Resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2020 over de herziening van de richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur (2020/2549(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009(1),
– gezien Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010(2),
– gezien het op 17 april 2019 in eerste lezing aangenomen standpunt van het Parlement over de herziening van Verordening (EU) nr. 1316/2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen(3), en gezien het verzoek van het Parlement om de TEN-E-verordening (Verordening (EU) nr. 347/2013) in het licht van de huidige klimaat- en energiedoelstellingen van de Europese Unie te herzien,
– gezien Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering(4),
– gezien zijn resolutie van 4 oktober 2017 over de VN-klimaatconferentie van 2017 in Bonn, Duitsland (COP23)(5),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s getiteld “Een schone planeet voor iedereen: een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie” (COM(2018)0773),
– gezien zijn resolutie van 25 oktober 2018 over de VN-klimaatconferentie in 2018 in Katowice, Polen (COP24)(6),
– gezien het wetgevingspakket “Schone energie voor alle Europeanen”,
– gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de VN-klimaatconferentie van 2019 in Madrid, Spanje (COP25)(7),
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 12 december 2019, waarin de doelstelling van een klimaatneutrale EU tegen 2050 wordt bekrachtigt,
– gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu(8),
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s getiteld “De Europese Green Deal” (COM(2019)0640),
– gezien de kredietverleningscriteria van de Europese Investeringsbank op het gebied van energie,
– gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Green Deal(9),
– gezien artikel 172 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien de vraag aan de Commissie over de herziening van de richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur (O-000012/2020 – B9-0008/2020),
– gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie industrie, onderzoek en energie,
A. overwegende dat in Verordening (EU) nr. 347/2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur (de TEN-E-verordening) regels zijn vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van de TEN-E-netwerken, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het energiebeleid van de Unie;
B. overwegende dat in de TEN-E-verordening prioritaire corridors en thematische gebieden in de trans-Europese energie-infrastructuur worden geïdentificeerd en richtsnoeren worden gegeven voor de selectie van projecten van gemeenschappelijk belang (PGB’s); overwegende dat PGB’s krachtens de TEN-E-verordening financiële steun kunnen ontvangen uit de Connecting Europe Facility (CEF - financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen), en dat zij baat zouden hebben bij gestroomlijnde vergunningsprocedures en specifieke regelgeving die toegang tot grensoverschrijdende kostentoewijzingsmechanismen en stimulansen en meer transparantie biedt;
C. overwegende dat de eerste lijst van PGB’s werd vastgesteld in 2013 bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1391/2013 van de Commissie en 248 PGB’s omvatte, dat de tweede lijst, vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/89 van de Commissie, 195 PGB’s bevatte, en de bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/540 van de Commissie vastgestelde derde lijst 173 PGB’s telde; overwegende dat de Commissie op 31 oktober 2019 een vierde lijst heeft goedgekeurd, met 151 PGB’s;
D. overwegende dat de medewetgevers, zoals blijkt uit het standpunt in eerste lezing van het Parlement van 17 april 2019 over het voorstel voor een verordening inzake de Connecting Europe Facility voor de periode 2021-2027, voorlopig zijn overeengekomen dat de Commissie de doeltreffendheid en beleidscoherentie van de TEN-E-verordening moet evalueren in het licht van onder meer de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030, de langetermijnverbintenissen van de EU op het gebied van decarbonisatie en het beginsel “energie-efficiëntie eerst”; overwegende dat de Commissie deze evaluatie uiterlijk op 31 december 2020 aan het Parlement en de Raad moet voorleggen;
E. overwegende dat de TEN-E-verordening werd goedgekeurd voordat de Overeenkomst van Parijs werd aangenomen, en overwegende dat de ondertekenaars van deze overeenkomst zich ertoe hebben verbonden “de stijging van de gemiddelde mondiale temperatuur ruim onder 2 °C te houden ten opzichte van het pre-industriële niveau, en ernaar te blijven streven de stijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau”;
F. overwegende dat het energiebeleidslandschap in de Unie sinds de vaststelling van de TEN-E-verordening in 2013 als gevolg van verscheidene ontwikkelingen ingrijpend is veranderd;
G. overwegende dat energie een centrale rol speelt in de transitie naar een broeikasgasneutrale economie, en overwegende dat verdere inspanningen om het energiesysteem koolstofarm te maken bijgevolg noodzakelijk zijn om de Unie in staat te stellen uiterlijk tegen 2050 emissieneutraal te worden, de transitie in andere sectoren te ondersteunen en de toenemende vraag naar elektriciteit het hoofd te bieden;
H. overwegende dat de Unie met het oog op de verwezenlijking van haar klimaat- en energiedoelstellingen en het stimuleren van slimme, duurzame en inclusieve groei nood heeft aan actuele, hoogwaardige energie-infrastructuur die toekomstbestendig en kostenefficiënt is en de zekerheid van de energievoorziening kan waarborgen, onder meer middels de diversificatie van routes, bronnen en leveranciers;
I. overwegende dat in de TEN-E-verordening staat welke trans-Europese energie-infrastructuur prioritair moet worden verwezenlijkt om te kunnen voldoen aan de doelstellingen van de Unie op het gebied van energie en klimaat, en dat in de TEN-E-verordening eveneens de projecten van gemeenschappelijk belang worden genoemd die nodig zijn om deze prioriteiten te verwezenlijken;
J. overwegende dat prioritaire corridors, prioritaire gebieden en subsidiabiliteitscriteria moeten worden afgestemd op de evolutie van het energiesysteem en permanent moeten overeenstemmen met de beleidsprioriteiten van de Unie, met name in de context van de trajecten voor het koolstofarm maken van de economie op de lange termijn;
K. overwegende dat er adequate en onderling op elkaar afgestemde beleidsmaatregelen moeten worden genomen inzake de uitrol van infrastructuur en inzake energie-efficiëntie, zodat de doelstellingen en streefdoelen van de Unie op een zo kosteneffectief mogelijke wijze kunnen worden bereikt;
L. overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal, aandringt op “een herziening van de richtsnoeren voor trans-Europese energie (TEN-E) voordat de volgende lijst van projecten van gemeenschappelijk belang wordt aangenomen”;
1. is ingenomen met de aankondiging in de mededeling over de Europese Green Deal dat de TEN-E-richtsnoeren in 2020 zullen worden herzien;
2. verzoekt de Commissie om tegen eind 2020 met een voorstel te komen voor een herziening van de TEN-E-richtsnoeren, waarin met name rekening wordt gehouden met de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030, de langetermijnverbintenissen van de Unie inzake decarbonisatie, en het beginsel “energie-efficiëntie eerst”;
3. vraagt de Commissie om tegen eind 2020 met het oog op de transitie richtsnoeren te verstrekken over uitgaven in het kader van de Connecting Europe Facility en over de selectie van projecten voor de vijfde lijst van PGB’s, met als doel te waarborgen dat zowel uitgaven als selectie in overeenstemming zijn met de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs;
4. is van mening dat de in de TEN-E-richtsnoeren opgenomen criteria voor de toekenning van PGB-status moeten overeenstemmen met de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie, inclusief het doel van klimaatneutraliteit tegen 2050, die zijn vermeld in de conclusies van de Europese Raad van december 2019, alsook met elk van de vijf dimensies van de energie-unie, inclusief de doelstelling van betaalbaarheid;
5. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.