Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2020/2264(BUI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0145/2021

Ingediende teksten :

A9-0145/2021

Debatten :

Stemmingen :

PV 29/04/2021 - 10
PV 29/04/2021 - 19

Aangenomen teksten :

P9_TA(2021)0158

Aangenomen teksten
PDF 188kWORD 59k
Donderdag 29 april 2021 - Brussel
Raming van het Parlement van de ontvangsten en uitgaven voor het begrotingsjaar 2022
P9_TA(2021)0158A9-0145/2021

Resolutie van het Europees Parlement van 29 april 2021 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2022 (2020/2264(BUI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012(1), en met name artikel 39,

–  gezien Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027(2), en de gezamenlijke verklaringen van het Parlement, de Raad en de Commissie in dit verband(3), alsmede gezien de unilaterale verklaringen daaromtrent(4),

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(5),

–  gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie(6),

–  gezien zijn resolutie van 14 mei 2020 over de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2021(7),

–  gezien zijn resolutie van 12 november 2020 over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021(8),

–  gezien zijn resolutie van 18 december 2020 over het standpunt van de Raad inzake het tweede ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021(9),

–  gezien de resolutie van het Europees Parlement van 26 oktober 2017 over de bestrijding van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de EU(10),

–  gezien zijn resolutie van 11 september 2018 over maatregelen ter voorkoming en bestrijding van pesterijen en seksuele intimidatie op het werk, in de openbare ruimte en in het politieke leven in de EU(11),

–  gezien zijn resolutie van 15 januari 2019 over gendermainstreaming in het Europees Parlement(12),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025” (COM(2020)0152),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, getiteld “De Europese Green Deal” (COM(2019)0640), en met name paragraaf 2.1.4. “Op energie- en hulpbronnenefficiënte wijze bouwen en renoveren”,

–  gezien de EMAS-strategie voor de middellange termijn 2024, die op 15 december 2020 door het Stuurcomité milieubeheer in Brussel is aangenomen,

–  gezien de studie “The European Parliament’s carbon footprint – Towards carbon neutrality”(13),

–  gezien Speciaal verslag nr. 14/2014 van de Europese Rekenkamer: “Hoe berekenen, verminderen en verrekenen de EU-instellingen en -organen hun uitstoot van broeikasgassen?”(14),

–  gezien de additionaliteitsvereisten in Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (richtlijn hernieuwbare energie), met name overweging 90 en artikel 27,

–  gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het maximaliseren van het energie-efficiëntiepotentieel van het gebouwenbestand in de EU(15),

–  gezien de richtlijn energieprestatie van gebouwen(16) en de richtlijn energie-efficiëntie(17),

–  gezien de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de voorbeeldfunctie van hun gebouwen in het kader van de richtlijn energie-efficiëntie(18),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (COM(2020)0789), met name paragraaf 9 over collectief vervoer,

–  gezien het verslag van de secretaris-generaal aan het Bureau met het oog op de opstelling van het voorontwerp van raming van het Parlement voor het begrotingsjaar 2022,

–  gezien het voorontwerp van raming, opgesteld door het Bureau op 8 maart 2021, overeenkomstig artikel 25, lid 7, en artikel 102, lid 1, van het Reglement van het Parlement,

–  gezien de ontwerpraming, opgesteld door de Begrotingscommissie overeenkomstig artikel 102, lid 2, van het Reglement van het Parlement,

–  gezien artikel 102 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A9-0145/2021),

A.  overwegende dat het steeds grotere belang van het Parlement als medewetgever en als een van de takken van de begrotingsautoriteit, als instelling met controlebevoegdheden en als bevorderaar van de Europese democratie, onder meer in de context van de Europese respons op de COVID-19-pandemie en krachtens de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie inzake begrotingstoezicht op nieuwe voorstellen op basis van artikel 122 VWEU met mogelijk belangrijke gevolgen voor de Uniebegroting(19), heeft aangetoond dat het Parlement voortdurend moet worden uitgerust met passende wetgevingskennis en financiële middelen om de kwaliteit van de wetgevings- en controleactiviteiten te kunnen waarborgen en de resultaten daarvan te kunnen communiceren; overwegende dat de geloofwaardigheid van het Parlement en zijn leden in de ogen van de Europese burgers afhangt van het vermogen van het Parlement om zijn eigen uitgaven zorgvuldig, efficiënt en op gerechtvaardigde wijze te plannen en te verrichten om rekening te houden met de heersende economische situatie;

B.  overwegende dat de Commissie in haar winterprognoses raamt dat het bbp in 2020 met 6,9 % is gedaald en voorspelt dat het niet vóór 2023 zal herstellen tot het niveau van 2019; overwegende dat de door het Parlement aangenomen ramingen een stijging van 2,68 % voor 2020 en een stijging van 2,54 % voor 2021 inhielden;

C.  overwegende dat de door de secretaris-generaal voorgestelde begroting voor het voorontwerp van raming van het Parlement voor 2022 neerkomt op een stijging van 3,31 %, hetgeen ruim boven het inflatiepercentage ligt;

D.  overwegende dat het personeelsbestand van het Parlement tijdens het vorige MFK-periode met in totaal 6 % is gekrompen, met name bij de administratie, terwijl het Parlement sinds de aanneming van het Verdrag van Lissabon als medewetgever een groter aantal wetgevingsdossiers behandelt en steeds meer werkzaamheden verricht in verband met Next Generation EU; overwegende dat het zich grote zorgen maakt over de onhoudbare werklast van veel gespecialiseerde commissiesecretariaten en fracties;

E.  overwegende dat de Europese Green Deal tot doel heeft de ambitieuze klimaatdoelstellingen te verwezenlijken zonder compensatie (verrekening) voor de uitstoot van broeikasgassen door middel van internationale credits;

F.  overwegende dat hoogstwaarschijnlijk in 2021 een besluit zal worden genomen over de toekomst van het Paul-Henri Spaak-gebouw op basis van de uitslag van een door het Bureau georganiseerde competitie, hetgeen een aanzienlijke stijging van de uitgaven in een crisiscontext inhoudt; overwegende dat het Spaak-gebouw aan de hoogste milieu- en veiligheidsnormen moet voldoen;

G.  overwegende dat het vrijwillig pensioenfonds in 1990 is opgezet op basis van de regeling van het Bureau inzake het (vrijwillig) aanvullend pensioenstelsel(20); overwegende dat het Bureau tijdens zijn vergadering van 10 december 2018 heeft besloten de regels die van toepassing zijn op het pensioenfonds te wijzigen door de pensioenleeftijd te verhogen van 63 naar 65 jaar en door een heffing van 5 % in te voeren op pensioenbetalingen voor toekomstige gepensioneerden om de levensvatbaarheid van deze betalingen te verbeteren; overwegende dat deze wijzigingen van de regels naar schatting het actuarieel tekort met 13,3 miljoen EUR hebben verminderd;

Algemeen kader

1.  herinnert eraan dat het grootste deel van de begroting van het Parlement is vastgelegd door wettelijke of contractuele verplichtingen; merkt op dat 55 % van de begroting onderworpen is aan salarisindexering overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren en het Statuut van de leden van het Europees Parlement; wijst erop dat de salarisindexering die momenteel door de Commissie voor juli 2021 en 2022 wordt voorspeld, respectievelijk 2,9 % en 2,5 % bedraagt, wat neerkomt op een stijging van 31,9 miljoen EUR in 2022;

2.  steunt het akkoord dat in het overleg tussen het Bureau en de Begrotingscommissie van 14 april 2021 is gesloten om de verhoging van de begroting 2021 vast te stellen op 2,4 %, hetgeen overeenkomt met een totaalbedrag van zijn ramingen voor 2022 van 2 112 904 198 EUR, om het op 8 maart 2021 door het Bureau goedgekeurde uitgavenniveau van het voorontwerp van raming te verlagen met 18,85 miljoen EUR en om dienovereenkomstig de voor de volgende begrotingsonderdelen voorgestelde kredieten te verlagen:

1004 01 – Normale reiskosten: zittingen, commissies of hun delegaties, fracties en diversen; 1405 01 – Uitgaven voor tolkendiensten: externe vertolking; 2007 01 – Oprichting van gebouwen en inrichting van dienstruimten; 2022 – Onderhoud en schoonmaak van en toezicht op de gebouwen; 2024 – Energieverbruik; 2120 01 – Meubilair: aankoop, huur, vernieuwing, onderhoud en reparatie van meubilair; 2140 – Technisch materieel en technische installaties; 3000 – Dienstreizen van het personeel en reizen tussen de drie werklocaties; 3040 – Interne vergaderingen; 3042 – Vergaderingen, congressen, conferenties en delegaties; 3210 09 – Uitgaven voor de onderzoeksdienst voor de leden, met inbegrip van de bibliotheek, de historische archieven, de evaluatie van wetenschappelijke en technologische keuzes (STOA) en het Europees wetenschaps- en mediaknooppunt: uitgaven voor het Europees wetenschaps- en mediaknooppunt; 3243 01 – Bezoekerscentra van het Europees Parlement: Parlamentarium en “Europa Experience”; 3244 01 – Organisatie en ontvangst van bezoekersgroepen, Euroscola en uitnodigingen aan opiniemakers uit derde landen: ontvangstkosten en subsidies voor bezoekersgroepen; 4220 02 – Uitgaven in verband met de assistentie aan de leden: salarissen en vergoedingen van geaccrediteerde medewerkers – Statuut van de leden; 4220 04 – Uitgaven in verband met de assistentie aan de leden: dienstreizen, reizen tussen de drie werklocaties en externe opleiding van geaccrediteerde medewerkers — Statuut van de leden;

3.  dringt sterk aan het aantal posten voor de fracties met 76 te verhogen en het aantal posten bij de commissiesecretariaten met 66 om de toegenomen werklast evenredig op te vangen en het beleid van de Unie uit te voeren; verzoekt het Bureau tegelijkertijd gebruik te maken van mogelijke synergieën om de efficiëntie binnen de administratie te vergroten, en na te gaan hoe digitalisering en nieuwe werkmethoden kunnen bijdragen tot het stroomlijnen van de directoraten en de overdracht van posten naar de commissiesecretariaten mogelijk kunnen maken; dringt er bij het Bureau op aan na te gaan of de vergoeding voor parlementaire medewerkers van leden toereikend is, gezien de toenemende werklast van de leden en hun personeel;

4.  benadrukt dat de begroting van het Parlement voor 2022 realistisch en accuraat moet zijn teneinde overbudgettering te vermijden; stelt vast dat er nog steeds gebruik wordt gemaakt van collectieve overschrijvingen aan het einde van het jaar ter financiering van bouwprojecten; merkt op dat deze aanpak vaak systematisch wordt gevolgd bij dezelfde hoofdstukken, titels en vaak ook precies dezelfde begrotingslijnen; is van mening dat een dergelijke praktijk dreigt te worden gezien als geprogrammeerde overbudgettering; verzoekt om, voorafgaand aan de volgende collectieve overschrijving, een op transparantie gebaseerd reflectieproces over de financiering van essentiële investeringen op gang te brengen;

Vergroening van het Parlement

5.  benadrukt dat het Parlement het voortouw moet nemen bij het vaststellen van meer digitale, flexibele en energie-efficiënte werkmethoden en vergaderpraktijken, waarbij lering moet worden getrokken uit de ervaringen met de COVID-19-pandemie en gebruik moet worden gemaakt van de reeds gedane technologie-investeringen; dringt in dit verband aan op een alomvattende en ambitieuze evaluatie van de wijze waarop leden, personeel en ambtenaren hun parlementaire werkzaamheden uitvoeren; is van mening dat bij een dergelijke evaluatie vooral moet worden gekeken naar het doeltreffend functioneren van de instelling, en dat ook moet worden beoordeeld hoe volledig op afstand gehouden of hybride vergaderingen de kwaliteit van het overleg beïnvloeden, waarbij extreem algemene maatregelen die bedoeld zijn voor uitzonderlijke omstandigheden moeten worden vermeden;

6.  is ingenomen met de doelstellingen van het milieubeheersysteem (EMAS) van het Parlement voor 2024; herinnert eraan dat de EMAS-middellangetermijnstrategie voor 2024 een herzieningsclausule bevat die het mogelijk maakt de milieuambitie op basis van de waargenomen prestaties op te voeren; verzoekt het Parlement in 2022 zijn EMAS-streefdoelen opnieuw te evalueren in het licht van de COVID-19-pandemie en de in 2019 vastgestelde streefcijfers voor de kernprestatie-indicatoren naar boven bij te stellen; herhaalt zijn oproep om zijn huidige plan voor CO2-reductie te wijzigen om uiterlijk in 2030 koolstofneutraliteit te bereiken door middel van een interne koolstofprijs;

7.  erkent dat bijna twee derde van de koolstofvoetafdruk van het Parlement afkomstig is van het vervoer van personen; dringt aan op een redelijke vermindering van reizen in het kader van vergaderingen die doeltreffend op afstand of in hybride vorm kunnen worden gehouden, en op bevordering van een verschuiving naar koolstofarme alternatieven voor alle overige reizen, voor zover dit geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de wetgevende en politieke werkzaamheden;

8.  dringt aan op de uitbreiding van vrijwillig telewerken tot meer dagen en functies; dringt erop aan dat de voorkeur wordt gegeven aan hybride of volledig op afstand gehouden vergaderingen wanneer er geen sprake is van politieke besluitvorming, zoals hoorzittingen en gedachtewisselingen of interne en voorbereidende vergaderingen, waarbij wordt erkend dat fysieke aanwezigheid efficiënter is voor politieke onderhandelingen, met inbegrip van vertolking en vertolking op afstand indien nodig; verzoekt de secretaris-generaal om, naar aanleiding van de COVID-19-maatregelen voor bedrijfscontinuïteit, een nieuw flexibel kader vast te stellen voor vertolking op afstand in het post-COVID-tijdperk; merkt op dat het doorbrengen van buitensporig veel tijd met digitale instrumenten het welzijn van sommige personen negatief kan beïnvloeden; dringt aan op een herziening van de regels voor dienstreizen vóór eind 2022 om te zorgen voor passende, op behoeften gebaseerde goedkeuring, een specifieke onderbouwing van de goedkeuring voor alle dienstreizen, vereisten voor koolstofarme vervoerswijzen zonder de leden te hinderen bij de vervulling van hun mandaat, en de uitsluiting van de meest schadelijke vervoerswijzen, met uitzondering van extreme gevallen waarin alternatieve vervoerswijzen voor lange reizen of naar moeilijk te bereiken gebieden het evenwicht tussen de milieudoelstelling en de efficiëntie van het parlementaire werk zouden verstoren; verwacht bij alle officiële delegatiebezoeken volledig op afstand gehouden voorbereidende vergaderingen en debriefings na dienstreizen als voorwaarde voor toestemming, en vanaf 2022 de beperking van de toestemming tot uitsluitend die personen die aan deze delegaties mogen deelnemen; verzoekt het Bureau ervoor te zorgen dat buitengewone commissievergaderingen in Straatsburg strikt beperkt blijven tot uitzonderlijke omstandigheden en dat zij naar behoren moeten worden gemotiveerd voordat ze in elk afzonderlijk geval worden goedgekeurd;

9.  moedigt de leden aan om koolstofarme alternatieve vervoerswijzen te gebruiken; herhaalt zijn verzoek om herziening van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement, zodat bij reizen binnen de Unie flexibele economy class-tickets worden vergoed, met uitzondering van vluchten van en naar ultraperifere regio’s, vluchten waarbij moet worden overgestapt of vluchten van langer dan vier uur; wijst erop dat de reizen van sommige leden van hun kiesdistricten naar de werklocaties van het Parlement lange verplaatsingen vereisen en enkel met het vliegtuig kunnen worden afgelegd;

10.  dringt aan op verbetering van de infrastructuur voor (elektrische) fietsen, vrachtfietsen en e-steps op de locaties van het Parlement, in het bijzonder door de inrichting van gebruiksvriendelijke en veilige stallingen alsook fietsreparatiepunten; vraagt het Parlement nauw samen te werken met de betrokken lokale autoriteiten en in het bijzonder met het Brussels Gewest bij zijn inspanningen een voortrekkersrol te vervullen op het gebied van duurzame stedelijke mobiliteit door het voortouw te nemen bij de uitvoering van het GoodMove-plan; dringt aan op uitbreiding van de dienstfietsregeling binnen het Parlement; dringt aan op specifieke maatregelen ter aanmoediging van de actieve mobiliteit onder het personeel van het Parlement, waaronder een specifiek opleidingsaanbod inzake veilig woon-werkverkeer, onderhoud en herstel; pleit voor een proefproject met vrachtfietsen voor bepaalde logistieke processen bij het Parlement en tussen gebouwen van de instellingen van de Unie;

11.  moedigt het personeel van het Parlement aan om uiterlijk in 2022 gebruik te maken van het openbaar vervoer en verzoekt om een systeem met gesubsidieerde openbaarvervoerpassen voor personeel, waarbij het recht op een tweede parkeervignet wordt uitgesloten; verwacht dat dienstauto’s worden gebruikt voor het vervoer tussen Brussel en Straatsburg van leden, personeelsleden en geaccrediteerde medewerkers met een dienstopdracht; dringt aan op een passende toename van het aantal parkeerplaatsen dat uitsluitend voor elektrische voertuigen is gereserveerd, en op een overzicht van het totale aantal parkeerplaatsen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving op de drie werklocaties;

12.  verwacht dat de diensten van het Parlement alle bezoekersgroepen informeren over de milieueffecten van hun vervoer en dat in 2022 een op aanmoediging gebaseerd systeem voor de vergoeding van reiskosten op basis van milieueffecten wordt ingevoerd; verzoekt het bureau een begin te maken met de herziening van de regels voor bezoekersgroepen overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europese vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (COM(2020) 0789), met name paragraaf 9 van die mededeling, over collectief reizen, en de reiskosten van bezoekersgroepen aan te passen aan veranderende marktprijzen, alsmede wijzigingen mogelijk te maken om marktschommelingen van reiskosten, die tot indirecte geografische discriminatie van bezoekers leiden, te voorkomen;

13.  roept de administratie op de ook voor 2022 geraamde stijging van de energiekosten in het oog te houden en te onderzoeken of kostenbesparingen en een efficiënter verbruik mogelijk zijn; dringt aan op stopzetting van de modernisering van verwarmingsinstallaties voor fossiele brandstoffen en op een routekaart voor de geleidelijke afschaffing van fossiele brandstoffen, met specifieke mijlpalen die in 2022 moeten worden vastgesteld om gestrande activa te voorkomen, en op een analyse van de doeltreffendheid en efficiëntie van het gebruik van warmtepompsystemen en andere relevante technologieën in overeenstemming met de EMAS-doelstellingen; roept het Parlement op het aandeel van hernieuwbare energie in zijn energiemix en met name zijn energieproductie verder te verhogen en verwacht dat uiterlijk in 2023 in Brussel geavanceerde zonnepanelen op de daken worden geïnstalleerd om het potentieel ervan maximaal te benutten; dringt er tegelijkertijd op aan dat aankoop op basis van garanties van oorsprong geleidelijk wordt vervangen door plaatselijke hernieuwbare energiebronnen;

14.  verwacht dat de diensten van het Parlement het papierverbruik verder zullen terugdringen door voor alle vergaderingen over te stappen op een papierloze, collectieve en onlineomgeving, en door verdere modaliteiten voor elektronische handtekeningen in te voeren; verzoekt nogmaals dat er zo spoedig mogelijk een analyse wordt verricht van alternatieven voor de dienstkoffers overeenkomstig de EMAS-doelstelling van een papierloos Parlement;

15.  verwacht dat het energie-efficiëntie-eerstbeginsel en de circulaire economie worden toegepast op alle investeringen, waaronder digitale investeringen, en beheersbeslissingen; dringt aan op de volledige invoering van de afvalbeheerstrategie van het Parlement overeenkomstig de beginselen van de afvalhiërarchie, met name waar het gaat om de duurzame en circulaire aanpak van het beheer van bouwafval; dringt aan op de volledige invoering van maatregelen die ervoor zorgen dat er geen plastic voor eenmalig gebruik meer in het Parlement wordt gebruikt;

16.  herinnert aan de steun die een grote meerderheid van het Parlement in verschillende resoluties heeft uitgesproken voor één enkele zetel om ervoor te zorgen dat het geld van de belastingbetalers in de Unie doelmatig wordt besteed en dat het Parlement zijn institutionele verantwoordelijkheid kan nemen voor het beperken van zijn koolstofvoetafdruk; herhaalt dat er oplossingen moeten worden gevonden om de parlementaire institutionele werkzaamheden, de financiële lasten en de koolstofvoetafdruk te optimaliseren; is van mening dat de ervaring opgedaan tijdens en de investeringen gedaan in het werken en vergaderen op afstand als uitgangspunt kunnen dienen om de behoeften met betrekking tot dienstreizen van het personeel aan te passen; herinnert eraan dat het Europees Parlement volgens het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn zetel in Straatsburg moet hebben; merkt op dat voor permanente veranderingen een wijziging van het Verdrag nodig is en dat daarvoor unanimiteit is vereist;

17.  herinnert eraan dat de aanbestedingsvoorwaarden verder moeten gaan dan het beginsel van de beste prijs en eveneens milieu-, sociale en gendercriteria met gedetailleerde indicatoren moeten omvatten; is ingenomen met de uitbreiding van het mandaat van de helpdesk voor groene overheidsopdrachten met sociale en genderaspecten en dringt aan op de verplichting om de helpdesk voor groene overheidsopdrachten te raadplegen voor aanbestedingen van meer dan 15 000 EUR; verwacht van het Bureau dat het uiterlijk in 2022 een systeem voor duurzaamheidsrapportage vaststelt zoals het Global Reporting Initiative en de uitbreiding daarvan tot Embedding Gender in Sustainability Reporting;

Transparantie en verantwoordingsplicht

18.  betreurt dat het Bureau weigert uitvoering te geven aan de meermaals door de plenaire vergadering geuite wens om de algemene kostenvergoeding verder te hervormen, waardoor het een hoger niveau van transparantie en verantwoording ten aanzien van het geld van de belastingbetalers in de Unie actief belemmert; vraagt dat het Bureau uiterlijk eind 2021 wijzigingen aanbrengt in de regels inzake de vergoeding voor algemene uitgaven;

19.  betreurt dat het Bureau weigert uitvoering te geven aan de meermaals door de plenaire vergadering geuite wens met betrekking tot de belangrijkste hervormingsmaatregelen voor het Parlement die aanvankelijk werden genoemd in zijn bovengenoemde resolutie van 26 oktober 2017 over de bestrijding van seksuele intimidatie en seksueel misbruik in de EU1, waaronder de invoering van verplichte cursussen ter voorkoming van intimidatie voor alle personeelsleden en leden; verzoekt het Bureau met klem de besluiten van de plenaire vergadering onmiddellijk en volledig uit te voeren;

20.  betreurt dat het Bureau weigert uitvoering te geven aan de meermaals door de plenaire vergadering geuite wens om een hoog niveau van bescherming te bieden aan geaccrediteerde medewerkers die inbreuken op het Unierecht melden overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/1937 inzake de bescherming van klokkenluiders(21), vergelijkbaar met het beschermingsniveau van geaccrediteerde medewerkers die slachtoffer zijn van intimidatie; verzoekt het Bureau duidelijke en rechtszekere normen vast te stellen voor het bieden van bescherming aan klokkenluiders, onder wie geaccrediteerde medewerkers, en die normen openbaar te maken;

21.  betreurt dat het Bureau weigert uitvoering te geven aan de meermaals door de plenaire vergadering geuite wens om maatregelen te treffen om de vergoedingspercentages voor dienstreizen tussen de drie werklocaties van het Parlement voor ambtenaren, andere personeelsleden en geaccrediteerde medewerkers volledig gelijk te trekken; verzoekt het Bureau zich onverwijld over deze kwestie te buigen en de nodige maatregelen te nemen om deze ongelijkheid vanaf de hervatting van de plenaire vergaderingen in Straatsburg recht te zetten;

22.  verzoekt de Conferentie van voorzitters nogmaals de uitvoeringsbepalingen voor de werkzaamheden van delegaties en missies buiten de Europese Unie te herzien; onderstreept dat bij een dergelijke herziening de mogelijkheid moet worden overwogen dat geaccrediteerde medewerkers leden onder bepaalde voorwaarden vergezellen in officiële delegaties en tijdens dienstreizen van het Parlement;

23.  betreurt dat het Bureau heeft gewacht met de uitvoering van de door de plenaire vergadering herhaaldelijk geuite wens om een technische oplossing uit te werken waardoor de leden hun stemrecht kunnen uitoefenen tijdens moederschaps- of vaderschapsverlof, bij langdurige ziekte of in geval van overmacht, en om de juridische, financiële en technische beperkingen die een dergelijke oplossing met zich mee zou brengen, te verduidelijken; is van mening dat elke stap die in dit verband zou zijn gezet, de invoering van de regeling van het Parlement voor het werken en stemmen op afstand die werd ingesteld toen de pandemie zich aandiende, had kunnen bespoedigen; verwacht dat het Bureau de werkzaamheden met betrekking tot het opheffen van de overgebleven wettelijke en financiële beperkingen op zich zal nemen, aangezien inmiddels is bevestigd dat stemmen op afstand technisch mogelijk is;

24.  herinnert eraan dat volgens de jaarverslagen van het transparantieregister van de afgelopen jaren ongeveer de helft van alle in het register ingevoerde gegevens onjuist is; is bang dat het register niet zal kunnen zorgen voor meer transparantie omtrent de activiteiten van belangenvertegenwoordigers – het doel waarvoor het is opgezet – als de helft van de ingevoerde informatie onvolledig of onjuist is; verzoekt het Parlement maatregelen te nemen om de nauwkeurigheid van het register te vergroten;

25.  herhaalt zijn verzoek aan het Parlement om jaarlijks een gedetailleerd verslag op te stellen over de belangenvertegenwoordigers en andere organisaties die toegang hebben gekregen tot de gebouwen van het Parlement, en dit verslag te publiceren met inachtneming van de verordening gegevensbescherming;

26.  verwacht dat het Bureau de leden in de toekomst proactief zal informeren over de uitvoering van relevante besluiten van de plenaire vergadering;

Gender

27.  dringt aan op een analyse van genderbudgettering ter onderbouwing van het toekomstige voorontwerp van raming, in overeenstemming met de verbintenis die de Unie ten aanzien van genderbudgettering is aangegaan; dringt aan op een specifiek genderboekhoudsysteem met uitgaven voor leden, personeel en deskundigen in een naar gender uitgesplitste vorm;

28.  dringt aan op de vaststelling van evaluatie- en monitoringcriteria voor genderaanbestedingen, die gebaseerd zijn op de bevordering van gelijke kansen bij ieder bestek van het Parlement;

Digitale infrastructuur

29.  steunt de investeringen in digitale infrastructuur, met inbegrip van cyberbeveiliging; onderstreept dat ICT veilige softwareoplossingen moet omvatten, zoals opensourcesoftware-oplossingen, om te zorgen voor volledige controle over de software en over het gegevensbeheer door het Parlement, alsmede voor vrijheid bij de ontwikkeling van toepassingen, evenals de aankoop van technologie waarbij afhankelijkheid van of technologische lock-in met betrekking tot grote technologische platforms specifiek wordt vermeden, met name ten aanzien van cloudaanbieders;

30.  benadrukt dat het Parlement de milieukwestie moet opnemen in de digitale agenda; benadrukt dat digitale innovatie een positieve bijdrage moet leveren aan de ecologische transitie; verzoekt om het bewerkstelligen van een kleinere ecologische voetafdruk van digitale technologie (groene IT), met name door de aanpassing van het intern beleid; vraagt het Parlement het ecologisch ontwerp van digitale diensten te integreren in zijn ICT-beheer en opties te kiezen die de circulaire economie eerbiedigen en een efficiënt gebruik van hulpbronnen bevorderen;

31.  herinnert aan de inherente risico’s voor informatiebeveiliging en privacy van het gebruik van op derden gebaseerde oplossingen voor het delen van gevoelige gegevens en aan de positieve impact van opensourcesoftware op de digitale autonomie en de voordelen ervan wat betreft de veiligheid; dringt erop aan dat gebruikers opensourcesoftware op de apparatuur van het Parlement moeten kunnen gebruiken en onderstreept de noodzaak van gedecentraliseerde, opensource-oplossingen voor virtuele bijeenkomsten en instant messaging; benadrukt dat gebruikers goed moeten worden opgeleid, met bijzondere aandacht voor cyberveiligheid; beklemtoont de noodzaak van automatische transcriptie- en vertaalsoftware ter ondersteuning van de gelijke verspreiding van informatie in alle officiële talen;

32.  moedigt ten zeerste aan dat er maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat bij de aanschaf door het Parlement van software en digitale infrastructuur, waaronder cloudoplossingen, lock-ineffecten met betrekking tot leveranciers worden vermeden door overdraagbaarheid en volledige interoperabiliteit verplicht te stellen, dat opensourcesoftware wordt gebruikt en dat overheidsopdrachten worden geoormerkt voor kmo’s en startende ondernemingen;

33.  benadrukt dat door de overheidssector gegenereerde softwaregegevens en -instrumenten en/of met belastinggeld gefinancierde softwaregegevens en -instrumenten herbruikbaar, openlijk toegankelijk en in overeenstemming met de grondrechten moeten zijn, en dat er, indien zij bestemd zijn voor kritiek gebruik, een veiligheidscertificering of beveiligingsaudit moet hebben plaatsgevonden; is daarnaast van mening dat door het Parlement gebruikte AI in het kader van de procedure voor overheidsopdrachten moet worden vrijgegeven als open bron, met toegankelijke softwaredocumentatie en algoritmen, zodat kan worden beoordeeld hoe het AI-systeem tot een bepaalde conclusie is gekomen; beklemtoont dat een controle van de grondrechten deel dient uit te maken van iedere conformiteitsbeoordeling vooraf;

34.  merkt op dat er systemen voor stemmen op afstand zijn opgezet om de continuïteit van de werkzaamheden van het Parlement tijdens de pandemie te waarborgen; vraagt deze stemsystemen te harmoniseren;

35.  dringt aan op snellere en veiligere draadloze netwerken op alle drie de werklocaties;

In gesprek met burgers

36.  onderstreept dat het Parlement de enige instelling van de Unie is waarvan de leden door algemene verkiezingen worden verkozen; acht het belangrijk de burgers een beter inzicht te geven in de activiteiten van het Parlement, het politieke bewustzijn te vergroten en de waarden van de Unie te bevorderen; dringt aan op meer digitale middelen om rechtstreeks met de burgers in contact te treden;

37.  steunt de oprichting, uiterlijk in 2024, van Europa Experience-centra in alle lidstaten; neemt kennis van de bevestiging dat vertragingen als gevolg van de COVID-19-pandemie kritieke mijlpalen niet in gevaar zullen brengen; steunt de administratie in haar beleid dat gericht is op het maximaliseren van synergieën; verwacht dat de langetermijneffecten op de begroting van Europa Experience wat betreft de exploitatiekosten vóór de goedkeuring van de begroting 2022 aan de Begrotingscommissie worden gepresenteerd; wijst erop dat Europa Experience alle burgers de mogelijkheid moet bieden een beter inzicht te krijgen in de werking van de Europese instellingen;

38.  is van oordeel dat de liaisonbureaus van het Europees Parlement hun netwerk moeten uitbreiden en meer met de burgers in gesprek moeten gaan; nodigt het Parlement uit via zijn liaisonbureaus bijeenkomsten en evenementen te ontwikkelen, zoals het Europees Jongerenevenement, waar leden en jongeren elkaar op lokaal niveau kunnen ontmoeten;

39.  erkent het belang van bezoekersgroepen; merkt op dat geen enkele bezoekersgroep tijdens de COVID-19-pandemie de gebouwen van het Parlement heeft kunnen bezoeken; herinnert eraan dat, in overeenstemming met het besluit van het Bureau van 5 oktober 2020, 40 % van het ongebruikte quotum van 2020 opnieuw is toegewezen aan 2022; is ingenomen met het feit dat het Parlement veel investeert in de dienstverlening aan bezoekers, met name ten behoeve van jongeren, die een belangrijke doelgroep blijven; dringt erop aan de vergoedingen voor bezoekers voor de rest van het mandaat niet verder te verhogen dan wat operationeel haalbaar is;

40.  erkent dat ongeveer 50 miljoen mensen tot diverse taalkundige minderheden, regio’s en gemeenschappen in de Unie behoren; herinnert eraan dat het Parlement de betrokkenheid en participatie van de burgers, met inbegrip van de nationale, regionale en taalkundige minderheden, in de Unie aanmoedigt; wijst erop dat het Parlement zich sterk maakt voor meertaligheid en de rechten van de nationale, regionale en taalkundige minderheden bevordert; is van oordeel dat het Parlement actief kan bijdragen aan de bestrijding van desinformatie door, waar nodig, ook informatie te verstrekken in de talen van taalkundige minderheden, regio’s en gemeenschappen; verzoekt het Bureau na te gaan hoe haalbaar het is om communicatiemateriaal te produceren in de talen van taalkundige minderheden, regio’s en gemeenschappen in de verschillende lidstaten en de financiële kosten daarvan te ramen, bijvoorbeeld voor de Europa Experience-centra en de Conferentie over de toekomst van Europa;

41.  verzoekt het Bureau om te zorgen voor de vertaling van belangrijke resoluties over het buitenlands beleid die zijn aangenomen op grond van artikel 54 (initiatiefverslagen) in de officiële niet-Unietalen van de Verenigde Naties (namelijk Arabisch, Chinees en Russisch), alsook de vertaling van landenspecifieke resoluties aangenomen op grond van artikel 132 (resolutie bij de verklaringen van de Commissie en de HV/VV) en op grond van artikel 144 (spoedresolutie) in de officiële taal van het betrokken land, teneinde de impact en reikwijdte van de activiteiten van het Parlement op het gebied van buitenlandse zaken te vergroten, en verzoekt de begrotingsautoriteit ervoor te zorgen dat voldoende kredieten beschikbaar zijn voor dat doel.

42.  verzoekt de secretaris-generaal de haalbaarheid te onderzoeken van de invoering van vertolking in internationale gebarentaal tijdens alle plenaire debatten, in overeenstemming met de verzoeken die zijn goedgekeurd door de plenaire vergadering, en uitvoering te geven aan dat besluit met inachtneming van het beginsel van gelijke toegang voor alle burgers;

43.  is van mening dat het van cruciaal belang is dat elke Unie-instelling die betrokken is bij de opzet en de organisatie van de aankomende Conferentie over de toekomst van Europa, met inbegrip van het Parlement, vanaf het moment van de bekendmaking van de raming van de uitgaven en ontvangsten kan beschikken over een toereikend administratief budget om de Conferentie te laten slagen;

44.  verzoekt de burgers en ingezetenen van de lidstaten en de partnerlanden de mogelijkheid te bieden virtuele rondleidingen te volgen in het Parlement, zodat een breder publiek een beter inzicht krijgt in de werkzaamheden en de waarden van de instelling;

45.  verzoekt om een speciale bezoekersdienst voor senioren, waarbij de programma’s en het beleid van de Unie die actief ouder worden bevorderen, onder de aandacht worden gebracht;

Onroerendgoedprojecten

46.  verwacht een transparantere en gedetailleerdere planning en besluitvorming, waaronder de vroegtijdige verstrekking van informatie, met inachtneming van artikel 266 van het Financieel Reglement, met betrekking tot het gebouwenbeleid; verzoekt om een debat over de werking van het Parlement en om een herziening van de behoefte aan kantoorruimte van het Parlement in het licht van de effecten van de pandemie en de verwachte toename van telewerken en zo nodig om de aanpassing van de gebouwenstrategie voor de lange termijn; benadrukt dat een zorgvuldige planning aanzienlijke besparingen mogelijk moet maken;

47.  verzoekt het Bureau zijn besluit over het Paul-Henri Spaakgebouw bekend te maken, met inbegrip van een gedetailleerde kostenspecificatie en de bewijsstukken; neemt er kennis van dat het Spaakgebouw tijdens renovatiewerkzaamheden niet beschikbaar is en verzoekt de reeds beschikbare ruimte optimaal te benutten overeenkomstig de behoeften van het Parlement; herinnert in deze context aan de toezegging van het Parlement om de nodige aanpassingen en renovaties van zijn gebouwen door te voeren om ze toegankelijk te maken voor alle gebruikers overeenkomstig de normen van de Unie; beveelt aan om bij de planning en herstructurering van de gebouwen van het Parlement terdege rekening te houden met diversiteits- en inclusiecriteria;

48.  is ingenomen met het besluit van het Bureau om gebouwenpaspoorten in te voeren ten behoeve van het levenscyclusbeheer van de gebouwenportefeuille van het Parlement; verwacht dat het gebruik van het nieuwe instrument zal bijdragen tot het daadwerkelijk nemen van de stappen om zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2050 klimaatneutrale of passieve gebouwen te verwezenlijken; verwacht tevens dat het paspoort mede zal bijdragen tot een verbetering van de luchtkwaliteit in gesloten ruimten en tot gezonde gebouwen;

49.  merkt op dat in de door de secretaris-generaal voorgestelde begroting voor 2022 4,358 miljoen EUR wordt uitgetrokken voor de bouwwerkzaamheden bij de ingang van het Weissgebouw, en merkt voorts op dat in de begroting voor 2021 al 8 miljoen EUR daarvoor was uitgetrokken; verzoekt om geactualiseerde informatie over de totale kosten van dit project;

Andere kwesties

50.  herhaalt zijn verzoek aan het Bureau te zorgen voor volledige flexibiliteit voor de aanwezigheid van leden tijdens de groene weken om hun werkregelingen te vergemakkelijken;

51.  herinnert aan artikel 27, leden 1 en 2, van het Statuut van de leden(22) waarin het volgende is bepaald: “Na inwerkingtreding van dit Statuut, blijft het door het Europees Parlement ingestelde vrijwillig pensioenfonds gehandhaafd voor leden of voormalige leden die in dit fonds reeds rechten of aanspraken hebben verworven” en “De verworven rechten en aanspraken blijven in volle omvang bestaan”; verzoekt de secretaris-generaal en het Bureau om volledige naleving van het Statuut van de leden en vraagt om met het pensioenfonds een duidelijk plan op te stellen waarbij het Parlement de verplichtingen en verantwoordelijkheden voor het vrijwillig pensioenfonds van de leden overneemt;

52.  merkt op dat dienstverleners hard zijn getroffen door de pandemie; is verheugd over de inspanningen van het Parlement, zoals de levering van solidariteitsmaaltijden, die de gevolgen voor onderaannemers en hun werknemers helpen beperken; benadrukt het feit dat onderaanbesteding van schoonmaak- en cateringdiensten mensen, voornamelijk vrouwen, in een uiterst kwetsbare positie plaatst; is zeer bezorgd over de massale ontslagen van werknemers van het cateringbedrijf COMPASS Group; verzoekt de bevoegde autoriteiten van het Parlement in samenwerking met onderaannemers alle mogelijke alternatieve oplossingen voor het behoud van de werkgelegenheid te onderzoeken in het kader van de sociale dialoog en aanvullende diensten af te nemen die kunnen worden gerechtvaardigd door het gebruik van de begroting van het Parlement; dringt er bij het Parlement op aan alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te nemen om te waarborgen dat externe contractanten de hoogste normen van het arbeidsrecht voor het schoonmaakpersoneel, dat voornamelijk uit vrouwen bestaat, en het cateringpersoneel naleeft, met name wat betreft de psychologische druk en werkomstandigheden; verzoekt het Bureau het uitbestedingsbeleid van het Parlement te heroverwegen;

53.  verzoekt de secretaris-generaal en het Bureau voor een cultuur van prestatiegericht begroten te zorgen in de hele administratie van het Parlement, alsook voor een benadering te kiezen die berust op “lean management” om de efficiëntie te vergroten, de milieuduurzaamheid te verbeteren en de bureaucratische rompslomp in het interne werk van de instelling terug te dringen; beklemtoont dat de ervaring van “lean management” neerkomt op de permanente verbetering van de werkprocedure dankzij vereenvoudiging en de ervaring van het administratief personeel;

54.  wijst erop dat het personeelsbeleid van het Parlement moet worden herzien zodat de instelling gebruik kan maken van de deskundigheid die door alle personeelsleden van het Parlement is verworven; is van mening dat het daarom noodzakelijk is om de regels te wijzigen zodat alle categorieën personeelsleden, onder wie geaccrediteerde medewerkers, aan interne vergelijkende onderzoeken kunnen deelnemen alsook om HR-ontwikkelingsprogramma’s op te zetten die het Parlement in staat stellen de deskundigheid van deze categorieën te behouden ten dienste van de instelling;

55.  verzoekt de secretaris-generaal om de risico’s in verband met het toenemende aantal arbeidscontractanten te beoordelen, met inbegrip van het gevaar dat een tweelagige personeelsstructuur wordt gecreëerd binnen het Parlement; dringt erop aan dat belangrijke vaste functies en taken worden uitgeoefend door vast personeel;

56.  dringt aan op meer flexibiliteit en minder bureaucratie in het kantoorbeheer en de contracten van de leden, met het oog op de herhaaldelijke fouten van de onlineplatforms en de moeilijkheden om tijdens de COVID-19-pandemie op afstand te werken; verzoekt het secretariaat-generaal van het Parlement en de financiële diensten een speciale reeks flexibele regels vast te stellen;

57.  merkt op dat het Parlement in Brussel per semester ongeveer 250 stagiairs verwelkomt; is van oordeel dat alle stagiairs in het Parlement dezelfde reiskorting moeten krijgen als de overige personeelsleden; is van oordeel dat deze maatregelen de begroting van het Parlement niet noemenswaardig zouden belasten en een aanzienlijke lastenverlichting zouden betekenen voor de stagiairs in Brussel;

58.  herinnert eraan dat voldoende middelen moeten worden uitgetrokken voor de financiering van culturele en artistieke activiteiten binnen en buiten de gebouwen van het Parlement, teneinde zijn steun aan de culturele en creatieve sector te onderstrepen;

59.  herinnert aan de politieke toezegging van het Parlement ten aanzien van zijn externe liaisonbureaus en verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden met klem te zorgen voor de noodzakelijke voorwaarden, zoals het gezamenlijk beheer van gebouwen waar dat nodig is, en de accreditatie van het personeel van het Parlement als diplomaten bij de autoriteiten van de gastlanden;

60.  dringt aan op tijdige en transparante jaarverslagen van de Autoriteit inzake politieke partijen en stichtingen;

61.  is van mening dat de COVID-19 pandemie negatieve gevolgen heeft voor de levendigheid van het Parlement; onderstreept dat het van belang is te zorgen voor een dynamisch en levendig Parlement zodra de COVID-19-crisis voorbij is; verzoekt daarom het Bureau een analyse te maken met het oog op nieuwe praktijken die het Parlement levendiger zouden kunnen maken, en vervolgens aanbevelingen te doen die, indien nodig, via een herziening van het Reglement kunnen worden uitgevoerd;

o
o   o

62.  stelt de raming voor het begrotingsjaar 2022 vast;

63.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de raming te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(2) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11.
(3) PB C 444 I van 22.12.2020.
(4) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0357, bijlage II.
(5) PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.
(6) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 15.
(7) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0123.
(8) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0302.
(9) Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0385.
(10) PB C 346 van 27.9.2018, blz. 19.
(11) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0331.
(12) Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0010.
(13) https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2020/652735/IPOL_STU(2020)652735_EN.pdf
(14) PB C 364 van 15.10.2014, blz. 3.
(15) Aan genomen teksten, P9_TA(2020)0227.
(16) Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).
(17) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).
(18) Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0306.
(19) PB C 444 I van 22.12.2020, blz. 5.
(20) Door het Bureau goedgekeurde teksten, PE 113.116/BUR./rev. XXVI/01-04-2009.
(21) Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).
(22) Besluit 2005/684/EG, Euratom van het Europees Parlement van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB L 262 van 7.10.2005, blz. 1).

Laatst bijgewerkt op: 26 juli 2021Juridische mededeling - Privacybeleid