Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2016/0406(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0418/2018

Ingediende teksten :

A8-0418/2018

Debatten :

Stemmingen :

PV 11/12/2018 - 5.15

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0496

Aangenomen teksten
PDF 155kWORD 53k
Dinsdag 11 december 2018 - Straatsburg
Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de tijdelijke toepassing van een veralgemeende verleggingsregeling met betrekking tot de levering van goederen en diensten boven een bepaalde drempel *
P8_TA(2018)0496A8-0418/2018

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2018 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de tijdelijke toepassing van een veralgemeende verleggingsregeling voor leveringen van goederen en diensten boven een bepaalde drempel (COM(2016)0811 – C8-0023/2017 – 2016/0406(CNS))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2016)0811),

–  gezien artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C8-0023/2017),

–  gezien artikel 78 quater van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0418/2018),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de nationale parlementen.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4
(4)  Om het risico op een verschuiving van de fraude tussen lidstaten te beperken, moeten alle lidstaten die aan een aantal criteria met betrekking tot het niveau van de fraude, in het bijzonder carrouselfraude, voldoen en die kunnen aantonen dat andere controlemaatregelen niet volstaan in de strijd tegen deze fraude, de mogelijkheid krijgen om een veralgemeende verleggingsregeling toe te passen.
(4)  Om het risico op een verschuiving van de fraude tussen lidstaten te beperken, moeten alle lidstaten die aan een aantal criteria met betrekking tot het niveau van de fraude, in het bijzonder carrouselfraude, voldoen en die kunnen aantonen dat andere controlemaatregelen niet volstaan in de strijd tegen deze fraude, de mogelijkheid krijgen om een veralgemeende verleggingsregeling toe te passen. Bovendien moeten zij worden verplicht om aan te tonen dat de geraamde voordelen voor de belastingnaleving en -inning die als gevolg van de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling worden verwacht, groter zijn dan de geraamde totale extra lasten voor ondernemingen en belastingadministraties, en dat de kosten voor ondernemingen en belastingadministraties niet hoger zullen uitvallen dan die van andere controlemaatregelen.
Amendement 2
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 5
(5)  Daarnaast moeten ook de aangrenzende lidstaten die een ernstig risico lopen dat de fraude naar hun grondgebied verschuift als gevolg van de toepassing van deze regeling in een andere lidstaat, de mogelijkheid krijgen om de veralgemeende verleggingsregeling toe te passen, indien andere controlemaatregelen niet toereikend zijn in de strijd tegen deze fraude.
Schrappen
Amendement 3
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6
(6)  Indien de lidstaten ervoor kiezen de veralgemeende verleggingsregeling toe te passen, moeten zij deze op alle leveringen van goederen en diensten boven een bepaald factuurbedrag toepassen. De veralgemeende verleggingsregeling mag niet tot een specifieke sector worden beperkt.
(6)  Indien de lidstaten ervoor kiezen de veralgemeende verleggingsregeling toe te passen, moeten zij deze op alle niet-grensoverschrijdende leveringen van goederen en diensten boven een bepaald transactiebedrag toepassen. De veralgemeende verleggingsregeling mag niet tot een specifieke sector worden beperkt.
Amendement 4
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 7 bis (nieuw)
(7 bis)  Om te kunnen beoordelen of de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling in één lidstaat tot een verschuiving van fraude naar andere lidstaten leidt en om te kunnen bepalen in welke mate het functioneren van de interne markt mogelijk wordt verstoord, moet worden voorzien in een specifieke verplichting tot uitwisseling van informatie tussen lidstaten die de veralgemeende verleggingsregeling toepassen en de overige lidstaten. Al deze uitwisselingen van informatie moeten aan de toepasselijke bepalingen inzake bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid onderworpen zijn. Deze bepalingen voorzien in vrijstellingen en beperkingen ter bescherming van de belangen van lidstaten en van de Unie op het gebied van belastingen.
Amendement 5
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 1 – alinea 1
Tot en met 30 juni 2022 kan een lidstaat, bij wijze van veralgemeende verleggingsregeling, bepalen dat de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is aan wie goederen en diensten worden geleverd boven een drempel van 10 000 EUR per factuur, in afwijking van artikel 193.
Tot en met 30 juni 2022 kan een lidstaat, bij wijze van veralgemeende verleggingsregeling, bepalen dat de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is aan wie goederen en diensten worden geleverd boven een drempel van 25 000 EUR per factuur, in afwijking van artikel 193.
Amendement 6
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 1 – alinea 2 – letter a
a)  een btw-kloof, uitgedrukt als een percentage van de totale verschuldigde btw, van ten minste 5 procentpunten boven de communautaire mediaan van de btw-kloof hebben;
a)  overeenkomstig de methode en de cijfers in het door de Commissie gepubliceerde eindverslag 2016 van 23 augustus 2016 over de btw-kloof, in 2014 een btw-kloof – uitgedrukt als een percentage van de totale verschuldigde btw – van ten minste 15 procentpunten boven de communautaire mediaan van de btw-kloof hebben gehad;
Amendement 7
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 1 – alinea 2 – letter b
b)  een aandeel van carrouselfraude hebben dat meer dan 25 % van zijn totale btw-kloof uitmaakt;
b)  op basis van de effectbeoordeling die het wetgevingsvoorstel voor dit artikel vergezelde, in het jaar waarop het in letter (a) bedoelde verslag betrekking heeft, te kampen hebben met een carrouselfraude die meer dan 25 % van zijn totale btw-kloof uitmaakt; en
Amendement 8
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 1 – alinea 2 – letter c
c)  vaststellen dat andere controlemaatregelen niet volstaan om carrouselfraude op zijn grondgebied te bestrijden.
c)  aantonen dat andere controlemaatregelen niet volstaan om carrouselfraude op zijn grondgebied tegen te gaan, met name door te vermelden welke controlemaatregelen zijn toegepast en waarom deze onvoldoende doeltreffend zijn, alsmede waarom administratieve samenwerking op btw-gebied niet blijkt te volstaan; en
Amendement 9
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 1 – alinea 2 – letter c bis (nieuw)
c bis)  aantonen dat de geraamde voordelen voor de belastingnaleving en -inning die als gevolg van de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling worden verwacht, de geraamde totale extra lasten voor ondernemingen en belastingadministraties met ten minste 25 % overtreffen; en
Amendement 10
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 1 – alinea 2 – letter c ter (nieuw)
c ter)  aantonen dat ondernemingen en belastingadministraties als gevolg van de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling geen uitgaven zullen moeten doen die hoger liggen dan die welke voortvloeien uit de toepassing van andere controlemaatregelen.
Amendement 11
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 1 – alinea 3
De lidstaat voegt bij het in lid 4 bedoelde verzoek de berekening van de btw-kloof volgens de methode en de cijfers in het meest recente door de Commissie bekendgemaakte verslag over de btw-kloof.
De lidstaat voegt bij het in lid 4 bedoelde verzoek de berekening van de btw-kloof volgens de methode en de cijfers in het door de Commissie gepubliceerde verslag over de btw-kloof als bedoeld in letter (a) hierboven.
Amendement 12
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 2
2.  Tot en met 30 juni 2022 kan een lidstaat bepalen dat de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is aan wie de goederen en diensten worden geleverd boven een drempel van 10 000 EUR per factuur, indien deze lidstaat:
Schrappen
a)  grenst aan een lidstaat die de veralgemeende verleggingsregeling mag toepassen;
b)  vaststelt dat een ernstig risico bestaat dat de fraude naar zijn grondgebied verschuift als gevolg van de toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling in die aangrenzende lidstaat;
c)  vaststelt dat andere controlemaatregelen niet volstaan om fraude op zijn grondgebied te bestrijden.
Amendement 13
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 3
3.  Lidstaten die de veralgemeende verleggingsregeling toepassen, stellen passende en doeltreffende elektronische rapportageverplichtingen vast voor alle belastingplichtigen en, in het bijzonder, voor de belastingplichtigen die de goederen of diensten leveren of ontvangen waarop deze regeling van toepassing is.
3.  Lidstaten die de veralgemeende verleggingsregeling toepassen, stellen passende en doeltreffende elektronische rapportageverplichtingen vast voor alle belastingplichtigen en, in het bijzonder, voor de belastingplichtigen die de goederen of diensten leveren of ontvangen waarop deze regeling van toepassing is, zulks ter waarborging van de doeltreffende werking en monitoring van de veralgemeende verleggingsregeling.
Amendement 14
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 4 – alinea 1 – letter a
a)  een gedetailleerde rechtvaardiging dat aan de voorwaarden van lid 1 of lid 2 wordt voldaan;
a)  een gedetailleerde rechtvaardiging waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan; en
Amendement 15
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 4 – alinea 1 – letter b
b)  de begindatum van de toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling en de periode die deze zal bestrijken;
b)  de begindatum van de toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling en de periode die deze zal bestrijken; en
Amendement 16
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 4 – alinea 1 – letter c
c)  te nemen maatregelen om belastingplichtigen te informeren over de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling;
c)  te nemen maatregelen om belastingplichtigen te informeren over de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling; en
Amendement 17
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 4 – alinea 1 – letter d
d)  een gedetailleerde beschrijving van de in lid 3 bedoelde begeleidende maatregelen.
d)  een gedetailleerde beschrijving van de in lid 2 bedoelde begeleidende maatregelen.
Amendement 18
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 7 – alinea 1
Lidstaten die de veralgemeende verleggingsregeling toepassen, dienen uiterlijk twee jaar na aanvang van de toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling een tussentijds verslag in bij de Commissie. Dit verslag bevat een gedetailleerde beoordeling van de doeltreffendheid van de veralgemeende verleggingsregeling.
Lidstaten die de veralgemeende verleggingsregeling toepassen, verstrekken de volgende informatie in elektronische vorm aan alle lidstaten:
a)  de namen van de personen tegen wie, in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum van toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling, een strafrechtelijke of administratieve procedure voor btw-fraude heeft gelopen;
b)  de namen van de personen, en in het geval van rechtspersonen tevens de namen van de bestuurders ervan, wier btw-registratie in hun lidstaat is beëindigd na de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling; en
c)  de namen van de personen, en in het geval van rechtspersonen tevens de namen van de bestuurders ervan, die hebben nagelaten een btw-aangifte in te dienen voor twee opeenvolgende belastingtijdvakken na de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling.
De onder (a) en (b) bedoelde informatie wordt uiterlijk drie maanden na de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling ingediend en wordt vervolgens om de drie maanden geactualiseerd. De onder (c) bedoelde informatie wordt uiterlijk negen maanden na de invoering van de veralgemeende verleggingsregeling ingediend en wordt vervolgens om de drie maanden geactualiseerd.
Lidstaten die de veralgemeende verleggingsregeling toepassen, dienen uiterlijk één jaar na aanvang van de toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling een tussentijds verslag in bij de Commissie. Dit verslag bevat een gedetailleerde beoordeling van de doeltreffendheid van de veralgemeende verleggingsregeling.
Amendement 19
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 8 – alinea 1
Lidstaten die de regeling niet toepassen, dienen uiterlijk op 30 juni 2019 bij de Commissie een tussentijds verslag in over de gevolgen op hun grondgebied van de toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling door andere lidstaten, voor zover de regeling op die datum gedurende ten minste één jaar door één lidstaat is toegepast.
Lidstaten die de regeling niet toepassen, dienen bij de Commissie een tussentijds verslag in over de gevolgen op hun grondgebied van de toepassing van de veralgemeende verleggingsregeling door andere lidstaten. Dit verslag wordt binnen drie maanden nadat de regeling gedurende één jaar door één lidstaat is toegepast, bij de Commissie ingediend.
Amendement 20
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 1 – alinea 1
Richtlijn 2006/112/EG
Artikel 199 quater – lid 10 – letter a
a)  de ontwikkeling van de btw-kloof;
Schrappen
Amendement 21
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 2 – alinea 2
Zij is van toepassing tot en met 30 september 2022.
Zij is van toepassing tot en met 30 juni 2022.
Laatst bijgewerkt op: 7 oktober 2019Juridische mededeling - Privacybeleid