Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2022/2829(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B9-0384/2022

Debatten :

Stemmingen :

PV 15/09/2022 - 11.11
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2022)0330

Aangenomen teksten
PDF 202kWORD 64k
Donderdag 15 september 2022 - Straatsburg
Gevolgen van droogte, branden en andere extreme weerfenomenen: meer inspanningen van de EU om klimaatverandering tegen te gaan
P9_TA(2022)0330RC-B9-0384/2022

Resolutie van het Europees Parlement van 15 september 2022 over de gevolgen van droogte, brand en andere extreme weersverschijnselen: meer inspanningen van de EU ter bestrijding van de klimaatverandering (2022/2829(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu(1),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” (COM(2019)0640) en de resolutie van het Parlement van 15 januari 2020 daarover(2),

–  gezien Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”)(3),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 – De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020)0380) en de resolutie van het Parlement van 9 juni 2021 daarover(4),

–  gezien “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (COM(2020)0381) en zijn resolutie van 20 oktober 2021 daarover(5),

–  gezien het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering (UNFCCC) en met name de Overeenkomst van Parijs van 2015, die op 4 november 2016 in werking is getreden,

–  gezien het Global Assessment Report on Disaster Risk Reduction (GAR) Special Report on Drought 2021 van het Bureau van de Verenigde Naties voor rampenrisicovermindering,

–  gezien de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN die in 2015 zijn aangenomen, en met name doelstelling 15,

–  gezien het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming (UNCCD),

–  gezien de door het secretariaat van de Overeenkomst inzake watergebieden gepubliceerde speciale editie 2021 van de Global Wetland Outlook,

–  gezien het verslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie getiteld “Drought in Europe – August 2022”,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 16 juli 2021 getiteld “Nieuwe EU‑bosstrategie voor 2030” (COM(2021)0572),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “EU‑biodiversiteitsstrategie voor 2030 – De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020)0380),

–  gezien het mondiaal evaluatieverslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten van mei 2019,

–  gezien zijn resolutie van 17 december 2020 over de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering(6),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 17 november 2021 getiteld “EU‑bodemstrategie voor 2030 – Profiteren van de voordelen van een gezonde bodem voor mens, voedsel, natuur en klimaat” (COM(2021)0699) en de resolutie van het Europees Parlement van 28 april 2021 over bodembescherming(7),

–  gezien het Europees handvest inzake watervoorraden,

–  gezien het verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) getiteld “Climate Change 2022: Impacts, Adaptation and Vulnerability”,

–  gezien resolutie 64/292 van de Algemene Vergadering van de VN van 28 juli 2010, waarin het mensenrecht op water en sanitaire voorzieningen wordt erkend,

–  gezien zijn resolutie van 8 september 2015 over de follow-up van het burgerinitiatief “Right2Water”(8),

–  gezien verslag nr. 17/2020 van het Europees Milieuagentschap (EEA) getiteld “Water and agriculture: towards sustainable solutions”,

–  gezien het verslag van het World Resources Institute van 21 januari 2020 getiteld “Achieving Abundance: Understanding the Cost of a Sustainable Water Future”,

–  gezien het verslag van het EEA van 14 oktober 2021 getiteld “Water resources across Europe – confronting water stress: an updated assessment”,

–  gezien de door de Commissie verrichte geschiktheidscontrole 2019 van de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn, de richtlijn inzake milieukwaliteitsnormen en de overstromingsrichtlijn (SWD(2019)0439),

–  gezien de evaluatieverslagen en de speciale verslagen van de IPCC,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 24 februari 2021 getiteld “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen – de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering” (COM(2021)0082),

–  gezien Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid(9) (verordening gemeenschappelijke bepalingen),

–  gezien Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds(10),

–  gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)(11),

–  gezien artikel 132, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat volgens de Europese waarnemingspost voor droogte in augustus 2022 voor 64 % van het continent een droogtewaarschuwing gold (en voor 17 % een droogtealarm); overwegende dat uit voorlopige gegevens blijkt dat de huidige droogte de ergste is in minstens 500 jaar; overwegende dat de gemiddelde temperatuur in Europa in 2022 zowel voor augustus als voor de periode juni-augustus de hoogste was die ooit is geregistreerd(12); overwegende dat voor de komende maanden in grote delen van Europa drogere omstandigheden dan normaal worden verwacht, en dat hittegolven en droogte elkaar versterken;

B.  overwegende dat het volgens de IPCC duidelijk is dat door de klimaatcrisis extreme weersomstandigheden zoals overstromingen, stormen en hitte frequenter en sterker worden, hetgeen betekent dat neerslag en stormen heviger worden, hittegolven warmer worden en droogten langer aanhouden en ernstiger worden;

C.  overwegende dat de klimaatverandering nu al dramatische gevolgen heeft voor ecosystemen, bevolkingen en bestaansmiddelen; overwegende dat het Europese continent volgens de IPCC sneller opwarmt dan andere delen van de wereld, met in 2019 een temperatuurstijging van 2 °C ten opzichte van het pre-industriële tijdperk, terwijl de gemiddelde temperatuurstijging wereldwijd 1,1 °C bedraagt; overwegende dat de recorddroogte van dit jaar de recentste is van een reeks extreme klimaatgebeurtenissen die het nieuwe normaal aan het worden zijn en in omvang en intensiteit toenemen; overwegende dat er, aangezien de waterkringloop door de klimaatverandering intensiever wordt, vaker en sterkere droogten, stormen en overstromingen zullen zijn;

D.  overwegende dat er dringend actie moet worden ondernomen om de klimaatverandering te mitigeren door de broeikasgasemissies te verminderen in overeenstemming met de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens en in combinatie met een aanzienlijke intensivering van de aanpassings- en veerkrachtmaatregelen in alle sectoren om de gevolgen voor de economie, het milieu, het welzijn en de gezondheid op korte, middellange en lange termijn te beperken en te beheersen;

E.  overwegende dat het World Resource Institute heeft vastgesteld dat zes EU-landen (Cyprus, België, Griekenland, Spanje, Portugal en Italië) te kampen hebben met een hoge mate van waterstress, en voorspelt dat er in 2030 wereldwijd een kloof van 56 % zal bestaan tussen het hernieuwbare wateraanbod en de vraag(13); overwegende dat volgens ramingen van het EEA reeds 20 % van het Europese grondgebied en 30 % van de Europese bevolking te kampen hebben met waterstress, en dat de kosten van droogten in Europa op 2 à 9 miljard EUR per jaar worden geraamd(14);

F.  overwegende dat de klimaatverandering de wind- en weerpatronen in Europa zodanig heeft veranderd dat hogedrukgebieden blijven aanhouden, met als gevolg lange perioden met weinig of geen neerslag, waardoor de groeiseizoenen voor gewassen droger worden; overwegende dat bodemvocht bijdraagt tot de aanvulling van het grondwater, de bodemstructuur en biota, de bodemtemperatuur, en dat watertekorten onder meer leiden tot bodemerosie en een lagere productie van gewassen; overwegende dat de bodemvochtanomalieën in vergelijking met juni 2022 in het grootste deel van Europa duidelijk negatief blijven als gevolg van het gebrek aan neerslag en de hittegolven van de afgelopen maanden;

G.  overwegende dat de opbrengstprognoses voor korrelmaïs, sojabonen en zonnebloemen in de EU het zwaarst getroffen zijn, met een daling ten opzichte van het gemiddelde van de laatste vijf jaar die geraamd wordt op respectievelijk - 16 %, - 15 % en - 12 %; overwegende dat ook andere gewassen waarschijnlijk zwaar zullen worden getroffen, vooral voedergewassen; overwegende dat de ernst van de gevolgen van droogten en hittegolven voor de landbouwproductie in de afgelopen 50 jaar ruwweg verdrievoudigd is(15); overwegende dat deze lagere productieniveaus bijzonder zorgwekkend zijn gezien de gevolgen van het aanhoudende conflict in Oekraïne voor de levensmiddelen- en diervoedermarkt;

H.  overwegende dat niet-duurzame landbouwpraktijken, ontbossing en intensieve verstedelijking het risico op en de hevigheid van natuurrampen vergroten;

I.  overwegende dat volgens de meest recente wereldatlas van woestijnvorming meer dan 75 % van het landoppervlak op aarde reeds is aangetast en ruim 90 % tegen 2050 zou kunnen zijn aangetast; overwegende dat op EU-niveau woestijnvorming 8 % van het grondgebied treft, vooral in Zuid-, Oost- en Midden-Europa, en 14 miljoen hectare beslaat; overwegende dat 13 lidstaten hebben verklaard te kampen te hebben met woestijnvorming volgens de definitie van het UNCCD; overwegende dat woestijnvorming onder meer wordt aangedreven door bodemerosie, overbegrazing en verlies van vegetatiedek, met name bomen, verzilting, verlies van organisch materiaal en biota in de bodem en aantasting van de biodiversiteit; overwegende dat de EU en de lidstaten in 2015 hebben toegezegd dat zij uiterlijk in 2030 neutraliteit qua bodemdegradatie in de EU zullen bereiken;

J.  overwegende dat de kaderrichtlijn water (KRW)(16) in artikel 4, lid 1, het volgende bepaalt: “[de lidstaten] beschermen, verbeteren en herstellen alle grondwaterlichamen en zorgen voor een evenwicht tussen onttrekking en aanvulling van grondwater, met de bedoeling uiterlijk 15 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn een goede grondwatertoestand [...] te bereiken”; overwegende dat 22 jaar later slechts 40 % van de gemonitorde meren, estuaria, rivieren en kustwateren in de door de KRW vereiste “goede” of “zeer goede” ecologische toestand verkeert; overwegende dat uit de geschiktheidscontrole in het kader van de KRW is gebleken dat voor bijna 50 % van de waterlichamen een vrijstelling geldt, hetgeen onbevredigend is; overwegende dat er in het verleden slechte beheerspraktijken en ‑maatregelen met vernietigende gevolgen voor de waterretentie in de bodem zijn toegepast, zoals het rechttrekken van rivieren en/of het betonneren van rivierbeddingen, het intensiveren van het grondgebruik en het droogleggen van vijvers en waterrijke gebieden;

K.  overwegende dat water een essentieel onderdeel is van de voedselketen; overwegende dat grond- en oppervlaktewateren van goede kwaliteit in voldoende hoeveelheden beschikbaar moeten zijn voor het bereiken van een eerlijk, gezond, milieuvriendelijk en duurzaam voedselsysteem zoals omschreven in de “van boer tot bord”-strategie; overwegende dat een voldoende hoeveelheid schoon water essentieel is om in de EU een echte circulaire economie tot stand te brengen; overwegende dat in de verordening strategische GLB-plannen(17) de “bevordering van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen” als doelstelling wordt genoemd;

L.  overwegende dat de landbouw afhankelijk is van de beschikbaarheid van water; overwegende dat irrigatie helpt om landbouwers te beschermen tegen klimaatschommelingen en om de opbrengst te verhogen, maar ook een aanzienlijke druk legt op de watervoorraden; overwegende dat in 2016 slechts 6 %(18) van de landbouwgrond in de EU werd geïrrigeerd, maar dat dit goed was voor 24 % van alle wateronttrekking in de EU; overwegende dat volgens het speciale verslag van de Europese Rekenkamer (ERK) over duurzaam watergebruik in de landbouw, de uitvoering van het GLB niet consequent is afgestemd op het waterbeleid van de EU, en dat het uitblijven van verbeteringen hierin zou kunnen leiden tot een grotere druk op de watervoorraden;

M.  overwegende dat het nieuwe GLB, dat in 2023 in werking treedt, investeringen in de uitbreiding van geïrrigeerde oppervlakken beperkt in gebieden waar de toestand van de waterlichamen “minder dan goed” is;

N.  overwegende dat wateronttrekking uit open water en grondwater voor drinkwater, de industrie en de landbouw, in combinatie met extreem hoge temperaturen en een gebrek aan neerslag, leidt tot verhoogde concentraties verontreinigende stoffen en voedingsstoffen en bijgevolg tot een toename van toxische algenbloei en ziekteverwekkers, zoals in heel Europa in riviersystemen, estuaria en waterlichamen is gebeurd, met als gevolg massale sterfte in zoet water en vissterfte, de instorting van de visserij en het verdwijnen van bestaansmiddelen; overwegende dat hoge watertemperaturen ook het zuurstofgehalte verlagen, met dramatische gevolgen voor de vissen; overwegende dat door de verminderde doorstroming van de rivier in combinatie met baggerwerken geconcentreerde toxinen vrijkomen die zich in de sedimenten hebben opgehoopt, met grote gevolgen voor het aquatische leven en de visserij stroomafwaarts;

O.  overwegende dat 60 % van de stroomgebieden zich in transnationale regio’s bevindt, waardoor doeltreffende grensoverschrijdende samenwerking cruciaal is; overwegende dat twintig Europese landen voor meer dan 10 % van hun watervoorraden afhankelijk zijn van andere landen, en vijf landen voor ruim 75 % van hun watervoorraad afhankelijk zijn van toelevering via rivieren uit het buitenland(19); overwegende dat niet‑naleving van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater(20) in grensregio’s leidt tot een verslechtering van grensoverschrijdende waterlichamen, hetgeen het onmogelijk maakt om in de ontvangende lidstaat de doelstellingen van de KRW te bereiken; overwegende dat in de KRW weliswaar sprake is van “relevante ecoregio’s”, maar dat de samenwerking op het gebied van water in de praktijk te wensen overlaat; overwegende dat als gevolg van de schaarste aan hulpbronnen de hydropolitieke complexiteit van de gedeelde stroomgebieden naar verwachting zal toenemen;

P.  overwegende dat de hernieuwbare watervoorraden per hoofd van de bevolking in de EU in de afgelopen 60 jaar met 17 % zijn afgenomen; overwegende dat verscheidene EU‑landen de afgelopen maanden als gevolg van de droogte drinkwater hebben moeten rantsoeneren, waarbij bijvoorbeeld gemeenten afhankelijk zijn van drinkwater dat door vrachtwagens wordt geleverd; overwegende dat waterlekken goed zijn voor 24 % van het totale waterverbruik in de Unie;

Q.  overwegende dat 20 à 40% van het water dat in Europa beschikbaar is, wordt verspild, onder meer door lekken in het waterleidingnet, onvoldoende waterbesparende technologische installaties, overmatige en onnodige irrigatie en druppelende kranen;

R.  overwegende dat de jaarlijkse rivierstromen in Zuid- en Zuidoost-Europa afnemen en in Noord- en Noordoost-Europa toenemen; overwegende dat de opwekking van waterkracht en de koelsystemen van krachtcentrales ernstig worden getroffen; overwegende dat het Amber-project (Adaptive Management of Barriers in European Rivers) heeft aangetoond dat de Europese rivieren worden versperd door meer dan een miljoen barrages, waarvan ruim 85 % kleine structuren die in slechte staat verkeren of inactief zijn; overwegende dat alle barrages van invloed zijn op de gezondheid van de rivieren en de waterkringloop, waardoor de natuurlijke stroming van rivieren wordt veranderd en trekroutes voor vissen worden versperd;

S.  overwegende dat de lagere waterniveaus en ‑volumes ernstige gevolgen hebben gehad in de fossiele, nucleaire en op waterkracht gebaseerde energiesectoren en voor koelsystemen; overwegende dat de droogte van deze zomer de ernstige druk op de energiemarkt waarmee Europa te kampen heeft, nog heeft verergerd; overwegende dat de daaruit voortvloeiende gevolgen aquatische ecosystemen die al met hittegolven te kampen hebben, nog verder kunnen aantasten;

T.  overwegende dat veel toeristische activiteiten afhankelijk zijn van rivieren; overwegende dat 17 % van het grondgebied van de EU momenteel te kampen heeft met watertekorten en dat de situatie nog zorgwekkender is rond de Middellandse Zee, waar ongeveer 50 % van de bevolking tijdens de zomer onder voortdurende waterstress leeft en veel toeristische trekpleisters hun activiteiten wegens de droogte hebben moeten staken;

U.  overwegende dat het gebrek aan neerslag en de massale wateronttrekkingen voor irrigatie van invloed zijn geweest op het vervoer over rivieren, waardoor de aanvoer van zware materialen in het gedrang is gekomen, met name in de Rijnvallei, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor tal van bedrijfstakken; overwegende dat grote Europese waterwegen, met name de Rijn, de Donau en de Po, een kritiek laag peil hebben gekend, met gevolgen voor de landbouw, het drinkwater, de ecosystemen en de handel;

V.  overwegende dat bossen steeds kwetsbaarder worden voor de gevolgen van klimaatverandering, met name door het toenemende aantal bosbranden; overwegende dat jaren van droogte en degradatie ideale omstandigheden hebben gecreëerd voor de verspreiding van bosbranden; overwegende dat Europa te maken heeft met bosbranden van dramatische proporties;

W.  overwegende dat in de tien jaar tussen 2011 en 2021 meer dan 5 miljoen hectare bos in vlammen is opgegaan, voornamelijk als gevolg van droogten; overwegende dat de bosbranden alleen al tussen 4 juni en 3 september 2022 hebben geleid tot een totaal cumulatief verbrand gebied van ruim 500 000 hectare(21) en dat de capaciteit van de EU om bosbranden te bestrijden, haar grenzen bereikt; overwegende dat bosbranden op het hele grondgebied van de Unie waardevolle gebieden zoals natuurparken en Unesco-geoparken hebben vernield, waardoor biodiversiteit, gewassen en weiden verloren zijn gegaan;

X.  overwegende dat droogten en hittegolven in verband met de klimaatverandering het moeilijker hebben gemaakt om branden te bestrijden, aangezien branden in die omstandigheden zwaarder zijn en zich makkelijker snel kunnen verspreiden; overwegende dat bosbranden door de klimaatverandering frequenter en potentieel vernietigender zullen worden, en dat het bosbrandseizoen in Europa waarschijnlijk eerder in het jaar zal beginnen en later in het jaar zal eindigen; overwegende dat met deze ongekende veranderingen rekening moet worden gehouden in de brandbeheersingspraktijken van de lidstaten;

Y.  overwegende dat stabiele, gemengde, meerjarige, veelsoortige en biodiverse bossen met continue bedekking veel nevenvoordelen opleveren, met name de beperking van droogte en hitte; overwegende dat ook agrobosbouw en in agro-ecosystemen opgenomen bomen veel voordelen bieden, zoals productiviteit en veerkracht;

Z.  overwegende dat hittegolven en perioden van droogte een negatief effect hebben op het inkomen van landbouwers, hetgeen ertoe kan leiden dat landbouwbedrijven ermee ophouden; overwegende dat sluitingen van landbouwbedrijven voorts kunnen leiden tot het ontstaan van omstandigheden die bevorderlijk zijn voor het uitbreken van bosbranden;

AA.  overwegende dat volgens ramingen van de VN sinds 1970 wereldwijd 35 % van de wetlands is verdwenen, aan een tempo dat drie keer hoger ligt dan bij bossen, ondanks het feit dat ze veel voordelen bieden; overwegende dat wetlands aan de kust, zoals mangroven, tot wel 55 keer sneller koolstof vastleggen dan tropische regenwouden; overwegende dat veengebieden, die slechts 3 % van het landoppervlak van de aarde bedekken, 30 % van alle koolstof op het land kunnen opslaan, maar alleen wanneer ze nat staan, en overtollig water absorberen, zodat ze overstromingen en droogte voorkomen; overwegende dat volgens de Commissie ongeveer twee derde van de wetlands die honderd jaar geleden in de EU bestonden, verloren zijn gegaan;

AB.  overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN het recht op water en sanitaire voorzieningen op 28 juli 2010 als mensenrecht heeft erkend; overwegende dat schoon drinkwater essentieel is voor alle mensenrechten; overwegende dat 1 884 790 burgers in 2013 het Europees burgerinitiatief getiteld “Right2Water” over het recht op water en sanitaire voorzieningen hebben ondertekend; overwegende dat vandaag de dag 1 miljoen EU-burgers geen toegang hebben tot water en 8 miljoen EU-burgers niet beschikken over sanitaire voorzieningen;

AC.  overwegende dat de droogte de levensomstandigheden van mensen verslechtert door de hitte en het gebrek aan water; overwegende dat de meest behoeftigen onevenredig zwaar worden getroffen; overwegende dat er een buitensporig sterftecijfer is in de Europese landen die het zwaarst door de droogte zijn getroffen; overwegende dat droogte scheuren veroorzaakt in de meest kwetsbare gebouwen, waardoor de levenskwaliteit van de bewoners verslechtert;

AD.  overwegende dat droogte en andere gevolgen van de klimaatverandering ook een effect op de geestelijke gezondheid hebben en angst versterken, vooral bij jongeren;

AE.  overwegende dat de begroting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) ontoereikend is om adequaat op grote natuurrampen te kunnen reageren en Europese solidariteit te betonen met door rampen getroffen regio’s;

AF.  overwegende dat droogten cascade-effecten kunnen hebben en dat de verliezen als gevolg van droogte in de EU naar schatting 9 miljard EUR per jaar bedragen; overwegende dat uit een analyse van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek blijkt dat de gevolgen van droogten voor de Europese economie tegen 2100 tot meer dan 65 miljard EUR per jaar zouden kunnen oplopen(22); overwegende dat als de wereldwijde temperaturen de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs overschrijden, droogten naar verwachting tweemaal zo vaak zullen voorkomen en de absolute jaarlijkse verliezen door droogte in Europa zullen oplopen tot 40 miljard EUR per jaar(23); overwegende dat niets doen veel meer zal kosten dan vandaag investeren in ambitieuze klimaatactie(24);

AG.  overwegende dat de klimaatcrisis bestaande ongelijkheden verergert; overwegende dat huishoudens met een laag inkomen en kwetsbare personen het meest de gevolgen van de klimaatcrisis ondervinden en specifieke steun nodig hebben om zich aan te passen aan het veranderende klimaat; overwegende dat werknemers moeten worden beschermd tegen de negatieve gevolgen van de klimaatcrisis op de werkplek;

1.  betuigt zijn diepste medeleven en solidariteit met de families van degenen die onlangs slachtoffer zijn geworden van de extreme weersgebeurtenissen, en met de inwoners van de verwoeste gebieden, en spreekt zijn waardering uit voor de toewijding van de beroeps- en vrijwillige brandweerlieden, reddingswerkers, nationale, regionale en lokale overheden die reddingswerkzaamheden hebben uitgevoerd en burgers die vaak met gevaar voor eigen leven hebben getracht mensen te redden en te voorkomen dat branden zich verder uitbreidden;

2.  onderstreept het belang van duurzaam waterbeheer voor het waarborgen van de voedselzekerheid en verzoekt de Commissie geen verdere EU wetgeving voor te stellen die onze voedselzekerheid in gevaar brengt of dreigt te brengen;

3.  is van inzicht dat deze extreme weersomstandigheden een teken zijn van de noodzaak van ambitieuzere maatregelen op het gebied van klimaatmitigatie en -adaptatie; is van mening dat de EU in dit proces een leidende rol moet spelen en haar inspanningen in alle sectoren moet opvoeren; herinnert eraan dat de EU, overeenkomstig de EU‑klimaatwet en de Overeenkomst van Parijs alsook de best beschikbare wetenschappelijke inzichten, haar klimaatactie moet intensiveren, zowel wat betreft mitigatie, om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau, als wat betreft adaptatie om de veerkracht te bevorderen; dringt er bij de EU op aan haar nationaal bepaalde bijdrage in het kader van de Overeenkomst van Parijs te actualiseren en haar broeikasgasreductiedoelstelling uiterlijk bij aanvang van de 27e zitting van de Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC (COP27) te verhogen, op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke inzichten; dringt erop aan zo ambitieus mogelijk te zijn met betrekking tot het “Fit for 55”-pakket;

4.  uit zijn bezorgdheid over de bevindingen in het rapport van het Milieuprogramma van de VN van 2021 over de emissiekloof, met name over het feit dat, ondanks ambitieuzere klimaattoezeggingen in het afgelopen jaar, de voorspelde emissies met inbegrip van een volledige uitvoering van deze nationale toezeggingen ons in de richting brengen van een temperatuurstijging van 2,7 °C, hetgeen wereldwijd ernstige gevolgen zou hebben; dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan zich sterk te blijven inzetten voor de Green Deal van de EU en meer actie te ondernemen op het gebied van klimaatmitigatie, -adaptatie en -veerkracht in de EU en daarbij bijzondere aandacht te hebben voor extreme weersomstandigheden;

5.  verwacht dat het voorstel van de Commissie voor een EU-wet inzake natuurherstel(25) een kans biedt om meer resultaat te halen uit het samenspel tussen mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering, rampenpreventie en natuurherstel; verwacht dat met deze wet een kader kan worden geboden voor het herstel van droogtebestendige ecosystemen, met inbegrip van het herstel van meerjarige, veelsoortige en biodiverse bossen met continue bedekking, wetlands, een natuurlijk vegetatiedek, overstromingsgebieden voor hoogwater en natuurlijke infiltratie van het gehele landschap, alsook verbeteringen in de veerkracht van stroomgebieden;

6.  steunt het voornemen van de Commissie om bij te dragen aan een algemeen koeleffect door een EU-platform voor stedelijke vergroening op te zetten; verzoekt de Commissie om ambitieuze en specifieke, bindende doelstellingen voor stedelijke biodiversiteit, op de natuur gebaseerde oplossingen, een op ecosystemen gebaseerde aanpak en groene infrastructuur vast te stellen, die zowel voor mensen als voor wilde dieren voordelen opleveren en bijdragen aan de algemene biodiversiteitsdoelen; benadrukt de noodzaak om daarbij maatregelen op te nemen zoals een minimumaandeel groene daken op nieuwe gebouwen, ondersteuning van stedelijke landbouw, met inbegrip – waar passend – van het gebruik van vruchtdragende bomen, erop toezien dat er geen chemische pesticiden worden gebruikt, het verminderen van het gebruik van meststoffen in stedelijke groene gebieden in de EU, en het opschroeven van de groenvoorziening in verhouding tot het aantal inwoners;

7.  verzoekt de lidstaten prioriteit te geven aan maatregelen waarmee op korte, middellange en lange termijn ecosystemen hersteld kunnen worden die als gevolg van extreme weersomstandigheden zijn aangetast, en deze maatregelen in kaart te brengen; dringt voorts aan op EU-richtsnoeren voor herstelplannen na noodsituaties, aan de hand waarvan prioriteiten kunnen worden vastgesteld voor de herstel-, sanerings- en wederopbouwfase na een ramp als gevolg van overstroming, bosbrand, hitte en droogte, er daarin ook aanbevelingen op te nemen voor het vergroten van de veerkracht en revitalisering van bestaansmiddelen, economieën en van het aangetaste milieu;

8.  verzoekt de Commissie te voorzien in een richtsnoer dat door belanghebbenden kan worden gebruikt om de droogtebestendigheid van mensen en ecosystemen te verbeteren; benadrukt dat gecoördineerde actie op Europees niveau tevens nodig is op het gebied van onderzoek en monitoring, en wel tussen reeds bestaande structuren zoals de Europese waarnemingspost voor droogte, het Europees Milieuagentschap, de dienst van Copernicus voor het beheer van noodsituaties en andere relevante belanghebbenden; benadrukt dat op het gebied van financiering, waar passende financiële steun moet worden gevonden in het kader van het GLB, de nationale plannen voor herstel en veerkracht en andere regionale fondsen;

9.  erkent de bijzondere kwetsbaarheid van mediterrane landen en het belang van het inzetten van specifieke mechanismen en middelen om in deze gebieden de risico’s en gevolgen van deze extreme gebeurtenissen het hoofd te bieden; benadrukt dat droogte en andere weersverschijnselen die voortkomen uit de klimaatcrisis niet alleen gevolgen hebben voor het milieu, maar ook een sociale, culturele, economische en politieke impact hebben, met een verhoogd risico op verder toenemende sociale ongelijkheid;

10.  onderstreept de negatieve invloed van natuurrampen op de economische, sociale en territoriale cohesie in de EU, waarvan de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid van de Unie hinder ondervindt; herinnert er in dit verband aan dat tegen 2030 meer dan 100 miljard EUR afkomstig van het cohesiebeleid zal zijn geïnvesteerd in de energietransitie, decarbonisatie en hernieuwbare energie; erkent de bijzondere kwetsbaarheid van de gebieden die worden genoemd in artikel 174 VWEU, met name eilanden en berggebieden, en in artikel 349 VWEU;

11.  herhaalt zijn steun voor de EU-adaptatiestrategie; betreurt echter dat in de adaptatiestrategie geen concrete, meetbare en tijdsgebonden doelstellingen zijn openomen voor de EU en haar lidstaten om klimaatbestendig te worden, en herinnert aan het verzoek van het Parlement om bindende en kwantificeerbare doelstellingen; verzoekt de Commissie in dit verband een alomvattend, ambitieus en juridisch bindend Europees kader voor klimaatadaptatie voor te stellen, met inbegrip van passende wetgevingsinstrumenten en met bijzondere nadruk op de meest kwetsbare regio’s;

12.  verzoekt de Commissie dringend een alomvattende EU-brede klimaatrisicobeoordeling op te stellen, met bijzondere aandacht voor de risico’s van droogte, bosbranden, bedreigingen voor de gezondheid, kwetsbaarheden van ecosystemen en het effect op kritieke infrastructuur en netwerkhotspots, teneinde de inspanningen op het gebied van aanpassing en veerkracht op korte, middellange en lange termijn te sturen en te prioriteren; dringt er met name op aan dat tegen de zomer van 2023 een EU-stresstest voor de klimaatbestendigheid van belangrijke infrastructuur is voltooid;

13.  wijst erop hoe de klimaatcrisis bestaande ongelijkheden verergert; benadrukt dat huishoudens met een laag inkomen en kwetsbare personen het meest de gevolgen van de klimaatcrisis ondervinden en specifieke steun nodig hebben om zich aan te passen aan het veranderende klimaat; is ingenomen met het sociaal beleid dat door verschillende lidstaten wordt gevoerd om werknemers te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de klimaatcrisis op de werkplek en moedigt lidstaten aan om klimaatadaptatie onderdeel te maken van hun arbeids- en sociaal beleid;

Civiele bescherming en respons in noodsituaties

14.  wijst op het belang van de verdere ontwikkeling en volledige benutting van het Uniemechanisme voor civiele bescherming in verband met bosbranden en andere natuurrampen; verzoekt de Commissie om onder de lidstaten informatie in te winnen en te verspreiden over de wijze waarop bossen kunnen worden aangepast aan de huidige en verwachte klimaatverandering, in overeenstemming met de nieuwe aanpassingsstrategie van de EU; verzoekt de Commissie om ter ondersteuning van preventieve maatregelen risicobeoordelingen voor bosbranden te ontwikkelen en kaarten op te stellen op basis van verbeterde Copernicus-producten en andere met behulp van teledetectie verzamelde gegevens; benadrukt dat het belangrijk is het Uniemechanisme voor civiele bescherming te versterken om te zorgen voor een adequate capaciteit voor bosbrandbestrijding in de EU;

15.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de oprichting van de nieuwe permanente rescEU-vloot te versnellen en dringt er bij hen op aan hiervoor voldoende middelen beschikbaar te stellen en het bestaande Europese seizoensgebonden vangnet zo spoedig mogelijk uit te breiden;

16.  neemt met bezorgdheid kennis van de beperkingen van het huidige kader voor respons op rampen op EU-niveau, dat gebaseerd is op een vrijwillige pool van vooraf vastgelegde responsmiddelen van de lidstaten; verzoekt de Commissie en de lidstaten de mogelijkheid te onderzoeken om de responscapaciteit en bevoegdheden van de EU bij rampen uit te breiden in het licht van steeds frequentere en steeds ernstigere klimaatrampen, met name door de oprichting van een permanente civielebeschermingsmacht van de EU;

17.  dringt aan op een uitbreiding van de huidige vrijwillige reservebrandweer in het kader van rescEU en verzoekt alle lidstaten te overwegen een deel van hun nationale brandweerbrigades in een Europese reserve op te nemen; verzoekt de Commissie een actieplan voor te leggen om de responscapaciteit van de EU te vergroten;

18.  steunt de modernisering van de middelen voor civiele bescherming door middel van nieuwe gemeenschappelijke overheidsopdrachten, zodat uitrusting en grond- en luchtmaterieel beter zijn afgestemd op de geografische kenmerken van de verschillende grondgebieden in de EU;

19.  dringt aan op versterking van de seizoensgebonden pre-positionering van brandweerlieden in hotspots voor bosbranden, op basis van het succes van het proefprogramma dat deze zomer in Griekenland operationeel was;

20.  verzoekt de lidstaten meer te investeren in onderzoek en innovatie en de oprichting van een Europees expertisecentrum op het gebied van civiele bescherming te ondersteunen, met name om personen op te leiden voor de strijd tegen branden en crisisbeheersing en de uitwisseling van beste praktijken aan te moedigen;

21.  herinnert eraan dat het SFEU meerdere keren is gewijzigd om het toepassingsgebied ervan uit te breiden en dat de begrotingslijn voor 2022 voor het SFEU reeds volledig is gemobiliseerd als gevolg van het toegenomen aantal natuurrampen; dringt aan op een aanzienlijke verhoging van de begroting van het SFEU, hetgeen de regio’s zal helpen bij klimaatmitigatie en het zich voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering, en roept op tot een uitbreiding van het toepassingsgebied van het SFEU zodat het tevens mag worden gebruikt ter ondersteuning van het door renovatie of nieuwbouw klimaatbestendiger maken van openbare en particuliere infrastructuur; benadrukt dat de ernst van sommige natuurrampen in sommige gevallen het gevolg is van menselijk handelen, waaronder een ongebreidelde ruimtelijke ordening die leidt tot de bouw van woningen en infrastructuur in overstromingsgebieden van rivieren of in gebieden die gevoelig zijn voor aardverschuivingen; benadrukt in dat verband opnieuw dat de uitbetalingen uit het SFEU moeten bijdragen aan een verbetering van de veerkracht en de duurzaamheid door financiering van op ecosystemen gebaseerde oplossingen (bijv. herbebossing, habitatherstel, aardbevingbestendige wederopbouw);

22.  wijst erop dat het van cruciaal belang is dat hulp en middelen zo snel, gemakkelijk en flexibel mogelijk naar de getroffen regio’s worden gestuurd en onderstreept dat de synergieën tussen het SFEU, het Uniemechanisme voor civiele bescherming, het onderdeel “aanpassing aan klimaatverandering” van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en territoriale samenwerkingsprogramma’s essentieel zijn voor de instelling van een volledige voorziening voor respons en veerkracht;

23.  verzoekt de Commissie de deelname van het maatschappelijk middenveld aan de preventie en aanpak van de gevolgen van droogte en klimaatverandering te bevorderen; verzoekt de Commissie een Europees initiatief inzake maatschappelijke betrokkenheid voor te stellen en vrijwillige initiatieven op het gebied van rampenrespons te bevorderen;

Landbouw

24.  verzoekt de Commissie een volledige beoordeling te maken van de gevolgen van de aanhoudende droogte voor de voedselproductie in de EU in het lopende jaar en voor de voedselvoorziening van de bevolking in de komende winter; verzoekt de Commissie en de Raad voorts na te gaan welke herstelmaatregelen kunnen worden genomen en welke steun kan worden verleend om ervoor te zorgen dat primaire voedselproducenten die te lijden hebben onder productieverliezen als gevolg van hitte- en droogteschade, onverwijld nieuwe productiecycli voor essentiële voedselvoorraden kunnen hervatten;

25.  benadrukt dat het belangrijk is verder te gaan dan kortetermijnmaatregelen en het beperken van de huidige crisis; onderstreept dat de EU haar voedselsystemen moet blijven aanpassen om ze op lange termijn veerkrachtiger te maken;

26.  verzoekt de EU en haar lidstaten te investeren in onderzoek en innovatie om de invoering van rassen en werkwijzen die beter bestand zijn tegen droogte en klimaatverandering te vergemakkelijken;

27.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de nationale strategische plannen in het kader van het GLB worden uitgevoerd teneinde het watergebruik te verminderen en beter bestand te zijn tegen droogte, en tegelijk de hydromorfologische druk in het algemeen te verminderen, rekening houdend met de bevindingen van het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over duurzaam watergebruik in de landbouw; is ingenomen met de invoering van nieuwe ecoregelingen die de overgang naar een veerkrachtigere en groenere landbouw moeten vergemakkelijken;

28.  verzoekt de EU en de lidstaten meer landbouwsteun toe te kennen ten behoeve van de preventie en het beheer van risico’s in de landbouw en te overwegen het gebruik van publieke verzekeringsregelingen voor het klimaat uit te breiden; verzoekt de Commissie de uitwisseling van goede praktijken op dit gebied en op het gebied van andere mitigatiemaatregelen te bevorderen;

29.  verzoekt de Commissie voorts financiële middelen in kaart te brengen voor steun aan landbouwbedrijven ter compensatie van verliezen als gevolg van schade door droogte of andere gebeurtenissen als gevolg van de klimaatcrisis, en om meer klimaatbestendigheid en duurzaamheid te stimuleren en ervoor te zorgen dat deze crisis niet leidt tot definitieve bedrijfssluitingen;

30.  verzoekt de Commissie en de lidstaten prioriteit te geven aan het aanleggen van buffervoorraden van strategische diervoeders en levensmiddelen als één manier om de schadelijkste aspecten van droogte te beperken waaronder grote opbrengstschommelingen van jaar tot jaar, en verzoekt de Commissie dit op internationaal niveau aan te pakken door te streven naar voedselopslag als een stabiliseringsinstrument in het licht van de gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw en de voedselvoorziening;

31.  onderstreept de noodzaak van efficiëntere en doelgerichtere irrigatiesystemen voor de landbouw, alsook van wateropslagcapaciteit en een algehele herijking van irrigatiebehoeften om tot een duurzaam gebruik van watervoorraden te komen; herinnert eraan dat investeringen in irrigatie- en wateropslagcapaciteit alleen worden ondersteund als ze leiden tot waterbesparingen; benadrukt dat investeringen in ecosysteemherstel en productiemethoden die overschakelen op agro-ecologie, voorrang moeten krijgen;

32.  neemt kennis van het besluit dat in het kader van de nieuwe GLB-hervorming is genomen met betrekking tot investeringen in irrigatie in gebieden waar de toestand van waterlichamen “minder dan goed” is; verzoekt de lidstaten in deze gebieden investeringen aan te moedigen die leiden tot waterbesparingen op een manier die structurele waterschaarste aanpakt en de impact op de wateren vermindert;

33.  dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan de invoering te steunen van irrigatiesystemen die geen gebruikmaken van oppervlakte- of grondwater, zoals de opslag van regenwater en de recycling van afvalwater, in combinatie met inspanningen om het totale waterverbruik te verminderen; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de interpretatie van de nieuwe EU-bepalingen inzake investeringen in irrigatie in het kader van het GLB, teneinde alle onzekerheden weg te nemen; verzoekt de Commissie de bestaande richtsnoeren voor de lidstaten met betrekking tot investeringen in irrigatie in het kader van de nieuwe strategische GLB-plannen te verbeteren;

34.  benadrukt de positieve rol die agro-ecologie, agrobosbouw en biologische productiesystemen spelen bij het veiligstellen van de waterhoeveelheden en -kwaliteit door een efficiënter gebruik van hulpbronnen en circulariteit, en door de veerkracht van het landbouwbedrijf te verbeteren door de inputs te verminderen en de productie te diversifiëren en zo het risico te spreiden, hetgeen vooral belangrijk is om totale misoogsten te voorkomen; herinnert eraan dat de aanplant van heggen en bomen, het zorgen voor bodembedekking, het vermijden van overbegrazing, het verminderen van verdichting en het verhogen van het gehalte aan organische stof en humus in de bodem nuttig zijn voor landbouwers;

35.  onderstreept dat, gezien de extreme klimaatgebeurtenissen van de afgelopen maanden, de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie snel moeten worden uitgevoerd om de ambitie voor een groenere en duurzamere landbouwsector waar te maken, rekening houdend met de gedifferentieerde klimaateffecten van verschillende soorten landbouwproductie; dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan zich sterk te blijven inzetten voor de Green Deal van de EU en meer actie te ondernemen op het gebied van klimaatmitigatie, -adaptatie en -veerkracht in de EU en daarbij bijzondere aandacht te hebben voor extreme weersomstandigheden;

36.  benadrukt het belang van een gezonde bodem voor waterretentie en -filtratie; verzoekt de Commissie om waterretentie en -filtratievermogen, alsook bodemvocht, tot een belangrijke pijler te maken van het ontwerp van de EU-bodemgezondheidswet dat gepland staat voor publicatie in 2023; onderstreept dat veengebieden een enorm potentieel hebben als koolstofputten en een belangrijke rol spelen bij het filtreren van water en het beperken van overstromingen, droogte en bosbranden;

37.  dringt aan op een EU-doelstelling inzake neutraliteit van bodemdegradatie in de EU tegen 2030 om ervoor te zorgen dat de overeenkomstige doelstelling in het kader van de SDG’s van de VN in de EU volledig wordt gehaald, aangezien de EU momenteel niet op schema ligt om de SDG-doelstelling te halen, zoals benadrukt in het speciaal verslag van de Rekenkamer van 2018 over woestijnvorming;

38.  benadrukt de verantwoordelijkheid van landbouwers om de bodem- en watervoorraden in goede staat te houden, alsook de noodzaak om meer koolstoflandbouw in de praktijk te brengen; dringt er daarom bij de lidstaten en de Commissie op aan deze werkwijzen te bevorderen door middel van de nieuwe ecoregelingen en de ontwikkeling van koolstoflandbouw, waarin ook andere milieu-elementen zoals waterbeheer geïntegreerd moeten worden om de stimulansen voor producenten te vergroten; is ingenomen met het voornemen van de Commissie om een voorstel in te dienen voor de certificering van duurzame koolstofcycli;

39.  benadrukt dat de verontreiniging van het grondwater en het oppervlaktewater, met name door nitraten en bestrijdingsmiddelen, snel moet worden teruggedrongen;

40.  dringt erop aan dat bij alle initiatieven en acties in verband met de preventie en beperking van droogte, overstromingen en hittegolven en de gevolgen daarvan volledig rekening wordt gehouden met de natuurlijke omgeving, met name bossen, biodiversiteit en ecosysteemdiensten;

Bosbranden

41.  dringt aan op een geïntegreerde respons op bosbranden teneinde bossen in de EU te behoeden voor de vernieling die wordt veroorzaakt door extreme klimatologische gebeurtenissen; benadrukt dat “megabranden” wereldwijd in intensiteit en frequentie toenemen; is bezorgd over de verwachte toename van brandgevoelige gebieden en het feit dat in de meeste Europese regio’s de perioden waarin er een grote kans op bosbranden bestaat steeds langer worden, met name uitgaande van scenario’s met hoge emissies; herinnert eraan dat een landschap met biodiverse bossen een grotere verdedigingsmuur of natuurlijke barrière vormt tegen grootschalige en onbeheersbare bosbranden;

42.  benadrukt dat het herstel en de herbebossing van gevarieerde bossen een hulp zou zijn bij brandpreventie en -beheersing; onderstreept dat er behoefte is aan de ontwikkeling van wetenschappelijk onderbouwd brandbeheer en ondersteuning van capaciteitsopbouw door middel van adviesdiensten om de gevolgen van de klimaatverandering in bossen aan te pakken, en dat hier meer middelen voor moeten worden uitgetrokken; verzoekt de Commissie en de lidstaten het concept van geïntegreerd brandbeheer meer naar voren te schuiven en te gebruiken en merkt op dat hiervoor mogelijk een betere regelgevende capaciteit in de lidstaten nodig is, evenals de versterking van overheidsdiensten en specifieke steun en intensievere samenwerking op het gebied van rampenpreventie, -paraatheid en -respons;

43.  is bezorgd over het risico van pyrocumulonimbusvorming door bosbranden en de negatieve gevolgen ervan voor de stratosfeer en de ozonlaag; dringt er daarom op aan dat opzettelijke branden en het verbranden van bomen in bossen zoveel mogelijk worden beperkt;

44.  vestigt de aandacht op de gezondheidseffecten van bosbranden en de daarmee gepaard gaande luchtverontreiniging, en uit zijn bezorgdheid over de voorspellingen van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) dat deze naar verwachting zullen toenemen, zelfs in een scenario met lage emissies(26); merkt op dat bosbranden en de daarmee gepaard gaande luchtverontreiniging naar verwachting zullen toenemen naarmate de planeet opwarmt, zelfs in een scenario met lage emissies, en merkt op dat dit niet alleen gevolgen zal hebben voor de menselijke gezondheid, maar ook gevolgen zal hebben voor ecosystemen, aangezien luchtverontreinigende stoffen uit de atmosfeer op het aardoppervlak neerdalen; wijst op de gevolgen van de klimaatcrisis voor de biodiversiteit en de vermindering van de veerkracht van ecosystemen en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de volksgezondheid, en benadrukt daarom het belang van een “één gezondheid”-benadering;

45.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat onze bossen voortdurend worden beschermd en erop toe te zien dat land na een bosbrand niet wordt heringedeeld als niet-bosgrond, aangezien dit opzettelijke branden in de hand kan werken om de grond te kunnen gebruiken voor andere vormen van gebruik die vóór de brand niet waren toegestaan; verzoekt het Comité van de Regio’s en de diensten van de Commissie te zorgen voor samenwerking met lokale overheden en historisch onderzoek te doen naar de herclassificatie van grond na bosbranden;

46.  verzoekt om een herziening van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit(27) om voor brandweerkorpsen een vrijstelling van de binnenlandse verbruiksbelasting op energieproducten die zij consumeren in de uitoefening van hun taken op te nemen;

Water

47.  verzoekt de Commissie een alomvattende EU-waterstrategie voor te stellen, met inbegrip van de organisatie van een Europese waterconferentie met de lidstaten, teneinde snel richtsnoeren te ontwikkelen voor het beheer van transnationale gedeelde stroomgebieden, met name in het geval van meerjarige droogte, en te zorgen voor een evenwichtige prioritering van het watergebruik;

48.  verzoekt de Commissie de ontwikkeling van alomvattende regionale of nationale plannen van bron tot eindgebruik te coördineren om waterlekkage en doorsijpelen ten gevolge van slecht onderhouden infrastructuur van slechte kwaliteit aan te pakken, onder meer op stroomgebied-, stads- en landbouwniveau, en om daartoe beste praktijken uit te wisselen;

49.  verzoekt de Commissie steun te verlenen aan grotere inspanningen van de lidstaten om het gebruik van waterhergebruiktechnieken, waterbesparende irrigatietechnologieën en -werkwijzen, groendaktechnologieën, slimme douches en toiletten in de watersector, met inbegrip van watervoorziening, waterzuivering en stormwaterbeheer, en in alle industriële, residentiële en commerciële waterkringlopen en -toepassingen te vergroten; dringt aan op de wijziging van de huidige wetgeving om het hergebruik van water aan te moedigen in industrieën die veel water gebruiken, met inachtneming van de strengste kwaliteitscriteria, alsook in kantoren en woningen door hergebruik van grijs water; herinnert eraan dat waterbeheer van cruciaal belang is voor het tot een minimum beperken van de negatieve gevolgen van klimaatverandering, het beschermen van de water- en voedselzekerheid alsook de biodiversiteit, en het bevorderen van gezonde bodems;

50.  wijst erop dat de energiesector in Europa een grote verbruiker van water is, en dat de watersector zelf aanzienlijke hoeveelheden energie verbruikt voor wateronttrekking, oppompen, verwarming, koeling, reiniging en ontzilting; wijst op de gevolgen die lage waterstanden hebben gehad voor de energiesector en bepaalde industrieën; benadrukt dat efficiënter watergebruik een rechtstreeks effect kan hebben op de vermindering van het energieverbruik en de klimaatverandering;

51.  benadrukt dat burgers bij waterbeheer moeten worden betrokken; moedigt de lidstaten aan maatregelen te nemen om de toegang tot water dat bestemd is voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen te waarborgen in overeenstemming met de richtlijn en verdere maatregelen te nemen om de levering van leidingwater te waarborgen; herinnert aan de verplichtingen van landen om het mensenrecht op drinkwater te waarborgen, met name tijdens hittegolven en perioden van droogte, hetgeen bijvoorbeeld inhoudt dat een participatiemechanisme moet worden opgezet, met inbegrip van de toepassing van vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming (FPIC) voor grootschalige energie-infrastructuur en winningsindustrieën; benadrukt het belang van de systematische erkenning van gewoonterecht op drinkwater en van het bieden van rechtsmiddelen (via een klachtenmechanisme) voor gevallen van mensenrechtenschendingen;

52.  benadrukt dat het van belang is speculatie met water te voorkomen teneinde eerlijke toegang en een goed beheer van hulpbronnen te waarborgen; dringt aan op een verbod op de handel in water als grondstof op de financiële markten;

Internationale en sociale dimensie

53.  wijst erop dat in heel Europa veel mensen in verouderde en vervallen woningen en in ondermaatse leefomstandigheden wonen, waardoor zij kwetsbaarder zijn voor de gevolgen van extreme weerpatronen; herinnert eraan dat toegang tot passende huisvesting een grondrecht is; dringt aan op de spoedige aanneming van een ambitieus sociaal klimaatfonds teneinde de meest kansarme groepen te steunen, met name om de energie-efficiëntie van hun woningen te verhogen en hun verwarmings- en koelsystemen koolstofvrij te maken, onder meer door de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen, waardoor zij hun energierekening kunnen verlagen en ook hun levenskwaliteit verbeteren;

54.  onderstreept dat men wereldwijde dringend meer in actie moet komen, zowel om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen als om het aanpassingsvermogen te vergroten, de veerkracht te versterken en de kwetsbaarheid voor klimaatverandering te verminderen, zoals benadrukt in het in 2022 aangenomen klimaatpact van Glasgow; dringt er bij de EU op aan een actieve rol te spelen bij de voortzetting van het proces van vaststelling van een mondiale doelstelling voor aanpassing en bij het waarborgen van de verwezenlijking van de doelstelling voor internationale klimaatfinanciering, met inbegrip van het waarborgen van een evenwicht tussen financiering voor mitigatie en voor adaptatie; verzoekt de EU voorts actief deel te nemen aan het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering om concrete maatregelen te nemen om ontwikkelingswinsten te beschermen tegen de risico’s van natuurrampen;

55.  herinnert eraan dat de gezondheid en veiligheid van werknemers onder de bevoegdheden van de EU vallen en dat werknemers overeenkomstig Richtlijn 89/391/EEG(28) tegen alle risico’s moeten worden beschermd, met inbegrip van opkomende risico’s; verzoekt de Commissie de nieuwe en opkomende risico’s voor de gezondheid en veiligheid op het werk in verband met de klimaatverandering grondig en met spoed te beoordelen om werknemers beter te beschermen tegen blootstelling aan hogere temperaturen, natuurlijke ultraviolette straling en andere veiligheidsrisico’s op dit gebied, met name in de bouwsector, de landbouw en in de publieke dienstensector; wijst erop dat genderspecifieke rollen er eveneens voor zorgen dat vrouwen en mannen in verschillende mate kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering, en dat de gevolgen van de klimaatverandering genderongelijkheid vergroten;

56.  herinnert eraan dat de lidstaten moeten werken aan een “Vision Zero”-aanpak van werkgerelateerde sterfgevallen in overeenstemming met het strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021-2027; benadrukt in dit verband dat de gezondheid en veiligheid op het werk van alle hulpverleners, met inbegrip van brandweerlieden, die tijdens hun werk in het bijzonder aan kankerverwekkende stoffen worden blootgesteld, moeten worden gewaarborgd; benadrukt dat het belangrijk is om in de nationale strategieën van de lidstaten voor veiligheid en gezondheid op het werk regelmatige opleidingen inzake veiligheid en risicobeheer voor hulpverleners op te nemen, alsook om te voorzien in passende beschermingsmiddelen en -materialen; verzoekt de Commissie toezicht te houden op de uitvoering van deze maatregelen;

57.  betuigt zijn diepste medeleven met de Pakistaanse bevolking, die de dodelijke gevolgen van de klimaatcrisis heeft ondervonden, en erkent dat Pakistan zeer weinig bijdraagt aan de klimaatcrisis; merkt op dat de EU aanvankelijk 1,8 miljoen EUR aan humanitaire hulp heeft toegewezen aan slachtoffers van overstromingen, maar erkent dat dit niet in verhouding staat tot de behoeften van de getroffen mensen en gemeenschappen;

58.  benadrukt dat het belangrijk is de volledige uitvoering van Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling te bevorderen; is ingenomen met de ministeriële verklaring die deze zomer tijdens het politiek forum op hoog niveau over duurzame ontwikkeling is aangenomen, waarin wordt opgemerkt dat droogte en overstromingen uitdagingen met een mondiale dimensie zijn die het sterkst worden gevoeld door ontwikkelingslanden en mensen in kwetsbare situaties, met name inheemse volkeren en lokale gemeenschappen; herinnert de ontwikkelde landen aan de noodzaak solidariteit te betonen met ontwikkelingslanden, en met name met de meest kwetsbaren;

59.  herinnert eraan dat 2021-2030 het VN-decennium voor het herstel van ecosystemen is en verwacht dat dit decennium in de EU in het teken zal staan van natuurherstel; moedigt alle partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit aan dringend maatregelen voor natuurherstel op hun grondgebied ten uitvoer te brengen;

60.  merkt op dat over de hele wereld landen te maken hebben gehad met ernstige en recordbrekende droogte, waaronder recordbrekende droogte in China; dringt aan op nauwere samenwerking met internationale partners op het gebied van droogte, bosbranden en andere gevolgen van de klimaatverandering; verzoekt de EU te streven naar een versterkte dialoog op dit gebied, ook tijdens de COP27, teneinde kennis uit te wisselen en het droogtebeheer wederzijds te verbeteren;

61.  benadrukt dat systemen voor vroegtijdige waarschuwing van cruciaal belang zijn voor een doeltreffende aanpassing, met name in verband met natuurbranden en overstromingen, maar dat die in een groot deel van de wereld niet voorhanden zijn; steunt het WMO-initiatief van vroegtijdige waarschuwingsdiensten en hoopt dat het snel ten uitvoer zal worden gelegd om zo snel mogelijk zo veel mogelijk levens te redden van de gevolgen van de klimaatcrisis; moedigt de lidstaten aan technologie voor systemen voor vroegtijdige waarschuwing te delen;

62.  onderstreept dat volgens de VN als gevolg van de droogte in de Hoorn van Afrika 22 miljoen mensen risico op hongersnood lopen; merkt op dat problemen met toegang tot voedsel en honger in landen buiten de EU worden verergerd door de klimaatcrisis en door geopolitieke krachten; verzoekt de EU prioriteit te geven aan een op mensenrechten gebaseerd en samenhangend beleid inzake voedsel- en voedingszekerheid; wijst erop dat de klimaatcrisis humanitaire crises in de hele wereld verergert, met name in Afghanistan, waar droogte ertoe bijdraagt 20 miljoen Afghanen geen voedsel hebben;

63.  benadrukt dat de EU voorbereid moet zijn op ontheemding als gevolg van klimaatverandering en erkent dat er passende maatregelen nodig zijn ter bescherming van de mensenrechten van bevolkingen die door de effecten van klimaatverandering worden bedreigd; is van mening dat dergelijke ontheemding op internationaal niveau moet worden aangepakt; verzoekt de Commissie en de lidstaten om samen te werken bij de ontwikkeling van een internationaal kader voor het aanpakken van door het klimaat veroorzaakte ontheemding en migratie, zowel in internationale fora als in het kader van het externe optreden van de EU; moedigt de Commissie en de lidstaten aan samen te werken ter ondersteuning van mensen die als gevolg van de klimaatverandering ontheemd zijn geraakt en die niet langer in hun woonplaats kunnen wonen; onderstreept dat het VN-Mensenrechtencomité heeft geoordeeld dat landen rekening moeten houden met de gevolgen van de klimaatcrisis voor de mensenrechten in het land van herkomst wanneer zij de uitzetting van asielzoekers overwegen;

64.  dringt aan op meer investeringen in onderwijs en bewustmaking van Europese burgers over natuurrampen; dringt erop aan dat de Internationale Dag voor de Beperking van Natuurrampen wordt bevorderd door middel van zichtbare EU-initiatieven;

o
o   o

65.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 232 van 16.6.2021, blz. 28.
(2) PB C 270 van 7.7.2021, blz. 2.
(3) PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1.
(4) PB C 67 van 8.2.2022, blz. 25.
(5) PB C 184 van 5.5.2022, blz. 2.
(6) PB C 445 van 29.10.2021, blz. 156.
(7) PB C 506 van 15.12.2021, blz. 38.
(8) PB C 316 van 22.9.2017, blz. 99.
(9) PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159.
(10) PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60.
(11) PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.
(12) Copernicus Climate Change Service, “Surface air temperature for August 2022”.
(13) World Resources Institute, “Achieving abundance: understanding the cost of a sustainable water future”, 21 januari 2020.
(14) Europees Milieuagentschap, “Water resources across Europe – confronting water stress: an updated assessment”, 14 oktober 2021.
(15) Mekonen, Zelalem A. et al, “Wildfire exacerbates high-latitude soil carbon losses from climate warming”, Environment Research Letters, vol. 17, nr. 9, september 2022.
(16) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
(17) Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).
(18) Europese Rekenkamer, “Speciaal verslag nr. 20/2021: Duurzaam watergebruik in de landbouw: GLB‑middelen eerder gericht op de bevordering van hoger dan efficiënter watergebruik”, 2021.
(19) Baranyai, G., “Transboundary water governance in the European Union: the (unresolved) allocation question”, Official Journal of the World Water Council, vol. 21, nr. 3, 2019.
(20) Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40).
(21) Copernicus Atmosphere Monitoring Service, “Europe’s summer wildfire emissions highest in 15 years”, 6 September 2022.
(22) Joint Research Centre news, “Global warming could more than double costs caused by drought in Europe, study finds” 10 mei 2021.
(23) Bevindingen van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek over de verwachting van de economische gevolgen van de klimaatverandering in sectoren van de EU op basis van een bottom-upanalyse.
(24) Mededeling van de Commissie van 17 september 2020 getiteld “Een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030: investeren in een klimaatneutrale toekomst voor ons allemaal” (COM(2020)0562).
(25) Mededeling van de Commissie van 22 juni 2022 over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over natuurherstel (COM(2022)0304).
(26) Wereld Meteorologische Organisatie, “WMO Air Quality and Climate Bulletin highlights impacts of wildfires”, 7 september 2022.
(27) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).
(28) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

Laatst bijgewerkt op: 18 januari 2023Juridische mededeling - Privacybeleid