Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2020/0030(NLE)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0124/2020

Ingediende teksten :

A9-0124/2020

Debatten :

Stemmingen :

PV 09/07/2020 - 22
PV 10/07/2020 - 13

Aangenomen teksten :

P9_TA(2020)0194

Aangenomen teksten
PDF 233kWORD 72k
Vrijdag 10 juli 2020 - Brussel
Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten *
P9_TA(2020)0194A9-0124/2020

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2020 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2020)0070 – C9-0079/2020 – 2020/0030(NLE))

(Raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2020)0070),

–  gezien artikel 148, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9-0079/2020),

–  gezien artikel 82 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9‑0124/2020),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel zoals geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een besluit
Overweging 1
(1)  De lidstaten en de Unie moeten een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid ontwikkelen, met name ter bevordering van een geschoolde, opgeleide en flexibele beroepsbevolking, alsmede van arbeidsmarkten die snel inspelen op economische veranderingen en teneinde de doelstellingen inzake volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, evenwichtige groei en een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu zoals bepaald in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te bereiken. Rekening houdend met nationale gebruiken op het gebied van de verantwoordelijkheden van de sociale partners moeten de lidstaten het bevorderen van de werkgelegenheid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen en hun maatregelen op dit gebied binnen de Raad coördineren.
(1)  De lidstaten en de Unie moeten een efficiënte en gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid ontwikkelen en uitvoeren, met name ter bevordering van een geschoolde en opgeleide beroepsbevolking, alsmede van dynamische en toekomstgerichte arbeidsmarkten die snel inspelen op economische veranderingen, teneinde de doelstellingen inzake volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, inclusiviteit, economische, sociale en territoriale samenhang en een hoog niveau van bescherming alsook verbetering van de kwaliteit van het milieu te bereiken. Met inachtneming van de nationale gebruiken en de autonomie van de sociale partners moeten de lidstaten het bevorderen van kwalitatieve tewerkstelling op basis van gelijke kansen en sociale rechtvaardigheid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen en hun maatregelen op dit gebied binnen de Raad coördineren. De huidige situatie als gevolg van de COVID-19-pandemie zal ernstige en langdurige gevolgen hebben voor de arbeidsmarkten, de sociale rechtvaardigheid en de arbeidsomstandigheden in de Unie, en vereist buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de werkgelegenheid, stimulering van de economie en versterking van het industriële weefsel. Er zijn doortastende maatregelen nodig om ondernemingen en werknemers te beschermen tegen onmiddellijke werkloosheid en inkomstenverlies, de negatieve economische en sociale impact van de crisis te milderen en massaal banenverlies en een diepe recessie te verhinderen.
Amendement 2
Voorstel voor een besluit
Overweging 2
(2)  De Unie moet sociale uitsluiting en discriminatie bestrijden en sociale rechtvaardigheid en bescherming bevorderen, alsmede de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind. Bij de bepaling en uitvoering van haar beleid en optreden moet de Unie rekening houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van adequate sociale bescherming, de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, alsmede een hoog niveau van onderwijs en opleiding, zoals bepaald in artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(2)  Om haar grondbeginselen — sociale cohesie en vrede — volledig te kunnen verwezenlijken, des te meer in een periode van diepe crisis waarin deze beginselen komen te wankelen, moet de Unie de strijd tegen armoede, sociale uitsluiting en discriminatie bovenaan haar beleidsprioriteiten plaatsen, en moet zij sociale rechtvaardigheid en bescherming bevorderen, evenals de gelijkheid van vrouwen en mannen, solidariteit tussen de generaties, de inclusie van personen met een handicap en de bescherming van de rechten van het kind en andere uitermate benadeelde groepen. Bij de bepaling en uitvoering van haar beleid en optreden moet de Unie rekening houden met de eisen in verband met de bevordering van de bescherming van de menselijke gezondheid, inclusieve arbeidsmarkten van hoge kwaliteit en volledige werkgelegenheid, het bestaan van toegankelijke en kwalitatief hoogstaande overheidsdiensten, fatsoenlijke lonen, een fatsoenlijke levensstandaard en sociale bescherming voor iedereen, alsmede een hoog niveau van onderwijs en opleiding gedurende het hele leven van de burgers, zoals bepaald in artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Amendement 3
Voorstel voor een besluit
Overweging 3
(3)  Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft de Unie beleidscoördinatie-instrumenten voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid ontwikkeld en ingevoerd. Als onderdeel van die instrumenten vormen de huidige richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten samen met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie, als vervat in aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad5, de geïntegreerde richtsnoeren. Zij moeten als leidraad dienen bij de beleidsuitvoering in de lidstaten en in de Unie, en brengen de onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten tot uiting. De hieruit voortvloeiende reeks Europese en nationale gecoördineerde beleidslijnen en hervormingen moet een algehele passende mix van duurzaam economisch en werkgelegenheidsbeleid vormen die positieve overloopeffecten oplevert.
(3)  In overeenstemming met het VWEU heeft de Unie coördinatie-instrumenten voor het economisch beleid en het werkgelegenheidsbeleid ontwikkeld en ingevoerd. Als onderdeel van die instrumenten vormen de huidige richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten samen met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie, als vervat in aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad5, de geïntegreerde richtsnoeren. Zij moeten de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten, het herziene Europees Sociaal Handvest, de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties ondersteunen en als leidraad dienen bij de beleidsuitvoering in de lidstaten en in de Unie, waarbij zij de onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten tot uiting brengen. De hieruit voortvloeiende reeks Europese en nationale gecoördineerde beleidslijnen en hervormingen moet een algehele passende mix van duurzaam economisch en werkgelegenheidsbeleid vormen die positieve overloopeffecten oplevert en de daling van de dekking van collectieve onderhandelingen omkeert.
__________________
__________________
5 Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad van 14 juli 2015 betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Europese Unie (PB L 192 van 18.7.2015, blz. 27).
5 Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad van 14 juli 2015 betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Europese Unie (PB L 192 van 18.7.2015, blz. 27).
Amendement 4
Voorstel voor een besluit
Overweging 4
(4)  De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, de bestaande wetgeving van de Unie en verschillende initiatieven van de Unie, waaronder de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie6, de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2016 betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt7, de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten8, de aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen9, de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties en een leven lang leren10, de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2019 betreffende stelsels voor kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang11 en de aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen12.
(4)  De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn in overeenstemming met de bestaande wetgeving van de Unie en met verschillende initiatieven van de Unie, waaronder de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie6, de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2016 betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt7, de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten en nieuwe mogelijkheden voor volwassenen8, de aanbeveling van de Raad van 15 maart 2018 inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen9, de Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren10, de Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2019 betreffende systemen voor onderwijs en opvang van hoge kwaliteit voor jonge kinderen11 en de Aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 betreffende de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen12. Naar aanleiding van het besluit van de Raad van 23 maart 2020 om de zogenoemde “algemene ontsnappingsclausule” te activeren, kunnen de lidstaten fiscale flexibiliteit toepassen om hoogwaardige banen en arbeidsomstandigheden te bevorderen en te beschermen en de volksgezondheid en sociale diensten te financieren. De duur van de toepassing van deze algemene ontsnappingsclausule moet in verhouding staan tot de omvang en de duur van de COVID-19-crisis. Op basis van de openbare raadpleging van de Commissie moet worden onderzocht welke richting de evolutie van de begrotingsregels van de Unie kan uitgaan.
__________________
__________________
6 PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
6 PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
7 PB C 67 van 20.2.2016, blz. 1.
7 PB C 67 van 20.2.2016, blz. 1.
8 PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.
8 PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.
9 PB C 153 van 2.5.2018, blz. 1.
9 PB C 153 van 2.5.2018, blz. 1.
10 PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.
10 PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.
11 PB C 189 van 5.6.2019, blz. 4.
11 PB C 189 van 5.6.2019, blz. 4.
12 PB C 387 van 15.11.2019, blz. 1.
12 PB C 387 van 15.11.2019, blz. 1.
Amendement 5
Voorstel voor een besluit
Overweging 5
(5)  In het Europees semester worden de verschillende instrumenten gecombineerd in een overkoepelend kader voor een geïntegreerde multilaterale coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid en geïntegreerd multilateraal toezicht op dat beleid. Bij het streven naar ecologische duurzaamheid, productiviteit, eerlijkheid en stabiliteit eerbiedigt het Europees semester de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, waaronder nauwe samenwerking met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. Het draagt bij tot de verwezenlijking van de SDG’s13. Het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de Unie en de lidstaten moet hand in hand gaan met de overgang van Europa naar een klimaatneutrale, ecologisch duurzame en digitale economie, waarbij tegelijkertijd het concurrentievermogen wordt verbeterd, innovatie wordt gestimuleerd, sociale rechtvaardigheid en gelijke kansen worden bevorderd en ongelijkheden en regionale verschillen worden aangepakt.
(5)  In het Europees semester worden de verschillende instrumenten gecombineerd in een overkoepelend kader voor een geïntegreerde multilaterale coördinatie van het economisch, sociaal, ecologisch en werkgelegenheidsbeleid en geïntegreerd multilateraal toezicht op dat beleid. Het Europees semester moet duurzaamheid, sociale integratie en het welzijn van de bevolking centraal stellen in de economische beleidsvorming van de Unie en ervoor zorgen dat sociale, ecologische en economische doelstellingen dezelfde prioriteit krijgen. Bij het streven naar ecologische duurzaamheid, productiviteit, eerlijkheid en stabiliteit moet het Europees semester de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten verder integreren, inclusief nauwere samenwerking met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, en bijdragen tot de verwezenlijking van de SDG’s13, onder meer inzake gendergelijkheid. De gendergelijkheidsindex kan dienen als een van de instrumenten van het Europees semester voor het monitoren van de vooruitgang op het gebied van werkgelegenheids- en sociale doelstellingen en voor het meten van de genderimpact van het werkgelegenheids- en het sociaal beleid. Het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de Unie en de lidstaten moet hand in hand gaan met het antwoord van Europa op de crisis en moet ook, gezien de bijzonder ernstige gevolgen van deze crisis voor bepaalde Europese industriële sectoren en bedrijfstakken, de overgang van Europa naar een klimaatneutrale, ecologisch duurzame, maatschappelijk inclusieve en digitale economie ondersteunen, voor opwaartse sociale convergentie zorgen en tegelijkertijd het concurrentievermogen verbeteren, innovatie stimuleren, sociale rechtvaardigheid en gelijke kansen bevorderen, in de jeugd investeren en ongelijkheden en regionale verschillen aanpakken.
__________________
__________________
13 VN-Resolutie A/RES/70/1.
13 VN-Resolutie A/RES/70/1.
Amendement 6
Voorstel voor een besluit
Overweging 6
(6)  Klimaatverandering en milieugerelateerde uitdagingen, globalisering, digitalisering en demografische verandering zullen de Europese economieën en samenlevingen transformeren. De Unie en haar lidstaten moeten samenwerken om deze structurele factoren doeltreffend aan te pakken en de bestaande systemen zo nodig aan te passen, waarbij zij rekening moeten houden met de nauwe onderlinge afhankelijkheid van de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten en het daarmee samenhangende beleid. Dit vereist gecoördineerde, ambitieuze en doeltreffende beleidsmaatregelen op zowel Unie- als nationaal niveau, in overeenstemming met het VWEU en de bepalingen van de Unie betreffende economisch bestuur. Deze beleidsmaatregelen moeten ervoor zorgen dat investeringen worden gestimuleerd, dat opnieuw wordt ingezet op goed gefaseerde structurele hervormingen die de productiviteit, de economische groei, de sociale en territoriale cohesie, de opwaartse convergentie en de veerkracht verbeteren, en dat fiscale verantwoordelijkheid wordt genomen. Maatregelen aan zowel vraag- als aanbodzijde moeten worden gecombineerd, waarbij moet worden gekeken naar de effecten op het milieu, de werkgelegenheid en de samenleving.
(6)  Klimaatverandering en milieugerelateerde uitdagingen, globalisering, digitalisering en demografische verandering transformeren de Europese economieën en samenlevingen ingrijpend. De Unie en haar lidstaten moeten samenwerken en op deze nieuwe, ongeziene situatie reageren door sociale rechten te bevestigen en zich in te zetten voor een vermindering van armoede en ongelijkheid. Zij moeten de bestaande systemen aanpassen om voor meer veerkracht en duurzaamheid te zorgen, rekening houdend met de nauwe onderlinge afhankelijkheid van de economieën, arbeidsmarkten en het sociale beleid en milieubeleid van de lidstaten. Dit vereist gecoördineerde, ambitieuze en doeltreffende beleidsmaatregelen op zowel Unie-niveau als nationaal niveau. Deze beleidsmaatregelen moeten een impuls geven aan sociale en milieu-investeringen, efficiënte langetermijnmaatregelen bevatten om de gevolgen van de crisis te verzachten, en voor financiële bijstand zorgen aan ondernemingen, non-profitorganisaties en liefdadigheidsinstellingen en huishoudens, in het bijzonder die huishoudens die een groter risico lopen op armoede sociale uitsluiting. Maatregelen aan zowel vraag- als aanbodzijde moeten worden gecombineerd, waarbij naar behoren moet worden gekeken naar de behoeften van de arbeidsmarkt aan de vraag- en aanbodzijde, nieuwe technologieën moeten worden gebruikt en rekening moet worden gehouden met de impact op het milieu, de werkgelegenheid en de samenleving. De lidstaten en de Unie moeten in dit verband instrumenten voor de lange termijn vaststellen. De werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot een Europese permanente werkloosheidsherverzekeringsregeling vormen in deze context een positief punt.
Amendement 37
Voorstel voor een besluit
Overweging 7
(7)  Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben een interinstitutionele afkondiging van de Europese pijler van sociale rechten ondertekend (14). De pijler omvat twintig beginselen en rechten die moeten bijdragen tot goed werkende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels, die zijn onderverdeeld in drie categorieën: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, billijke arbeidsvoorwaarden, en sociale bescherming en inclusie. De beginselen en rechten zijn de leidraad voor onze strategie om ervoor te zorgen dat de overgang naar klimaatneutraliteit en ecologische duurzaamheid, de digitalisering en de demografische verandering op sociaal rechtvaardige en eerlijke wijze plaatsvinden. De pijler vormt een referentiekader om de prestaties op sociaal en werkgelegenheidsgebied van de lidstaten te monitoren, hervormingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau te stimuleren en om het sociale en het marktelement in de moderne economie te verzoenen, onder meer door de sociale economie te bevorderen.
(7)  Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben een interinstitutionele afkondiging betreffende de Europese pijler van sociale rechten ondertekend (14). De pijler omvat twintig beginselen en rechten die moeten bijdragen tot goed werkende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels, die zijn onderverdeeld in drie categorieën: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, billijke arbeidsvoorwaarden, en sociale bescherming en inclusie. De beginselen en rechten zijn de leidraad voor onze strategie en dienen concreet te worden ingevuld om ervoor te zorgen dat de overgang naar klimaatneutraliteit, ecologische duurzaamheid en digitalisering op sociaal rechtvaardige en eerlijke wijze plaatsvindt en rekening houdt met demografische veranderingen en uitdagingen. Aangezien de pijler en de beginselen ervan een referentiekader vormen om de prestaties op sociaal en werkgelegenheidsgebied van de lidstaten te monitoren, kunnen de werkgelegenheidsrichtsnoeren een belangrijk hulpmiddel zijn voor de lidstaten bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid en maatregelen voor een veerkrachtiger en inclusievere maatschappij en economie, bij de bevordering van arbeidsrechten en bij het nastreven van de doelstelling van opwaartse convergentie, met als doel het Europese sociale model verder uit te bouwen.
__________________
__________________
14 PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10.
14 PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10.
Amendement 8
Voorstel voor een besluit
Overweging 8
(8)  Bij arbeidsmarkthervormingen, zoals de nationale loonvormingsmechanismen, moet de nationale praktijk inzake sociale dialoog worden gevolgd en de gelegenheid worden geboden om sociaaleconomische vraagstukken uitvoerig te bekijken: de verbetering van de duurzaamheid, het concurrentievermogen, innovatie, het scheppen van banen, het beleid inzake een leven lang leren en opleiding, de arbeidsvoorwaarden, volksgezondheid en inclusie alsmede het reële inkomen.
(8)  Bij arbeidsmarkthervormingen, zoals de nationale loonvormingsmechanismen, moet - met inachtneming van het in het VWEU vastgelegde subsidiariteitsbeginsel - worden gestreefd naar een snel herstel en moet de gelegenheid worden geboden om uitvoerig in te gaan op sociaaleconomische vraagstukken: de verbetering van de duurzaamheid, competitiviteit, groei, innovatie, het scheppen van hoogwaardige banen, de inclusie van personen met een handicap en andere achtergestelde groepen, het beleid inzake een leven lang leren en opleiding, arbeidsvoorwaarden, onderwijs en competenties, volksgezondheid, inclusie en het reële inkomen. De lidstaten moeten de sociale partners dan ook respecteren en versterken, de dekking van collectieve onderhandelingen uitbreiden en maatregelen nemen om een hoge mate van vertegenwoordiging door vakbonden en werkgeversorganisaties te bevorderen, teneinde een democratisch, inclusief en sociaal rechtvaardig herstel te waarborgen.
Amendement 9
Voorstel voor een besluit
Overweging 9
(9)  De lidstaten en de Unie moeten ervoor zorgen dat de transformaties eerlijk en sociaal rechtvaardig verlopen, waarbij nog sterker moet worden gestreefd naar een inclusieve en veerkrachtige samenleving waarin mensen niet alleen worden beschermd, maar ook in staat worden gesteld te anticiperen op verandering en ermee om te gaan en waarin zij actief kunnen deelnemen aan de samenleving en de economie. Discriminatie moet in al haar vormen worden aangepakt. Iedereen moet kansen en mogelijkheden krijgen, en armoede en sociale uitsluiting (ook van kinderen) moeten worden verminderd, met name door ervoor te zorgen dat de arbeidsmarkten en de socialebeschermingsstelsels doeltreffend functioneren, door belemmeringen voor onderwijs, opleiding en arbeidsparticipatie weg te nemen en door in onderwijs en opvang voor jonge kinderen te investeren. Tijdige en gelijke toegang tot betaalbare gezondheidszorg, met inbegrip van preventie en gezondheidsbevordering, is in de vergrijzende samenleving zeer relevant. Het potentieel van personen met een handicap om bij te dragen tot economische groei en sociale ontwikkeling moet verder worden benut. Met de opkomst van nieuwe economische en bedrijfsmodellen op werkplaatsen in de Unie veranderen ook de arbeidsverhoudingen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat arbeidsverhoudingen die voortkomen uit nieuwe vormen van werk, het Europees sociaal model in stand houden en versterken.
(9)  In het bijzonder nu de Unie wordt geconfronteerd met enorme veranderingen op zowel economisch als sociaal niveau, moeten de lidstaten en de Unie ervoor zorgen dat die transformaties eerlijk en sociaal rechtvaardig verlopen, waarbij nog sterker moet worden gestreefd naar een inclusievere en veerkrachtiger samenleving waarin mensen niet alleen worden beschermd, maar ook in staat worden gesteld te anticiperen op verandering en ermee om te gaan en waarin zij ten volle kunnen deelnemen aan de samenleving en de economie. Discriminatie moet in al haar vormen worden beëindigd. Iedereen moet de kans krijgen een volwaardige bijdrage te leveren aan de samenleving. Iedereen moet gelijke kansen krijgen en armoede, discriminatie en sociale uitsluiting (ook van kinderen, personen met een handicap en andere kansarme groepen) moeten worden uitgebannen. Daartoe moet de Unie maatregelen uitvoeren zoals de Europese kindergarantie. Het potentieel van personen met een handicap om bij te dragen tot economische en sociale ontwikkeling moet volledig worden benut. Met de opkomst van nieuwe economische en bedrijfsmodellen op werkplaatsen in de Unie veranderen ook de arbeidsverhoudingen. Uit de COVID-19-crisis is gebleken dat veel laaggeschoolde werknemers onmisbaar zijn voor de basiswerking van de economie. Al te vaak krijgen zij echter te weinig betaald en hebben zij onzekere arbeidsvoorwaarden. De lidstaten moeten het Europese sociale model verder versterken door ervoor te zorgen dat alle werknemers beschikken over dezelfde rechten en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, waaronder een veilige en gezonde werkplek en een fatsoenlijk loon. Bovendien moeten de lidstaten alle vormen van onzeker werk en schijnzelfstandigheid aanpakken en ervoor zorgen dat arbeidsverhoudingen die voortkomen uit nieuwe vormen van werk in overeenstemming zijn met het Europese sociale model.
Amendement 10
Voorstel voor een besluit
Overweging 10
(10)  Deze geïntegreerde richtsnoeren moeten de basis vormen voor landspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten kan richten. De lidstaten moeten ten volle gebruikmaken van het Europees Sociaal Fonds Plus en andere fondsen van de Unie, waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie en InvestEU, om de werkgelegenheid, sociale investeringen, sociale inclusie en toegankelijkheid te bevorderen alsook de bij- en omscholingsmogelijkheden voor de beroepsbevolking, een leven lang leren en een hoogwaardig onderwijs- en opleidingsaanbod voor iedereen, met inbegrip van digitale geletterdheid en vaardigheden. Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten zij worden uitgevoerd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
(10)  Deze geïntegreerde richtsnoeren moeten de basis vormen voor landspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten kan richten. De lidstaten moeten ten volle gebruikmaken van het Europees Sociaal Fonds Plus, de Europese structuur- en investeringsfondsen en andere fondsen van de Unie, waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie en InvestEU, om kwalitatieve banen en sociale investeringen te bevorderen, armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan, toegankelijkheid te bevorderen, de transitie naar een groene, digitale economie te ondersteunen en de bij- en omscholingsmogelijkheden voor de beroepsbevolking, een leven lang leren en een hoogwaardig onderwijs- en opleidingsaanbod voor iedereen te promoten, met inbegrip van digitale geletterdheid en vaardigheden. Het gebruik van deze fondsen moet ook een belangrijke rol spelen bij de versterkte investeringen in overheidsdiensten, met name op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten zij worden uitgevoerd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten en moet bij de uitvoering, monitoring en beoordeling ervan nauw en actief worden samengewerkt met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
Amendement 11
Voorstel voor een besluit
Artikel 2 – alinea 1 bis (nieuw)
De richtsnoeren in de bijlage worden uiterlijk één jaar na de vaststelling ervan herzien om rekening te houden met de gevolgen van de COVID-19-crisis en de gevolgen ervan voor de maatschappij en de werkgelegenheid, en om beter te reageren op soortgelijke toekomstige crises. Om de democratische besluitvorming te versterken moet het Europees Parlement op voet van gelijkheid met de Raad worden betrokken bij de opstelling van de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid.
Amendement 12
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 5 – alinea 1
De lidstaten moeten actief een duurzame sociale markteconomie bevorderen en investeringen in het scheppen van hoogwaardige banen vergemakkelijken en ondersteunen. Om dit te bereiken, moeten zij de belemmeringen wegnemen waar bedrijven bij het werven van personeel tegenaan lopen, verantwoord ondernemerschap en echte zelfstandige arbeid bevorderen en vooral de oprichting en groei van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ondersteunen, onder andere via toegang tot financiering. De lidstaten moeten actief de ontwikkeling van de sociale economie stimuleren, sociale innovatie en sociale ondernemingen bevorderen en innovatieve vormen van werk aanmoedigen die kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid scheppen en sociale voordelen op lokaal niveau opleveren.
De lidstaten moeten actief volledige, hoogwaardige werkgelegenheid bevorderen op basis van een sterke economie. Aangezien overheidsinvesteringen een cruciale rol spelen bij het scheppen van banen, moeten de lidstaten met het oog hierop een grootschalige beweging van overheidsinvesteringen inleiden en een slim en ambitieus werkgelegenheidsbeleid voeren. De lidstaten moeten hun werkgelegenheidsbeleid aanpassen en de toepassing van goede praktijken met betrekking tot tijdelijke maatregelen die alle werknemers en arbeidsmarkten beschermen, coördineren op het niveau van de Unie. Deze maatregelen moeten onder meer het volgende omvatten: loonsubsidies, inkomenssteun, de uitbreiding van de regelingen voor werkloosheidsuitkeringen, de uitbreiding van betaald ziekteverlof en zorgverlof en regelingen voor telewerk op afstand. De lidstaten moeten Europese ondernemingen helpen overstappen op zelfvoorziening, met name op het gebied van beschermende uitrusting en medische hulpmiddelen. De lidstaten moeten meer steun verlenen aan bedrijven die het als gevolg van de crisis moeilijk hebben, op voorwaarde dat deze bedrijven al hun personeel behouden. De lidstaten moeten ook overwegen om ontslagen tijdens de crisisperiode op te schorten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de sociale partners worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van dergelijke maatregelen. Deze maatregelen moeten worden gehandhaafd totdat een volledig economisch herstel is bereikt, en moeten daarna geleidelijk worden opgeheven. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het waarborgen van de rechten en banen van mobiele werknemers en grensarbeiders, die hard zijn getroffen door de sluiting van de grenzen. De lidstaten moeten verantwoord ondernemerschap en echte zelfstandige arbeid bevorderen, ook bij vrouwen en jongeren, en vooral de oprichting en groei van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ondersteunen, onder andere via toegang tot financiering. De lidstaten moeten actief de ontwikkeling van de circulaire en sociale economie stimuleren, sociale innovatie en sociale ondernemingen bevorderen en hun duurzaamheid versterken, en vormen van werk aanmoedigen die kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid scheppen en sociale voordelen op lokaal niveau opleveren, in het bijzonder in strategische sectoren met een groot groeipotentieel, zoals de digitale sector en de groene economie. In dit verband moet ook beleid worden uitgevoerd dat de schepping van werkgelegenheid ondersteunt, met name in openbare of particuliere diensten van algemeen belang en in het bijzonder kinderopvang, gezondheidszorg en huisvesting.
Amendement 13
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 5 – alinea 2
De belastingdruk moet minder op arbeid komen te liggen en meer op andere bronnen die voordeliger zijn voor de werkgelegenheid en de inclusieve groei en die tegelijkertijd zijn afgestemd op de klimaat- en milieudoelstellingen. Daarbij moet rekening worden gehouden met het herverdelingseffect van het belastingstelsel en moeten de inkomsten voor een toereikende sociale bescherming en groeibevorderende uitgaven zeker gesteld worden.
De belastingdruk moet minder op arbeid komen te liggen en meer op andere bronnen, zodat belastingen een minder negatieve impact hebben op inclusieve groei en de volledige naleving van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties en de in de Europese Green Deal vastgelegde klimaat- en milieudoelstellingen garanderen. Op die manier wordt het herverdelingseffect van de belastingstelsels vergroot en worden er inkomsten zeker gesteld voor een toereikende sociale bescherming en voor voldoende openbare investeringen.
Amendement 14
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 5 – alinea 3
Lidstaten die over nationale mechanismen voor het vaststellen van de wettelijke minimumlonen beschikken, moeten de sociale partners daarbij effectief betrekken op een transparante en voorspelbare manier, zodat de lonen kunnen worden afgestemd op de ontwikkeling van de productiviteit en billijke lonen worden vastgesteld die een behoorlijke levensstandaard garanderen, waarbij met het oog op opwaartse convergentie de aandacht vooral uitgaat naar de lagere en middeninkomens. Deze mechanismen moeten rekening houden met de economische prestaties in de verschillende regio’s en sectoren. De lidstaten moeten de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen met het oog op loonvorming bevorderen. Met inachtneming van de nationale praktijk moeten de lidstaten en de sociale partners er middels collectieve overeenkomsten of adequate wettelijke minimumlonen voor zorgen dat alle werknemers recht hebben op een adequaat en billijk loon, waarbij zij rekening moeten houden met de gevolgen voor het concurrentievermogen, het scheppen van banen en de armoede onder werkenden.
Beleidsmaatregelen om ervoor te zorgen dat eerlijke lonen een fatsoenlijke levensstandaard mogelijk maken, blijven belangrijk voor het scheppen van werkgelegenheid en het terugdringen van de armoede in de Unie, net als beleidsmaatregelen om de verenigbaarheid te waarborgen van betaalde arbeid en het recht op overheidsuitkeringen ter compensatie van de hindernissen waarmee gemarginaliseerde groepen worden geconfronteerd. Lidstaten die over nationale mechanismen voor het vaststellen van de wettelijke minimumlonen beschikken, moeten de sociale partners effectief en op een transparante en voorspelbare manier bij de desbetreffende loonvormingsprocedure betrekken. Bij de vaststelling van minimumlonen moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de productiviteit, met als doel onzekerheid en armoede onder werkenden tegen te gaan. Met het oog op opwaartse convergentie moet hierbij bijzondere aandacht worden besteed aan de lagere en middeninkomens. Deze mechanismen moeten rekening houden met de voor elke lidstaat specifieke armoede-indicatoren, en moeten rekening houden met de economische prestaties in de verschillende regio’s en sectoren. De lidstaten moeten de sociale dialoog versterken en maatregelen nemen tot uitbreiding van de dekking van collectieve onderhandelingen. Met inachtneming van de nationale praktijk en de autonomie van de sociale partners moeten de lidstaten en sociale partners er middels collectieve overeenkomsten of adequate wettelijke minimumlonen voor zorgen dat loondiscriminatie op grond van leeftijd of geslacht wordt geëlimineerd en dat alle werknemers recht hebben op een adequaat en billijk loon. Hierbij moeten de lidstaten en sociale partners rekening houden met de positieve gevolgen hiervan voor het concurrentievermogen, het scheppen van banen en de armoede onder werkenden.
Amendement 15
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 5 – alinea 3 bis (nieuw)
De lidstaten kunnen een beroep doen op het solidariteitsinstrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE). De lidstaten moeten ervoor zorgen dat financiële steun in het kader van SURE uitsluitend wordt verstrekt aan ondernemingen die de geldende collectieve overeenkomsten in acht nemen. De lidstaten moeten erop toezien dat begunstigde ondernemingen zich onthouden van de terugkoop van bedrijfsaandelen, het uitkeren van dividenden aan aandeelhouders of bonussen aan kaderpersoneel, en dat deze ondernemingen niet zijn geregistreerd in belastingparadijzen.
Amendement 16
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 6 – alinea 1
Tegen de achtergrond van technologische, ecologische en demografische veranderingen moeten de lidstaten de duurzaamheid, de productiviteit, de inzetbaarheid en het menselijk kapitaal vergroten door ervoor te zorgen dat mensen in de loop van hun leven voldoende relevante kennis, vaardigheden en competenties opdoen om te kunnen voldoen aan de huidige en toekomstige behoeften op de arbeidsmarkt. Ook moeten de lidstaten investeren in hun onderwijs- en opleidingsstelsels en ze aanpassen om hoogwaardig en inclusief onderwijs te bieden, waaronder beroepsonderwijs en -opleiding. De lidstaten moeten samenwerken met de sociale partners, de aanbieders van onderwijs en opleiding, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden om structurele zwakke punten in de onderwijs- en opleidingsstelsels weg te werken en de kwaliteit en relevantie daarvan voor de arbeidsmarkt te verbeteren, mede met het oog op de ecologische transitie. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de uitdagingen van het beroep van leerkracht. De onderwijs- en opleidingsstelsels moeten alle lerenden sleutelcompetenties bijbrengen, waaronder basis- en digitale vaardigheden maar ook transversale competenties om de basis voor aanpassingsvermogen later in het leven te leggen. De lidstaten moeten ernaar streven de overdracht van opleidingsrechten tijdens loopbaanveranderingen zeker te stellen, waar nodig door middel van individuele leerrekeningen. Zij moeten iedereen in staat stellen te anticiperen op de behoeften van de arbeidsmarkt en zich daaraan beter aan te passen, met name door middel van voortdurende om- en bijscholing, met als doel eerlijke en rechtvaardige transities voor iedereen te ondersteunen, de sociale resultaten te versterken, tekorten op de arbeidsmarkt tegen te gaan en de economie in het algemeen schokbestendiger te maken.
Tegen de achtergrond van voortdurende technologische en ecologische veranderingen, demografische wijzigingen en de huidige uitdagingen moeten de lidstaten de sociale rechten, duurzaamheid, productiviteit, inzetbaarheid en menselijke capaciteiten bevorderen door ervoor te zorgen dat mensen in de loop van hun leven voldoende relevante kennis, vaardigheden en competenties opdoen om te kunnen inspelen op de huidige werkloosheidscrisis en zich te kunnen aanpassen aan de huidige en toekomstige behoeften op de arbeidsmarkt. Om op de crisis te kunnen reageren, moeten de lidstaten zorgen voor de omscholing en bijscholing van hun beroepsbevolking. Daarnaast moeten de lidstaten investeren in hun openbare onderwijs- en opleidingsstelsels, met als doel hoogwaardig en inclusief onderwijs te bieden, inclusief beroepsonderwijs en -opleiding en formele en informele vormen van een leven lang leren. De lidstaten moeten samenwerken met de sociale partners, de aanbieders van onderwijs en opleiding, het bedrijfsleven, sociale niet-gouvernementele organisaties en andere relevante belanghebbenden om structurele en nieuwe zwakke punten in de onderwijs- en opleidingsstelsels weg te werken en de kwaliteit en relevantie daarvan voor de arbeidsmarkt te verbeteren. De lidstaten moeten aandacht besteden aan de behoeften van sectoren waar een chronisch tekort aan vaardigheden heerst. Op die manier maken zij niet alleen de milieutransitie mogelijk, maar ook de technologische en digitale veranderingen die oplossingen op basis van kunstmatige intelligentie zullen opleveren. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de uitdagingen van het beroep van leerkracht. De onderwijs- en opleidingsstelsels moeten alle lerenden sleutelcompetenties bijbrengen, zoals basis- en digitale vaardigheden maar ook transversale competenties om de basis voor aanpassingsvermogen later in het leven te leggen, en de leerkrachten voorbereiden op het overbrengen van de competenties aan hun leerlingen. De lidstaten moeten ernaar streven de overdracht van opleidingsrechten tijdens loopbaanveranderingen zeker te stellen, door middel van individuele leerrekeningen. Zij moeten er tegelijkertijd voor zorgen dat deze aanpak de humanistische aard van het onderwijs en de aspiraties van het individu niet in gevaar brengt. Het is essentieel dat de lidstaten tijdig actie ondernemen om te verhinderen dat individuen en gemeenschappen worden getekend door het feit dat zij buiten de arbeidsmarkt staan, met als doel eerlijke en rechtvaardige transities voor iedereen te ondersteunen. Dit moet met name gebeuren door middel van voortdurende om- en bijscholing, werkloosheidsuitkeringen die dekkend en hoog genoeg zijn, sterkere sociale resultaten, het aanpakken van tekorten op de arbeidsmarkt en het schokbestendiger maken van de economie in het algemeen.
Amendement 17
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 6 – alinea 2
De lidstaten moeten gelijke kansen voor iedereen bevorderen door ongelijkheden in de onderwijs- en opleidingsstelsels aan te pakken, onder meer door toegang te bieden tot kwalitatief goed onderwijs voor jonge kinderen. Zij moeten het algemene onderwijsniveau verhogen, het aantal jongeren dat voortijdig de school verlaat verminderen, de toegang tot en afronding van het tertiair onderwijs verhogen en de deelname van volwassenen aan permanent leren vergroten, met name onder lerenden uit kansarme groepen en met lage kwalificaties. Rekening houdend met de nieuwe eisen van een digitale, groene en vergrijzende samenleving, moeten de lidstaten werkplekleren in hun stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding een grotere rol geven (onder meer door kwalitatief goede en effectieve leerlingplaatsen) en het aantal afgestudeerden op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) verhogen, zowel in het middelhoge niveau van beroepsonderwijs en -opleiding als in het tertiair onderwijs. Verder moeten de lidstaten de relevantie van tertiair onderwijs en onderzoek voor de arbeidsmarkt vergroten, de monitoring en prognose van vaardigheden verbeteren, vaardigheden zichtbaarder en beter vergelijkbaar maken, ook die welke in het buitenland zijn verworven, en meer mogelijkheden bieden voor de erkenning en validering van vaardigheden en competenties die buiten formeel onderwijs of formele opleiding zijn verworven. Zij moeten het aanbod en het gebruik van flexibele vormen van vervolgonderwijs of -opleiding verbeteren en uitbreiden. De lidstaten moeten ook laaggeschoolde volwassenen ondersteunen om op lange termijn (beter) inzetbaar te blijven door de toegang tot en gebruikmaking van hoogwaardige leermogelijkheden te verbeteren. Dit kan door gebruik te maken van bijscholingstrajecten, met onder andere een beoordeling van de vaardigheden, een op de marktkansen afgestemd aanbod van onderwijs en opleiding, en de validering en erkenning van verworven vaardigheden.
De lidstaten moeten gelijke kansen voor iedereen bevorderen door ongelijkheden in de onderwijs- en opleidingsstelsels weg te werken, onder meer door toegang te bieden tot kwalitatief hoogstaand, universeel en inclusief onderwijs voor jonge kinderen. Zij moeten het algemene onderwijsniveau verhogen, het aantal jongeren dat voortijdig de school verlaat verminderen, de toegang tot en afronding van het tertiair onderwijs verhogen en de deelname van volwassenen aan permanent leren vergroten, met name onder lerenden uit kansarme groepen, die vaak het laagst geschoold zijn. Rekening houdend met de nieuwe eisen van een digitale, groene en vergrijzende samenleving en met de bestaande genderstereotypen moeten de lidstaten werkplekleren in hun stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding een grotere rol geven (onder meer door kwalitatief goede en effectieve leerlingplaatsen) en - zonder evenwel het belang van aanhoudende investeringen in de menswetenschappen te onderschatten - het aantal afgestudeerden op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) verhogen aan de hand van een vanuit genderperspectief evenwichtige aanpak in zowel het middelhoge niveau van beroepsonderwijs en -opleiding als het tertiair onderwijs. Verder moeten de lidstaten waar nodig de relevantie van tertiair onderwijs en onderzoek voor de arbeidsmarkt vergroten, duaal onderwijs en gezamenlijke onderwijsactiviteiten bevorderen, de monitoring en prognose van vaardigheden verbeteren, vaardigheden zichtbaarder en beter vergelijkbaar maken, ook die welke in het buitenland zijn verworven, en meer mogelijkheden bieden voor de erkenning en officiële validering van vaardigheden en competenties die zowel binnen als buiten formeel onderwijs of formele opleiding zijn verworven. Zij moeten het aanbod en het gebruik van flexibeler en inclusievere vormen van vervolgonderwijs of -opleiding verbeteren en uitbreiden. De lidstaten moeten investeren in banenplannen en socialebeschermingsstelsels voor mensen die zich niet kunnen laten omscholen en laaggeschoolde volwassenen via overheidsdiensten ondersteunen om een stabiele en hoogwaardige baan te vinden en om op lange termijn (beter) inzetbaar te blijven door de toegang tot en gebruikmaking van hoogwaardige leermogelijkheden te verbeteren. Dit kan door gebruik te maken van bijscholingstrajecten, met onder andere een beoordeling van de vaardigheden en een op de marktkansen afgestemd aanbod van onderwijs en opleiding. In overeenstemming met de relevante verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) moet het recht op betaald educatief verlof voor beroepsdoeleinden worden gepromoot, zodat werknemers tijdens hun werkuren opleidingsprogramma’s kunnen volgen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om opleidingen en onderwijs op afstand te verbeteren, zodat iedereen er toegang tot heeft, en moeten hierbij ten volle rekening houden met de behoeften van mensen met een handicap.
Amendement 18
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 6 – alinea 3
De lidstaten moeten werklozen en inactieve personen tijdig doeltreffende, gecoördineerde bijstand op maat verlenen in de vorm van hulp bij het zoeken van een baan, opleiding, omscholing en toegang tot andere ondersteunende diensten. Er moeten zo snel mogelijk brede strategieën worden ontwikkeld die onder andere een diepgaande individuele beoordeling van de werkloosheid omvatten om langdurige en structurele werkloosheid niet alleen sterk terug te dringen, maar ook te voorkomen. Er moeten oplossingen worden gezocht voor de jeugdwerkloosheid en jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben, door voortijdig schoolverlaten te voorkomen en de overgang van school naar werk structureel te verbeteren, onder andere door middel van een volledige uitvoering van de jongerengarantie15.
De lidstaten moeten werklozen tijdig doeltreffende, gecoördineerde bijstand op maat verlenen in de vorm van hulp bij het zoeken van een baan, opleiding, omscholing en toegang tot andere ondersteunende diensten, met name op het gebied van gezondheidszorg en huisvesting. Er moeten zo snel mogelijk brede strategieën worden ontwikkeld die onder andere een diepgaande individuele beoordeling van werklozen omvatten om het gevaar van een toename van de langdurige en structurele werkloosheid niet alleen sterk terug te dringen, maar ook te voorkomen. Hierbij gaat het onder meer om strategieën om de werkloosheid bij personen met een handicap en andere benadeelde groepen terug te dringen. De lidstaten moeten met medewerking van de sociale partners mechanismen en systemen ter ondersteuning van de overgang naar een nieuwe baan opzetten of deze mechanismen en systemen verbeteren, met de hulp van het Europees Sociaal Fonds. De aanpak van de jeugdwerkloosheid, onzekere arbeidsvoorwaarden van jonge mensen, en de problematiek van jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben (NEET’s), moet een prioriteit blijven. Dit kan gebeuren door voortijdig schoolverlaten te voorkomen, toegang te bieden tot opleidingen voor de sectoren van de toekomst in verband met de groene en digitale economie, structurele verbetering van de overgang van school naar werk, en toegang te bieden tot kwaliteitsbanen waarmee de toename van onzeker werk onder jongeren wordt tegengegaan. Deze kwesties moeten ook worden aangepakt aan de hand van een vernieuwde en doeltreffende jongerengarantie waarmee kwalitatief hoogstaande banen en opleidingen kunnen worden geboden en waarbij alle relevante belanghebbenden op zinvolle wijze worden betrokken.
__________________
15 PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
Amendement 19
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 6 – alinea 4
De lidstaten moeten ernaar streven belemmeringen en ontmoedigende factoren weg te nemen en prikkels te bieden, in verband met de participatie op de arbeidsmarkt, met name voor tweede verdieners met een laag inkomen en degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. De lidstaten moeten via onder meer gerichte financiële ondersteuningsmaatregelen en diensten ondersteuning bieden voor aangepaste werkomgevingen, zodat personen met een handicap kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en aan het maatschappelijk leven.
De lidstaten moeten ernaar streven belemmeringen en ontmoedigende factoren weg te nemen en prikkels te bieden voor deelname aan de arbeidsmarkt, met name voor benadeelde groepen en voor diegenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. De lidstaten moeten via onder meer gerichte financiële ondersteuningsmaatregelen en diensten ondersteuning bieden voor aangepaste werkomgevingen, zodat personen met een handicap kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt en aan het maatschappelijk leven.
Amendement 20
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 6 – alinea 5
De lidstaten moeten werk maken van gelijkheid van vrouwen en mannen en een grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, onder meer door te zorgen voor gelijke kansen en loopbaanontwikkeling en belemmeringen voor het bekleden van leiderschapsposities op alle besluitvormingsniveaus weg te nemen. De loonkloof tussen vrouwen en mannen moet worden aangepakt. Er moet worden gezorgd voor gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk en loontransparantie. Het combineren van werk, gezin en privéleven moet voor zowel vrouwen als mannen worden bevorderd, in het bijzonder door toegang te bieden tot langdurige zorg en onderwijs en opvang voor jonge kinderen die zowel hoogwaardig als betaalbaar zijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ouders en andere personen met zorgtaken toegang hebben tot gepaste verlofregelingen om gezinsredenen en flexibele werkregelingen, zodat een goede combinatie van werk en gezinsleven mogelijk is, en zij moeten een evenwichtig gebruik van verlofrechten tussen vrouwen en mannen bevorderen.
De lidstaten moeten werk maken van gelijkheid van vrouwen en mannen en een grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, onder meer door te zorgen voor gelijke kansen en loopbaanontwikkeling en belemmeringen voor het bekleden van leiderschapsposities op alle besluitvormingsniveaus weg te nemen. De lidstaten moeten hun uiterste best doen om het minimumpercentage zoals vastgesteld in de voorgestelde richtlijn inzake de verbetering van de man-vrouwverhouding onder bestuurders van ondernemingen goed te keuren en uit te voeren1 bis. De kloof inzake loon, pensioen en werkgelegenheid tussen vrouwen en mannen moet worden gedicht. Moederschaps- en ouderschapsverlof moeten adequaat worden gewaardeerd, zowel op het gebied van de bijdragen als op het gebied van pensioenrechten, zodat duidelijk wordt weergegeven dat de opvoeding van toekomstige generaties belangrijk is, met name in een vergrijzende samenleving. Er moet worden gezorgd voor gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk en loontransparantie, onder meer door de invoering van een index voor gelijke beloning voor mannen en vrouwen. Het combineren van werk, gezin en privéleven moet voor zowel vrouwen als mannen worden bevorderd, in het bijzonder door toegang te bieden tot langdurige zorg die zowel hoogwaardig als betaalbaar is, tot onderwijs en opvang voor jonge kinderen en tot onderwijs en opvang gedurende het gehele leven. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ouders en andere personen met zorgtaken toegang hebben tot gepaste verlofregelingen om gezinsredenen en flexibele werkregelingen, zodat een goede combinatie van werk en gezinsleven mogelijk is, en zij moeten een evenwichtig gebruik van verlofrechten tussen vrouwen en mannen bevorderen. Zij moeten werken aan de invoering van volledig betaald zwangerschaps- en vaderschapsverlof.
_____________
1 bis COM(2012)0614.
Amendement 21
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 1
De lidstaten moeten samen met de sociale partners werken aan eerlijke, transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, waarbij de rechten en verplichtingen moeten worden afgewogen, zodat zij van een dynamische en productieve beroepsbevolking, nieuwe arbeidspatronen en bedrijfsmodellen kunnen profiteren. Zij moeten segmentatie op de arbeidsmarkt voorkomen en terugdringen, zwartwerk bestrijden en de overgang naar arbeidsrelaties voor onbepaalde tijd bevorderen. Regels voor bescherming van de werkgelegenheid, arbeidswetgeving en instellingen moeten allemaal bijdragen tot zowel een gunstig wervingsklimaat als de nodige flexibiliteit voor werkgevers om snel in te spelen op economische veranderingen, maar tegelijk moeten een passende bescherming van en een gezonde, veilige en aangepaste werkomgeving voor werknemers worden behouden, waarbij de arbeidsrechten worden beschermd en sociale bescherming gewaarborgd is. Arbeidsrelaties die leiden tot onzekere arbeidsvoorwaarden moeten worden voorkomen, onder meer in het geval van platformwerkers en misbruik van atypische arbeidsovereenkomsten. In het geval van onrechtmatig ontslag moet er toegang zijn tot effectieve en onpartijdige geschillenbeslechting en moet verhaalrecht bestaan, met inbegrip van gepaste compensatie.
De lidstaten moeten samen met de sociale partners werken aan eerlijke, transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, waarbij de rechten en verplichtingen moeten worden afgewogen, zodat zij van een dynamische en productieve beroepsbevolking, nieuwe arbeidspatronen en bedrijfsmodellen kunnen profiteren. De Commissie en de lidstaten moeten concrete maatregelen nemen om de sociale dialoog op alle niveaus evenals collectieve onderhandelingen te bevorderen en te versterken, onder meer aan de hand van Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 1 bis . Zij moeten segmentatie op de arbeidsmarkt voorkomen en terugdringen, zwartwerk en schijnzelfstandigheid bestrijden en de overgang naar arbeidsrelaties voor onbepaalde tijd bevorderen. Regels voor bescherming van de werkgelegenheid, arbeidswetgeving en instellingen moeten allemaal bijdragen tot een gunstig klimaat voor het scheppen van stabiele banen van goede kwaliteit, en moeten tegelijk garanderen dat werknemers over een veilige, gezonde en adequate werkomgeving beschikken, waarbij de arbeidsrechten en een fatsoenlijke mate van sociale bescherming worden gegarandeerd. Daarnaast moeten de lidstaten samenwerken met vakbondsvertegenwoordigers teneinde een gezonde en veilige werkomgeving tot stand te brengen, waarbij speciale aandacht wordt geschonken aan de preventie van werkgerelateerde ongevallen en ziekten. Arbeidsrelaties die leiden tot onzekere arbeidsvoorwaarden en loonconcurrentie moeten worden voorkomen, onder meer in het geval van platformwerkers. Er mag geen sprake zijn van misbruik van atypische arbeidsovereenkomsten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat al deze werknemers daadwerkelijk over billijke arbeidsvoorwaarden en sociale rechten beschikken en dat zij toegang hebben tot adequate sociale bescherming en beter worden vertegenwoordigd. Hiertoe moeten de lidstaten het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie uit 1974 van de IAO volledig ten uitvoer leggen, en investeren in doeltreffende arbeidsinspecties door afdoende gemachtigde bevoegde autoriteiten. Voorts moeten zij in het kader van de Europese Arbeidsautoriteit hun inspanningen ter bestrijding van grensoverschrijdend misbruik coördineren en onderling samenwerken. In het geval van onrechtmatig ontslag moet er toegang zijn tot effectieve en onpartijdige geschillenbeslechting en moet verhaalrecht bestaan, met inbegrip van gepaste compensatie. De lidstaten moeten zich baseren op het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening en op Europese agentschappen om empirisch onderbouwde goede praktijken in kaart te brengen, wederzijds leren te stimuleren en een grotere mate van coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid te bevorderen.
____________
1 bis. Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PB L 122 van 16.5.2009, blz. 28).
Amendement 22
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 2
Het beleid moet gericht zijn op verbetering en ondersteuning van participatie op, aanpassing aan en overgangen op de arbeidsmarkt. De lidstaten moeten mensen die kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt, daadwerkelijk daartoe activeren en in staat stellen. De lidstaten moeten de doeltreffendheid van het actief arbeidsmarktbeleid versterken door de doelgerichtheid, de reikwijdte en het toepassingsgebied ervan te vergroten en door het beter te koppelen aan inkomenssteun voor werklozen, terwijl zij werk zoeken, en op basis van hun rechten en plichten. De lidstaten moeten streven naar doeltreffendere en efficiëntere openbare diensten voor arbeidsvoorziening die werkzoekenden ondersteunen met tijdige bijstand op maat, de vraag op de arbeidsmarkt ondersteunen en resultaatgericht beheer uitvoeren.
Het beleid moet gericht zijn op verbetering en ondersteuning van participatie op, aanpassing aan en transities op de arbeidsmarkt, in het bijzonder de digitale en ecologische transitie, en moet ook de werkgelegenheid in benadeelde gebieden bevorderen. De lidstaten moeten mensen die kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt, doeltreffend stimuleren om een hoogwaardige baan te vinden. De lidstaten moeten de doeltreffendheid van het actief arbeidsmarktbeleid versterken door de doelgerichtheid, de reikwijdte en het toepassingsgebied ervan te vergroten en door fatsoenlijke inkomenssteun te garanderen voor werklozen die een baan zoeken. De lidstaten moeten streven naar doeltreffendere en efficiëntere openbare diensten voor arbeidsvoorziening, ook voor grensarbeiders, werkzoekenden tijdige bijstand op maat bieden en de vraag op de arbeidsmarkt ondersteunen. Hoogwaardige werkgelegenheid moet de doelstelling van deze diensten vormen.
Amendement 23
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 3
De lidstaten moeten voor werklozen voorzien in adequate uitkeringen van redelijke duur, in overeenstemming met hun bijdragen en de nationale bepalingen om in aanmerking te komen. Deze uitkeringen mogen een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt niet ontmoedigen en moeten gepaard gaan met een actief arbeidsmarktbeleid.
De lidstaten moeten voor werklozen voorzien in adequate uitkeringen van toereikende duur, in overeenstemming met hun bijdragen en de nationale bepalingen om in aanmerking te komen. Deze uitkeringen moeten gepaard gaan met een actief arbeidsmarktbeleid en moeten worden ondersteund door mechanismen voor wederzijds leren tussen de lidstaten onderling.
Amendement 24
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 4
De mobiliteit van lerenden en werknemers moet op passende wijze worden ondersteund om hun inzetbaarheid en vaardigheden te verbeteren en het potentieel van de Europese arbeidsmarkt optimaal te benutten, waarbij ook moet worden gezorgd voor eerlijke voorwaarden voor iedereen die een grensoverschrijdende activiteit verricht en er meer administratieve samenwerking moet komen tussen nationale overheden met betrekking tot mobiele werknemers. Belemmeringen voor mobiliteit op het gebied van onderwijs en opleiding, bedrijfs- en individuele pensioenen en erkenning van kwalificaties moeten worden weggenomen en de erkenning van kwalificaties moet gemakkelijker worden. De lidstaten moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat administratieve procedures werknemers uit andere lidstaten, waaronder grensarbeiders, niet onnodig belemmeren om aan het werk te gaan. Ook moeten de lidstaten misbruik van de bestaande regels voorkomen en de onderliggende oorzaken van “braindrain” uit bepaalde regio’s aanpakken, onder andere met passende regionale ontwikkelingsmaatregelen.
De lidstaten moeten in dit verband de mobiliteit van de beroepsbevolking in heel Europa ondersteunen, met als doel nieuwe arbeidsmogelijkheden te creëren voor werknemers. De mobiliteit van lerenden moet tijdens hun opleiding op passende wijze worden ondersteund, met name middels een versterking van het mobiliteitsprogramma Erasmus+, waarmee lerenden hun expertise kunnen uitbreiden en hun vaardigheden kunnen versterken. Werknemers moeten ook stimulansen ontvangen, zodat hun inzetbaarheid en vaardigheden toenemen en zodat het volledige potentieel van de Europese arbeidsmarkt wordt benut. Om de rechten te garanderen van en billijke arbeidsvoorwaarden te waarborgen voor al wie een grensoverschrijdende activiteit uitoefent, moet de overdraagbaarheid van rechten en uitkeringen worden vergroot. Dit vereist administratieve samenwerking tussen de nationale overheden met betrekking tot mobiele werknemers. Belemmeringen voor mobiliteit op het gebied van onderwijs en opleiding, bedrijfs- en individuele pensioenen en erkenning van kwalificaties moeten worden weggenomen en de erkenning van kwalificaties moet gemakkelijker worden. De lidstaten moeten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat administratieve procedures werknemers uit andere lidstaten, waaronder grensarbeiders, niet onnodig belemmeren om aan het werk te gaan. De lidstaten moeten zich inzetten voor de digitalisering van overheidsdiensten om een billijke mobiliteit van werknemers te vergemakkelijken, met name op het gebied van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Het is belangrijk dat de lidstaten rekening houden met mobiele werknemers, inclusief grensarbeiders, bij de uitvoering van maatregelen zoals het sluiten van de grenzen om de verspreiding van COVID-19 te beperken, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid en veiligheid, belastingen, sociale zekerheid en coördinatie. De lidstaten moeten mobiele werknemers en grensarbeiders toelaten de grenzen over te steken, wanneer dit volgens de gezondheids- en veiligheidsrichtsnoeren van het EU-OSHA als veilig wordt beschouwd. Ook moeten de lidstaten misbruik van de bestaande regels voorkomen en de onderliggende oorzaken van de voor de ontwikkeling en aantrekkelijkheid van bepaalde regio’s schadelijke “braindrain” uit die gebieden aanpakken, onder andere met passende regionale ontwikkelingsmaatregelen. De lidstaten moeten de relevante EU-instrumenten, zoals het banennetwerk Eures, promoten en gebruiken, en meer grensoverschrijdende partnerschappen opzetten ter ondersteuning van mobiele werknemers in grensoverschrijdende regio’s.
Amendement 25
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 5
Voortbouwend op de bestaande nationale praktijk en met het oog op een effectievere sociale dialoog en betere sociaal-economische resultaten, moeten de lidstaten de sociale partners tijdig op zinvolle wijze betrekken bij het formuleren en uitvoeren van werkgelegenheidsgerelateerde, sociale en, in voorkomend geval, economische hervormingen en beleidslijnen, onder meer door een verbeterde capaciteit van de sociale partners te ondersteunen. De lidstaten moeten de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen bevorderen. De sociale partners moeten worden aangemoedigd te onderhandelen en collectieve overeenkomsten te sluiten op gebieden die voor hen van belang zijn, met volledige inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie.
Voortbouwend op de bestaande nationale praktijk en met het oog op en ter bevordering van een effectievere en versterkte sociale dialoog en betere sociaal-economische resultaten, moeten de lidstaten de sociale partners tijdig op zinvolle wijze betrekken bij het formuleren en uitvoeren van werkgelegenheidsgerelateerde, sociale en, in voorkomend geval, economische hervormingen en beleidslijnen, onder meer door een verbeterde capaciteit van de sociale partners te ondersteunen. De lidstaten moeten de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen versterken en stimuleren. De sociale partners moeten worden aangemoedigd te onderhandelen en collectieve overeenkomsten te sluiten op gebieden die voor hen van belang zijn, met volledige inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie.
Amendement 26
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 6
Waar relevant moeten de lidstaten, voortbouwend op de bestaande nationale praktijk, rekening houden met de ervaring die de betrokken maatschappelijke organisaties hebben opgedaan met betrekking tot werkgelegenheid en sociale kwesties.
Waar relevant moeten de lidstaten, voortbouwend op de bestaande nationale praktijk, rekening houden met de ervaring met betrekking tot werkgelegenheid en sociale kwesties die is opgedaan door de betrokken maatschappelijke organisaties, onder meer organisaties die groepen vertegenwoordigen die moeilijk toegang krijgen tot kwaliteitswerk.
Amendement 27
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 6 bis (nieuw)
Een gezonde en veilige werkplek is essentieel om het risico op besmetting met en de verspreiding van virussen en andere ziekten tegen te gaan. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat werkgevers de verantwoordelijkheid nemen voor de gezondheid en veiligheid van hun werknemers en dat zij hun werknemers en de vertegenwoordigers van hun werknemers adequate informatie verstrekken, risicobeoordelingen verrichten en preventiemaatregelen nemen. Het aantal dodelijke arbeidsongevallen en beroepsgerelateerde gevallen van kanker bijvoorbeeld moet worden verminderd door bindende grenswaarden vast te stellen voor beroepsmatige blootstelling, en er moet eveneens rekening worden gehouden met psychosociale gezondheidsrisico’s op het werk en met beroepsziekten. Om de werking van de arbeidsmarkten te verbeteren, moeten de lidstaten investeren in gezondheid en veiligheid op het werk, en moeten zij zorgen voor passende middelen en voorzieningen voor arbeidsinspectiediensten en vakbondsvertegenwoordigers op het gebied van gezondheid en veiligheid.
Amendement 38
Voorstel voor een besluit
Bijlage – Richtsnoer 7 – alinea 6 ter (nieuw)
De lidstaten moeten samenwerken bij het verstrekken van sociale bescherming voor mobiele werknemers en voor zelfstandigen die niet in de lidstaat wonen waar zij werken. De modernisering van de socialebeschermingsstelsels moet bevorderlijk zijn voor de beginselen van de Europese arbeidsmarkt en voorzien in duurzame, universele en grensoverschrijdende sociale bescherming die geen lacunes vertoont en voor een productieve beroepsbevolking zorgt.
Amendement 29
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 7 – alinea 6 quater (nieuw)
De lidstaten moeten de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de arbeidsmarkt helpen opvangen door steun te bieden aan werknemers die tijdelijk “technisch werkloos” zijn doordat hun werkgevers zich gedwongen hebben gezien hun bedrijfsactiviteiten te staken, alsook aan zelfstandigen en kleine ondernemingen, zodat deze hun personeel kunnen behouden en hun activiteiten kunnen voortzetten.
Amendement 30
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 8 – alinea 1
De lidstaten moeten inclusieve arbeidsmarkten bevorderen die voor iedereen openstaan, door doeltreffende maatregelen te nemen om alle vormen van discriminatie te bestrijden en gelijke kansen voor ondervertegenwoordigde groepen op de arbeidsmarkt te bevorderen, met de nodige aandacht voor de regionale en territoriale dimensie. Zij moeten zorgen voor gelijke behandeling op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, gezondheidszorg en langdurige zorg, onderwijs en toegang tot goederen en diensten, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
In het kader van een geïntegreerde strategie voor actieve inclusie moeten de lidstaten sociale rechten en inclusieve arbeidsmarkten bevorderen die voor iedereen openstaan, door doeltreffende maatregelen te nemen om alle vormen van discriminatie te bestrijden en gelijke kansen voor ondervertegenwoordigde groepen op de arbeidsmarkt te bevorderen, met de nodige aandacht voor de regionale en territoriale dimensie. Zij moeten zorgen voor gelijke beloning voor gelijk werk op dezelfde werkplek, evenals gelijke behandeling op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, gezondheidszorg en langdurige zorg, huisvesting, onderwijs en toegang tot goederen en diensten, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, nationaliteit, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
Amendement 31
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 8 – alinea 2
De lidstaten moeten de socialebeschermingsstelsels moderniseren om te voorzien in een adequate, doeltreffende, efficiënte en duurzame sociale bescherming in alle levensfasen, om sociale inclusie en opwaartse sociale mobiliteit te stimuleren, arbeidsmarktparticipatie aantrekkelijker te maken en ongelijkheid aan te pakken, onder meer via de opzet van hun belasting- en uitkeringsstelsels. Het aanvullen van algemene benaderingswijzen met selectieve zal de doeltreffendheid van de socialebeschermingsstelsels verhogen. De modernisering van de socialebeschermingsstelsels moet leiden tot betere toegang, kwaliteit, toereikendheid en duurzaamheid.
De lidstaten moeten hun socialebeschermingsstelsels moderniseren en erin investeren om te voorzien in een adequate, doeltreffende, efficiënte en duurzame sociale bescherming voor iedereen in alle levensfasen, om armoede te bestrijden en sociale inclusie en opwaartse sociale convergentie te stimuleren, arbeidsmarktparticipatie en de toegang tot hoogwaardige banen te ondersteunen en ongelijkheid aan te pakken, onder meer via de progressieve opzet van hun belasting- en uitkeringsstelsels. Het aanvullen van algemene benaderingswijzen met selectieve zal de doeltreffendheid van de socialebeschermingsstelsels verhogen en leiden tot betere toegang, kwaliteit, toereikendheid en duurzaamheid.
Amendement 32
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 8 – alinea 3
De lidstaten moeten de drie componenten van actieve inclusie ontwikkelen en integreren: voldoende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot kwalitatief goede, op de individuele behoeften afgestemde ondersteuningsdiensten. In de socialebeschermingsstelsels moet iedereen die over onvoldoende middelen beschikt toegang hebben tot toereikende voorzieningen voor een minimuminkomen en moet sociale inclusie worden gestimuleerd door mensen, onder meer via gerichte sociale diensten, aan te moedigen actief deel te nemen aan de arbeidsmarkt en de samenleving.
De lidstaten moeten de drie componenten van actieve inclusie ontwikkelen en integreren: voldoende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot kwalitatief goede, op de individuele behoeften afgestemde diensten. In de socialebeschermingsstelsels moet iedereen die over onvoldoende middelen beschikt toegang hebben tot toereikende voorzieningen voor een minimuminkomen en moet sociale inclusie worden gestimuleerd door mensen, onder meer via gerichte sociale diensten, te helpen actief deel te nemen aan de arbeidsmarkt en de samenleving.
Amendement 33
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 8 – alinea 4
De beschikbaarheid van betaalbare, toegankelijke en hoogwaardige diensten zoals onderwijs en opvang voor jonge kinderen, buitenschoolse opvang, onderwijs, opleiding, huisvesting, gezondheidszorg en langdurige zorg is een vereiste om gelijke kansen te garanderen. Er moet specifieke aandacht uitgaan naar de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting, waaronder armoede onder werkenden en kinderen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat iedereen, ook kinderen, toegang heeft tot essentiële diensten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat mensen in nood en kwetsbare personen toegang hebben tot passende sociale huisvesting of bijstand op het gebied van huisvesting. Bij deze dienstverlening moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van personen met een handicap, onder andere wat toegankelijkheid betreft. Voor dak- en thuisloosheid is een specifieke aanpak nodig.
Rekening houdend met de aanhoudende alarmerende armoedecijfers, die aanzienlijk hoger zijn dan de in 2010 in de Europa 2020-strategie vastgestelde armoededoelstelling, en gezien de impact van de COVID-19-crisis, zijn er meer inspanningen nodig om armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan. Hierbij moet speciale aandacht worden besteed aan en zijn horizontale strategieën nodig voor armoede onder werkenden, kinderen, ouderen, alleenstaande ouders en met name moeders, etnische minderheden, migranten, personen met een handicap en daklozen. Tegelijkertijd moet er bijzondere aandacht worden besteed aan de mogelijke gevolgen van de COVID-19-crisis voor andere bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld mensen met onzeker werk of mensen die pas werkloos zijn. Wat investeringen in kinderen betreft, moeten de lidstaten een kindergarantie vaststellen waarmee kinderarmoede wordt aangepakt en het welzijn van kinderen wordt bevorderd en waarmee wordt bijgedragen tot gelijke toegang voor alle kinderen tot gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs, gratis kinderopvang, fatsoenlijke huisvesting en gepaste voeding. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot kwaliteitsdiensten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat mensen in nood en kwetsbare personen toegang hebben tot passende sociale huisvesting of bijstand op het gebied van huisvesting. Met het oog op een rechtvaardige transitie moeten zij maatregelen nemen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van bestaande huisvesting en in het kader van de Europese Green deal moeten zij oplossingen vinden voor het probleem van energiearmoede. De lidstaten moeten ook zorgen voor aangepaste diensten voor daklozen. Voorts moeten de lidstaten het probleem van het groeiende aantal huisuitzettingen aanpakken. Bij deze dienstverlening moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van personen met een handicap, onder andere wat de toegankelijkheid van de diensten betreft. Dakloosheid moet kordaat worden aangepakt, met als uitgangspunt “huisvesting eerst”.
Amendement 34
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 8 – alinea 5
De lidstaten moeten tijdige toegang tot betaalbare preventieve en curatieve gezondheidszorg en langdurige zorg van goede kwaliteit garanderen, en tegelijk de duurzaamheid ervan op lange termijn vrijwaren.
De COVID-19-crisis toont aan dat er meer overheidsinvesteringen nodig zijn om te zorgen voor voldoende goed opgeleid personeel en een gezondheidszorg die toegankelijk is voor iedereen, ook voor kwetsbare groepen. Daarom moeten de lidstaten de universele toegang tot betaalbare openbare preventieve en curatieve gezondheidszorg en langdurige zorg van goede en duurzame kwaliteit garanderen.
Amendement 35
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 8 – alinea 5 bis (nieuw)
De lidstaten moeten de gezondheid van hun ouderen waarborgen, hun ziekenhuisopname en behandeling garanderen en elke vorm van discriminatie op grond van leeftijd vermijden.
Amendement 36
Voorstel voor een besluit
Bijlage I – Richtsnoer 8 – alinea 6
Door de stijgende levensverwachting en demografische veranderingen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de pensioenstelsels voor werknemers en zelfstandigen adequaat en houdbaar blijven; de stelsels moeten zowel vrouwen als mannen gelijke kansen bieden om pensioenrechten op te bouwen, onder meer via aanvullende stelsels die een adequaat inkomen garanderen. Pensioenhervormingen moeten gepaard gaan met maatregelen om het beroepsleven te verlengen, bijvoorbeeld door de effectieve pensioenleeftijd op te trekken, en moeten worden ingepast in strategieën voor actief ouder worden. De lidstaten moeten een constructieve dialoog met de sociale partners en andere belanghebbenden aangaan en zorgen dat de hervormingen geleidelijk worden ingevoerd.
Gelet op de stijgende levensverwachting en demografische veranderingen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de pensioenstelsels voor werknemers en zelfstandigen adequaat en houdbaar blijven; de stelsels moeten zowel vrouwen als mannen gelijke kansen bieden om pensioenrechten op te bouwen op basis van openbare pensioenstelsels en bedrijfspensioenregelingen zodat zij verzekerd zijn van een fatsoenlijk pensioeninkomen boven de armoedegrens. Pensioenhervormingen moeten gepaard gaan met maatregelen op basis van actief ouder worden, die werknemers van alle leeftijden optimale kansen bieden om tot aan de wettelijke pensioenleeftijd in goede, productieve en gezonde omstandigheden te werken. Hierbij moet het besluit van senioren om langer economisch actief te blijven, dan wel niet langer aan de arbeidsmarkt deel te nemen, worden geëerbiedigd. Er moeten specifieke maatregelen worden genomen op het gebied van arbeidsdemografie, gezondheid en veiligheid op het werk, het beheer van vaardigheden en bekwaamheid, en werkomgevingen voor een gezond en productief arbeidsleven, dit alles binnen een intergenerationele benadering. De bedoeling is dus om zowel de werkgelegenheid voor jongeren als de begeleiding van werknemers richting hun pensionering te bevorderen, en tegelijk te zorgen voor de overdracht van kennis en ervaring tussen generaties. De lidstaten moeten een constructieve dialoog aangaan met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, onder meer via een rechtstreekse dialoog met mensen die het risico lopen van armoede en uitsluiting op latere leeftijd, en zorgen voor een gepaste geleidelijke invoering van eventuele hervormingen.
Laatst bijgewerkt op: 9 december 2020Juridische mededeling - Privacybeleid