeft hem thuis te bezoeken om daar reparaties of onderhoud te verrichten; wanneer echter de handelaar bij die gelegenheid aanvullende diensten verleent waarom de consument niet expliciet heeft gevraagd, of goederen levert die niet strikt noodzakelijk zijn voor het verrichten van de reparaties of het onderhoud, is het herroepingsrecht van toepassing op die aanvullende diensten of goederen.
Amendement 136 Voorstel voor een richtlijn Artikel 19 – lid 3
3. De partijen kunnen overeenkomen de leden 1 en 2 niet toe te passen.
2. De handelaar en de consument kunnen overeenkomen lid 1 niet toe te passen.
Amendement 137 Voorstel voor een richtlijn Artikel 20
Artikel 20 Uitgesloten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten
Schrappen
1.De artikelen 8 tot en met 19 gelden niet voor op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten:
a) voor de verkoop van onroerende goederen, alsmede overeenkomsten betreffende andere rechten op onroerende goederen, met uitzondering van verhuur en werkzaamheden met betrekking tot onroerende goederen;
b) die worden gesloten door middel van distributieautomaten of geautomatiseerde handelsruimten;
c) die worden gesloten met telecommunicatie-exploitanten via openbare telefoons voor dat doel;
d) voor de levering van levensmiddelen of dranken door een handelaar die frequente en regelmatige rondes maakt in de omgeving van zijn bedrijfsruimten.
2.De artikelen 8 tot en met 19 zijn niet van toepassing op buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten met betrekking tot:
a) verzekeringen;
b) financiële diensten waarvan de prijs afhangt van schommelingen van de financiële markten waarop de handelaar geen invloed heeft en die kunnen plaatsvinden tijdens de herroepingstermijn, zoals bepaald in artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2002/65/EG;
c) kredieten die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2008/48/EG vallen.
3.De artikelen 8 tot en met 19 zijn niet van toepassing op overeenkomsten op afstand voor de levering van logies, vervoer, het restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding, voor wat betreft overeenkomsten waarin een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien.
Amendement 138 Voorstel voor een richtlijn Artikel 21
Artikel 21 Toepassingsgebied
Schrappen
1.Dit hoofdstuk is van toepassing op verkoopovereenkomsten. Onverminderd artikel 24, lid 5, dat betrekking heeft op „gemengde” overeenkomsten die zowel goederen als diensten betreffen, is dit hoofdstuk allen van toepassing op goederen.
2.Dit hoofdstuk is ook van toepassing op overeenkomsten voor de levering van goederen die nog vervaardigd of geproduceerd moeten worden.
3.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de reserveonderdelen die een handelaar monteert bij het verhelpen van een gebrek aan overeenstemming door reparatie zoals bedoeld in artikel 26.
4.De lidstaten kunnen besluiten dit hoofdstuk niet toe te passen op de verkoop van tweedehands goederen bij openbare verkopen bij opbod.
Amendement 139 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 1
1. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, levert de handelaar de goederen door deze fysiek over te dragen aan de consument of aan een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, binnen ten hoogste dertig dagen na de dag van de sluiting van de overeenkomst.
1. Als de partijen geen tijdstip voor de levering zijn overeengekomen, levert de handelaar de goederen door deze zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk dertig dagen na de dag van de sluiting van de overeenkomst fysiek over te dragen aan de consument of aan een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is.
Amendement 140 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 – lid 2
2. Wanneer de handelaar niet voldaan heeft aan zijn verplichtingen inzake levering, heeft de consument recht op vergoeding van alle betaalde bedragen binnen zeven dagen na de uiterlijke datum van levering zoals bepaald in lid 1.
2.Wanneer de handelaar niet voldaan heeft aan zijn verplichting om de goederen te leveren op het tijdstip dat met de consument is overeengekomen of overeenkomstig lid 1, heeft de consument het recht de overeenkomst op te zeggen, tenzij de goederen worden geleverd binnen een nieuwe, door de consument bepaalde termijn van maximum zeven dagen. Hiertoe stelt de consument de handelaar vooraf schriftelijk in kennis van de nieuwe leveringstermijn en van zijn intentie de overeenkomst op te zeggen, als de levering niet binnen die nieuwe termijn wordt uitgevoerd. Als bij het verstrijken van die termijn geen actie is ondernomen, wordt de consument geacht de overeenkomst te hebben herroepen.
Als afwijking van de eerste alinea heeft de consument het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, als de handelaar impliciet of expliciet heeft geweigerd de goederen te leveren of als naleving van het overeengekomen tijdstip voor de levering als essentieel element van de overeenkomst wordt beschouwd, gelet op de omstandigheden waarin deze is gesloten.
2 bis.Bij beëindiging van de overeenkomst betaalt de handelaar onmiddellijk en in elk geval uiterlijk zeven dagen na de beëindiging alle uit hoofde van de overeenkomst betaalde bedragen terug.
2 ter.Dit artikel laat het recht van de consument om schadevergoeding te eisen onverlet.
Amendement 141 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 bis (nieuw)
Artikel 22 bis
Recht op levering van goederen of verlening van diensten in een andere lidstaat
In het geval van een overeenkomst op afstand heeft de consument het recht om de handelaar te verzoeken de goederen te leveren of de diensten te verlenen in een andere lidstaat. De handelaar willigt het verzoek van de consument in als dit technisch haalbaar is en de consument ermee instemt alle hieruit voortvloeiende kosten voor zijn rekening te nemen. De handelaar geeft deze kosten in elk geval vooraf op.
Amendement 142 Voorstel voor een richtlijn Artikel 22 ter (nieuw)
Artikel 22 ter
Betaalmogelijkheden
1.De handelaar en de consument kunnen een aanbetaling of een waarborgsom bij de levering overeenkomen.
2.Overeenkomstig artikel 52, lid 3, van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt1 mogen de lidstaten het recht van handelaars om van consumenten een vergoeding te verlangen verbieden of beperken, met inaanmerkingneming van de noodzaak concurrentie en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten aan te moedigen.
3.De lidstaten verbieden handelaars om consumenten voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel vergoedingen aan te rekenen die de kosten voor de handelaar als gevolg van het gebruik van dit middel overschrijden. ___________
1PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1.
Amendement 143 Voorstel voor een richtlijn Artikel 23 – lid 1
1. Het risico van verlies of beschadiging van de goederen gaat over op de consument zodra hij of een door hem aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen daadwerkelijk in bezit heeft gekregen.
1. Het risico van verlies of beschadiging van de goederen gaat over op de consument zodra hij of een door hem aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen daadwerkelijk in bezit heeft gekregen. Het risico gaat over op de consument bij levering aan de vervoerder, als deze van de consument de opdracht heeft gekregen de goederen te vervoeren en deze keuze niet door de handelaar was aangeboden, onverminderd de rechten van de consument ten aanzien van de vervoerder.
Amendement 144 Voorstel voor een richtlijn Artikel 23 – lid 2
2. Wanneer de consument of een door hem aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, nagelaten heeft redelijke stappen te nemen om de goederen daadwerkelijk in bezit te krijgen, gaat het in lid 1 bedoelde risico over op de consument op het door de partijen overeengekomen tijdstip van levering.
2. Wanneer de consument of een door hem aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, duidelijk nagelaten heeft redelijke stappen te nemen om de goederen daadwerkelijk in bezit te krijgen, gaat het in lid 1 bedoelde risico over op de consument op het door de partijen overeengekomen tijdstip van levering.
Amendement 145 Voorstel voor een richtlijn Artikel 23 bis (nieuw)
Artikel 23 bis
Duur van overeenkomsten
1.Onverminderd de bepalingen in deze richtlijn over oneerlijke bedingen wordt in tussen consumenten en handelaars gesloten overeenkomsten niet voorzien in een initiële bindende termijn van meer dan 12 maanden.
2.Na de initiële bindende termijn van 12 maanden hebben de consumenten het recht de overeenkomst op elk moment te beëindigen. Voor de beëindiging van de overeenkomst geldt een opzeggingstermijn van ten hoogste 2 maanden. De consumenten hebben het recht de opzegging te doen vóór het einde van de initiële bindende termijn, om de overeenkomst te beëindigen met ingang van het einde van de bindende termijn.
Amendement 146 Voorstel voor een richtlijn Artikel 24 – lid 1
1. De handelaar levert de goederen in overeenstemming met de verkoopovereenkomst.
1. De handelaar levert de goederen in overeenstemming met de overeenkomst, met name wat kwaliteit en kwantiteit betreft, die de partijen samen zijn overeengekomen.
Amendement 147 Voorstel voor een richtlijn Artikel 24 – lid 2 – letter a
a) ze zijn in overeenstemming met de door de handelaar gegeven beschrijving ervan, en bezitten de eigenschappen van de goederen die de handelaar aan de consument als monster of als model heeft getoond;
a) ze zijn in overeenstemming met de door de handelaar gegeven beschrijving ervan, en bezitten de eigenschappen van de goederen die de handelaar aan de consument als monster of als model heeft getoond, en
Amendement 148 Voorstel voor een richtlijn Artikel 24 – lid 2 – letter b
b) ze zijn geschikt voor elk bijzonder door de consument gewenst gebruik dat deze aan de handelaar bij het sluiten van de overeenkomst heeft medegedeeld en dat de handelaar heeft aanvaard;
b) zij zijn, bij ontstentenis van een overeenkomst over de kenmerken van de goederen, geschikt voor het gebruik waarvoor de partijen bij de overeenkomst ze bij de sluiting van de overeenkomst hebben bedoeld; en
Amendement 149 Voorstel voor een richtlijn Artikel 24 – lid 2 – letters c en d
c) ze zijn geschikt voor het gebruik waarvoor goederen van dezelfde soort gewoonlijk dienen, of
c) zij zijn geschikt voor het gebruik waarvoor goederen van dezelfde soort gewoonlijk zouden dienen en zij vertonen de kwaliteit en prestaties die voor goederen van dezelfde soort normaal zijn, met name rekening houdend met het gebruik, het uiterlijk, de duurzaamheid en de afwerking, en die de consument redelijkerwijs mag verwachten, gelet op de aard van de goederen en eventuele publieke mededelingen over de bijzondere kenmerken ervan door de handelaar, de producent of diens vertegenwoordiger, met name in reclame of op etikettering.
d) ze bieden de kwaliteit en prestaties die voor goederen van dezelfde soort normaal zijn en die de consument redelijkerwijs mag verwachten, gelet op de aard van de goederen en op de eventuele door de handelaar, de producent of diens vertegenwoordiger – met name in reclame of etikettering – publiekelijk gedane mededelingen over de bijzondere kenmerken ervan.
Amendement 151 Voorstel voor een richtlijn Artikel 24 – lid 4 – letter b
b) de mededeling was op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst rechtgezet;
b) de mededeling was op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst rechtgezet, waarbij de rechtzetting tijdig was gedaan en op een wijze die gelijkwaardig is aan degene waarop de mededeling was gedaan of op zijn minst op opvallende wijze in het contractdocument;
Amendement 152 Voorstel voor een richtlijn Artikel 24 – lid 5
5. Elk gebrek aan overeenstemming dat het gevolg is van een niet-correcte installatie van de geleverde goederen wordt beschouwd als niet-conformiteit van de goederen zelf, indien de installatie deel uitmaakt van de verkoopovereenkomst en de goederen door de handelaar of onder diens verantwoordelijkheid werden geïnstalleerd. Hetzelfde geldt als voor montage door de consument bestemde goederen door de consument zijn geïnstalleerd en de verkeerde installatie een gevolg is van fouten of onduidelijkheden in de montagehandleiding.
5. De handelaar is aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat ontstaat door de verpakking of het gevolg is van een niet-correcte installatie, indien de installatie deel uitmaakt van de verkoopovereenkomst en de goederen door de handelaar of onder diens verantwoordelijkheid werden geïnstalleerd. Hetzelfde geldt als voor montage door de consument bestemde goederen door de consument zijn geïnstalleerd en de verkeerde installatie een gevolg is van fouten of onduidelijkheden in de montagehandleiding.
Amendement 153 Voorstel voor een richtlijn Artikel 26 – lid 1
1. Zoals bepaald in de leden 2 tot en met 5 heeft de consument wanneer de goederen niet in overeenstemming zijn met de overeenkomst recht op:
1. Bij gebrek aan overeenstemming heeft de consument recht op:
a) reparatie of vervanging om het gebrek aan overeenstemming te verhelpen,
a) reparatie of vervanging om het gebrek aan overeenstemming te verhelpen, in overeenstemming met de leden 2, 3 en 5, of
b) verlaging van de prijs,
b) passende verlaging van de prijs, of op de ontbinding van de overeenkomst overeenkomstig de leden 4, 5 en 5 bis.
c) ontbinding van de overeenkomst.
Amendement 154 Voorstel voor een richtlijn Artikel 26 – lid 2
2. De handelaar verhelpt het gebrek aan overeenstemming door hetzij reparatie of vervanging, naar zijn keuze.
2. De consument kan de handelaar eerst verzoeken de goederen te herstellen of te vervangen, als deze oplossing niet onmogelijk of buitensporig is.
Amendement 155 Voorstel voor een richtlijn Artikel 26 – lid 3
3. Wanneer de handelaar heeft aangetoond dat het verhelpen van het gebrek aan overeenstemming door reparatie of vervanging onwettig of onmogelijk is, of van de handelaar buitensporige inspanningen zou verlangen, kan de consument kiezen tussen een korting op de prijs of ontbinding van de overeenkomst. De van een handelaar verlangde inspanning is buitensporig wanneer hij daarbij kosten maakt die veel hoger zijn dan die van korting van de prijs of ontbinding van de overeenkomst, rekening houdende met de waarde van de goederen als er geen gebrek aan overeenstemming zou zijn en met het belang van het gebrek aan overeenstemming.
3. Een in lid 2 genoemde wijze van schadeloosstelling geldt als buitensporig, wanneer die voor de handelaar kosten met zich meebrengt die vergeleken met de alternatieve wijze van schadeloosstelling (herstelling of vervanging) onredelijk zouden zijn:
De consument kan de overeenkomst alleen opzeggen als het gebrek aan overeenstemming van meer dan geringe aard is.
a) ten opzichte van de waarde die het goed zou hebben zonder het gebrek aan overeenstemming,
b) met inachtneming van de ernst van het gebrek aan overeenstemming,
c) na de afweging of teruggegrepen zou kunnen worden op een alternatieve wijze van schadeloosstelling (herstelling of vervanging) zonder aanzienlijke overlast voor de consument,
De herstelling of de vervanging moet binnen een redelijke termijn en zonder aanzienlijke overlast voor de consument plaatsvinden.
Amendement 156 Voorstel voor een richtlijn Artikel 26 – lid 4
4. De consument kan gebruik maken van een van de in lid 1 genoemde mogelijkheden wanneer een van de volgende situaties bestaat:
4. Onverminderd lid 5 ter kan de consument een passende verlaging van de prijs of een ontbinding van de verkoopovereenkomst eisen, wanneer een van de volgende situaties bestaat:
a) de handelaar heeft impliciet of expliciet geweigerd het gebrek aan overeenstemming te verhelpen;
a) de consument heeft recht noch op herstelling noch op vervanging;
a bis) de handelaar heeft expliciet of stilzwijgend geweigerd het gebrek aan overeenstemming te verhelpen;
b) de handelaar heeft het gebrek aan overeenstemming niet binnen een redelijke termijn verholpen;
b) de handelaar heeft het gebrek aan overeenstemming niet binnen een redelijke termijn verholpen;
c) de handelaar heeft geprobeerd het gebrek aan overeenstemming te verhelpen, maar heeft daarbij de consument aanzienlijke overlast bezorgd;
c) de handelaar heeft het gebrek aan overeenstemming verholpen, maar heeft daarbij de consument aanzienlijke overlast bezorgd.
d) hetzelfde gebrek heeft zich binnen een korte periode meerdere malen voorgedaan.
Amendement 158 Voorstel voor een richtlijn Artikel 26 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis.Ontbinding van de overeenkomst kan door de consument niet worden gevraagd indien het gebrek aan overeenstemming van geringe betekenis is.
Amendement 159 Voorstel voor een richtlijn Artikel 26 – lid 5 ter (nieuw)
5 ter.Teneinde voor een hoger niveau van consumentenbescherming te zorgen kunnen de lidstaten bepalingen van nationaal recht vaststellen of handhaven die consumenten bij een gebrek aan overeenstemming het recht geven om de overeenkomst binnen een korte termijn op te zeggen en volledige terugbetaling te verlangen of vrijelijk te kiezen tussen de in lid 1 beschreven wijze van schadeloosstelling.
Amendement 160 Voorstel voor een richtlijn Artikel 27 – lid 2
2. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk kan de consument schadevergoeding eisen voor verlies of schade dat of die niet overeenkomstig artikel 26 in orde is gebracht.
2. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk kan de consument overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijke nationale recht schadevergoeding eisen voor verlies of schade dat of die niet overeenkomstig artikel 26 in orde is gebracht.
Amendement 161 Voorstel voor een richtlijn Artikel 27 bis (nieuw)
Artikel 27 bis Recht op verhaal
Wanneer de eindverkoper jegens de consument aansprakelijk is uit hoofde van een gebrek aan overeenstemming dat voortvloeit uit een handelen of nalaten van de producent, van een eerdere verkoper in dezelfde contractuele keten of van enige andere tussenpersoon, kan de handelaar als eindverkoper verhaal nemen op de aansprakelijke persoon of personen in de contractuele keten. De persoon of personen op wie de handelaar als eindverkoper verhaal kan nemen alsmede de rechtsvorderingen en de wijze van procederen worden bepaald door het nationale recht, teneinde de doeltreffendheid van dit recht te waarborgen.
De aansprakelijke persoon, als bedoeld in het eerste lid, dient aan te tonen dat het gebrek aan overeenstemming niet aan hem te wijten was of dat de eindverkoper niet werkelijk gehouden was jegens de consument dit gebrek te verhelpen.
Amendement 162 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 2
2.Wanneer de handelaar het gebrek aan overeenstemming heeft verholpen door de goederen te vervangen, is hij krachtens artikel 25 aansprakelijk wanneer het gebrek aan overeenstemming zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar nadat de consument of een door de consument aangewezen derde partij de vervangende goederen daadwerkelijk in bezit heeft gekregen.
Schrappen
Amendement 163 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 4
4.Om zijn rechten uit hoofde van artikel 25 gebruik te kunnen maken, dient de consument de handelaar op de hoogte te stellen van het gebrek aan overeenstemming binnen twee maanden na de datum waarop hij dat gebrek aan overeenstemming heeft geconstateerd.
Schrappen
Amendement 164 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis.De lidstaten kunnen in nationaal recht bepalingen vaststellen of handhaven die voorzien in een langere aansprakelijkheidstermijn, een langere duur van de bewijslastomkering ten gunste van de consument of specifieke regels voor aanzienlijke, na het verstrijken van de aansprakelijkheidstermijn aan het licht gekomen gebreken van overeenstemming, om een hoger beschermingsniveau voor de consument te waarborgen.
Amendement 165 Voorstel voor een richtlijn Artikel 28 bis (nieuw)
Artikel 28 bis Communicatie en bereikbaarheid
De handelaar zorgt ervoor dat hij gedurende de looptijd van een dienstenovereenkomst of na sluiting van een verkoopsovereenkomst tot het einde van de in artikel 28, lid 1, bedoelde termijn voor verklaringen, mededelingen en vragen van de consument die verband houden met de uit de diensten- of verkoopsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen onder redelijke voorwaarden bereikbaar is. Hij moet er inzonderheid voor zorgen dat verklaringen van de consument betreffende de overeenkomst hem onverwijld bereiken en dat de ontvangst ervan de consument per omgaande wordt meegedeeld. Voor de telefonische ontvangst en beantwoording van verklaringen, mededelingen en vragen in verband met de diensten- of verkoopsovereenkomst mogen de consument geen kosten in rekening worden gebracht, behoudens het recht van de telecommunicatieaanbieder op vergoeding van de gesprekskosten.
Amendement 166 Voorstel voor een richtlijn Artikel 29 – lid 2 – inleidende formule
2. Het garantiebewijs dient in duidelijke en begrijpelijke taal te zijn opgesteld en goed leesbaar te zijn. Hierbij gaat het om:
2. Het garantiebewijs dient in duidelijke en begrijpelijke taal te zijn opgesteld, goed leesbaar te zijn en in één en dezelfde lettergrootte te zijn weergegeven. Het garantiebewijs dient in dezelfde taal te zijn opgesteld als de overeenkomst. Het garantiebewijs bevat de volgende elementen:
Amendement 167 Voorstel voor een richtlijn Artikel 29 – lid 2 – letters a, b en c
a) de wettelijke rechten van de consument, zoals bepaald in artikel 26, en een duidelijke verklaring dat de handelsgarantie die rechten onverlet laat,
a) de wettelijke rechten van de consument op grond van de artikelen 26 en 28 en de bepalingen van het toepasselijke nationale recht, alsmede een duidelijke verklaring dat de handelsgarantie die rechten onverlet laat,
b) de inhoud van de handelsgarantie en de voorwaarden voor het indienen van claims, met name de duur en het geografische toepassingsgebied van de garantie en naam en adres van de garant,
b) de inhoud van de handelsgarantie en de voorwaarden voor het indienen van claims, met name de duur en het geografische toepassingsgebied van de garantie en naam en adres van de garant,
c) onverminderd de artikelen 32 en 35 en bijlage III, punt 1, onder j), een verklaring, voor zover van toepassing, dat de handelsgarantie niet kan worden overgedragen bij doorverkoop.
c) de informatie dat de handelsgarantie kan worden overgedragen bij doorverkoop.
Amendement 168 Voorstel voor een richtlijn Artikel 29 – lid 3
3. Wanneer de consument daarom verzoekt, stelt de handelaar de garantie ter beschikking op een duurzame drager.
3. De handelaar stelt de garantie ter beschikking op een duurzame drager en, als de consument hierom verzoekt, ook op papier.
Amendement 169 Voorstel voor een richtlijn Artikel 30 – lid 1
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op bedingen in overeenkomsten die van te voren door de handelaar of een derde partij zijn opgesteld en waarmee de consument heeft ingestemd zonder invloed op de inhoud te hebben, met name wanneer dergelijke bedingen in overeenkomsten onderdeel zijn van een vooraf opgestelde standaardovereenkomst.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op bedingen in overeenkomsten die van te voren door de handelaar of een derde zijn opgesteld en waarover niet afzonderlijk is onderhandeld. Een beding wordt in geen geval geacht voorwerp van afzonderlijke onderhandeling te zijn geweest wanneer het van te voren is opgesteld en de consument derhalve geen invloed heeft gehad op de inhoud van het beding, met name wanneer een dergelijk beding onderdeel is van een vooraf opgestelde standaardovereenkomst.
Amendement 170 Voorstel voor een richtlijn Artikel 30 – lid 2
2. Het feit dat de consument de mogelijkheid had om de inhoud van bepaalde aspecten van een van de voorwaarden van de overeenkomst, of een specifieke voorwaarde, te beïnvloeden, staat niet in de weg aan toepassing van dit hoofdstuk op andere bedingen die deel uitmaken van diezelfde overeenkomst.
2. Het feit dat de inhoud van bepaalde aspecten van een van de voorwaarden van de overeenkomst, of een specifieke voorwaarde, voorwerp van afzonderlijke onderhandeling is geweest, staat niet in de weg aan toepassing van dit hoofdstuk op andere bedingen die deel uitmaken van diezelfde overeenkomst.
Amendement 171 Voorstel voor een richtlijn Artikel 30 – lid 3
3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op bedingen in overeenkomsten die dwingende wettelijke of regelgevende bepalingen weerspiegelen die in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht en met de bepalingen of beginselen van internationale verdragen waarbij de Gemeenschap of de lidstaten partij zijn.
3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op bedingen in overeenkomsten die wettelijke of regelgevende bepalingen dan wel bepalingen van openbare orde weerspiegelen die in overeenstemming zijn met het recht van de Unie en met de bepalingen of beginselen van internationale verdragen waarbij de Unie of de lidstaten partij zijn.
Amendement 172 Voorstel voor een richtlijn Artikel 30 bis (nieuw)
Artikel 30 bis
Harmonisatiegraad
Tenzij anders bepaald, handhaven of voeren de lidstaten in hun nationale recht geen bepalingen in die afwijken van de bepalingen in dit hoofdstuk, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een verschillend niveau van consumentenbescherming moeten waarborgen.
Amendement 173 Voorstel voor een richtlijn Artikel 31 – lid 1
1. Bedingen in overeenkomsten dienen in duidelijke en begrijpelijke taal opgesteld en goed leesbaar te zijn.
1. Alle bedingen in overeenkomsten dienen duidelijk en begrijpelijk gesteld te zijn. Schriftelijke bedingen dienen altijd in duidelijke en begrijpelijke taal opgesteld en goed leesbaar te zijn.
Amendement 174 Voorstel voor een richtlijn Artikel 31 – lid 4
4. De lidstaten leggen geen aanvullende eisen op met betrekking tot de wijze waarop de bedingen in overeenkomsten gepresenteerd, geformuleerd of ter beschikking van de consument gesteld worden.
4. De lidstaten leggen geen aanvullende eisen op met betrekking tot de presentatie van bedingen in overeenkomsten, behalve waar het gaat om presentatievereisten in verband met personen met een handicap of wanneer van de goederen of diensten een bepaald gevaar kan uitgaan voor de gezondheid en veiligheid van de consument of een derde, of met betrekking tot specifieke goederen of diensten waar er bewijs is van consumentenbenadeling.
Amendement 175 Voorstel voor een richtlijn Artikel 32 – lid 2
2. Onverminderd de artikelen 34 en 38 worden voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding in een overeenkomst alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdende met de aard van de producten waarop de overeenkomst betrekking heeft. Bij de beoordeling van het (on)eerlijke karakter van een voorwaarde in een overeenkomst houdt de bevoegde nationale autoriteit ook rekening met de wijze waarop de handelaar de overeenkomst heeft opgesteld en aan de consument heeft medegedeeld, in het licht van artikel 31.
2. Onverminderd de artikelen 34 en 38 worden voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding in een overeenkomst alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdende met de aard van de producten waarop de overeenkomst betrekking heeft.
Amendement 176 Voorstel voor een richtlijn Artikel 32 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.Bij de beoordeling van het (on)eerlijke karakter van een beding in een overeenkomst, houdt de bevoegde nationale autoriteit ook rekening met de wijze waarop de handelaar de overeenkomst heeft opgesteld en aan de consument heeft medegedeeld, overeenkomstig artikel 31, leden 1 en 2. Door de handelaar gestipuleerde bedingen die in strijd zijn met de transparantieverplichting als voorgeschreven in artikel 31, leden 1 en 2, kunnen alleen al op grond daarvan als oneerlijk worden beschouwd.
Amendement 177 Voorstel voor een richtlijn Artikel 32 – lid 3
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de beoordeling van het eigenlijke onderwerp van de overeenkomst of op de redelijkheid van de aangegeven betaling voor de vervulling van de centrale contractuele verplichting van de handelaar, op voorwaarde dat de handelaar volledig voldaan heeft aan artikel 31.
3. De leden 1, 2 en 2 bis van dit artikel zijn niet van toepassing op de beoordeling van het eigenlijke onderwerp van de overeenkomst of op de redelijkheid van de aangegeven betaling voor de vervulling van de centrale contractuele verplichting van de handelaar, op voorwaarde dat de handelaar volledig voldaan heeft aan artikel 31, leden 1, 2 en 3.
Amendement 178 Voorstel voor een richtlijn Artikel 33
Wanneer de handelaar beweert dat een beding in een overeenkomst het voorwerp is geweest van afzonderlijke onderhandeling, is het aan hem om dit te bewijzen.
Wanneer de handelaar beweert dat een beding in een overeenkomst het voorwerp is geweest van afzonderlijke onderhandeling, of dat een beding in een overeenkomst in overeenstemming is met de transparantievereisten van artikel 31, leden 1 en 2, is het aan hem om dit te bewijzen
Amendement 179 Voorstel voor een richtlijn Artikel 34
De lidstaten zorgen ervoor dat de in de lijst in bijlage II opgenomen bedingen in overeenkomsten onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd worden. Deze lijst van bedingen in overeenkomsten is van toepassing in alle lidstaten en mag alleen worden gewijzigd zoals aangegeven in artikel 39, lid 2, en artikel 40.
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in de lijst in bijlage II opgenomen bedingen in overeenkomsten onder alle omstandigheden als oneerlijk beschouwd worden.
2.De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving aanvullende bedingen opnemen die onder alle omstandigheden vermoed worden oneerlijk te zijn. De lidstaten melden de in lid 1 bedoelde bedingen aan de Commissie. De Commissie maakt deze informatie op een gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar.
Amendement 180 Voorstel voor een richtlijn Artikel 35
De lidstaten zorgen ervoor dat de in de lijst in punt 1 van bijlage III opgenomen bedingen in overeenkomsten als oneerlijk beschouwd worden tenzij de handelaar aantoont dat dergelijke bedingen eerlijk zijn in de zin van artikel 32. Deze lijst van bedingen in overeenkomsten is van toepassing in alle lidstaten en mag alleen worden gewijzigd zoals aangegeven in artikel 39, lid 2, en artikel 40.
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de in de lijst in punt 1 van bijlage III opgenomen bedingen in overeenkomsten als oneerlijk beschouwd worden tenzij de handelaar aantoont dat dergelijke bedingen eerlijk zijn in de zin van artikel 32.
2.De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving aanvullende bedingen opnemen die als oneerlijk beschouwd worden. De lidstaten melden de in lid 1 bedoelde bedingen aan de Commissie. De Commissie maakt deze informatie op een gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar.
Amendement 181 Voorstel voor een richtlijn Artikel 37
Oneerlijke bedingen in overeenkomsten zijn niet bindend voor de consument. Een overeenkomst blijft echter bindend voor de partijen wanneer die van kracht kan blijven zonder de oneerlijke bedingen.
Bedingen in overeenkomsten die op grond van deze richtlijn oneerlijk zijn, zijn niet bindend voor de consument overeenkomstig het nationale recht. Een overeenkomst blijft echter bindend voor de partijen wanneer die van kracht kan blijven zonder de oneerlijke bedingen.
Amendement 182 Voorstel voor een richtlijn Artikel 38 – lid 1
1. De lidstaten zien erop toe dat er, in het belang van de consumenten en van de concurrerende handelaren, doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en handelaren.
1. De lidstaten zien erop toe dat er, in het belang van de consumenten en van de concurrerende handelaren, doeltreffende en geschikte middelen bestaan om het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en handelaren te verhinderen.
Amendement 184 Voorstel voor een richtlijn Artikel 39
Artikel 39
Schrappen
Herziening van de bedingen in de bijlagen II en III
1.De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van de bedingen die als oneerlijk zijn beoordeeld door de bevoegde nationale instanties en die zij relevant achten met het oog op aanpassing van deze richtlijn, zoals voorzien in lid 2.
2.In het licht van de uit hoofde van lid 1 ontvangen kennisgevingen past de Commissie de bijlagen II en III aan. Maatregelen met betrekking tot aanpassing van niet-essentiële elementen van deze richtlijn worden aangenomen volgens de regelgevende procedure met toetsing zoals bedoeld in artikel 40, lid 2.
Amendement 185 Voorstel voor een richtlijn Artikel 40
Artikel 40 Het comité
Schrappen
1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna „het comité” genoemd).
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
Amendement 186 Voorstel voor een richtlijn Artikel 41 – lid 1
1. De lidstaten zorgen ervoor dat passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om de bepalingen van deze richtlijn te doen naleven.
1. De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om de in deze richtlijn bepaalde consumentenrechten te doen eerbiedigen.
Amendement 187 Voorstel voor een richtlijn Artikel 44
De lidstaten nemen passende maatregelen om de consumenten op de hoogte te brengen van de nationale bepalingen die met het oog op de omzetting van deze richtlijn zijn vastgesteld en moedigen, waar passend, handelaren en houders van een gedragscode aan om de consumenten over hun rechten in te lichten.
De lidstaten en de Commissie nemen passende maatregelen om de consumenten en de handelaars, met name via de instrumenten van de informatie- en communicatietechnologie en de publieke media, op de hoogte te brengen van de nationale bepalingen die met het oog op de omzetting van deze richtlijn zijn vastgesteld en moedigen, waar passend, handelaren en houders van een gedragscode aan om de consumenten over hun rechten in te lichten.
Amendement 188 Voorstel voor een richtlijn Artikel 45
Consumenten zijn niet verplicht enige vergoeding te betalen in gevallen van ongevraagde levering van een product zoals verboden door artikel 5, lid 5, en punt 29 van bijlage I van Richtlijn 2005/29/EC. Het feit dat een consument niet reageert op een dergelijke ongevraagde levering betekent niet dat hij met de levering instemt.
Consumenten zijn niet verplicht enige vergoeding te betalen in gevallen van ongevraagde levering van goederen of verlening van diensten die verboden is overeenkomstig artikel 5, lid 5, en punt 29 van bijlage I van Richtlijn 2005/29/EC. In deze gevallen betekent het feit dat een consument niet reageert op de ongevraagde levering, niet dat hij met de levering instemt.
Amendement 189 Voorstel voor een richtlijn Artikel 46 – lid 2
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Schrappen
Amendement 190 Voorstel voor een richtlijn Artikel 46 bis (nieuw)
Artikel 46 bis Kennisgevingsplicht en wederzijdse evaluatie door de lidstaten
1.Uiterlijk op [laatste dag van de termijn voor de omzetting] en vervolgens om de drie jaar dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in met de volgende informatie:
a) de tekst van aanvullende voorschriften betreffende vóór de sluiting van de overeenkomst te verstrekken informatie die de lidstaten overeenkomstig artikel 9, leden 5 en 6, vaststellen of handhaven;
b) de tekst van afwijkende bepalingen in nationaal recht die de lidstaten overeenkomstig artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 2, vaststellen of handhaven;
c) de tekst van afwijkende bepalingen in nationaal recht die de lidstaten overeenkomstig artikel 22, lid 2 bis, vaststellen of handhaven;
d) de tekst van afwijkende bepalingen in nationaal recht die de lidstaten overeenkomstig artikel 26, lid 5 ter, en artikel 28, lid 5 bis, vaststellen of handhaven;
e) de tekst van aanvullende bedingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 34, lid 1 bis, als oneerlijk onder alle omstandigheden aanmerken;
f) de tekst van aanvullende bedingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 35, lid 1 bis, als vermoedelijk oneerlijk aanmerken;
g) de tekst van besluiten van fundamenteel belang – samen met de bijbehorende motivering – die hun rechtbanken, arbitrageinstanties of bevoegde administratieve instanties op het onder deze richtlijn vallende gebied vellen.
2.Het in lid 1 bedoelde verslag wordt ingediend bij de Commissie. Voor de in lid 1, onder a) tot e) genoemde informatie moeten de lidstaten uitleggen waarom de afwijkende bepalingen in nationaal recht passend en evenredig zijn met het oog op de doelstelling van deze richtlijn.
3.De Commissie waarborgt dat de in lid 1, onder d) en e) genoemde informatie voor consumenten en handelaren gemakkelijk toegankelijk is, onder andere op een hiervoor bestemde website die door de Commissie wordt gecreëerd en bijgehouden.
4.De Commissie stuurt de in lid 1 bedoelde verslagen naar de andere lidstaten en het Europees Parlement, die binnen zes maanden na ontvangst hun opmerkingen over elk van de verslagen indienen. Binnen dezelfde termijn raadpleegt de Commissie de belanghebbenden over de verslagen.
Amendement 191 Voorstel voor een richtlijn Artikel 46 ter (nieuw)
Artikel 46 ter Verslaglegging door consumentenbeschermers
Personen of organisaties die volgens het nationale recht een legitiem belang hebben bij het beschermen van consumenten in de zin van artikel 38, lid 2, stellen de Commissie in kennis van de conclusies die zij trekken uit de beoordeling van de toepassing en effecten van deze richtlijn voor de consumentenrechten en de werking van de interne markt.
Amendement 192 Voorstel voor een richtlijn Artikel 46 quater (nieuw)
Artikel 46 quater Verslaglegging door de Commissie en toetsing
Rekening houdend met de overeenkomstig artikel 46 bis, lid 4, en artikel 46 ter verzamelde informatie legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op [één jaar na afloop van de omzettingstermijn] en vervolgens om de drie jaar een uitvoerig verslag voor over de toepassing van deze richtlijn. Zo nodig voegt zij aan dit verslag wetgevingsvoorstellen toe om deze richtlijn aan de ontwikkelingen op het gebied van consumentenrechten aan te passen.
Amendement 193 Voorstel voor een richtlijn Artikel - 47 (nieuw) Richtlijn 2002/65/EG
Artikel 47 Wijziging van Richtlijn 2002/65/EG Artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/65/EG wordt vervangen door: „a) 'overeenkomst op afstand”: iedere overeenkomst betreffende de levering van een goed of de verlening van een dienst die in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand tussen een handelaar en een consument wordt gesloten, waarbij de handelaar en de consument niet gelijktijdig fysiek aanwezig zijn voor de sluiting van de overeenkomst, maar uitsluitend gebruik maken van een of meer technieken voor communicatie op afstand;„
Amendement 194 Voorstel voor een richtlijn Artikel 47 – lid 1
De Richtlijnen 85/577/EEG 93/13/EEG en 97/7/EG, en Richtlijn 1999/44/EG zoals gewijzigd bij de in bijlage IV genoemde richtlijnen, worden ingetrokken.
De Richtlijnen 85/577/EEG 93/13/EEG en 97/7/EG, en Richtlijn 1999/44/EG zoals gewijzigd bij de in bijlage IV genoemde richtlijnen, worden met ingang van [datum van omzetting] ingetrokken.
Amendement195 Voorstel voor een richtlijn Artikel 48
Artikel 48 Herziening
Schrappen
De Commissie evalueert deze richtlijn en brengt uiterlijk op [vijf jaar na de in artikel 46, lid 1, genoemde datum] verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.
Zo nodig doet zij voorstellen om de richtlijn aan de ontwikkelingen op dit terrein aan te passen. De Commissie kan inlichtingen bij de lidstaten vragen.
Amendement 196 Voorstel voor een richtlijn Artikel 48 bis (nieuw)
Artikel 48 bis
De Commissie overweegt de goedkeuring van een voorstel voor een verordening over overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, waarvan vervoer en gezondheidsdiensten zullen worden vrijgesteld.
Amendement 197 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – deel A
A.Informatie die bij het herroepingsformulier gevoegd moet worden
A.Modelinstructies voor herroeping
1.Naam, geografisch adres en e-mailadres van de handelaar aan wie het herroepingsformulier gezonden moet worden.
Herroepingsrecht
2.Een verklaring dat de consument het recht heeft de overeenkomst te herroepen, en dat hij van dit recht gebruik kan maken door onderstaand herroepingsformulier in te vullen en op een duurzame drager aan de in lid 1 bedoelde handelaar te zenden:
U beschikt over een termijn van veertien kalenderdagen om de overeenkomst zonder opgave van redenen middels een verklaring op een duurzame drager [of – indien de goederen u voor het einde van de die termijn ter beschikking zijn gesteld – door het retourneren van de goederen] te herroepen.
a) voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten: binnen een periode van veertien dagen nadat hij het bestelformulier heeft ondertekend;
De termijn begint [op het moment van ontvangst van de bestelde goederen](1). Bij de berekening van de termijn wordt de dag [van ontvangst van de goederen](2) niet meegerekend. Indien de laatste dag van de termijn op een feestdag, een zaterdag of een zondag valt, eindigt de termijn op de eerstvolgende werkdag.
Voor het doen beginnen van de herroepingstermijn volstaat de tijdige verzending van uw herroepingsverklaring of de goederen. De verzending van de herroepingsverklaring of de goederen vóór het verstrijken van de herroepingstermijn moet bewijsbaar zijn (bijvoorbeeld met een ontvangstbevestiging van de post).
b) voor verkoopovereenkomsten op afstand: binnen een periode van veertien dagen nadat de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen daadwerkelijk in ontvangst heeft genomen;
De herroepingsverklaring moet op een duurzame drager (bijv. een per post verzonden brief)(3) worden gericht aan: (4). U kunt het onderstaande formulier gebruiken, maar bent hiertoe niet verplicht.
c) voor op afstand gesloten dienstenovereenkomsten:
Gevolgen van herroeping
– binnen een periode van veertien dagen na de sluiting van de overeenkomst, wanneer de consument er van te voren niet uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de uitvoering van de overeenkomst kan beginnen vóór het einde van deze periode van veertien dagen;
Om de herroeping geldig te doen zijn, moet u de ontvangen goederen binnen veertien kalenderdagen op [onze kosten](5) terugzenden. De termijn begint voor u met de verzending van uw herroepingsverklaring. De termijn begint voor u met de verzending van uw herroepingsverklaring of de goederen. Bij de berekening van deze termijn wordt de dag van ontvangst van de herroepingsverklaring niet meegerekend. Indien de laatste dag van deze termijn op een feestdag, een zaterdag of een zondag valt, eindigt de termijn op de eerstvolgende werkdag.
– binnen een periode die eindigt zodra de uitvoering van de overeenkomst begint, wanneer de consument er van te voren uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de uitvoering van de overeenkomst kan beginnen vóór het einde van deze periode van veertien dagen.
Indien u ons de ontvangen goederen alleen in verslechterde toestand kunt terugzenden, bent u aansprakelijk voor het waardeverlies van de goederen. Dit geldt alleen indien dit waardeverlies het gevolg is van hanteren of gebruik dat verder ging dan nodig was om de aard, de toestand en het functioneren van de goederen vast te stellen. U kunt een verslechtering vermijden door de goederen niet als zijnde uw eigendom in gebruik te nemen en alles te vermijden wat hun waarde beïnvloedt.
3.Voor alle verkoopovereenkomsten: een verklaring waarin de consument geïnformeerd wordt over de termijnen en modaliteiten voor het retourneren van de goederen aan de handelaar en over de voorwaarden voor vergoeding overeenkomstig artikel 16 en artikel 17, lid 2.
In het geval van een geldige herroeping moeten wij iedere betaling die wij van u hebben ontvangen binnen veertien kalenderdagen terugbetalen. De termijn begint voor ons met de ontvangst van uw herroepingsverklaring. Bij de berekening van deze termijn wordt de dag van ontvangst van de herroepingsverklaring niet meegerekend. Indien de laatste dag van deze termijn op een feestdag, een zaterdag of een zondag valt, eindigt de termijn op de eerstvolgende werkdag.
4.Voor op overeenkomsten op afstand die op internet zijn gesloten: een verklaring dat de consument het standaardherroepingsformulier elektronisch kan invullen en inzenden op de website van de handelaar, en dat hij zo snel mogelijk van de handelaar per e-mail een bevestiging van de ontvangst van de herroeping zal ontvangen.
Wij kunnen de vergoeding van betalingen afhankelijk stellen van de ontvangst van de geretourneerde goederen.
5.Een verklaring dat de consument het in deel B aangegeven herroepingsformulier kan gebruiken.
Andere mogelijke formuleringen:
(1)In het geval van een van de volgende bijzondere situaties, luidt de zin tussen vierkante haken als volgt:
bij op afstand of buiten verkoopruimten gesloten dienstenovereenkomsten: „op de dag waarop de overeenkomst is gesloten, of op de dag waarop u een exemplaar van de ondertekende overeenkomst op een duurzame drager heeft ontvangen indien dit niet het geval was op de dag van sluiting van de overeenkomst”.
(2)In het geval van een van de volgende bijzondere situaties, luidt de zin tussen vierkante haken als volgt: bij op afstand of buiten verkoopruimten gesloten dienstenovereenkomsten: „op de dag waarop de overeenkomst is gesloten, of op de dag waarop u een exemplaar van de ondertekende overeenkomst op een duurzame drager heeft ontvangen indien dit niet het geval was op de dag van sluiting van de overeenkomst”.
(3)Bij op afstand gesloten overeenkomsten moet het volgende worden toegevoegd: a) indien de handelaar de consument toestaat per e-mail te herroepen: „of per e-mail”; b) indien de handelaar de consument toestaat het standaardherroepingsformulier op een website elektronisch in te vullen: „of op onze website”.
(4)Invoegen: De identiteit en het adres van de handelaar. Bij op afstand gesloten overeenkomsten moet daarnaast worden vermeld: E-mailadres en/of internetadres van de handelaar dat de consument kan gebruiken om de overeenkomst te herroepen.
(5)Indien de prijs van de terug te zenden goederen een bedrag van 40 EUR niet overschrijdt, luidt de zin tussen vierkante haken als volgt: „op uw eigen kosten”.
Amendement 198 Voorstel voor een richtlijn Bijlage I – deel B
(dit formulier alleen invullen en inzenden als u de overeenkomst wilt herroepen)
Aan:
Aan: (identiteit, adres en eventueel e-mailadres van de handelaar) (*)
Ik/Wij* deel/delen* u hierbij mede dat ik/wij* onze overeenkomst betreffende de verkoop van de volgende goederen/levering van de volgende dienst* herroep/herroepen*
Ik/Wij**deel/delen** u hierbij mede dat ik/wij** onze overeenkomst betreffende de verkoop van de volgende goederen/levering van de volgende dienst**herroep/herroepen**
Besteld op*/Ontvangen op*
Besteld op ():
Naam/Namen consument(en)
Na(a)m(en) van deconsument(en)) ():
Adres consument(en)
Adres(sen) van deconsument(en) ():
Handtekening van consument(en) (alleen wanneerdit formulier op papier wordt ingediend)
Handtekening(en)van deconsument(en) (alleen indiendit formulier op papier wordt ingeleverd ) ():
Datum
Datum (): __________
*Doorhalen wat niet van toepassing is.
(*) In te vullen door de handelaar alvorens hij het formulier aan de consument verstrekt.
(**) Schrappen wat niet van toepassing is.
() in te vullen door de consument(en).
Amendement 199 Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – punt 1 – letter a bis (nieuw)
a bis) het uitsluiten of beperken van de aansprakelijkheid van de handelaar voor schade aan eigendommen van de consument die opzettelijk wordt veroorzaakt door of het gevolg is van grove nalatigheid van de handelaar;
Amendement 201 Voorstel voor een richtlijn Bijlage II – punt 1 – letter c bis (nieuw)
c bis) het toewijzen van de exclusieve bevoegdheid voor alle uit een overeenkomst voortvloeiende geschillen aan de voor de woonplaats van de handelaar bevoegde rechtbank, tenzij deze rechtbank ook bevoegd is voor de woonplaats van de consument;
Amendement 202 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter a bis (nieuw)
a bis) het aangaan door de consument van een verplichting die is onderworpen aan een voorwaarde waarvan de verwezenlijking uitsluitend afhankelijk is van de wil van de handelaar;
Amendement 203 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter c bis (nieuw)
c bis) het verplichten van de consument tot het aanschaffen van aanvullende goederen of diensten die niet zijn inbegrepen in de prijs die is aangegeven in de hoofdovereenkomst;
Amendement 204 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter c ter (nieuw)
c ter) het berekenen van bijkomende kosten, zoals boetes bij in gebreke blijven, die kennelijk onevenredig zijn aan de kosten die daardoor voor de handelaar zijn ontstaan;
Amendement 205 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter d bis (nieuw)
d bis) het uitsluiten of beperken van het recht van de consument om een derde opdracht te geven en te machtigen om een overeenkomst tussen de consument en de handelaar te sluiten en/of om stappen te ondernemen die de sluiting van een overeenkomst tussen de consument en de handelaar beogen of vergemakkelijken.
Amendement 206 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter e
e) de mogelijkheid voor de handelaar om een overeenkomst van onbepaalde duur zonder redelijke opzeggingstermijn eenzijdig op te zeggen, zonder dat de consument ernstig in gebreke is gebleven;
e) de mogelijkheid voor de handelaar om een overeenkomst van onbepaalde duur zonder redelijke opzeggingstermijn eenzijdig op te zeggen, behalve in geval van gewichtige redenen; dit laat onverlet bedingen in overeenkomsten betreffende financiële diensten bij geldige reden, mits de verkoper verplicht wordt dit onverwijld ter kennis te brengen van de andere contracterende partij;
Amendement 207 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter g
g) de mogelijkheid voor de handelaar om de met de consument bij de sluiting van de overeenkomst overeengekomen prijs te verhogen, zonder dat de consument het recht heeft de overeenkomst op te zeggen;
g) de bepaling dat de prijs van de goederen of andere vermogensbestanddelen op het tijdstip van levering worden vastgesteld, of de mogelijkheid voor de handelaar om de met de consument bij de sluiting van de overeenkomst overeengekomen prijs te verhogen, zonder dat de consument het recht heeft de overeenkomst op te zeggen indien de gestegen prijs te hoog is in verhouding tot de prijs die werd overeengekomen bij sluiting van de overeenkomst; dit laat bedingen onverlet van prijsindexering, voor zover deze wettig zijn en de wijze waarop de prijs wordt aangepast hierin expliciet beschreven is;
Amendement 208 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter k
k) de mogelijkheid voor de handelaar om eenzijdig de bedingen van de overeenkomst te wijzigen, met inbegrip van de kenmerken van het product of de dienst;
k) de mogelijkheid voor de handelaar om eenzijdig de bedingen van de overeenkomst te wijzigen, met inbegrip van de kenmerken van het product of de dienst, zonder dat hiervoor een gegronde, in de overeenkomst gespecificeerde reden bestaat; dit laat bedingen onverlet waarbij een leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet of het bedrag van alle andere op de financiële diensten betrekking hebbende lasten bij geldige reden zonder opzegtermijn te wijzigen, mits de verkoper verplicht wordt dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de consument en deze vrij is de overeenkomst met onmiddellijk ingang op te zeggen; tevens laat dit bedingen onverlet waarbij de handelaar zich het recht voorbehoudt de voorwaarden van een overeenkomst voor onbepaalde tijd eenzijdig te wijzigen, mits hij verplicht is de consument daarvan redelijke tijd vooraf in kennis te stellen en het de laatste vrijstaat de overeenkomst te ontbinden;
Amendement 209 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 1 – letter l bis (nieuw)
l bis) de mogelijkheid voor de handelaar om, wanneer het bestelde goed niet beschikbaar is, een equivalent te leveren zonder de consument uitdrukkelijk op deze mogelijkheid en op het feit te hebben gewezen dat de handelaar de kosten moet dragen van terugzending van het goed dat de consument in het kader van de overeenkomst heeft ontvangen, wanneer hij van zijn herroepingsrecht gebruik maakt.
Amendement 210 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 2
2.Punt 1, onder e), is niet van toepassing op bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt om eenzijdig en zonder opzegtermijn een eind te maken aan een overeenkomst van onbepaalde duur, mits de leverancier verplicht is de andere contracterende partij(en) hiervan onmiddellijk op de hoogte te stellen.
Schrappen
Amendement 211 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 4 – letter c bis (nieuw)
c bis) pakketreizen zoals geregeld bij Richtlijn 90/314/EEG.
Amendement 212 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 4 – inleidende formule
4. Punt 1, onder k), is niet van toepassing op:
4. Punt 1, onder e), g) en k), is niet van toepassing op:
Amendement 213 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 4 – letter a
a) bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet of het bedrag van alle andere op de financiële diensten betrekking hebbende lasten bij geldige reden zonder opzegtermijn te wijzigen, mits de leverancier verplicht is dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de andere contracterende partij(en) en deze vrij is (zijn) onmiddellijk de overeenkomst op te zeggen;
Schrappen
Amendement 214 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 4 – letter b
b) transacties met betrekking tot effecten, financiële instrumenten en andere producten of diensten waarvan de prijs verband houdt met de fluctuaties van een beurskoers of een beursindex dan wel financiële marktkoersen waar de handelaar geen invloed op heeft;
Schrappen
Amendement 215 Voorstel voor een richtlijn Bijlage III – punt 4 – letter d
d) bedingen waarbij de handelaar zich het recht voorbehoudt om eenzijdig de voorwaarden van een overeenkomst van onbepaalde duur te wijzigen, mits hij verplicht is dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de consument en deze vrij is de overeenkomst op te zeggen.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 460/2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, ten aanzien van de looptijd van het Agentschap (COM(2010)0520 – C7-0297/2010 – 2010/0274(COD))
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2010)0520),
– gelet op artikel 294, lid 2, en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0297/2010),
– gelet op artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 8 december 2010(1),
– gelet op artikel 55 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A7-0039/2011),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 24 maart 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. .../2011 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 460/2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, ten aanzien van de looptijd van het Agentschap
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement in eerste lezing overeen met het definitieve wetsbesluit: Verordening (EU) nr. 580/2011.)
A. overwegende dat de verwoestende aardbeving en de tsunami die Japan en het Stille Oceaangebied hebben getroffen op 11 maart 2011, duizenden doden en vermisten hebben geëist en aanzienlijke materiële schade hebben veroorzaakt,
B. overwegende dat deze ramp een uiterst ernstig nucleair ongeval heeft veroorzaakt, dat de kerncentrale van Fukushima betreft en een nieuwe bedreiging vormt,
C. overwegende dat de Japanse premier Naoto Kan verklaard heeft dat het land de ernstigste crisis in 65 jaar doormaakt sedert de Tweede Wereldoorlog,
1. betuigt het Japanse volk en de Japanse regering zijn grootst mogelijke solidariteit en betoont zijn oprecht medeleven aan de slachtoffers van deze driedubbele catastrofe, ook al is er op dit moment nog geen volledig beeld van het aantal menselijke slachtoffers en de omvang van de materiële schade; uit zijn bewondering voor de mobilisatie, de moed en de vastberadenheid van het Japanse volk en de Japanse autoriteiten ten aanzien van deze catastrofe;
2. vraagt de EU en zijn lidstaten bij voorrang Japan en de getroffen gebieden alle nodige hulp en steun te verlenen op humanitair, technisch en financieel niveau en is ermee ingenomen dat de EU onmiddellijk haar mechanisme voor civiele bescherming in werking heeft gesteld om de spoedhulp te coördineren;
3. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Japanse autoriteiten.
De uitoefening van de rechten van het Parlement bij het Hof van Justitie (interpretatie van artikel 128 van het Reglement)
100k
23k
Besluit van het Europees Parlement van 24 maart 2011 betreffende de uitoefening van de rechten van het Parlement bij het Hof van Justitie (interpretatie van artikel 128 van het Reglement)
Het Europees Parlement,
– gezien het schrijven van 22 maart 2011 van de voorzitter van de Commissie constitutionele zaken,
– gelet op artikel 211 van zijn Reglement,
1. besluit de volgende interpretatie op te nemen in artikel 128:"
Artikel 90, lid 6, voorziet in een specifieke procedure voor besluiten van het Parlement betreffende de uitoefening van de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 218, lid 11, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een advies in te winnen van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van een internationale overeenkomst met de Verdragen. Deze procedure vormt een „lex specialis”, die voorgaat op de algemene regel vastgesteld in artikel 128.
Bij de uitoefening van de rechten van het Parlement ten opzichte van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende handelingen die niet onder artikel 128 vallen, is de procedure van dat artikel naar analogie van toepassing.
"
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad, aan de Commissie, en aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.