Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2023/0187(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0007/2024

Ingediende teksten :

A9-0007/2024

Debatten :

Stemmingen :

PV 28/02/2024 - 8.8

Aangenomen teksten :

P9_TA(2024)0102

Aangenomen teksten
PDF 215kWORD 64k
Woensdag 28 februari 2024 - Straatsburg
Snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting
P9_TA(2024)0102A9-0007/2024

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 28 februari 2024 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende snellere en veiligere vermindering van te veel ingehouden bronbelasting (COM(2023)0324 – C9-0204/2023 – 2023/0187(CNS))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2023)0324),

–  gezien artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C9‑0204/2023),

–  gezien artikel 82 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0007/2024),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

Door de Commissie voorgestelde tekst   Amendement
Amendement 1
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1
(1)  Het garanderen van billijke belastingheffing in de interne markt en de goede werking van de kapitaalmarktenunie (KMU) zijn politieke prioriteiten voor de Europese Unie (EU). In deze context is het van cruciaal belang om belemmeringen voor grensoverschrijdende beleggingen op te heffen en belastingfraude en fiscaal misbruik te bestrijden. Dergelijke belemmeringen bestaan bijvoorbeeld door inefficiënte en onevenredig omslachtige procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit dividenden of rente uitgekeerd op openbaar verhandelde aandelen of obligaties aan niet-ingezeten beleggers. Bovendien is de status quo ontoereikend gebleken om terugkerende risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te voorkomen, zoals blijkt uit de recente cum/ex- en cum/cum-schandalen. Dit voorstel heeft tot doel de Europese bronbelastingprocedures efficiënter te maken en ze tegelijkertijd te versterken tegen het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik. Het is gebaseerd op relevante eerdere maatregelen op EU- en internationaal niveau, zoals de aanbeveling van de Commissie van 2009 betreffende de vereenvoudiging van bronbelastingprocedures en het Trace-initiatief (belastingverlichting op grond van verdragen en versterking van de naleving) van de OESO28.
(1)  Het garanderen van billijke belastingheffing in de interne markt en de goede werking van de kapitaalmarktenunie (KMU) zijn politieke prioriteiten voor de Europese Unie (EU). In deze context is het van cruciaal belang om belemmeringen voor grensoverschrijdende beleggingen op te heffen en belastingfraude en fiscaal misbruik te bestrijden. Dergelijke belemmeringen bestaan bijvoorbeeld door inefficiënte en onevenredig omslachtige procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit dividenden of rente uitgekeerd op openbaar verhandelde aandelen of obligaties aan niet-ingezeten beleggers. Dergelijke belemmeringen vormen een bijzondere uitdaging voor retailbeleggers. Bovendien is de status quo ontoereikend gebleken om terugkerende risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te voorkomen, zoals blijkt uit de recente cum/ex- en cum/cum-schandalen. Dit voorstel heeft tot doel de Europese bronbelastingprocedures efficiënter te maken en ze tegelijkertijd te versterken tegen het risico op belastingfraude en fiscaal misbruik. Het is gebaseerd op relevante eerdere maatregelen op EU- en internationaal niveau, zoals de aanbeveling van de Commissie van 2009 betreffende de vereenvoudiging van bronbelastingprocedures en het Trace-initiatief (belastingverlichting op grond van verdragen en versterking van de naleving) van de OESO28.
_________________
_________________
28 Aanbeveling van de Commissie van 19 oktober 2009 betreffende procedures voor bronbelastingvermindering (Voor de EER relevante tekst) (PB L 279 van 24.10.2009, blz. 8-11).
28 Aanbeveling van de Commissie van 19 oktober 2009 betreffende procedures voor bronbelastingvermindering (Voor de EER relevante tekst) (PB L 279 van 24.10.2009, blz. 8).
Amendement 2
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 1 bis (nieuw)
(1 bis)  Het ging zowel bij de cum-ex-regeling als de cum-cum-regeling om de teruggaaf van bronbelasting op dividenden waar de begunstigden geen recht op hadden, en deze hebben de belastingbetaler tussen 2001 en 2012 in de elf betrokken lidstaten naar schatting rond de 55 miljard EUR gekost1 bis. Volgens onthullingen in 2021 hebben die praktijken tien regeringen, waaronder die van enkele lidstaten, in totaal 141 miljard EUR gekost1 ter. De cum-ex- en cum-cum-regelingen zijn illegaal en moeten worden vervolgd overeenkomstig de nationale wetgeving.
_________________
1a https://www.dw.com/en/cum-ex-tax-scandal-cost-european-treasuries-55-billion/a-45935370.
1b https://taxation-customs.ec.europa.eu/system/files/2023-06/SWD_2023_216_1_EN_impact_assessment_part1_v2.pdf.
Amendement 3
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 2
(2)  Om de lidstaten beter in staat te stellen potentiële fraude of misbruik te voorkomen en te bestrijden, wat momenteel wordt belemmerd door versnippering en een algemeen gebrek aan betrouwbare en tijdige informatie over beleggers, moet daarom een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op grensoverschrijdende beleggingen in effecten dat bestand is tegen een risico op van belastingfraude of fiscaal misbruik. Dit kader moet leiden tot convergentie tussen de verschillende procedures voor belastingvermindering die in de EU worden toegepast en tegelijkertijd transparantie en zekerheid over de identiteit van de beleggers garanderen voor uitgevende instellingen van effecten, inhoudingsplichtige instanties, financieel intermediairs en lidstaten, al naargelang het geval. Daartoe moet het kader steunen op geautomatiseerde procedures, zoals de digitalisering van de verklaring van fiscale woonplaats (qua procedure en vorm), wat een eerste vereiste is voor beleggers om toegang te krijgen tot eventuele procedures voor belastingvermindering of -teruggaaf. Een dergelijk kader moet ook flexibel genoeg zijn om naar behoren rekening te houden met de verschillende stelsels die in de verschillende lidstaten van toepassing zijn, en tegelijk te zorgen voor grotere convergentie en passende antimisbruikinstrumenten aan te reiken om de risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te beperken.
(2)  Om de lidstaten beter in staat te stellen potentiële fraude of misbruik te voorkomen en te bestrijden, wat momenteel wordt belemmerd door versnippering en een algemeen gebrek aan betrouwbare en tijdige informatie over beleggers, moet daarom een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op grensoverschrijdende beleggingen in effecten dat bestand is tegen een risico op van belastingfraude of fiscaal misbruik. Dit kader moet leiden tot convergentie tussen de verschillende procedures voor belastingvermindering die in de EU worden toegepast en tegelijkertijd transparantie en zekerheid over de identiteit van de beleggers garanderen voor uitgevende instellingen van effecten, inhoudingsplichtige instanties, financieel intermediairs en lidstaten, al naargelang het geval. Daartoe moet het kader steunen op geautomatiseerde procedures, zoals de digitalisering van de verklaring van fiscale woonplaats (qua procedure en vorm), wat een eerste vereiste is voor beleggers om toegang te krijgen tot eventuele procedures voor belastingvermindering of -teruggaaf. Een dergelijk kader moet ook flexibel genoeg zijn om naar behoren rekening te houden met de verschillende stelsels die in de verschillende lidstaten van toepassing zijn, en tegelijk te zorgen voor grotere convergentie en passende antimisbruikinstrumenten aan te reiken om de risico’s op belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te beperken. Voor het welslagen van deze richtlijn is het noodzakelijk dat de lidstaten de belastingdiensten uitrusten met instrumenten om procedures voor teruggave of vermindering aan de bron veilig en tijdig af te handelen en meer inspanningen leveren om gedigitaliseerde, geautomatiseerde en beter gecoördineerde belangrijke kenmerken aan te bieden. Daartoe is het ook noodzakelijk dat het personeel dat toezicht houdt op de digitale instrumenten wordt opgeleid.
Amendement 4
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4
(4)  Om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen in de EU toegang hebben tot een gemeenschappelijk, passend en effectief bewijs van fiscale woonplaats, moeten de lidstaten gebruikmaken van geautomatiseerde procedures voor de afgifte van fiscale verklaringen van woonplaats in dezelfde herkenbare en aanvaardbare digitale vorm en met dezelfde inhoud. Met het oog op een grotere efficiëntie moet de verklaring ten minste geldig zijn voor het hele jaar waarin ze is afgegeven en voor die periode door andere lidstaten worden erkend. Lidstaten kunnen een afgegeven eTRC intrekken als de belastingdienst over tegenbewijs beschikt met betrekking tot de fiscale woonplaats voor dat jaar. Om een efficiënte identificatie van EU-ondernemingen mogelijk te maken, moet de verklaring informatie bevatten over de Europese unieke identificatiecode (EUID).
(4)  Om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen in de EU toegang hebben tot een gemeenschappelijk, passend en effectief bewijs van fiscale woonplaats, moeten de lidstaten gebruikmaken van geautomatiseerde procedures voor de afgifte van fiscale verklaringen van woonplaats in dezelfde herkenbare en aanvaardbare digitale vorm en met dezelfde inhoud. Met het oog op een grotere efficiëntie moet de verklaring ten minste geldig zijn voor het hele jaar waarin ze is afgegeven en voor die periode door andere lidstaten worden erkend. De eTRC moet ook een verwijzing naar toepasselijke overeenkomsten inzake dubbele belasting bevatten. Lidstaten kunnen een afgegeven eTRC intrekken als de belastingdienst over tegenbewijs beschikt met betrekking tot de fiscale woonplaats voor dat jaar. Om een efficiënte identificatie van EU-ondernemingen mogelijk te maken, moet de verklaring informatie bevatten over de Europese unieke identificatiecode (EUID).
Amendement 5
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 4 bis (nieuw)
(4 bis)  Om ervoor te zorgen dat entiteiten die overeenkomstig het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels ter voorkoming van misbruik van lege entiteiten voor belastingdoeleinden en tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU1 bis (UNSHELL-richtlijn) als lege entiteiten worden aangemerkt, daar effectieve fiscale gevolgen van ondervinden, is het noodzakelijk dat de procedures voor het opleggen van fiscale gevolgen in de UNSHELL-richtlijn en de procedures voor de afgifte van een elektronisch certificaat van fiscale woonplaats in deze richtlijn op elkaar worden afgestemd. Daarom moet de Raad de wisselwerking verduidelijken tussen de fiscale gevolgen zoals omschreven in de UNSHELL-richtlijn en de afgifte van een elektronisch certificaat van fiscale woonplaats zoals omschreven in deze richtlijn.
_______________
1 bis COM(2021)0565.
Amendement 6
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 6
(6)  Aangezien de financieel intermediairs die het vaakst betrokken zijn bij de betalingsketens voor effecten, grote instellingen zijn in de zin van de verordening kapitaalvereisten (VKV)29 alsook centrale effectenbewaarinstellingen die diensten als inhoudingsplichtige instantie verlenen, moeten deze entiteiten worden verplicht te verzoeken om registratie in het nationale register van de lidstaten dat zoals hierboven is ingesteld. Andere financieel intermediairs moeten naar eigen goeddunken om registratie kunnen verzoeken. De financieel intermediair moet zelf om registratie verzoeken door een aanvraag in te dienen bij de door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit, met inbegrip van bewijs dat de financieel intermediair aan bepaalde vereisten voldoet. Het doel van de vereisten is om na te gaan of de aanvragende intermediair voldoet aan de vereisten van de desbetreffende EU-verordening en toezicht houdt op de naleving ervan. Wanneer de financieel intermediair buiten de EU gevestigd is, moet hij in het derde land van woonplaats onderworpen zijn aan een wetgeving die voor de toepassing van deze richtlijn vergelijkbaar is, en mag het derde woonland niet voorkomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties, noch op de EU-lijst van derde landen met een hoog risico (antiwitwaslijst). Naleving door een financieel intermediair uit een derde land van de desbetreffende EU-voorschriften heeft uitsluitend betrekking op de in deze richtlijn uiteengezette doeleinden en heeft geen gevolgen voor de uitoefening of toepassing van andere rechten en plichten uit hoofde van andere EU-wetgeving. Eenmaal geregistreerd, moeten financieel intermediairs in de respectieve lidstaat als “gecertificeerde financieel intermediair” worden beschouwd en onderworpen zijn aan de relevante rapportage- en kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en moeten zij tevens het recht hebben om toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering te verzoeken. De lidstaten die een nationaal register bijhouden, moeten ook actie ondernemen om gecertificeerde financieel intermediairs die hierom verzoeken of die niet langer aan de respectieve vereisten voldoen, uit het register te schrappen. Bovendien kunnen deze lidstaten besluiten om gecertificeerde financieel intermediairs waarvan is vastgesteld dat zij hun verplichtingen meermaals hebben geschonden, uit hun nationale register te schrappen. Wanneer een lidstaat een dergelijke actie tot schrapping onderneemt, moet hij andere lidstaten die een nationaal register bijhouden daarvan in kennis stellen, zodat zij kunnen beoordelen of dezelfde gecertificeerde financieel intermediair uit hun eigen nationale register moet worden geschrapt. De nationale wetgeving van de betrokken lidstaten is van toepassing op de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen, met inbegrip van de mogelijkheid om in beroep te gaan, met betrekking tot een besluit van een lidstaat in verband met opname in en schrapping uit hun nationale register.
(6)  Cum-ex- en cum-cum-regelingen voor de handel in dividendarbitrage verwijzen naar de praktijk waarbij aandelen op zodanige wijze worden verhandeld dat de identiteit van de feitelijke eigenaar wordt verhuld en beide of meerdere betrokken partijen in staat worden gesteld om teruggaaf van bronbelasting te vorderen op vermogenswinstbelasting die slechts eenmaal was betaald, terwijl bij deze criminele praktijken financiële intermediairs betrokken waren. Aangezien de financieel intermediairs die het vaakst betrokken zijn bij de betalingsketens voor effecten, grote instellingen zijn in de zin van de verordening kapitaalvereisten (VKV)29 alsook centrale effectenbewaarinstellingen die diensten als inhoudingsplichtige instantie verlenen, moeten deze entiteiten worden verplicht te verzoeken om registratie in het nationale register van de lidstaten dat zoals hierboven is ingesteld. Andere financieel intermediairs moeten naar eigen goeddunken om registratie kunnen verzoeken. De financieel intermediair moet zelf om registratie verzoeken door een aanvraag in te dienen bij de door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit, met inbegrip van bewijs dat de financieel intermediair aan bepaalde vereisten voldoet. Het doel van de vereisten is om na te gaan of de aanvragende intermediair voldoet aan de vereisten van de desbetreffende EU-verordening en toezicht houdt op de naleving ervan. Wanneer de financieel intermediair buiten de EU gevestigd is, moet hij in het derde land van woonplaats onderworpen zijn aan een wetgeving die voor de toepassing van deze richtlijn vergelijkbaar is, en mag het derde woonland niet voorkomen in bijlage I bij de EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties, noch op de EU-lijst van derde landen met een hoog risico (antiwitwaslijst). De registratie van een financieel intermediair uit een derde land moet worden uitgevoerd met een minimum aan administratieve inspanningen. De Commissie moet de lidstaten bijstaan om ervoor te zorgen dat het begrip “vergelijkbare wetgeving” in derde landen op gecoördineerde wijze wordt geïnterpreteerd. Naleving door een financieel intermediair uit een derde land van de desbetreffende EU-voorschriften heeft uitsluitend betrekking op de in deze richtlijn uiteengezette doeleinden en heeft geen gevolgen voor de uitoefening of toepassing van andere rechten en plichten uit hoofde van andere EU-wetgeving. Eenmaal geregistreerd, moeten financieel intermediairs in de respectieve lidstaat als “gecertificeerde financieel intermediair” worden beschouwd en onderworpen zijn aan de relevante rapportage- en kennisgevingsverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en moeten zij tevens het recht hebben om toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures voor belastingvermindering te verzoeken. De lidstaten die een nationaal register bijhouden, moeten ook actie ondernemen om gecertificeerde financieel intermediairs die hierom verzoeken of die niet langer aan de respectieve vereisten voldoen, uit het register te schrappen. Bovendien kunnen deze lidstaten besluiten om gecertificeerde financieel intermediairs waarvan is vastgesteld dat zij hun verplichtingen meermaals hebben geschonden, uit hun nationale register te schrappen of hun de toegang tot het systeem van vermindering te ontzeggen. Wanneer een lidstaat een dergelijke actie tot schrapping of ontzegging van de toegang onderneemt, moet hij andere lidstaten die een nationaal register bijhouden daarvan in kennis stellen, zodat zij kunnen beoordelen of dezelfde gecertificeerde financieel intermediair uit hun eigen nationale register moet worden geschrapt. De nationale wetgeving van de betrokken lidstaten is van toepassing op de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen, met inbegrip van de mogelijkheid om in beroep te gaan, met betrekking tot een besluit van een lidstaat in verband met opname in en schrapping uit hun nationale register.
__________________
__________________
29 Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 Voor de EER relevante tekst (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1-337).
29 Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 Voor de EER relevante tekst (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
Amendement 7
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 8
(8)  Om de kapitaalmarktenunie effectiever en concurrerender te maken, moeten de procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit effecten worden vergemakkelijkt en versneld wanneer door de betrokken gecertificeerde financieel intermediairs adequate informatie is verstrekt, onder meer over de identiteit van de belegger. De relevante gecertificeerde financieel intermediairs omvatten alle gecertificeerde financieel intermediairs in de betalingsketen tussen de belegger en de uitgevende instelling van de effecten, van wie kan worden verlangd dat zij ook informatie verstrekken over betalingen die worden verricht door niet-gecertificeerde financieel intermediairs in de keten, afhankelijk van de beleidskeuze van elke lidstaat. Rekening houdend met de verschillende benaderingen in de lidstaten, worden twee soorten procedures voorzien: i) vermindering aan de bron door rechtstreekse toepassing van het toepasselijke belastingtarief op het moment van de inhouding en ii) snelle terugbetaling binnen maximaal 50 dagen na de datum van dividenduitkering of, naargelang het geval, de datum waarop de uitgevende instelling van de obligatie rente moet betalen aan de obligatiehouder (coupondatum). Het moet de lidstaten vrij staan een of een combinatie van beide procedures naar eigen inzicht in te voeren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat ten minste één ervan beschikbaar is voor alle beleggers wanneer aan de vereisten van deze richtlijn is voldaan. Teneinde een juiste en tijdige uitvoering van deze procedures door de betrokken lidstaten te waarborgen, is het dienstig rente toe te passen op laattijdige teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting die onder deze richtlijn valt en aan de voorwaarden voldoet om voor deze procedures in aanmerking te komen. Wanneer niet aan de relevante vereisten is voldaan, of wanneer de betrokken belegger dit wenst, moeten de lidstaten hun bestaande standaardteruggaafprocedures toepassen om de te veel ingehouden bronbelasting te verminderen. In ieder geval moeten geregistreerde eigenaars, met name retailbeleggers, en hun gevolmachtigde vertegenwoordigers het recht behouden om te veel ingehouden bronbelasting terug te vorderen in een lidstaat waar zij kunnen aantonen dat zij aan de voorwaarden van het nationale recht voldoen.
(8)  Om de kapitaalmarktenunie effectiever en concurrerender te maken, moeten de procedures voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting op inkomsten uit effecten worden vergemakkelijkt en versneld wanneer door de betrokken gecertificeerde financieel intermediairs adequate informatie is verstrekt, onder meer over de identiteit van de belegger. De relevante gecertificeerde financieel intermediairs omvatten alle gecertificeerde financieel intermediairs in de betalingsketen tussen de belegger en de uitgevende instelling van de effecten, van wie kan worden verlangd dat zij ook informatie verstrekken over betalingen die worden verricht door niet-gecertificeerde financieel intermediairs in de keten, afhankelijk van de beleidskeuze van elke lidstaat. Rekening houdend met de verschillende benaderingen in de lidstaten, worden twee soorten procedures voorzien: i) vermindering aan de bron door rechtstreekse toepassing van het toepasselijke belastingtarief op het moment van de inhouding en ii) snelle terugbetaling binnen maximaal 50 dagen na de datum van dividenduitkering of, naargelang het geval, de datum waarop de uitgevende instelling van de obligatie rente moet betalen aan de obligatiehouder (coupondatum). Het moet de lidstaten vrij staan een of een combinatie van beide procedures naar eigen inzicht in te voeren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat ten minste één ervan beschikbaar is voor alle beleggers wanneer aan de vereisten van deze richtlijn is voldaan. Teneinde een juiste en tijdige uitvoering van deze procedures door de betrokken lidstaten te waarborgen, is het dienstig rente toe te passen op laattijdige teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting die onder deze richtlijn valt en aan de voorwaarden voldoet om voor deze procedures in aanmerking te komen. Wanneer niet aan de relevante vereisten is voldaan, of wanneer de betrokken belegger dit wenst, moeten de lidstaten hun bestaande standaardteruggaafprocedures toepassen om de te veel ingehouden bronbelasting te verminderen. In ieder geval moeten geregistreerde eigenaars, met name retailbeleggers, en hun gevolmachtigde vertegenwoordigers het recht behouden om te veel ingehouden bronbelasting terug te vorderen in een lidstaat waar zij kunnen aantonen dat zij aan de voorwaarden van het nationale recht voldoen. De lidstaten kunnen een verzoek om teruggave afwijzen wanneer een verificatieprocedure of belastingcontrole, op basis van risicobeoordelingscriteria en overeenkomstig het nationale recht, wordt geïnitieerd.
Amendement 8
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 9
(9)  Om de systemen voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te beschermen, moeten de lidstaten die een nationaal register bijhouden ook van gecertificeerde financieel intermediairs eisen dat zij controleren of beleggers die een belastingvermindering willen aanvragen, in aanmerking komen. Met name moeten gecertificeerde financieel intermediairs de verklaring van fiscale woonplaats van de relevante belegger verkrijgen, en een verklaring dat deze belegger de uiteindelijke begunstigde van de betaling is volgens de wetgeving van de bronlidstaat. Ze moeten ook het toepasselijke bronbelastingtarief verifiëren op basis van de specifieke omstandigheden van de belegger en aangeven of ze op de hoogte zijn van een financiële regeling met betrekking tot de onderliggende effecten die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd. Gecertificeerde financieel intermediairs moeten aansprakelijk worden gesteld voor derving aan belastinginkomsten als gevolg van de ontoereikende nakoming van deze verplichtingen, voor zover het nationale recht van de lidstaat waar het verlies is geleden daarin voorziet. Om de evenredigheid van de lasten en aansprakelijkheid van gecertificeerde financieel intermediairs te garanderen, moeten voor alle procedures voor belastingvermindering beperkte verificatieverplichtingen gelden wanneer het risico op misbruik klein is en met name wanneer het totale bedrag van het dividend dat aan de belegger wordt uitgekeerd voor een deelneming in een onderneming, lager is dan 1 000 EUR. Als dergelijk misbruik wordt bewezen, kunnen de lidstaten echter op grond van het nationale recht gevolgen toepassen, waaronder het ontzeggen van de in deze richtlijn voorziene regelingen voor belastingvermindering, maar zij kunnen gecertificeerde financieel intermediairs niet aansprakelijk stellen voor het ontbreken van verificatie.
(9)  Om de systemen voor de vermindering van te veel ingehouden bronbelasting te beschermen, moeten de lidstaten die een nationaal register bijhouden ook van gecertificeerde financieel intermediairs eisen dat zij controleren of beleggers die een belastingvermindering willen aanvragen, in aanmerking komen. Met name moeten gecertificeerde financieel intermediairs de verklaring van fiscale woonplaats van de relevante belegger verkrijgen, en een verklaring dat deze belegger de uiteindelijke begunstigde van de betaling is volgens de wetgeving van de bronlidstaat. Ze moeten ook het toepasselijke bronbelastingtarief verifiëren op basis van de specifieke omstandigheden van de belegger en aangeven of ze op de hoogte zijn van een financiële regeling met betrekking tot de onderliggende effecten die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd. De vereisten inzake due diligence kunnen jaarlijks worden toegepast. Gecertificeerde financieel intermediairs moeten aansprakelijk worden gesteld voor derving aan belastinginkomsten als gevolg van de ontoereikende nakoming van deze verplichtingen, voor zover het nationale recht van de lidstaat waar het verlies is geleden daarin voorziet. Om de evenredigheid van de lasten en aansprakelijkheid van gecertificeerde financieel intermediairs te garanderen, moeten voor alle procedures voor belastingvermindering beperkte verificatieverplichtingen gelden wanneer het risico op misbruik klein is en met name wanneer het totale bedrag van het dividend dat aan de belegger wordt uitgekeerd voor een deelneming in een onderneming, lager is dan 1 500 EUR. Als dergelijk misbruik wordt bewezen, kunnen de lidstaten echter op grond van het nationale recht gevolgen toepassen, waaronder het ontzeggen van de in deze richtlijn voorziene regelingen voor belastingvermindering, maar zij kunnen gecertificeerde financieel intermediairs niet aansprakelijk stellen voor het ontbreken van verificatie.
Amendement 9
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 12
(12)  De juiste invoering en handhaving van de voorgestelde regels in elke betrokken lidstaat is van cruciaal belang voor de bevordering van de KMU als geheel en voor de bescherming van de belastinggrondslag van de lidstaten, en moet daarom door de Commissie worden gemonitord. Daarom moeten de lidstaten de Commissie regelmatig de door middel van een uitvoeringshandeling gespecificeerde informatie verstrekken over de uitvoering en handhaving op hun grondgebied van de nationale maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn zijn genomen. De Commissie moet op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en andere beschikbare gegevens een evaluatie opstellen om de effectiviteit van de voorgestelde nieuwe regels te beoordelen. In dit verband moet de Commissie nagaan of de krachtens deze richtlijn ingevoerde regels moeten worden bijgewerkt.
(12)  De juiste invoering en handhaving van de voorgestelde regels in elke betrokken lidstaat is van cruciaal belang voor de bevordering van de KMU als geheel en voor de bescherming van de belastinggrondslag van de lidstaten, en moet daarom door de Commissie worden gemonitord. Daarom moeten de lidstaten de Commissie regelmatig de door middel van een uitvoeringshandeling gespecificeerde statistische informatie verstrekken over de uitvoering en handhaving op hun grondgebied van de nationale maatregelen die uit hoofde van deze richtlijn zijn genomen. De Commissie moet op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie en andere beschikbare gegevens een evaluatie opstellen om de effectiviteit van de voorgestelde nieuwe regels te beoordelen. In dit verband moet de Commissie nagaan of de krachtens deze richtlijn ingevoerde regels moeten worden bijgewerkt.
Amendement 10
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 14
(14)  Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad31. Financieel intermediairs en lidstaten mogen persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn uitsluitend verwerken om een algemeen openbaar belang te dienen, namelijk om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te bestrijden, belastinginkomsten veilig te stellen en billijke belastingheffing te bevorderen, waardoor de kansen op sociale, politieke en economische integratie in de lidstaten worden vergroot. Om deze doelstelling doeltreffend te kunnen verwezenlijken, moeten bepaalde rechten van personen waarin de bovengenoemde verordening voorziet, worden beperkt, met name het recht om in kennis te worden gesteld van de verwerking van hun gegevens en de reikwijdte daarvan, en het recht om toestemming te geven voor bepaalde soorten gegevensverwerking.
(14)  Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad31. Financieel intermediairs en lidstaten mogen persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn uitsluitend verwerken om een algemeen openbaar belang te dienen, namelijk om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te bestrijden, belastinginkomsten veilig te stellen en billijke belastingheffing te bevorderen, waardoor de kansen op sociale, politieke en economische integratie in de lidstaten worden vergroot. Alleen entiteiten die deelnemen aan procedures voor bronbelastingvermindering uit hoofde van deze richtlijn moeten toegang tot deze gegevens hebben. Alleen de minimale hoeveelheid persoonlijke informatie die nodig is om onderrapportage, niet-rapportage, belastingfraude of fiscaal misbruik vast te stellen, zou moeten worden verzonden. Ten slotte mag persoonlijke informatie slechts zo lang als vereist voor dat doel worden bewaard. Om deze doelstelling doeltreffend te kunnen verwezenlijken, moeten bepaalde rechten van personen waarin de bovengenoemde verordening voorziet, worden beperkt voor zover de uitoefening van dergelijke rechten het onderzoek in het gedrang kan brengen, met name het recht om in kennis te worden gesteld van de verwerking van hun gegevens en de reikwijdte daarvan, en het recht om toestemming te geven voor bepaalde soorten gegevensverwerking. Zodra de omstandigheden die de beperking rechtvaardigden niet langer van toepassing zijn, moeten de rechten van de betrokkenen worden hersteld.
_________________
_________________
31 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
31 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Amendement 11
Voorstel voor een richtlijn
Overweging 16 bis (nieuw)
(16 bis)   Deze richtlijn moet regelmatig worden herzien om de bronbelastingvermindering voor retailbeleggers verder te vergemakkelijken.
Amendement 12
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 3 – alinea 1 – punt 19
(19)  “dubbelbelastingverdrag”: een overeenkomst of verdrag dat voorziet in de opheffing van dubbele belasting van inkomsten en, in voorkomend geval, van kapitaal, van kracht tussen twee (of meer) landen;
(19)  “dubbelbelastingverdrag”: een overeenkomst of verdrag dat voorziet in de opheffing van dubbele belasting van inkomsten en, in voorkomend geval, van kapitaal, van kracht tussen twee (of meer) rechtsgebieden;
Amendement 13
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 2 – inleidende formule
2.  De lidstaten dienen de eTRC af te geven binnen één werkdag na de indiening van een verzoek, met inachtneming van lid 4. De eTRC voldoet aan de technische vereisten van bijlage I en bevat de volgende informatie:
2.  De lidstaten dienen de eTRC af te geven op basis van de beschikbare informatie binnen drie werkdagen na de indiening van een verzoek, met inachtneming van lid 4. De eTRC voldoet aan de technische vereisten van bijlage I en bevat de volgende informatie:
Amendement 14
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 2 – punt a
(a)  de voor- en achternaam van de belastingplichtige en de geboortedatum en -plaats als de belastingplichtige een natuurlijke persoon is, of zijn naam en zijn Europese unieke identificatiecode (EUID) als de belastingplichtige een entiteit is;
(a)  de voor- en achternaam van de belastingplichtige en de geboortedatum en -plaats als de belastingplichtige een natuurlijke persoon is, of zijn naam en zijn Europese unieke identificatiecode (EUID) als de belastingplichtige een entiteit is, indien beschikbaar;
Amendement 15
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 2 – punt f bis (nieuw)
(f bis)   het dubbelbelastingverdrag;
Amendement 16
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 2 – punt g
(g)  alle aanvullende informatie die relevant kan zijn wanneer de verklaring wordt afgegeven voor andere doeleinden dan de vermindering van bronbelasting uit hoofde van deze richtlijn of informatie die moet worden opgenomen in een verklaring van fiscale woonplaats uit hoofde van EU-recht.
Schrappen
Amendement 17
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 4
4.  Indien er meer dan één werkdag nodig is om de fiscale woonplaats van een specifieke belastingplichtige te verifiëren, stelt de lidstaat de persoon die de verklaring aanvraagt in kennis van de extra tijd die nodig is en van de redenen voor de vertraging.
4.  Indien er meer dan vijf werkdagen nodig zijn om de fiscale woonplaats van een specifieke belastingplichtige te verifiëren, stelt de lidstaat de persoon die de verklaring aanvraagt in kennis van de extra tijd die nodig is en van de redenen voor de vertraging die, in elk geval, niet langer dan vijf werkdagen bedraagt.
Amendement 18
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 5
5.  De lidstaten erkennen een door een andere lidstaat afgegeven eTRC als toereikend bewijs van woonplaats van een belastingplichtige in die andere lidstaat in overeenstemming met lid 3.
5.  De lidstaten erkennen een door een andere lidstaat afgegeven eTRC als toereikend bewijs van woonplaats van een belastingplichtige in die andere lidstaat in overeenstemming met lid 3. De lidstaten kunnen in elk geval bewijzen dat zij hun fiscale woonplaats in hun rechtsgebieden hebben.
Amendement 19
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 5 bis (nieuw)
5 bis.   De lidstaten nemen passende maatregelen om te eisen dat een persoon of entiteit die geacht wordt zijn fiscale woonplaats in hun rechtsgebied te hebben, de belastingautoriteiten die de eTRC afgeven in kennis stelt van elke wijziging die van invloed kan zijn op de geldigheid of de inhoud van de eTRC.
Amendement 20
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 4 – lid 6
6.  De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren, waaronder de talenregeling, en technische protocollen, waaronder van beveiligingsstandaarden, voor de afgifte van een eTRC. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure.
6.  De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van geautomatiseerde standaardformulieren in machinaal leesbaar formaat, waaronder de talenregeling, en technische protocollen, waaronder van beveiligingsstandaarden, voor de afgifte van een eTRC. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18 bedoelde onderzoeksprocedure.
Amendement 21
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 5 – lid 4 – punt d bis (nieuw)
(d bis)   informatie over de vergoedingen die in rekening worden gebracht voor het verrichten van diensten uit hoofde van deze richtlijn.
Amendement 22
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 1 – inleidende formule
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een financieel intermediair wordt opgenomen in hun nationale register van gecertificeerde financieel intermediairs binnen drie maanden na indiening van een verzoek van de financieel intermediair waaruit blijkt dat hij aan alle volgende eisen voldoet:
1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een financieel intermediair wordt opgenomen in hun nationale register van gecertificeerde financieel intermediairs binnen twee maanden na indiening van een verzoek van de financieel intermediair waaruit blijkt dat hij aan alle volgende eisen voldoet:
Amendement 23
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 1 – punt b
(b)  als de verzoekende financieel intermediair een kredietinstelling is, een vergunning om in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats bewaarnemingsactiviteiten uit te oefenen op grond van punten 12 of 14 van bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land; indien de verzoekende financieel intermediair een beleggingsonderneming is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats om bewaarnemingsactiviteiten uit te voeren krachtens afdeling B, lid 1 van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land of; indien de verzoekende financieel intermediair een centrale effectenbewaarinstelling is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats op grond van Verordening (EU) nr. 909/2014 of vergelijkbare wetgeving van een derde woonland;
(b)  als de verzoekende financieel intermediair een kredietinstelling is, een vergunning om in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats bewaarnemingsactiviteiten uit te oefenen op grond van punten 12 of 14 van bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land; indien de verzoekende financieel intermediair een beleggingsonderneming is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats om bewaarnemingsactiviteiten uit te voeren krachtens afdeling B, lid 1, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU of vergelijkbare wetgeving van een derde land of; indien de verzoekende financieel intermediair een centrale effectenbewaarinstelling is, een vergunning in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats op grond van Verordening (EU) nr. 909/2014 of vergelijkbare wetgeving van een derde woonland; de Commissie verstrekt richtsnoeren inzake minimumnormen voor vergelijkbare wetgeving;
Amendement 24
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 2
2.  Financieel intermediairs stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging in de overeenkomstig de punten a) tot en met c) verstrekte informatie.
2.  Financieel intermediairs stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat onverwijld in kennis van elke wijziging in de overeenkomstig de punten a) tot en met c) verstrekte informatie, en verstrekken zo nodig de relevante documenten.
Amendement 25
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 7 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.   De lidstaten stellen alle andere lidstaten zo spoedig mogelijk in kennis van afwijzingen van registratie overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2011/16/EU1 bis .
____________________
1 bis Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2011/16/oj).
Amendement 26
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – lid 3
3.  Een lidstaat die een gecertificeerde financieel intermediair uit zijn nationale register schrapt, moet alle andere lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, daarvan onverwijld in kennis stellen.
3.  Een lidstaat die een gecertificeerde financieel intermediair uit zijn nationale register schrapt, moet overeenkomstig Richtlijn 2011/16/EU alle andere lidstaten die overeenkomstig artikel 5 een nationaal register bijhouden, daarvan onverwijld in kennis stellen, met vermelding van de redenen voor de verwijdering overeenkomstig de leden 1 en 2.
Amendement 27
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 8 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.   De lidstaten actualiseren hun nationale registers teneinde rekening te houden met de status van financieel intermediairs die niet langer over certificering beschikken. Wanneer de schrapping als gecertificeerde financiële intermediair voortvloeit uit een besluit van een lidstaat, worden de specifieke redenen voor een dergelijke maatregel duidelijk in het register vermeld.
Amendement 28
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 9 – lid 1
1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gecertificeerde financieel intermediairs in hun nationale register te verplichten de in bijlage II bedoelde informatie zo spoedig mogelijk na de registratiedatum aan de bevoegde autoriteit te melden, tenzij een afwikkelingsopdracht met betrekking tot een deel van een transactie op de registratiedatum nog in behandeling is, in welk geval de rapportage voor die transactie zo spoedig mogelijk na de afwikkeling moet plaatsvinden. Als twintig dagen na de registratiedatum de afwikkeling nog steeds in behandeling is voor een deel van de transactie, moeten gecertificeerde financieel intermediairs binnen de volgende vijf kalenderdagen melden voor welk deel de afwikkeling nog in behandeling is.
1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gecertificeerde financieel intermediairs in hun nationale register te verplichten de in bijlage II bedoelde informatie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twintig kalenderdagen na de registratiedatum aan de bevoegde autoriteit te melden, tenzij een afwikkelingsopdracht met betrekking tot een deel van een transactie op de registratiedatum nog in behandeling is, in welk geval de rapportage voor die transactie zo spoedig mogelijk na de afwikkeling moet plaatsvinden. Als 15 dagen na de registratiedatum de afwikkeling nog steeds in behandeling is voor een deel van de transactie, moeten gecertificeerde financieel intermediairs binnen de volgende vijf kalenderdagen melden voor welk deel de afwikkeling nog in behandeling is.
Amendement 29
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 9 – lid 2
2.  De lidstaten moeten bepalen dat gecertificeerde financieel intermediairs de in rubriek E van bijlage II bedoelde informatie niet hoeven te verstrekken als het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar op zijn aandeel in een onderneming wordt uitgekeerd niet meer dan 1 000 EUR bedraagt.
2.  De lidstaten moeten bepalen dat gecertificeerde financieel intermediairs de in rubriek E van bijlage II bedoelde informatie niet hoeven te verstrekken als het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar op zijn aandeel in een onderneming wordt uitgekeerd niet meer dan 1 500 EUR bedraagt.
Amendement 30
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 9 – lid 5
5.  De lidstaten moeten van de in hun nationale register opgenomen gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de documentatie ter staving van de verstrekte informatie gedurende vijf jaar bewaren en toegang verlenen tot alle overige informatie, alsmede tot hun bedrijfsruimten met het oog op audits, en moeten van de gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de in dergelijke documentatie opgenomen persoonsgegevens onmiddellijk na afronding van de controle en uiterlijk vijf jaar na de rapportage verwijderen of anonimiseren.
5.  De lidstaten moeten van de in hun nationale register opgenomen gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de documentatie ter staving van de verstrekte informatie gedurende zes jaar bewaren en toegang verlenen tot alle overige informatie, alsmede tot hun bedrijfsruimten met het oog op audits, en moeten van de gecertificeerde financieel intermediairs verlangen dat zij de in dergelijke documentatie opgenomen persoonsgegevens onmiddellijk na afronding van de controle en uiterlijk zes jaar na de rapportage verwijderen of anonimiseren.
Amendement 31
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 10 – lid 2 – punt a
(a)  het dividend is uitgekeerd op een openbaar verhandeld aandeel dat de geregistreerde eigenaar binnen een periode van twee dagen vóór de ex-dividenddatum heeft verworven;
(a)  het dividend is uitgekeerd op een openbaar verhandeld aandeel dat de geregistreerde eigenaar binnen een periode van vijf dagen vóór de ex-dividenddatum heeft verworven;
Amendement 32
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 10 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.   de controlebevoegdheden van de lidstaten op grond van hun nationale wetgeving met betrekking tot het belastbare inkomen waarop de vrijstelling is toegepast, zijn niet beperkt.
Amendement 33
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 1 – inleidende formule
1.  De lidstaten dragen er zorg voor dat de gecertificeerde financieel intermediair die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoekt, van die geregistreerde eigenaar een verklaring verkrijgt dat de geregistreerde eigenaar:
1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gecertificeerde financieel intermediair die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoekt, van die geregistreerde eigenaar een verklaring verkrijgt dat de geregistreerde eigenaar:
Amendement 34
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 1 – punt a
(a)  de uiteindelijke begunstigde is van het dividend of de rente zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving van de bronlidstaat; en
(a)  de uiteindelijke begunstigde is van het dividend of de rente zoals gedefinieerd in de nationale wetgeving van de bronlidstaat of een dubbelbelastingverdrag; en
Amendement 35
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 – inleidende formule
2.  De lidstaten zorgen ervoor dat gecertificeerde financieel intermediairs die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoeken, de volgende gegevens verifiëren:
2.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gecertificeerde financieel intermediairs die namens een geregistreerde eigenaar om een belastingvermindering uit hoofde van artikel 12 en/of artikel 13 verzoeken, de volgende gegevens verifiëren:
Amendement 36
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 – punt a bis (nieuw)
(a bis)   de risico’s van verblijfs- en burgerschapsregelingen die een potentieel hoog risico inhouden, zoals vastgesteld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), in verband met mogelijk misbruik door geregistreerde eigenaars van een eTRC die is uitgegeven door lidstaten of derde landen die dergelijke regelingen aanbieden;
Amendement 37
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 – punt d
(d)  in geval van een dividenduitkering en op basis van de informatie waarover de gecertificeerde financieel intermediair beschikt, het mogelijke bestaan van een financiële regeling die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd, tenzij het dividend dat wordt uitgekeerd aan de geregistreerde eigenaar voor elke groep identieke aandelen die wordt aangehouden niet meer bedraagt dan 1 000 EUR.
(d)  in geval van een dividenduitkering en op basis van de informatie waarover de gecertificeerde financieel intermediair beschikt, het mogelijke bestaan van een financiële regeling die op de ex-dividenddatum niet is afgewikkeld, verlopen of anderszins beëindigd, tenzij het dividend dat wordt uitgekeerd aan de geregistreerde eigenaar voor elke groep identieke aandelen die wordt aangehouden niet meer bedraagt dan 1 500 EUR.
Amendement 38
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.   De lidstaten kunnen toestaan de verklaring overeenkomstig lid 1 te verkrijgen en jaarlijks de verificaties uit te voeren overeenkomstig lid 2 en op ad-hocbasis wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat er sprake is van een verandering van omstandigheden of onjuiste of onbetrouwbare informatie.
Amendement 39
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 11 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.   De Commissie is bevoegd richtsnoeren vast te stellen om aan de vereisten van lid 2 te voldoen.
Amendement 40
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 13 – lid 1
1.  De lidstaten kunnen gecertificeerde financieel intermediairs die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toestaan om namens die geregistreerde eigenaar een verzoek om een snelle teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting in te dienen overeenkomstig artikel 10, indien de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie zo spoedig mogelijk na de betalingsdatum en uiterlijk binnen 25 kalenderdagen na de datum van de dividenduitkering of de rentebetaling wordt verstrekt.
1.  De lidstaten kunnen gecertificeerde financieel intermediairs die de beleggingsrekening van een geregistreerde eigenaar bijhouden, toestaan om namens die geregistreerde eigenaar een verzoek om een snelle teruggave van de te veel ingehouden bronbelasting in te dienen overeenkomstig artikel 10, indien de in lid 3 van dit artikel bedoelde informatie binnen 25 kalenderdagen na de datum van de dividenduitkering of de rentebetaling wordt verstrekt.
Amendement 41
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 13 – lid 2
2.  De lidstaten moeten een verzoek om teruggave dat overeenkomstig lid 1 is gedaan, binnen 25 kalenderdagen na de datum van dat verzoek of, indien dat later is, vanaf de datum waarop alle relevante gecertificeerde financieel intermediairs aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn hebben voldaan, in behandeling nemen. De lidstaten passen op het bedrag van deze teruggave rente toe overeenkomstig artikel 14 voor elke dag vertraging na de 25e dag.
2.  De lidstaten moeten een verzoek om teruggave dat overeenkomstig lid 1 is gedaan, binnen 25 kalenderdagen na de datum van dat verzoek of, indien dat later is, vanaf de datum waarop alle relevante gecertificeerde financieel intermediairs aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van deze richtlijn hebben voldaan, in behandeling nemen. De lidstaten passen op het bedrag van deze teruggave rente toe overeenkomstig artikel 14 voor elke dag vertraging na de 25e dag, tenzij de lidstaat redelijke twijfels heeft over de rechtmatigheid van het verzoek om teruggave.
Amendement 42
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 13 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.   De lidstaten kunnen een verzoek om teruggave afwijzen indien een verificatieprocedure of belastingcontrole, op basis van risicobeoordelingscriteria en overeenkomstig de nationale wetgeving, wordt geïnitieerd.
Amendement 43
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 15 – alinea 1
De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, wanneer de artikelen 12 en 13 niet van toepassing zijn op dividenden omdat niet aan de voorwaarden van deze richtlijn is voldaan, een geregistreerde eigenaar of zijn gemachtigde vertegenwoordiger die het verzoek om teruggave van te veel ingehouden bronbelasting op dergelijke dividenden indient, ten minste de informatie verstrekt die wordt vereist in rubriek E van bijlage II, tenzij het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar is uitgekeerd op zijn deelneming in een onderneming niet meer dan 1 000 EUR bedraagt en tenzij deze informatie reeds is verstrekt overeenkomstig de verplichtingen van artikel 9.
De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, wanneer de artikelen 12 en 13 niet van toepassing zijn op dividenden omdat niet aan de voorwaarden van deze richtlijn is voldaan, een geregistreerde eigenaar of zijn gemachtigde vertegenwoordiger die het verzoek om teruggave van te veel ingehouden bronbelasting op dergelijke dividenden indient, ten minste de informatie verstrekt die wordt vereist in rubriek E van bijlage II, tenzij het totale dividend dat aan de geregistreerde eigenaar is uitgekeerd op zijn deelneming in een onderneming niet meer dan 1 500 EUR bedraagt en tenzij deze informatie reeds is verstrekt overeenkomstig de verplichtingen van artikel 9.
Amendement 44
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 18 bis (nieuw)
Artikel 18 bis
Monitoring en uitwisseling van informatie
1.  Om de integriteit van de interne markt te waarborgen, monitoren de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Bankautoriteit (EBA) regelmatig het risico voor cum-cum- en cum-ex-regelingen in de Unie.
2.  De lidstaten voeren gecoördineerde samenwerking en wederzijdse bijstand in tussen nationale bevoegde autoriteiten, belastingautoriteiten en andere rechtshandhavingsinstanties, zoals het Europees Openbaar Ministerie (EOM), om illegale regelingen voor terugvordering van bronbelasting op te sporen en te vervolgen.
Amendement 45
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – titel
Evaluatie
Algemene evaluatie, verificatie en herziening
Amendement 46
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1
1.  Nadat de nationale voorschriften tot omzetting van deze richtlijn in werking zijn getreden, onderzoekt en evalueert de Commissie de werking van de richtlijn om de vijf jaar. Uiterlijk in december 2031 en daarna om de vijf jaar wordt bij het Europees Parlement en de Raad een verslag ingediend over de evaluatie van de richtlijn, onder meer over de eventuele noodzaak om specifieke bepalingen te wijzigen.
1.  Nadat de nationale voorschriften tot omzetting van deze richtlijn in werking zijn getreden, onderzoekt en evalueert de Commissie de werking van de richtlijn om de vijf jaar. Uiterlijk in december 2031 en daarna om de vijf jaar wordt bij het Europees Parlement en de Raad een verslag ingediend over de evaluatie van de richtlijn en over de toepasselijke regels voor bronbelasting in de lidstaten, onder meer over de eventuele noodzaak om specifieke bepalingen van deze richtlijn te wijzigen. In het evaluatieverslag doet de Commissie het volgende:
Amendement 47
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt a (nieuw)
a)  verdere mogelijke maatregelen onderzoeken om het voor kleine beleggers die zich rechtstreeks, zonder tussenkomst van gecertificeerde financieel intermediairs, tot de belastingautoriteiten wenden, gemakkelijker te maken bronbelastingvorderingen zelf te verwerken;
Amendement 48
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt b (nieuw)
b)  een beoordeling maken van de manier waarop de procedures voor bronbelastingvermindering voor retailbeleggers verder kunnen worden vereenvoudigd.
Amendement 49
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt c (nieuw)
c)  een uitgebreide analyse uitvoeren van de ontwikkeling van de dienstverleningskosten die financieel intermediairs aan geregistreerde eigenaars aanrekenen voor de uitvoering van de procedure voor snelle teruggave en de procedure voor vermindering aan de bron;
Amendement 50
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt d (nieuw)
d)  onderzoeken of een systeem voor vermindering aan de bron als procedure voor alle lidstaten kan worden overwogen; en verdere maatregelen nemen om een dergelijk systeem voor kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken;
Amendement 51
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt e (nieuw)
e)  onderzoeken of de lidstaten nog steeds worden getroffen door of blootgesteld aan dividendarbitrage en dividendstripping zoals de cum-ex- en cum-cum-regelingen, en of de bestaande maatregelen op het gebied van bronbelasting volstaan om belastingfraude, belastingontduiking en belastingontwijking te bestrijden, dan wel of er aanvullende maatregelen nodig zijn, zoals het onderwerpen van vermogenswinsten bij de vervreemding van aandelen en vergoedingen voor het verstrekken van effecten aan met dividend overeenkomende belastingheffingen, als een manier om dividendarbitrage te ontmoedigen en te beperken; de Commissie verzamelt in dat verband bewijsmateriaal van de lidstaten die steun ontvangen van de EBA, de ESMA, het EOM en de relevante nationale bevoegde autoriteiten;
Amendement 52
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt f (nieuw)
f)  indien nodig verdere maatregelen overwegen om ervoor te zorgen dat alle in de Unie gegenereerde dividenden, rente, vermogenswinsten, uitkeringen van royalty’s, betalingen voor professionele diensten en relevante contractbetalingen ten minst eenmaal met een effectief tarief worden belast;
Amendement 53
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt g (nieuw)
g)  het potentieel onderzoeken van distributieledgersystemen of andere technologische instrumenten om het systeem efficiënter en fraudebestendiger te maken door een betere identificatie van de uiteindelijke begunstigde;
Amendement 54
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt h (nieuw)
h)  mogelijke maatregelen te onderzoeken om vermindering- en teruggaafprocedures en vorderingen te digitaliseren;
Amendement 55
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – punt i (nieuw)
i)  het aanvaarden van elektronische of digitale handtekeningen en het gebruik van eID om het verificatieproces voor individuele beleggers te vergemakkelijken, onderzoeken.
Amendement 56
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 1 – alinea 1 bis (nieuw)
In voorkomend geval gaat het evaluatieverslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
Amendement 57
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 2
2.  De lidstaten verstrekken de Commissie relevante informatie voor de evaluatie van de richtlijn met het oog op de verbetering van de procedures voor bronbelastingvermindering teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen en fiscaal misbruik te bestrijden, overeenkomstig lid 3.
2.  De lidstaten verstrekken het Europees Parlement en de Commissie overeenkomstig lid 3 relevante statistische informatie voor de in lid 1 bedoelde evaluatie.
Amendement 58
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 2 bis (nieuw)
2 bis.   De Europese Commissie beoordeelt in samenwerking met de lidstaten actief of deze richtlijn gevolgen heeft voor de risico’s voor belastingfraude en -misbruik, en de gevolgen voor de belastinginkomsten.
Amendement 59
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 3
3.  De Commissie specificeert door middel van uitvoeringshandelingen de informatie die de lidstaten met het oog op de evaluatie moeten verstrekken, alsmede het formaat en de voorwaarden voor de mededeling van die informatie.
3.  De Commissie specificeert door middel van uitvoeringshandelingen de statistische informatie die de lidstaten met het oog op de evaluatie moeten verstrekken, alsmede het formaat en de voorwaarden voor de mededeling van die informatie.
Amendement 60
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 19 – lid 5
5.  De krachtens lid 2 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet.
5.  De krachtens lid 2 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan het Europees Parlement en andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet.
Amendement 61
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 1
1.  De lidstaten mogen de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 19 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad45 slechts beperken in de mate en slechts zolang als strikt noodzakelijk is voor hun bevoegde autoriteiten om het risico van belastingfraude, -ontduiking of -ontwijking in de lidstaten te beperken, met name door na te gaan of het juiste bronbelastingtarief wordt toegepast voor de geregistreerde eigenaar of door na te gaan of de geregistreerde eigenaar tijdig de belastingvermindering verkrijgt als hij daar recht op heeft.
1.  De lidstaten mogen de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 19 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad45 voor zover de uitoefening van dergelijke rechten het onderzoek in het gedrang kan brengen slechts beperken in de mate en slechts zolang als strikt noodzakelijk is voor hun bevoegde autoriteiten om het risico van belastingfraude, -ontduiking of -ontwijking in de lidstaten te beperken, met name door na te gaan of het juiste bronbelastingtarief wordt toegepast voor de geregistreerde eigenaar of door na te gaan of de geregistreerde eigenaar tijdig de belastingvermindering verkrijgt als hij daar recht op heeft. De rechten van de betrokkenen worden hersteld zodra de voorwaarden die aan de beperking ten grondslag lagen, ophouden te bestaan.
__________________
__________________
45 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
45 Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Amendement 62
Voorstel voor een richtlijn
Artikel 20 – lid 3
3.  Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doeleinden van deze richtlijn te verwezenlijken, in overeenstemming met de nationale regels inzake verjaring van elke verwerkingsverantwoordelijke, maar in geen geval langer dan tien jaar.
3.  Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doeleinden van deze richtlijn te verwezenlijken, in overeenstemming met de nationale regels inzake verjaring van elke verwerkingsverantwoordelijke, maar in geen geval langer dan vijf jaar.
Laatst bijgewerkt op: 20 juni 2024Juridische mededeling - Privacybeleid