Resolutie van het Europees Parlement van 16 september 2020 over maatregelen van de EU om de bossen wereldwijd te beschermen en te herstellen (2019/2156(INI))
Het Europees Parlement,
– Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 11, artikel 191, lid 1, en artikel 208,
– gezien de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 april 2018(1),
– gezien de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s) 2015-2030 van de Verenigde Naties,
– gezien de Overeenkomst van Parijs die is gesloten tijdens de 21e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering (UNFCCC),
– gezien het Verdrag inzake biologische diversiteit van 1992, het mondiale strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020 en de biodiversiteitsdoelstellingen van Aichi,
– gezien de mededeling van de Commissie van 23 juli 2019 getiteld “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” (COM(2019)0352),
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640) en de resolutie van het Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal(2),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030: De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020)0380),
– gezien het actieplan van de EU inzake mensenrechten en democratie 2020-2024, het extern beleid van de EU inzake inheemse volkeren (2016), de conclusies van de Raad over inheemse volkeren van 15 mei 2017 en de Europese consensus inzake ontwikkeling van 2017,
– gezien de mededeling van de Commissie van 28 november 2018 getiteld “Een schone planeet voor iedereen – Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie” (COM(2018)0773),
– gezien de mededeling van de Commissie van 20 september 2013 getiteld “Een nieuwe EU-bosstrategie: ten bate van de bossen en de houtsector” (COM(2013)0659),
– gezien het eindverslag van 2013 over de studie van de Commissie getiteld “The impact of EU consumption on deforestation: Comprehensive analysis of the impact of EU consumption on deforestation”,
– gezien de in 2018 in opdracht van het directoraat-generaal Milieu van de Commissie verrichte haalbaarheidsstudie over mogelijkheden om meer EU-maatregelen tegen ontbossing te nemen,
– gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008 getiteld “De uitdagingen van ontbossing en aantasting van bossen aangaan om de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken” (COM(2008)0645),
– gezien het EU-actieplan inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Forest Law Enforcement, Governance and Trade, Flegt) van 2003, de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake Flegt met derde landen en het Flegt-werkplan voor de periode 2018-2022,
– gezien de resolutie van de Mensenrechtenraad van de VN van 21 maart 2019 over erkenning van de bijdrage van milieu- en mensenrechtenactivisten aan het genot van de mensenrechten, milieubescherming en duurzame ontwikkeling,
– gezien het verslag van de Voedsel- en landbouworganisatie van de VN (FAO) getiteld “The State of the World’s Forests 2020”,
– gezien het strategisch plan voor bossen 2017-2030 van de VN,
– gezien de speciale verslagen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over klimaatverandering, verwoestijning, bodemdegradatie, duurzaam landbeheer, voedselzekerheid en broeikasgasstromen in terrestrische ecosystemen, en haar vijfde evaluatierapport inzake klimaatverandering uit 2014: gevolgen, aanpassing en kwetsbaarheid,
– gezien het mondiaal evaluatieverslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het Intergouvernementeel Platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) van 31 mei 2019,
– gezien zijn resolutie van 16 januari 2020 over de 15e bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP15)(3),
– gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu(4),
– gezien zijn resolutie van 11 september 2018 over transparant en verantwoord beheer van natuurlijke hulpbronnen in ontwikkelingslanden: bossen(5),
– gezien zijn resolutie van 4 april 2017 over palmolie en de ontbossing van regenwouden(6),
– gezien artikel 54 van zijn Reglement,
– gezien de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie industrie, onderzoek en energie,
– gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A9-0143/2020),
A. overwegende dat tussen 1990 en 2016 wereldwijd 1,3 miljoen km² bos verloren is gegaan, met een vernietigend effect op de biodiversiteit, het klimaat, de mensen en de economie; overwegende dat, ondanks alle inspanningen tot dusver, een aantal bosgerelateerde toezeggingen, zoals doelstelling 15.2 van de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s)(7) en doelstelling 5 van het Verdrag van Aichi inzake biologische diversiteit (VBD)(8), met het huidige beleid niet op schema liggen om op adequate wijze te worden verwezenlijkt; overwegende dat in het verslag van het Europees Milieuagentschap getiteld “Het milieu in Europa: toestand en vooruitzichten 2020” wordt opgemerkt dat “het bosareaal in Europa de afgelopen twee decennia grotendeels stabiel is gebleven”, maar ook wordt gewaarschuwd dat “de staat van instandhouding van de boshabitats en ‑soorten sinds 2013 nauwelijks is verbeterd” en dat “natuurlijke [...] en door de mens veroorzaakte verstoringen [...] een bedreiging vormen voor de Europese bossen”;
B. overwegende dat de zeventien SDG’s universeel en ondeelbaar zijn; overwegende dat vooruitgang in de richting van duurzame landbouw, voedselzekerheid en duurzaam bosbeheer – de kernelementen van de SDG’s – gelijktijdig moet plaatsvinden;
C. overwegende dat bossen een essentiële bijdrage leveren aan de mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering en dat ontbossing, in het bijzonder in de tropen, daarentegen in grote mate bijdraagt aan de klimaatverandering; overwegende dat emissies als gevolg van landgebruik en verandering in landgebruik, met name als gevolg van ontbossing, de op één na belangrijkste oorzaak van de klimaatverandering zijn, na de verbranding van fossiele brandstoffen, en goed zijn voor bijna 12 % van de totale broeikasgasemissies; overwegende dat bossen ook 80 % van de mondiale biodiversiteit herbergen, bijdragen aan maatregelen ter beperking van het risico op rampen door middel van op de natuur gebaseerde oplossingen, het levensonderhoud van ongeveer 25 % van de wereldbevolking ondersteunen, een groot deel uitmaken van het land dat van oudsher door inheemse volkeren wordt bewoond, bijdragen aan de menselijke gezondheid en onvervangbare culturele, maatschappelijke en spirituele waarden belichamen;
D. overwegende dat volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering natuurlijke verstoringen zoals droogte, overstromingen, stormen, plagen, erosie en brand door de klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit in frequentie en hevigheid zullen toenemen, waardoor ook bossen wereldwijd toenemende schade zullen ondervinden; overwegende dat meer investeren in op de natuur gebaseerde oplossingen een van de meest kosteneffectieve oplossingen is om emissies tegen te gaan en vitale ecosystemen te beschermen, en tegelijkertijd de bestaansmiddelen, weerbaarheid en voedselzekerheid te verbeteren;
E. overwegende dat er behoefte is aan verstrekkende, ambitieuze en gecoördineerde maatregelen op basis van politieke wil en maatschappelijk engagement om de bossen wereldwijd te beschermen en herstellen;
F. overwegende dat meer actie ondernemen om bossen te beschermen en te herstellen en om meer en betere bosecosystemen tot stand te brengen, een cruciale rol moet spelen in het duurzaamheidsbeleid van de EU en de lidstaten en bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de Europese Green Deal; overwegende dat het, om de opwarming van de aarde te beperken en het verlies aan biodiversiteit te helpen tegengaan, essentieel is dat bossen op dergelijke wijze worden beschermd, hersteld en beheerd dat hun capaciteit om koolstof op te slaan en de biodiversiteit te beschermen, wordt gemaximaliseerd; overwegende dat oerbossen in vergelijking met jongere en nieuw aangeplante bossen meer koolstofdioxide opslaan en een essentiële habitat vormen;
G. overwegende dat volgens het verslag “The State of the World’s Forests 2020” van de FAO “de uitbreiding van de landbouw” wereldwijd “de belangrijkste drijvende kracht achter ontbossing blijft”, naast stadsuitbreiding, infrastructuurontwikkeling en mijnbouw; overwegende dat er dringend nauw met de partnerlanden van de EU en verschillende belanghebbenden moet worden samengewerkt om meer innovatieve en positieve interacties tussen landbouw en bosbouw te bewerkstelligen teneinde duurzame landbouwsystemen tot stand te brengen en de voedselzekerheid te verbeteren; overwegende dat de EU ook indirect bij ontbossing en aantasting van bossen en andere natuurlijke ecosystemen wereldwijd betrokken is door de invoer en het verbruik van met ontbossing verband houdende producten zoals soja, palmolie, rubber, mais, rundvlees, leder en cacao; overwegende dat het verbruik in de EU goed is voor ongeveer 10 % van de ontbossing die in het totale eindverbruik besloten ligt;
H. overwegende dat uit een recent onderzoek van Global Witness is gebleken dat in de EU gevestigde financiële instellingen tussen 2013 en 2019 de belangrijkste internationale financieringsbron waren (ten belope van maar liefst 7 miljard EUR) van zes agrovoedingbedrijven die in verband kunnen worden gebracht met de vernietiging van bossen in het Amazonegebied, het Congobekken en Papoea-Nieuw-Guinea(9);
I. overwegende dat de huidige vrijwillige toezeggingen van bedrijven en banken om ontbossing tegen te gaan, niet hebben geleid tot de gedragsverandering die nodig is om deze rampzalige vernietiging van het milieu een halt toe te roepen;
J. overwegende dat het negatieve effect van de richtlijn hernieuwbare energie op de bossen wereldwijd en in de EU een herschikking van de richtlijn noodzakelijk maakte(10); overwegende dat de daarmee aangebrachte wijzigingen het probleem echter niet zullen verhelpen;
K. overwegende dat subsidies voor bio-energie uit hout in plaats daarvan moeten worden gericht op energie-efficiëntie en hernieuwbare energie;
L. overwegende dat de toepasselijke regels van de richtlijn hernieuwbare energie gebaseerd zijn op de redenering dat voor energiedoeleinden bestemde oogsten duurzaam en klimaatneutraal zijn en het binnen een passend tijdsbestek mogelijk maken de bron te hernieuwen; overwegende dat deze redenering onjuist is;
M. overwegende dat er maatregelen op alle niveaus, waaronder regelgevingsmaatregelen en een striktere handhaving van de huidige wetgeving, alsook aanzienlijke openbare en particuliere investeringen nodig zullen zijn om de bossen en andere natuurlijke ecosystemen wereldwijd doeltreffender te beschermen; overwegende dat dit alleen kan worden bereikt door in alle sectoren alsook tussen het interne en externe beleid van de EU voor beleidscoherentie te zorgen door het “berokken geen schade”-beginsel toe te passen;
N. overwegende dat meer bescherming en herstel van bossen en andere natuurlijke ecosystemen, alsmede duurzaam bosbeheer belangrijk zijn om de bestaansmiddelen van inheemse volkeren en plaatselijke gemeenschappen in stand te houden, kansen bieden voor sociale en economische ontwikkeling en banencreatie, en de ontwikkeling van duurzame bio-economieën mogelijk maken, en tegelijkertijd ecosysteemdiensten verbeteren en de biodiversiteit beschermen; overwegende dat bossen een groene economische sector vormen met het potentieel om wereldwijd tussen 10 en 16 miljoen banen te creëren;
O. overwegende dat mangrovebossen cruciale ecosysteemdiensten leveren, aangezien zij grote hoeveelheden koolstof opslaan, belangrijke paaigebieden zijn voor allerlei soorten koraalvissen, koraalriffen beschermen tegen nutriëntenbelasting en sedimenten, en kustgebieden beschermen tegen overstromingen; overwegende dat mangrovebossen tot voor kort ruim drie vierde van de tropische kustlijnen bedekten, maar dat meer dan de helft verloren is gegaan als gevolg van de ontwikkeling van kustgebieden, aquacultuur, vervuiling en niet-duurzaam gebruik;
P. overwegende dat de omvorming van mangrovebossen goed is voor 10 % van de koolstofemissies als gevolg van ontbossing, hoewel mangrovebossen slechts 0,7 % van de tropische bossen beslaan(11);
Q. overwegende dat het bedrag van de EU-financiering ter ondersteuning van de bescherming en het herstel van bossen en duurzaam bosbeheer in de partnerlanden onvoldoende is gezien de omvang van het probleem; overwegende dat de bescherming, het herstel en het duurzame beheer van natuurlijke ecosystemen, alsook de daaruit voortvloeiende bijkomende voordelen en mensenrechtenaspecten, beter in de EU-financieringsmechanismen moeten worden geïntegreerd;
R. overwegende dat de EU en haar lidstaten een lange traditie kennen en over deskundigheid beschikken op het vlak van duurzaam bosbeheer, en die kunnen gebruiken om andere landen te helpen met capaciteitsopbouw op dit gebied;
S. overwegende dat inheemse volkeren, lokale gemeenschappen en milieuactivisten bij hun inspanningen om hun bossen, land en milieu te beschermen, steeds vaker worden bedreigd en geïntimideerd en met mensenrechtenschendingen te maken krijgen;
T. overwegende dat het risico dat ziekteverwekkers, zoals virussen, van wilde dieren en huisdieren worden overgedragen op mensen (zoönosen), kan toenemen door de vernietiging en wijziging van natuurlijke ecosystemen;
U. overwegende dat voor een duurzaam en doeltreffend bosbeleid betrouwbare informatie nodig is over bosbestanden, de staat waarin zij verkeren en de wijze waarop zij worden beheerd en gebruikt, alsook over veranderingen in landgebruik;
V. overwegende dat bossen en de houtwaardeketen van fundamenteel belang zijn voor de verdere ontwikkeling van de circulaire bio-economie, aangezien zij banen scheppen, zorgen voor economische welvaart in plattelands- en stedelijke gebieden, de klimaatverandering mitigeren en gezondheidsvoordelen bieden;
1. is ingenomen met de mededeling van de Commissie getiteld “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” en beschouwt die als een goede basis voor doortastende maatregelen; is het eens met de prioriteiten die in de mededeling worden gepresenteerd; onderstreept dat al deze prioriteiten noodzakelijk zijn om ontbossing en aantasting van natuurlijke ecosystemen, in het bijzonder bossen, alsook verlies van biodiversiteit en daarmee gepaard gaande mensenrechtenschendingen, een halt toe te roepen en terug te draaien, en dat zij snel en op samenhangende wijze ten uitvoer moeten worden gelegd; herinnert er evenwel aan dat de EU en haar lidstaten ambitieuzer moeten optreden om hun toezeggingen gestand te doen en na te komen en het dringende probleem van ontbossing en aantasting van bossen wereldwijd aan te pakken; onderstreept het belang van een uitgebreide reeks maatregelen en initiatieven, waaronder nieuwe regelgeving, die effectief zijn, elkaar aanvullen en monitoring omvatten;
2. benadrukt dat er moet worden erkend dat de EU de bevoegdheden, de verantwoordelijkheid en de financiële middelen heeft om bossen – met inbegrip van Europese bossen als onderdeel van de bossen wereldwijd – te beschermen in het kader van haar milieubeleid; herhaalt dat het welslagen van ons externe optreden en van de respons van onze partners om hun bossen te beschermen, afhangt van hoe doeltreffend en ambitieus wij zijn ten aanzien van ons natuurlijke erfgoed; vraagt de Commissie en de lidstaten daarom, in overeenstemming met de Europese Green Deal en de biodiversiteitsstrategie voor 2030, de hoogste normen op het gebied van milieubescherming in acht te nemen en te zorgen voor meer samenhang tussen bescherming en herstel van bossen binnen de EU en bij haar externe optreden;
3. herinnert eraan dat van de EU en haar lidstaten wordt verwacht dat zij dringend actie ondernemen om bossen te beschermen en te herstellen, zodat zij de verbintenissen nakomen die zij zijn aangegaan in het kader van de SDG’s, de Overeenkomst van Parijs, het algemeen strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020 en het strategisch plan van de VN voor bossen 2017-2030 en de bijbehorende mondiale bosdoelstellingen;
4. benadrukt de rol van bossen bij het vergroten van de weerbaarheid tegen negatieve gevolgen van de klimaatverandering; wijst erop dat klimaatadaptatiestrategieën en ‑plannen concrete en doeltreffende maatregelen moeten omvatten, die rekening houden met de synergieën tussen mitigatie en adaptatie;
5. benadrukt dat bossen een positieve bijdrage leveren aan de menselijke gezondheid en de levenskwaliteit van de burgers en een grote milieuwaarde hebben doordat ze koolstof vastleggen, water opslaan, erosie tegengaan en bescherming bieden tegen aardverschuivingen;
6. onderstreept dat de drijvende krachten achter ontbossing niet alleen in de bosbouwsector op zich beschouwd te vinden zijn, en verband houden met tal van kwesties, zoals grondbezit, de bescherming van de rechten van inheemse volkeren, landbouwbeleid, klimaatverandering, democratie, mensenrechten en politieke vrijheid;
7. benadrukt dat inheemse vrouwen en vrouwelijke landbouwers een centrale rol spelen bij de bescherming van bosecosystemen; stelt echter met bezorgdheid vast dat vrouwen geen inspraak hebben bij het beheer van natuurlijke hulpbronnen; is van mening dat gendergelijkheid in het bosbouwonderwijs een essentiële rol speelt bij het duurzame beheer van bossen en dat daar rekening mee moet worden gehouden in het EU-actieplan inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Forest Law Enforcement, Governance and Trade, Flegt);
8. verzoekt de Commissie meer inspanningen te leveren om ontbossing op holistische wijze aan te pakken door middel van een coherent beleidskader, en tegelijk voor de instandhouding van ecosystemen te zorgen; herinnert eraan hoe belangrijk het is dat de richtsnoeren van de Verenigde Naties inzake bedrijfsleven en mensenrechten worden geëerbiedigd; steunt de lopende onderhandelingen om een bindend VN-instrument inzake transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de mensenrechten in het leven te roepen, en onderstreept het belang van actieve betrokkenheid van de EU bij dit proces;
9. is het eens met en vestigt de aandacht op de stelling in de mededeling van de Commissie dat oerbossen onvervangbaar zijn, en vraagt de Commissie en de lidstaten te erkennen dat het beschermen van inheemse bossen bijzonder nuttig is voor het mitigeren van de klimaatverandering omdat hun ecosystemen grote hoeveelheden koolstof gedurende lange tijd opslaan; benadrukt dat bebossing, mits die gebeurt op een wijze die verenigbaar is met de bescherming en verbetering van lokale ecosystemen, kan helpen om in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, maar merkt op dat nieuw aangeplante bossen oerbossen niet kunnen vervangen; benadrukt dat de bescherming van bossen een politieke prioriteit van de EU moet zijn; benadrukt dat de EU een voorbeeldrol moet vervullen en zorg moet dragen voor de naleving van de internationale verbintenissen van de EU en haar lidstaten op sociaal en milieugebied, met inbegrip van hun verbintenissen inzake klimaat, biodiversiteit en mensenrechten;
10. vraagt de Commissie en de lidstaten voor een effectieve tenuitvoerlegging van de bestaande prioritaire gebieden te zorgen en bindende doelstellingen voor de bescherming en het herstel van bosecosystemen, in het bijzonder oerbossen, op te nemen in de toekomstige bosstrategie van de EU, die volledig moet stroken met het voorstel voor bindende doelstellingen inzake herstel en beschermde gebieden dat in de biodiversiteitsstrategie van de EU voor 2030 is uitgestippeld; onderstreept het belang van adequate steun en financiering voor deze maatregelen;
11. onderstreept dat er specifieke aandacht moet uitgaan naar mangrovebossen en bossen in kustgebieden, die in het bijzonder door de klimaatverandering worden getroffen en bij uitstek geschikt zijn voor beleidsmaatregelen op het gebied van instandhouding, adaptatie en mitigatie; betreurt het dat in de mededeling van de Commissie geen gewag wordt gemaakt van mangrovebossen; benadrukt dat 80 % van de terrestrische biodiversiteit in bossen te vinden is en dat mangrovebossen belangrijk zijn, zowel uit klimaat- en biodiversiteitsoogpunt als voor het levensonderhoud van de betrokken lokale gemeenschappen;
12. benadrukt de rol van het maatschappelijk middenveld bij milieubescherming en duurzame consumptie, en vraagt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor volledige transparantie en inspraak van het publiek bij maatregelen met betrekking tot bossen en landgebruik om ontbossing en aantasting van bossen te voorkomen, de bescherming van bossen en duurzaam bosbeheer te bevorderen en de bescherming en het herstel van natuurlijke bossen op zowel regionaal als mondiaal niveau te ondersteunen; onderstreept dat het belangrijk is een platform op te zetten voor een dialoog tussen diverse belanghebbenden en de lidstaten over ontbossing, aantasting van bossen en manieren om het wereldwijde bosareaal duurzaam uit te breiden, zodat ze allianties kunnen vormen, gezamenlijke verbintenissen kunnen aangaan, ontbossing een halt kunnen toeroepen en ervaringen en informatie kunnen delen;
13. wijst op de cruciale rol, de rechten en de behoefte aan ondersteuning van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen bij de bescherming van de bossen wereldwijd en de besluitvorming over die bossen; erkent voorts dat zij met bedreigingen en mensenrechtenschendingen worden geconfronteerd; vraagt de Commissie daarom rekening te houden met hun rol en hen te betrekken bij het ontwerp, de goedkeuring, de uitvoering en de handhaving van maatregelen ter bescherming van bossen op zowel mondiaal, EU-, nationaal als subnationaal niveau;
14. herinnert eraan dat veel landbouwers zich ervan bewust zijn dat bossen door hun relevante ecologische, economische en sociale functie een wezenlijk en noodzakelijk deel van het landschap uitmaken, en dat zij er van oudsher naar hebben gestreefd bossen te beschermen, te gebruiken en te herstellen, en dat nu nog steeds doen; merkt op dat bepaalde lokale gemeenschappen en inheemse volkeren eeuwenlang traditionele landbouwtechnieken hebben gebruikt om bossen in stand te houden, dankzij hun bijzonder inzicht in duurzaam landgebruik;
15. herinnert eraan dat inheemse volkeren, lokale gemeenschappen, kleine boeren en vrouwen onmisbare kennis over bossen bezitten en zich daar sterk op verlaten; vraagt de EU ervoor te zorgen dat hun landeigendom en mensenrechten worden erkend als een kwestie van sociale rechtvaardigheid, overeenkomstig de vrijwillige richtsnoeren voor een verantwoord beheer van grondbezit, visgronden en bossen (VGGT) van de FAO, de VN-Verklaring inzake de rechten van inheemse volken (UNDRIP) en Verdrag 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en dat zij effectief kunnen participeren in het ontwerp en de uitvoering van ontwikkelingsprogramma’s van de EU die gevolgen voor hen hebben en in de handhaving van bosbeschermingsmaatregelen, voortbouwend op de lering die is getrokken uit het Flegt-programma;
16. herinnert eraan hoe belangrijk adequate toegang tot de rechter, rechtsmiddelen en effectieve bescherming van klokkenluiders in landen die natuurlijke hulpbronnen uitvoeren zijn om de doeltreffendheid van wetgeving of initiatieven te kunnen waarborgen; vraagt de Commissie en de lidstaten meer steun te verlenen aan milieu- en bosactivisten in de EU en elders in de wereld;
17. is verheugd dat de Commissie zich ertoe heeft verbonden de duurzaamheid en transparantie van de toeleveringsketen te vergroten zodat we producten uit ontbossingsvrije toeleveringsketens verbruiken; wijst nogmaals op het belang van een uitgebreide reeks maatregelen en initiatieven ter zake;
18. vraagt de Commissie bij de ontwikkeling van dergelijke acties en initiatieven ook na te gaan hoe deze het beste kunnen bijdragen tot de bescherming van andere relevante natuurlijke ecosystemen die ernstig gevaar lopen te worden aangetast of te worden omgevormd;
19. is van mening dat één definitie van het begrip ontbossingsvrije toeleveringsketen van centraal belang is voor de aanpak van het probleem van producten die ontbossing in de hand werken, en verzoekt de Commissie een ambitieuze definitie voor te stellen; wijst in dit verband op het nauwe verband tussen de bosbouwwaardeketens en de SDG’s;
20. merkt op dat de bevordering van transparante certificeringsregelingen voor ontbossingsvrije producten een van verscheidene geschikte instrumenten is; wijst er echter op dat dergelijke regelingen voornamelijk tot doel moeten hebben ontbossing tegen te gaan;
21. verzoekt de Commissie onverwijld studies te verrichten naar certificerings- en verificatieregelingen in de bosbouwsector en voor producten op basis van hout en naar certificeringsregelingen voor ontbossingsvrije producten; verzoekt de Commissie deze studies voor nadere overweging aan het Parlement voor te leggen, samen met de voorgestelde follow-upmaatregelen om strengere normen aan te moedigen en de transparantie van certificeringsregelingen en regelingen voor verificatie door derden te waarborgen;
22. is verheugd dat de Commissie heeft aangekondigd dat zij het thema ontbossing een prominentere plaats zal geven in de EU-milieukeur, groene overheidsopdrachten en andere initiatieven in de context van de circulaire economie, als onderdeel van een uitgebreide reeks acties en initiatieven om voor ontbossingsvrije toeleveringsketens te zorgen;
23. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om onverwijld een voorstel met effectbeoordeling in te dienen voor een EU-rechtskader op basis van zorgvuldigheid, teneinde te zorgen voor duurzame en ontbossingsvrije toeleveringsketens voor producten en goederen die in de EU in de handel worden gebracht, met bijzondere aandacht voor het aanpakken van de voornaamste oorzaken van ingevoerde ontbossing; is van mening dat een dergelijk kader afdwingbaar moet zijn en in overeenstemming moet zijn met de internationale normen en verplichtingen, dat het voor de hele toeleveringsketen moet gelden zodra uit een zorgvuldige evaluatie is gebleken dat het functioneel is en van toepassing is op alle actoren op de markt, met inbegrip van kmo’s, en dat het gepaard moet gaan met een solide handhavingsmechanisme, met inbegrip van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties; wijst erop dat EU-maatregelen op dit gebied niet mogen leiden tot inkomstenverlies voor mensen in ontwikkelingslanden, maar moeten resulteren in nieuwe economische kansen en een algemene transitie naar een duurzamere economie; verzoekt de Commissie in de relevante internationale fora voor grondstoffenhandel haar steun te betuigen voor duurzame toeleveringsketens, ook wat ontbossing en aantasting van bossen betreft;
24. verzoekt de Commissie financiële instellingen zorgvuldigheidseisen op te leggen en ze te verplichten de gevolgen van mede door de EU veroorzaakte ontbossing voor het milieu, de maatschappij en de mensenrechten in kaart te brengen, te voorkomen en te beperken, teneinde te garanderen dat geen enkele financiële instelling of bank in de EU betrokken is bij ontbossing, aantasting van bossen, omvorming of aantasting van natuurlijke ecosystemen of schendingen van de mensenrechten;
25. benadrukt de rol van boseigenaren en -beheerders bij het waarborgen van de duurzame ontwikkeling van bossen; benadrukt dat de Europese bosbouwsector kan bijdragen tot de bevordering van wereldwijde normen voor duurzaam bosbeheer; is van mening dat de industrieën, kmo’s en micro-ondernemingen in de Europese bosbouwsector ook een rol moeten spelen in de dialoog met partnerlanden over de verdere bevordering van duurzaamheid in de volledige waardeketen;
26. verzoekt de particuliere sector proactiever te zijn in de bestrijding van ontbossing in het kader van zijn toeleveringsketens en investeringen, door zijn toezeggingen met betrekking tot ontbossing na te komen, met inachtneming van volledige transparantie met betrekking tot de naleving van die toezeggingen; onderstreept dat private investeringen gemobiliseerd moeten worden om de oorzaken van ontbossing aan te pakken en de SDG’s en de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken; verzoekt de Commissie tegelijkertijd de samenwerking met de particuliere sector te intensiveren en passende instrumenten te ontwikkelen om koplopers aan te moedigen op basis van het beginsel van gedeelde verantwoordelijkheid; is ingenomen met de lopende herziening van de richtlijn betreffende de bekendmaking van niet-financiële informatie(12) en spoort de Commissie aan de kwaliteit en reikwijdte van de bekendgemaakte niet-financiële informatie te verbeteren, met name met betrekking tot milieuaspecten, en de integratie van voor bossen relevante overwegingen in maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen; herinnert er bovendien aan hoe belangrijk het is dat de richtsnoeren van de Verenigde Naties inzake bedrijfsleven en mensenrechten worden geëerbiedigd; steunt de lopende onderhandelingen om een bindend VN-instrument inzake transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de mensenrechten in het leven te roepen en onderstreept het belang van actieve betrokkenheid van de EU bij dit proces;
27. verzoekt de Commissie om samen met de particuliere sector en andere ontwikkelingsactoren nieuwe financierings- en verzekeringsoplossingen met betrekking tot rampenrisico’s te evalueren voor rampzalige gebeurtenissen die een groot aantal hectaren bos treffen;
28. roept de Commissie op om van de industrie uitgaande innovaties en initiatieven ter verhoging van de duurzaamheid in waardeketens te ondersteunen en te stimuleren;
29. acht het noodzakelijk om zowel de particuliere als de publieke geldstromen in de betrokken industriële sectoren te heroriënteren naar activiteiten die niet leiden tot ontbossing; herinnert eraan dat de Commissie uiterlijk op 31 december 2021 de bepalingen moet beoordelen die nodig zijn om het toepassingsgebied van de taxonomieverordening(13) uit te breiden naar economische activiteiten die bijzonder schadelijk zijn voor de ecologische duurzaamheid;
30. verzoekt de Commissie en de lidstaten efficiënt gebruik te maken van gecombineerde financieringsmechanismen om financiering voor het herstel van bossen aan te trekken vanuit de particuliere sector;
31. roept de Commissie en de lidstaten op om specifieke maatregelen voor te stellen ter versterking van het politieke en regelgevingskader dat de bescherming en het herstel van bossen en duurzaam bosbeheer wereldwijd ondersteunt, en om richtsnoeren en specifieke maatregelen vast te stellen inzake duurzame ruimtelijke ordening; verzoekt de Commissie de uitwisseling van beste praktijken tussen de EU-lidstaten en met derde landen te bevorderen; verzoekt de Commissie bovendien juridische hervormingen te bevorderen in producerende landen, met doeltreffende en zinvolle deelname van alle belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld, inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, met bijzondere aandacht voor de doeltreffende deelname van vrouwen;
32. benadrukt het belang van het stimuleren van duurzaam bosbeheer en een duurzame bio-economie; erkent dat modellen voor duurzaam bosbeheer en duurzame ruimtelijke ordening wereldwijd kunnen bijdragen aan het voorkomen van ontbossing en de aantasting van bossen en moeten zijn gebaseerd op de hoogste duurzaamheidsnormen, waarbij economische, ecologische en maatschappelijke duurzaamheid met elkaar worden verzoend, met de bescherming van de biodiversiteit en van waardevolle koolstofputten als centraal element, waarbij hun intrinsieke waarde, productiviteit en ecosysteemdiensten worden behouden; verzoekt de Commissie duurzame bos- en landbouw te bevorderen en stimuleringsmechanismen te ontwikkelen voor kleine landbouwers en lokale gemeenschappen in partnerlanden om ecosysteemdiensten en producten uit duurzame bos- en landbouw te behouden en te verbeteren; onderstreept het belang van boslandbouwsystemen voor de landbouwproductie, diversificatie, mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering en het voorkomen van woestijnvorming; wijst erop dat boslandbouwsystemen worden gekenmerkt door doeltreffender landgebruik dan andere landbouwsystemen; dringt aan op verandering teneinde bestaande boslandbouwsystemen met een hoge natuurwaarde stelselmatig te bevorderen, het herstel ervan te vergemakkelijken en capaciteitsopbouw mogelijk te maken om deze productiemethode te stroomlijnen;
33. onderstreept dat reeds veel financiering met middelen van Horizon 2020 aan onderzoek en innovatie in verband met de transitie naar duurzamere praktijken op het gebied van landgebruik en bevoorradingsketens is besteed, teneinde ontbossing en de aantasting van bossen een halt toe te roepen; verlangt dat de financiële middelen van Horizon Europa worden verhoogd, zodat het programma deze doelstellingen kan blijven steunen;
34. vestigt de aandacht op de ministeriële verklaring van Katowice inzake bossen voor het klimaat in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), die op 12 december 2018 door de internationale gemeenschap is aangenomen en waarin het belang van bossen en het gebruik van hout voor de bescherming van het klimaat wordt benadrukt en deze kwesties in de context van andere internationale doelstellingen en besluiten met betrekking tot bossen worden geplaatst; merkt op dat, zoals in de verklaring wordt gesteld, deze doelstellingen alleen kunnen worden bereikt door middel van actief multifunctioneel bosbeheer met een beheerstrategie waarin alle doelstellingen met betrekking tot bossen, zoals koolstofopslag, bescherming van soorten en van de bodem, grondstofwinning, recreatie en voedselproductie, in aanmerking worden genomen en met elkaar worden verzoend;
35. wijst op de cruciale rol van de bosbouw, naast de landbouw, bij het beheer van natuurlijke hulpbronnen en landgebruik in de plattelandsgebieden van de EU en daarbuiten; erkent in dit verband de verschillen tussen de lidstaten wat bosbeheer, bosbezit, boslandbouw en mogelijkheden betreft;
36. benadrukt het feit dat de methoden die worden gebruikt om de doelstellingen te realiseren van het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”, niet mogen leiden tot ontbossing en de aantasting van bossen in andere delen van de wereld; dringt er daarom bij de Commissie op aan om uiterlijk in 2021 de relevante aspecten van het aan Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 van de Commissie(14) gehechte verslag te evalueren en, indien nodig, deze verordening zonder onnodige vertraging, en in ieder geval vóór 2023, te herzien op basis van wetenschappelijke kennis en in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel; verzoekt de Commissie om de gegevens in verband met soja opnieuw te beoordelen en om biobrandstoffen met een hoog risico voor indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC) zo snel mogelijk en uiterlijk in 2030 uit te faseren;
37. benadrukt dat het gebruik van hout en producten op basis van hout in de EU moet worden teruggedrongen door een meer circulaire economie te bevorderen, de afvalproductie te beperken en de consument bewuster te maken van de ecologische gevolgen van producten op basis van hout;
38. herinnert aan de brief waarin meer dan 700 wetenschappers verzoeken om een wetenschappelijk onderbouwde herziening van de richtlijn hernieuwbare energie, met name om ervoor te zorgen dat bepaalde soorten biomassa van hout niet meetellen voor het streefcijfer en niet in aanmerking komen voor steun;
39. veroordeelt het toenemende gebruik van hout voor biobrandstoffen en bio-energie, gezien de stijgende vraag naar energie uit hernieuwbare bronnen, wat de bossen in de EU en wereldwijd onder druk zet;
40. wijst erop dat op de COP23 is gebleken dat een aantal landen die veel oerbossen en bossen met een hoge biodiversiteit hebben en die de helft van de wereldbevolking vertegenwoordigen, van plan is om het gebruik van hout en ander plantaardig materiaal voor het opwekken van energie op te voeren(15); herhaalt dat de EU niet het slechte voorbeeld mag geven en moet waarborgen dat regels betreffende het beleid inzake hernieuwbare energie niet leiden tot gedecimeerde en aangetaste ecosystemen;
41. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan ten volle rekening te houden met de impact van het toegenomen gebruik van biobrandstoffen op ontbossing; verzoekt de Commissie daarom het bio-energiebeleid van de EU fundamenteel te hervormen, namelijk door de richtlijn hernieuwbare energie te herzien;
42. verzoekt de Commissie om doeltreffende maatregelen te waarborgen voor de duurzame productie en het duurzame gebruik van brandstoffen op basis van hout, onder andere gezien de grote invoer van houtpellets in de EU en de mogelijke risico’s van deze invoer voor de bossen in derde landen; is van mening dat het beginsel van cascadering moet worden aangemoedigd en kan worden gebruikt als nuttige manier om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren;
43. herinnert eraan dat ongeveer 2,6 miljard mensen wereldwijd traditionele biomassa, voornamelijk hout en houtskool, gebruiken om te koken, en dat driekwart van hen geen toegang heeft tot efficiënte kachels; verzoekt de EU meer steun te verlenen aan derde landen om over te schakelen op duurzame en hernieuwbare energiebronnen en om de ontbossingsdruk als gevolg van het gebruik van hout als brandstof te verminderen; benadrukt dat als de energiesystemen van derde landen meer gedecentraliseerd waren, een eenvoudige overgang naar duurzame hernieuwbare energiebronnen mogelijk zou zijn;
44. merkt op dat het sociale en economische belang van de landbouw groter wordt omdat voor de groeiende wereldbevolking een verhoogde productie van voedsel en landbouwgrondstoffen nodig is terwijl de klimaatverandering wordt beperkt; neemt met bezorgdheid kennis van de schatting dat 14 % van het voedsel in de wereld verloren gaat tijdens de oogst, slacht en vangst(16) en benadrukt de behoefte aan coherente maatregelen om voedselverlies en -verspilling in de gehele voedselketen te voorkomen en snel te reageren op crises die voedseltekorten kunnen veroorzaken;
45. wijst op het belang van het bevorderen van duurzame voedingsgewoonten door consumenten bewuster te maken van de effecten van consumptiepatronen en door informatie te verstrekken over voedingsgewoonten die beter zijn voor de menselijke gezondheid en een kleinere ecologische voetafdruk hebben;
46. onderstreept dat er nog aanzienlijke vooruitgang moet worden geboekt bij het ontwikkelen en uitvoeren van een EU-strategie voor plantaardige eiwitten en bij het waarborgen van de productie van robuuste plantaardige eiwitten binnen de EU, om het gevaar van ontbossing in verband met deze gewassen in andere regio’s van de wereld te beperken, de afhankelijkheid van invoer te verminderen en de druk op bossen als gevolg van veranderingen in het landgebruik te verlichten; benadrukt dat deze vooruitgang onder meer moet worden geboekt door een bredere toepassing van vruchtwisseling in combinatie met ondersteuning en begeleiding van landbouwers in gebieden die geschikt zijn voor de teelt van plantaardige eiwitten, en dat dergelijke maatregelen de afhankelijkheid van invoer, de ontbossing, de aantasting en druk op bossen als gevolg van veranderingen in het landgebruik zouden verminderen; dringt daarom aan op de invoering van duurzaamheidscriteria voor de invoer van plantaardige eiwitten;
47. is van mening dat de oorzaken van ontbossing moeten worden aangepakt in een EU-beleidskader, met het oog op de coherentie van de beleidsmaatregelen die voor bossen relevant zijn en op de verlichting van de druk op bossen; is van mening dat een dergelijk beleidskader een steeds innovatievere, duurzamere en efficiëntere landbouw binnen en buiten de EU zou stimuleren en het voedselverlies in de hele voedselketen zou verminderen door middel van nieuwe technologieën; wijst erop dat de in het kader geschetste doelstellingen kunnen worden gehaald door landbouwers vlot toegang te verlenen tot financiering, zodat zij geavanceerde technologieën voor precisielandbouw kunnen aankopen;
48. benadrukt de centrale rol van landbouwers bij de voorziening in onze basisbehoeften op het gebied van landbouw en voedsel, terwijl hun werk afhankelijk is van natuurlijke hulpbronnen zoals bodem, water en bossen; merkt op dat de erkenning van de multifunctionaliteit van bossen van cruciaal belang is voor een goed beheer van ons wereldwijde bosbezit; benadrukt dat de economische, sociale en ecologische aspecten – gaande van de traditionele productie van hout en andere producten tot ecosysteemdiensten, biodiversiteit en andere milieuvoordelen zoals opname en opslag van koolstof, die bodemerosie voorkomen en de lucht- en waterkwaliteit verbeteren – alle met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn; benadrukt dat dergelijke aspecten een holistische en coherente aanpak vereisen als het gaat om de bescherming, het herstel en het beheer van bossen en de aanpak van het probleem van ontbossing;
49. verzoekt de Commissie en de lidstaten specifieke maatregelen te nemen om gegevens te harmoniseren en de beschikbaarheid te verbeteren van informatie en gegevens die worden verkregen via bestaande en nieuwe monitoring- en evaluatie-instrumenten met betrekking tot de bossen in de EU en de rest van de wereld, en te waarborgen dat de informatie wordt verspreid in een toegankelijke, gebruiksvriendelijke en voor regelgevings- en handhavingsautoriteiten, het publiek, de consumenten en de particuliere sector begrijpelijke vorm, en onmiddellijk kan worden ingezet door beleidsmakers; verzoekt de lidstaten hun statistieken over de hoeveelheid hout die zij aankopen te verbeteren, en daarbij aan te geven hoeveel duurzaam, legaal materiaal of Flegt-gecertificeerd materiaal in hun aanbesteding kan worden opgenomen;
50. verzoekt de Commissie en de lidstaten hun inspanningen op te voeren om de beschikbaarheid, kwaliteit en harmonisatie van betrouwbare informatie over bosbestanden en veranderingen in landgebruik te verbeteren ter onderbouwing van de beleidsvorming, door samenwerking met een groot aantal belanghebbenden, waaronder in partnerlanden;
51. benadrukt het feit dat de geloofwaardige en betrouwbare monitoring van bossen en informatiedeling essentieel zijn om de governance van bossen te verbeteren en de nakoming van de toezeggingen in de partnerlanden met betrekking tot “nul-ontbossing” te faciliteren; verzoekt de EU meer financiële en technische steun te verlenen aan de partnerlanden om deze doelstellingen te realiseren en hen te helpen de nodige expertise te ontwikkelen om de governancestructuren met betrekking tot bossen en de aflegging van verantwoording te verbeteren;
52. benadrukt dat illegale houtkap niet alleen in derde landen, maar ook in de EU nog steeds plaatsvindt; roept de Commissie en de lidstaten op doortastend op te treden om illegale houtkap te voorkomen en te bestrijden; verzoekt de Commissie een Europees systeem voor bosinventarisatie en -behoud in te voeren op basis van een monitoringsysteem dat gebruikmaakt van GNSS (Galileo en Copernicus) en grondnetwerken, teneinde toezicht te houden op de houtkapgerelateerde activiteiten, gaande van de kap zelf tot de binnenkomst in en het vertrek uit houtverwerkende bedrijven; benadrukt dat de Commissie zich moet richten op het voorkomen van illegale houtkap door de tenuitvoerlegging van de houtverordening(17) en Flegt te verbeteren; onderstreept dat de bevolking bewuster moet worden gemaakt van de sociale en economische gevolgen van illegale houtkap en bosbouwcriminaliteit;
53. brengt in herinnering dat het risico op bosbranden naar verwachting zal toenemen als gevolg van de klimaatverandering; onderstreept derhalve het belang van een aanzienlijke verbetering van preventie en paraatheid door op internationaal niveau samen te werken met betrekking tot instrumenten voor vroegtijdige waarschuwingen, rampbestendigheid en risicobeperkende maatregelen; beveelt de Commissie aan door te gaan met de ondersteuning van de ontwikkeling van mondiale en regionale informatiesystemen (zoals het Global Wildfire Information System en het Europees Bosbrandinformatiesysteem) om de gevolgen van bosbranden in de gaten te houden; verzoekt de Commissie haar deskundigheid in te zetten en het gebruik van het Copernicus REDD+-satellietsysteem uit te breiden ter ondersteuning van het mondiaal toezicht op risico’s met betrekking tot bossen en ontbossing, in samenwerking met derde landen;
54. herinnert eraan dat het handels- en investeringsbeleid van de EU bindende en afdwingbare hoofdstukken over duurzame ontwikkeling moet bevatten, die volledig in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen, met name de Overeenkomst van Parijs, en met de WTO-regels; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om de Overeenkomst van Parijs tot een essentieel onderdeel te maken van alle toekomstige handels- en investeringsovereenkomsten; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle toekomstige handels- en investeringsovereenkomsten, zowel algemene overeenkomsten als relevante onderdelen van overeenkomsten, bindende en afdwingbare bepalingen omvatten, waaronder met illegale houtkap verband houdende bepalingen inzake corruptiebestrijding, teneinde ontbossing en de aantasting van bossen te voorkomen;
55. is ingenomen met het “berokken geen schade”-beginsel dat door de Commissie naar voren wordt gebracht in haar mededeling over de Europese Green Deal; beveelt in dat opzicht aan dat de Commissie de impact van bestaande handelsovereenkomsten op ontbossing beter beoordeelt en dat ze waarborgt dat in de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling van alle vrijhandels- en investeringsovereenkomsten bepalingen worden opgenomen inzake de ambitieuzere bescherming van bossen, biodiversiteit en duurzame bosbouw;
56. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de gevolgen van handelsovereenkomsten voor de toestand van bossen, de biodiversiteit en de mensenrechten systematisch worden geëvalueerd in het kader van duurzaamheidseffectbeoordelingen en andere relevante beoordelingsmethoden, in overleg met relevante belanghebbenden, en dat vervolgens met de conclusies van deze beoordelingen rekening wordt gehouden bij de onderhandelingen voor en het sluiten van dergelijke overeenkomsten;
57. onderstreept dat de uitvoering en handhaving van de houtverordening verder moeten worden verbeterd om de handel in illegaal gekapt hout en houtproducten die worden ingevoerd en intern worden geproduceerd, zo goed mogelijk aan te pakken; stelt voorts vast dat de invoer van hout en houtproducten aan de EU-grenzen grondiger moet worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat ingevoerde producten inderdaad voldoen aan de criteria voor het op de markt brengen ervan in de EU; wijst erop dat hout uit conflictgebieden reeds is opgenomen in het Flegt-actieplan, maar dat onvoldoende werk is verzet om deze kwestie aan te pakken; doet een beroep op de Commissie om haar toezegging gestand te doen de zorgvuldigheidsverplichtingen uit hoofde van de houtverordening uit te breiden tot hout uit conflictgebieden in het kader van de komende herziening; benadrukt dat de aanscherping van het huidige beleid hand in hand moet gaan met meer beleidscoherentie, zodat EU-beleid, waaronder handel, geen negatieve gevolgen heeft voor de mens of voor het milieu;
58. merkt met spijt op dat momenteel niet voldoende monitoring plaatsvindt van de invoer van hout en houtproducten in de EU, en met name niet voldoende wordt gecontroleerd of de producten voldoen aan de criteria die voor invoer in de EU zijn gesteld;
59. herinnert eraan dat met de Flegt-partnerschapsovereenkomsten wordt beoogd een juridisch kader te bieden om de legale productie te kunnen waarborgen van al het hout en alle houtproducten die in de EU worden ingevoerd en afkomstig zijn uit partnerlanden die onder de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten vallen; benadrukt dat de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten over het algemeen bedoeld zijn ter stimulering van systematische veranderingen in de bosbouwsector in de richting van duurzaam bosbeheer, de uitbanning van illegale houtkap en de ondersteuning van overal ter wereld geleverde inspanningen om ontbossing en aantasting van bossen een halt toe te roepen; onderstreept dat de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten zowel de EU als haar partnerlanden een belangrijk juridisch kader bieden, en dat dit mogelijk wordt gemaakt door goede samenwerking en inzet van de betreffende landen;
60. is ingenomen met de vooruitgang die is geboekt in het kader van de Flegt-partnerschapsovereenkomsten, en met de dankzij deze partnerschapsovereenkomsten toegenomen dialoog tussen overheden, bedrijven en het maatschappelijk middenveld in verscheidene landen; merkt op dat tot op heden zeven landen (Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Ghana, Indonesië, Liberia, de Republiek Congo en Vietnam) vrijwillige partnerschapsovereenkomsten met de EU hebben geratificeerd, waarbij Indonesië het eerste en tot dusver enige partnerland is dat deelneemt aan het in 2016 ingevoerde Flegt-vergunningensysteem; wijst erop dat de EU de onderhandelingen met Honduras en Guyana heeft afgerond en vrijwillige partnerschapsovereenkomsten met deze landen heeft geparafeerd, terwijl met zes andere landen (Ivoorkust, de Democratische Republiek Congo, Gabon, Laos, Thailand en Maleisië) onderhandelingen lopen; benadrukt dat de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten een zeer effectief kader bieden om goede partnerschappen met deze landen op te bouwen, en dat nieuwe vrijwillige partnerschapsovereenkomsten met extra partners bevorderd moeten worden; is ervan overtuigd dat de EU haar banden met landen waarmee zij Flegt-partnerschapsovereenkomsten heeft gesloten, moet blijven onderhouden om ervoor te zorgen dat de EU een aantrekkelijk alternatief blijft voor exportmarkten met minder strenge milieunormen; onderkent hoe belangrijk de Flegt-verordening(18) en de houtverordening zijn om te voorkomen dat illegaal gekapt hout op de EU-markt komt; verzoekt de EU meer middelen voor Flegt vrij te maken; verheugt zich over de geschiktheidscontrole van de Flegt-verordening en de houtverordening die de Commissie binnenkort zal uitvoeren, aangezien deze de mogelijkheid biedt tot sterkere handhaving van deze verordeningen en tot uitbreiding van de werkingssfeer;
61. verzoekt de Commissie er bij de verstrenging van het huidige beleid op toe te zien dat de Flegt-partnerschapsovereenkomsten stroken met al haar beleid, ook op het vlak van ontwikkeling, milieu, landbouw en handel; verzoekt de Commissie bij toekomstige bilaterale of multilaterale handelsovereenkomsten te onderhandelen over invoernormen voor hout, teneinde de dankzij het Flegt-actieplan met de houtproducerende landen geboekte resultaten niet te ondermijnen;
62. is van mening dat het Flegt-vergunningensysteem een aanvulling vormt op de vrijwillige certificering door derden en dat dit systeem met name voordelig is voor kleinere exploitanten die vaak moeite hebben om certificering te verkrijgen via particuliere-sectorregelingen;
63. verzoekt de EU om de internationale samenwerking te versterken door zich meer in te zetten binnen cruciale internationale fora, waaronder de WTO en de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO); verzoekt de Commissie te verkennen of er mogelijkheden zijn tot multilaterale of bilaterale samenwerking, onder meer middels het versnellen van de onderhandelingen binnen de WTO over een overeenkomst inzake milieugoederen, met handelspartners en andere invoerende landen in de strijd tegen ontbossing en tegen klimaatverandering ten gevolge van invoer, en daarbij de mogelijkheden voor legale handel veilig te stellen en duurzaam landbeheer, duurzame landbouw en goed bestuur, met name wat betreft landbezit, in derde landen te versterken;
64. benadrukt dat alle nieuwe vrijhandelsovereenkomsten, waaronder Mercosur en andere overeenkomsten, duidelijke verplichtingen inzake de bestrijding van ontbossing moeten bevatten;
65. verzoekt de Commissie de nieuwe bepalingen inzake milieu- en klimaatbeleid van de antidumpingverordening(19) te benutten;
66. verzoekt de EU handel en ontwikkelingsbeleid sterker met elkaar te verbinden, onder meer door een betere tenuitvoerlegging van het stelsel van algemene preferenties Plus (SAP+) in partnerlanden; verzoekt de Commissie samen te werken met de SAP+-begunstigden op het gebied van actieplannen voor bosbeheer, zodat de effectieve tenuitvoerlegging van hun milieutoezeggingen gewaarborgd wordt.
67. beklemtoont dat de klimaatcrisis en de gevolgen van massaal biodiversiteitsverlies ernstige bedreigingen vormen voor de mensenrechten; verzoekt de EU en de Europese Dienst voor extern optreden om grondig te evalueren op welke manier het externe optreden zoveel mogelijk kan bijdragen aan een holistische en op de mensenrechten gebaseerde benadering die erop is gericht het verlies van biodiversiteit, ontbossing en de aantasting van bossen een halt toe te roepen; verzoekt de EU biodiversiteit meer te promoten als mensenrecht in de context van het mondiale kader voor biodiversiteit voor de periode na 2020;
68. benadrukt het belang van het bevorderen van een inclusieve partnerschapsbenadering op alle niveaus met derde landen, teneinde ontbossing en de aantasting van bossen verder te bestrijden en duurzaam landbeheer en duurzame landbouw, alsook duurzaam grondbezit en goed bestuur te versterken, met inachtneming van de mensenrechten en de rechten van inheemse volkeren, kleine boeren en plaatselijke gemeenschappen; roept de Commissie op om de samenwerking met derde landen te versterken door middel van technische bijstand, de uitwisseling en informatie en beste praktijken op het gebied van het behoud, de instandhouding en het duurzaam gebruik van bossen, de circulaire economie, een duurzame bio-economie, hernieuwbare energie, duurzame slimme landbouw, agro-ecologie en boslandbouw, en door duurzaamheidsinitiatieven van de particuliere sector, zoals fairtraderegelingen, te erkennen; dringt er met klem op aan dat de externe dimensie van de Europese Green Deal verder wordt versterkt door middel van samenwerkingsverbanden en partnerschappen die gericht zijn op de aanpak van mondiale uitdagingen zoals de klimaatverandering en biodiversiteit, en dat ze ruimte biedt voor de sociaaleconomische ontwikkeling van derde landen;
69. is ingenomen met het plan van de Commissie om ervoor te zorgen dat het thema ontbossing deel uitmaakt van de nationale en regionale politieke dialogen met partnerlanden en spoort de Commissie aan partnerschapsovereenkomsten te ontwikkelen die betrekking hebben op de bescherming van bossen en ecosystemen, de bevordering van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, waaronder vrouwen, alsmede op de ondersteuning van de doeltreffende participatie van actoren uit het maatschappelijk middenveld en milieuactivisten; benadrukt dat deze dialogen met alle producerende landen moeten worden gevoerd, met inbegrip van ontwikkelde landen;
70. is ingenomen met het plan van de Commissie om partnerlanden te ondersteunen bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van kaders die betere bosbescherming, beter bosbeheer en beter landbeheer aanmoedigen, waaronder, indien relevant, de erkenning van landeigendomsrechten van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, evenals de daarmee verband houdende governancemaatregelen, zoals beperkings- en aanpassingsstrategieën, en beveelt aan dat de Commissie dit aspect opneemt in haar beschouwingen en optreden; wijst erop dat dergelijke kaders niet alleen moeten bijdragen aan binnenlandse behoeften, maar ook aan de nationaal bepaalde bijdragen van partnerlanden in het kader van de Overeenkomst van Parijs, evenals hun nationale biodiversiteitsstrategieën en -actieplannen in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit;
71. verzoekt de EU om haar partnerlanden te ondersteunen bij de uitvoering van acties die hen zullen helpen voldoen aan alle maatregelen die de EU mogelijk treft om ingevoerde ontbossing aan te pakken en roept ertoe op meer samen te werken en de nodige doeltreffende maatregelen te nemen om te voorkomen dat handel in goederen die te maken hebben met ontbossing en de aantasting van bossen naar andere delen van de wereld wordt omgeleid; verzoekt de Commissie te waarborgen dat door de EU verleende steun voor landbouw-, infrastructuur-, mijnbouw-, stedelijk, voorstedelijk en plattelandsbeleid in partnerlanden niet bijdraagt aan ontbossing en de aantasting van bossen; nodigt de Commissie uit om samen met de lidstaten een technisch en financieel EU-mechanisme te ondersteunen dat als katalysator zou dienen voor de financiering ter ondersteuning van de inspanningen van partners om bossen op duurzame wijze te gebruiken, te beschermen en te herstellen, duurzame, ontbossingsvrije landbouwproductie te verbeteren en mijnbouwactiviteiten met schadelijke gevolgen voor bossen aan te pakken in het kader van het toekomstige instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI);
72. dringt erop aan dat de bosbouwsector een belangrijke plaats inneemt in het komende instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) en dat het volledige potentieel van het plan voor externe investeringen en regionale blendingfaciliteiten wordt benut door het aantrekken van particuliere financiering voor duurzaam bosbeheer (uiteenlopend van bosverbetering tot herbebossing en bebossing), duurzaam toerisme en agrobosbouw, evenals de initiatieven van bedrijven om producten die bijdragen tot ontbossing, uit hun toeleveringsketen te halen, met als doel de SDG’s te verwezenlijken;
73. beveelt de Commissie en de lidstaten aan om doeltreffende manieren te vinden om met andere landen innovatieve en duurzame EU-praktijken en expertise te delen over de circulaire economie, duurzame bio-economie, hernieuwbare energie, duurzame slimme landbouw en andere relevante gebieden;
74. vraagt de Commissie regelmatig een verslag in te dienen met betrekking tot de ontwikkelingen op het gebied van ontbossing en exploitatie van gebieden met grote koolstofvoorraden, zoals veengrond, in derde landen;
75. spoort aan tot de uitvoering van steunmaatregelen ter verhoging van de landbouwproductiviteit in de beoogde landen, teneinde de sociale en economische druk op ontbossing en exploitatie van veengronden te verminderen;
76. steunt het voornemen van de Commissie om namens de EU binnen cruciale internationale fora de vaststelling en invoering te bevorderen van strikte verbintenissen en regelgeving om de ontbossing en de aantasting van bossen te stoppen en het herstel van bossen te ondersteunen; vindt dat de EU het goede voorbeeld moet geven; benadrukt dat het belangrijk is nationale, regionale en lokale deskundigheid en praktijken in aanmerking te nemen bij de toepassing van maatregelen ter bescherming van bossen; is verheugd over het besluit van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties om de jaren 2021-2030 uit te roepen tot het decennium van het ecosysteemherstel; benadrukt dat overeenkomstig het VN-decennium het herstel van ecosystemen wordt gezien als belangrijke op de natuur gebaseerde oplossing voor het verwezenlijken van een groot aantal SDG’s;
77. roept de Commissie en de lidstaten op om bosbescherming te blijven ondersteunen door netwerken van beschermde gebieden, waaronder bosgebieden – zoals NaturAfrica 2030 – op te zetten, te consolideren en doeltreffend te beheren, met name in landen die belangrijke houtproducenten zijn; erkent dat dit ook bijdraagt aan het behoud van de biodiversiteit en de positie van de EU op de volgende Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit zal versterken;
78. is ingenomen met het voornemen van de Commissie om de internationale samenwerking te versterken op het gebied van beleid en maatregelen om bossen wereldwijd te beschermen, te herstellen en duurzaam te beheren teneinde via belangrijke internationale fora mondiale ontbossing te voorkomen; merkt op dat de bestaande definitie van een bos en de classificatie van bossen, evenals andere relevante concepten en beginselen met betrekking tot duurzaam bosbeheer die door relevante instanties zoals de FAO worden gebruikt, louter technisch van aard zijn en de diversiteit van bosecosystemen onvoldoende weerspiegelen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om met deze belangrijke internationale fora samen te werken, onder meer om de gehanteerde terminologie, concepten en statistieken (zoals intacte en oude bossen, aanplanting, duurzaam bosbeheer, natuurgetrouw beheer of ontbossingsvrije toeleveringsketens) te harmoniseren en de samenhang van het vastgestelde beleid en de goedgekeurde maatregelen te waarborgen;
79. verzoekt de Commissie opnieuw van start te gaan met de onderhandelingen over een internationaal verdrag inzake bossen dat zou bijdragen aan het beheer, de instandhouding en de duurzame ontwikkeling van bossen, en dat hun diverse en complementaire functies en toepassingen zou waarborgen, onder meer door middel van maatregelen op het gebied van herbebossing, bosaanleg en de instandhouding van bossen; benadrukt dat in een dergelijk verdrag rekening moet worden gehouden met de sociale, economische, ecologische, culturele en spirituele behoeften van de huidige en toekomstige generaties, dat de vitale rol moet worden erkend die alle soorten bossen spelen bij het waarborgen van de ecologische processen en een ecologisch evenwicht, en dat de identiteit, cultuur en rechten van inheemse volkeren, hun gemeenschappen en andere gemeenschappen en bosbewoners moeten worden bevorderd;
80. verzoekt de Commissie en de lidstaten bepalingen inzake ontbossing en de aantasting van bossen, evenals de aantasting van andere natuurlijke ecosystemen, het verlies van biodiversiteit en schendingen van de mensenrechten systematisch te integreren in het ontwikkelingsbeleid en in alle investerings- en steunprogramma’s voor producerende landen, en te overwegen investeringen en steun afhankelijk te stellen van de naleving van deze bepalingen;
81. erkent de relevantie van internationale kaderregelingen zoals de VGGT, die zorgen voor juridische duidelijkheid en internationaal aanvaarde normen voor goede praktijken voor een verantwoord beheer van landeigendom; verzoekt de Commissie de verspreiding en het gebruik van de VGGT op mondiaal, regionaal en nationaal niveau te ondersteunen; benadrukt de noodzaak van een doeltreffende, onafhankelijke controle en handhaving, met inbegrip van passende geschillenbeslechting en klachtenmechanismen, om de naleving van de VGGT te waarborgen;
82. roept op tot versterking van de samenwerking tussen de EU en de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de landen van de Stille Oceaan (ACS) om het groeiende probleem van ontbossing en woestijnvorming in de ACS-landen aan te pakken door de ontwikkeling van actieplannen ter verbetering van het beheer en de instandhouding van de bossen, waarbij rekening wordt gehouden met de oorzaken van ontbossing binnen en buiten de houtsector, en het belang wordt erkend van tropisch hout voor de economieën van ACS-landen met houtproducerende bossen;
83. dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan te zorgen voor consistentie tussen beleidsgebieden, in overeenstemming met het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling, zoals vastgelegd in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
84. erkent en steunt de conclusies van de FAO dat duurzaam landgebruik wereldwijd een belangrijke factor is in de bestrijding van armoede;
85. wijst erop dat bossen in ontwikkelingslanden een belangrijke bijdrage leveren aan de mondiale voedselzekerheid, bestaansmiddelen en voeding en een belangrijke bron van inkomsten zijn voor plaatselijke gemeenschappen; herinnert eraan dat vooruitgang in de richting van duurzame landbouw, voedselzekerheid en duurzaam bosbeheer als kernelementen van de Agenda 2030 gelijktijdig moet plaatsvinden;
86. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Subdoel 15.2: uiterlijk in 2020 het duurzaam beheer van alle typen bossen bevorderen, ontbossing een halt toeroepen, aangetaste bossen herstellen en bebossing en herbebossing aanzienlijk opvoeren.
Doelstelling 5: uiterlijk in 2020 wordt het tempo waarmee alle natuurlijke habitats, met inbegrip van bossen, verloren gaan, gehalveerd en zo mogelijk tot nul herleid, en worden aantasting en fragmentering aanzienlijk beperkt.
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1).
Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik (PB L 133 van 21.5.2019, blz. 1).
Doyle, A. & Roche, A., “Nineteen nations say they’ll use more bioenergy to slow climate change”, Reuters, 16 november 2017, http://www.reuters.com/article/us-climatechange-accord-biofuels/nineteen-nations-say-theyll-use-more-bioenergy-to-slow-climate-change-idUSKBN1DG2DO
Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23).
Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21).