Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2023/2117(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0389/2023

Ingediende teksten :

A9-0389/2023

Debatten :

Stemmingen :

PV 28/02/2024 - 17.1
CRE 28/02/2024 - 17.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P9_TA(2024)0104

Aangenomen teksten
PDF 264kWORD 98k
Woensdag 28 februari 2024 - Straatsburg
Uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – jaarverslag 2023
P9_TA(2024)0104A9-0389/2023

Resolutie van het Europees Parlement van 28 februari 2024 over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – jaarverslag 2023 (2023/2117(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name de artikelen 21 en 36,

–  gezien het verslag van 15 juni 2023 van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), getiteld “CFSP Report – Our priorities in 2023”,

–  gezien het “Strategisch kompas voor veiligheid en defensie – Voor een Europese Unie die haar burgers, waarden en belangen beschermt en bijdraagt tot internationale vrede en veiligheid”, goedgekeurd door de Europese Raad op 24 maart 2022,

–  gezien het nieuwe strategisch concept van de NAVO, dat tijdens de NAVO-top van 29 juni 2022 in Madrid door de staatshoofden en regeringsleiders werd goedgekeurd,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 1 februari 2024,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 december 2023,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 29 en 30 juni 2023,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2022,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2022,

–  gezien Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528(1),

–  gezien het voorstel van de Commissie van 20 juni 2023 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (COM(2023)0338),

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank van 1 december 2021, getiteld “The Global Gateway” (JOIN(2021)0030),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 8 november 2023 getiteld “Mededeling 2022 inzake het uitbreidingsbeleid van de EU voor 2023” (COM(2023)0690),

–  gezien de uitbreidingsverslagen 2023 en het groeiplan voor de Westelijke Balkan, die de Commissie op 8 november 2023 heeft gepresenteerd,

–  gezien zijn aanbeveling aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 23 november 2022 over de nieuwe EU-uitbreidingsstrategie(2),

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 15 december 2023 betreffende het besluit om toetredingsonderhandelingen te openen met Oekraïne en de Republiek Moldavië, het openen van toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zodra in voldoende mate aan de lidmaatschapscriteria wordt voldaan, en het verlenen van de status van kandidaat-lidstaat aan Georgië, met dien verstande dat de nodige stappen worden gezet als omschreven in de mededeling van de Commissie van 8 november 2023 inzake het uitbreidingsbeleid van de EU (COM(2023)0690),

–  gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 16 februari 2024 over een geplande militaire operatie van Israël in Rafah,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Europees Parlement en de Raad van 7 juni 2023, getiteld “Een nieuwe agenda voor de betrekkingen van de EU met Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied” (JOIN(2023)0017),

–  gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 23 februari 2023 over de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties als grondslag voor een alomvattende, rechtvaardige en duurzame vrede in Oekraïne (A/RES/ES-11/6), en gezien eerdere resoluties van de Algemene Vergadering van de VN over de agressie tegen Oekraïne,

–  gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 7 april 2022 over de schorsing van het lidmaatschap van de Russische Federatie van de Mensenrechtenraad (A/RES/ES-11/3),

–  gezien de resolutie “Transforming our World – the 2030 Agenda for Sustainable Development” (Onze wereld transformeren – de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling) (“de Agenda 2030”) (A/RES/70/1), die de Algemene Vergadering van de VN heeft aangenomen op 25 september 2015 tijdens de VN-top over duurzame ontwikkeling in New York en waarin de duurzameontwikkelingsdoelstellingen werden vastgesteld,

–  gezien Besluit (GBVB) 2023/162 van de Raad van 23 januari 2023 over de missie van de Europese Unie in Armenië (EUMA)(3),

–  gezien de besluiten (GBVB) 2022/1970 van 17 oktober 2022(4) en 2022/2507 van 19 december 2022(5) van de Raad tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia,

–  gezien zijn resoluties van 15 maart 2023 over de betrekkingen EU-Armenië(6) en over de betrekkingen EU-Azerbeidzjan(7), zijn resolutie van 19 januari 2023 over de humanitaire gevolgen van de blokkade in Nagorno-Karabach(8) en zijn resolutie van 5 oktober 2023 over de situatie in Nagorno-Karabach na de aanval van Azerbeidzjan en de aanhoudende bedreigingen van Armenië(9),

–  gezien zijn resolutie van 18 april 2023 over de tenuitvoerlegging van het civiele GVDB en andere EU-veiligheidsbijstand(10),

–  gezien zijn aanbeveling van 5 oktober 2022 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de strategische betrekkingen en het partnerschap van de EU met de Hoorn van Afrika(11),

–   gezien zijn resolutie van 15 juni 2023 over de verslechtering van de fundamentele vrijheden in Hongkong, met name het geval van Jimmy Lai(12),

–  gezien de tussentijdse herziening van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld,

–  gezien zijn resoluties van 1 juni 2023 over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie, met inbegrip van desinformatie(13) en van 9 maart 2022 over buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de Europese Unie(14),

–  gezien zijn resoluties over schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat, die overeenkomstig artikel 144 van zijn Reglement zijn aangenomen,

–  gezien het EU-actieplan voor gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in het externe optreden 2021-2025 (GAP III) en het actieplan van de EU inzake vrouwen, vrede en veiligheid (WPS) 2019-2024,

–  gezien het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan(15), waarbij tijdelijke bescherming wordt vastgesteld voor mensen die vluchten voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne,

–  gezien de verklaring van de Raad van Europa van 16-17 mei 2023 getiteld “Reykjavik Declaration – United around our values” (Verklaring van Reykjavik – Verenigd rond onze waarden),

–  gezien de verklaring van het toekomstige lidmaatschap van Belarus van de Europese Unie, de verklaring van de democratische krachten in Belarus over solidariteit met de bevolking van Oekraïne en de politieke verklaring van de democratische krachten van Belarus, die allemaal zijn aangenomen tijdens de conferentie over het nieuwe Belarus op 6 augustus 2023,

–  gezien zijn resolutie van 13 juli 2023 over aanbevelingen voor de hervorming van de regels van het Europees Parlement inzake transparantie, integriteit, verantwoordingsplicht en corruptiebestrijding(16),

–  gezien het verslag van 9 mei 2022 over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa,

–  gezien de studie getiteld “Qualified majority voting in common foreign and security policy – A cost of non-Europe report”, gepubliceerd door zijn directoraat-generaal Parlementaire Onderzoeksdiensten op 28 augustus 2023(17),

–  gezien zijn aanbeveling van februari 1999 over de oprichting van een Europees Civiel Vredeskorps(18);

–  gezien artikel 54 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9‑0389/2023),

A.  overwegende dat de op regels gebaseerde internationale orde in toenemende mate op de proef wordt gesteld door autocratische actoren die, alleen of door middel van een gecoördineerd optreden, proberen multilaterale organisaties te beïnvloeden of te ondermijnen door concurrerende organisaties op te richten, destabilisatie te veroorzaken door terug te keren naar het denken in invloedssferen en de op regels gebaseerde internationale orde alsook de mondiale en regionale veiligheid te bedreigen;

B.  overwegende dat deze in toenemende mate autocratische actoren ook de universaliteit van de mensenrechten ter discussie stellen en de democratische normen wereldwijd ondermijnen; overwegende dat de EU en gelijkgestemde partners met voorrang de op regels gebaseerde internationale orde moeten verdedigen;

C.  overwegende dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de gevolgen daarvan, waaronder economische onzekerheid, voedselonzekerheid en hoge energieprijzen, de instabiliteit in de onmiddellijke omgeving van de EU hebben vergroot, waardoor de EU opnieuw prioriteit moet geven aan haar uitbreidingsbeleid, dat haar meest effectieve instrument voor buitenlands beleid is gebleken;

D.  overwegende dat de Europese Raad op 14 en 15 december 2023 het op 8 november 2023 door de Commissie gepresenteerde uitbreidingspakket 2023 heeft goedgekeurd en daarbij heeft aanbevolen toetredingsonderhandelingen te openen met Oekraïne en de Republiek Moldavië, toetredingsonderhandelingen te openen met Bosnië en Herzegovina zodra in voldoende mate aan de lidmaatschapscriteria wordt voldaan, en Georgië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen, met dien verstande dat bepaalde stappen nog moeten worden gezet; overwegende dat het groeiplan voor de Westelijke Balkan ontworpen is om de economische integratie binnen de Westelijke Balkan te stimuleren en de sociaal-economische kloof tussen de Unie en onze partners tegen het einde van dit decennium te dichten; overwegende dat er middelen zullen worden vrijgemaakt bij de uitvoering van afzonderlijke hervormingsagenda’s; overwegende dat het uitbreidingsbeleid moet voldoen aan de criteria van Kopenhagen en een op verdiensten gebaseerd proces moet blijven; overwegende dat de EU haar uitbreidingsbeleid versneld moet uitvoeren en dat toetredingslanden tegelijkertijd door moeten gaan met hervormingen en het voldoen aan de vereiste benchmarks; overwegende dat consistente signalen en een duidelijk pad naar integratie van kandidaat-lidstaten van vitaal belang zijn om het pro-Europese perspectief levend te houden; overwegende dat het voor het waarborgen van gemeenschappelijke veiligheid en stabiliteit in de regio noodzakelijk is dat de landen van de westelijke Balkan zich richten op het oplossen van conflicten, verzoening, aanpassing aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), onderlinge samenwerking en hervormingen;

E.  overwegende dat stabiliteit in de Oostzee en de Zwarte Zee van het grootste belang is voor de veiligheid van Europa, en ook voor de energiezekerheid, zoals is aangegeven in het Strategisch Kompas van de EU en de NAVO, en dat er daarom alomvattende strategieën en zinvolle acties nodig zijn om die stabiliteit te waarborgen; overwegende dat de EU niet kan worden beschouwd als een succesvolle en geloofwaardige mondiale speler als zij er niet in slaagt voor veiligheid te zorgen in haar onmiddellijk nabuurschap;

F.  overwegende dat de Raad de tijdelijke bescherming voor mensen die op de vlucht zijn voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft verlengd van 4 maart 2024 tot en met 4 maart 2025;

G.  overwegende dat de Raad op 1 februari 2024 een akkoord heeft bereikt over de herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, met inbegrip van de voorziening voor een faciliteit voor Oekraïne ter hoogte van 50 miljard EUR, om te zorgen voor coherente, voorspelbare en flexibele steun voor het herstel, de wederopbouw en de modernisering van Oekraïne in de periode 2024-2027;

H.  overwegende dat de Russische aanvalsoorlog de rol van de NAVO als hoeksteen van de collectieve defensie van haar leden opnieuw heeft bevestigd en eens te meer de onmisbaarheid van een sterke trans-Atlantische band heeft aangetoond; overwegende dat het besluit van de NAVO om minimaal 2 % van het bruto binnenlands product voor defensie-uitgaven te bestemmen, slechts door enkele NAVO-leden van de EU ten uitvoer is gelegd; overwegende dat het voornemen van Rusland om de Euro-Atlantische veiligheidsarchitectuur te ontmantelen volledig is mislukt dankzij de heldhaftige verdediging van Oekraïne en een snelle en doorslaggevende reactie van de NAVO-bondgenoten;

I.  overwegende dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne de noodzaak van een ambitieuzer, geloofwaardiger en eensgezinder EU-optreden op het wereldtoneel aan het licht heeft gebracht en heeft aangetoond dat de lidstaten blijk moeten geven van de vereiste politieke wil om het GBVB te versterken en tot volwaardig Europees beleid om te vormen;

J.  overwegende dat de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken 2021 was toegekend aan Aleksej Navalny; overwegende dat hij sinds februari 2021 onder onmenselijke omstandigheden gevangen zat, en laatstelijk in Yamalo-Nenets in het westen van Siberië, waar hij op 16 februari 2024 werd vermoord, waarvoor de eindverantwoordelijkheid bij president Poetin en de Russische autoriteiten ligt; overwegende dat hieruit het wrede en meedogenloze karakter van het totalitaire regime van Poetin blijkt; overwegende dat de moord op Navalny de EU wakker zou moeten schudden en zou moeten aanmoedigen haar steun voor Oekraïne op te voeren en haar instrumenten voor de verdediging van democratie en mensenrechten zowel binnen als buiten de EU te versterken;

K.  overwegende dat uit de terroristische aanslagen van Hamas op Israël blijkt dat de veiligheidssituatie in het Midden-Oosten instabiel is en dat de EU en andere internationale actoren meer verantwoordelijkheid moeten nemen en regeringen en maatschappelijke organisaties in de regio moeten steunen bij hun inspanningen om duurzame en duurzame vrede te realiseren, meer bepaald door te blijven streven naar een tweestatenoplossing voor Israël en Palestina; overwegende dat op 7 oktober 2023 1 139 Israëli’s en buitenlandse burgers zijn gedood en 240 mensen gegijzeld zijn tijdens de verachtelijke terroristische aanslag van Hamas; overwegende dat tienduizenden onschuldige Palestijnen en honderden VN-medewerkers, medisch personeel en journalisten zijn gedood in de Gazastrook als gevolg van de reactie van de Israëlische regering; overwegende dat de voortdurende bombardementen en de gedwongen evacuatie van Palestijnen naar het zuiden van de Gazastrook hebben geleid tot een rampzalige en snel verslechterende humanitaire situatie; overwegende dat aanvallen door Israëlische strijdkrachten en kolonisten sinds 7 oktober 2023 ten minste 330 Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever gedood hebben; overwegende dat het Internationaal Gerechtshof in zijn voorlopige uitspraak Israël heeft bevolen voorlopige maatregelen te nemen in de zaak betreffende de toepassing van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide in de Gazastrook (Zuid-Afrika tegen Israël);

L.  overwegende dat het vermogen van de EU en haar lidstaten, ook op het gebied van defensiebeleid, dringend moet worden uitgebreid, zodat de Unie, weliswaar in nauwe samenwerking met haar bondgenoten, haar belangen beter kan verdedigen zonder al te afhankelijk te zijn van derde landen, haar waarden kan uitdragen en haar bijdrage aan wereldwijd multilateralisme, de vreedzame oplossing van conflicten en de ontwikkeling van democratie, de rechtsstaat en fundamentele rechten wereldwijd kan versterken;

M.  overwegende dat de toegenomen instabiliteit en veranderlijkheid van de internationale situatie bedreigingen met vele facetten vormen voor de veiligheid en stabiliteit van de Unie; overwegende dat als repons de EU de trans-Atlantische betrekkingen moet versterken en strategische partnerschappen moet opbouwen op basis van respect en wederzijds vertrouwen met gelijkgestemde partners in het Mondiale Zuiden;

N.  overwegende dat Azerbeidzjan op 19 september 2023 een niet-uitgelokt militair offensief heeft gelanceerd om met geweld de controle over zijn internationaal erkende grondgebied van Nagorno-Karabach terug te winnen, dat eindigde met de uittocht van de Armeense bevolking uit dit gebied; overwegende dat de hernieuwde vijandelijkheden in de zuidelijke Kaukasus aanleiding geven tot ernstige bezorgdheid en een proactievere betrokkenheid van de EU in de regio vereisen; overwegende dat alle staatsinstellingen van de zogenaamde Republiek Nagorno-Karabach per 1 januari 2024 zijn ontbonden; overwegende dat er nog steeds weinig vooruitzicht is op een normalisering van de betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan en dat de EU daarom beide partijen moet ondersteunen en aanmoedigen om uiteindelijk een historisch vredesakkoord te sluiten, onder meer door beide landen nauwere samenwerking met de EU in het vooruitzicht te stellen indien zij besluiten stappen in de richting van een dergelijk akkoord te zetten;

O.  overwegende dat Israël een internationaal erkend recht heeft om zich te verdedigen tegen de terroristische dreiging die Hamas in de Gazastrook vormt; overwegende dat de terroristische aanslagen van Hamas tegen Israël op 7 oktober 2023 de instabiele veiligheidssituatie in het Midden-Oosten hebben onderstreept; overwegende dat het risico op escalatie in de regio in decennia niet zo groot is geweest, waardoor het des te noodzakelijker is dat de EU en andere internationale actoren meer verantwoordelijkheid nemen voor een duurzame en houdbare vrede, met name door steun te verwerven voor een tweestatenoplossing tussen Israël en Palestina;

P.  overwegende dat er nood is aan een alomvattende benadering van vredesopbouw waarbij civiele specialisten worden betrokken om praktische vredesmaatregelen uit te voeren; overwegende dat lokale en internationale niet-gouvernementele organisaties cruciale activiteiten verrichten om conflicten te voorkomen en vreedzaam op te lossen, en dat het van het grootste belang is hun ervaring optimaal te benutten;

Q.  overwegende dat de toenemende instabiliteit in de zuidelijke buurlanden van de EU en het bredere Middellandse Zeegebied grote uitdagingen vormen voor de veiligheid en stabiliteit van de Unie en voor haar vermogen om een doorslaggevende rol te spelen op het internationale toneel;

R.  overwegende dat de spanningen in de Indo-Pacific-regio steeds meer aan belang winnen, met name gezien de steeds assertievere houding van de Volksrepubliek China ten opzichte van Taiwan;

S.  overwegende dat de achteruitgang van de mediavrijheid, de aanhoudende aanvallen op journalisten, de verspreiding van desinformatie en buitenlandse inmenging een bedreiging vormen voor de democratieën en de veiligheid van de EU; overwegende dat de EU met gelijkgestemde partnerlanden moet samenwerken om de mediavrijheid en de vrijheid van meningsuiting te verdedigen en desinformatie en buitenlandse inmenging in derde landen tegen te gaan;

T.  overwegende dat de gevolgen van klimaatverandering een steeds ernstiger effect zullen hebben op alle aspecten van het menselijk leven, met inbegrip van de geopolitieke orde en de stabiliteit in de wereld; overwegende dat het van cruciaal belang is dat de bestrijding van klimaatverandering, waarvoor klimaatmaatregelen nodig zijn, ten goede komt aan degenen die met de ernstigste gevolgen worden geconfronteerd;

U.  overwegende dat wapenbeheersing en non-proliferatie, gezien het mislukken van belangrijke wapenbeheersings- en ontwapeningsovereenkomsten, maar ook gezien de opkomende technologieën, een speerpunt van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU moeten worden;

1.  benadrukt dat zijn resoluties over de uitvoering van het GBVB een belangrijk onderdeel vormen van zijn bijdrage aan de EU-beleidsvorming op buitenlands gebied; onderstreept dat deze resoluties de praktische gevolgen weerspiegelen van het versterkte toetsingsrecht op het gebied van buitenlands beleid dat door het Verdrag van Lissabon aan het Parlement is toegekend; herinnert eraan dat de resolutie over 2023 de laatste resolutie over de uitvoering van het GBVB in deze zittingsperiode is en bedoeld is als leidraad voor het volgende EU-bestuur bij het vaststellen van de prioriteiten van het buitenlands beleid voor de volgende zittingsperiode en de verdere toepassing daarvan; benadrukt dat de EU in een steeds volatieler internationaal klimaat tegelijkertijd het hoofd moet bieden aan tal van uitdagingen op het gebied van buitenlands beleid die haar direct en indirect raken, zoals de voortdurende Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, de toenemende concurrentie tussen grote mogendheden, een mogelijke herdefiniëring van het mondiale machtsevenwicht, voortdurende pogingen om de multilaterale, op regels gebaseerde internationale orde te ondermijnen en een toenemende verwevenheid van buitenlandse en interne crises; is er stellig van overtuigd dat de EU, om relevant te blijven op het internationale toneel en in staat te zijn haar belangen en waarden doeltreffend te verdedigen, de politieke wil van de lidstaten moet opwekken om de doelstellingen van het buitenlands beleid te verwezenlijken door middel van instrumenten op EU-niveau, de capaciteit te vergroten, samen te werken met gelijkgestemde partners en regionale organisaties en zich te richten op het bieden van een concurrerend aanbod voor het zuidelijk halfrond, waarbij zo doeltreffend mogelijk gebruik wordt gemaakt van alle middelen, beleidsmaatregelen en instrumenten waarover zij beschikt als onderdeel van de geïntegreerde aanpak; benadrukt dat de EU, om op te treden als mondiale speler in de huidige mondiale omgeving, een vastberaden, gedisciplineerd en assertief buitenlands beleid moet voeren dat haar eigen strategische doelstellingen verwezenlijkt en haar belangen in de wereld proactief moet blijven bepalen, verdedigen en verdedigen;

2.  benadrukt dat het vermogen van de EU om op te treden als mondiale speler op het gebied van buitenlands beleid, een betrouwbare internationale partner en een geloofwaardige speler op het gebied van veiligheid en defensie, afhankelijk is van de ontwikkeling en versterking van haar externe optreden binnen het GBVB, alsook van haar vermogen om haar belangen in de wereld proactief te definiëren, te doen gelden en te verdedigen zonder al te zeer afhankelijk te zijn van de middelen van derde landen, die de Unie zou kunnen blootstellen aan interne verdeeldheid, de bestaande partnerschappen nieuw leven in te blazen en nieuwe partnerschappen tot stand te brengen, en van de politieke wil om meer initiatief en verantwoordelijkheid te nemen op het wereldtoneel en tegelijkertijd haar waarden doeltreffend te beschermen, te verdedigen en te bevorderen; benadrukt voorts dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de EU met één stem spreekt, om de geloofwaardigheid te vergroten en de coherentie te behouden; bevestigt in dit verband nogmaals dat het van het grootste belang is eenheid en solidariteit te versterken door een gemeenschappelijke visie op dreigingen verder te ontwikkelen;

3.  herinnert eraan dat de EU zich in haar externe optreden moet laten leiden door de waarden en beginselen die zijn verankerd in artikel 2, artikel 3, lid 5, en artikel 21 van VEU, die de oprichting, ontwikkeling en uitbreiding van de EU hebben geïnspireerd, waaronder de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het internationaal recht; betreurt dat de Unie deze doelstellingen soms niet haalt, met negatieve gevolgen voor haar belangen, veiligheid en internationale reputatie; onderstreept dat de ambitieuze inzet van het externe mensenrechtenbeleid van de EU vereist dat het consistent en voorbeeldig is;

4.  is van mening dat de EU het GBVB dienovereenkomstig moet vormgeven en aan de hand van de volgende vier doelstellingen:

   (a) aanpak van de gevolgen van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne,
   (b) geleidelijke aanpassing van de structuren, instrumenten, vermogens, fondsen en besluitvormingsprocedures van de EU,
   (c) versterking en verdediging van het op regels gebaseerde multilateralisme, en
   (d) behartiging van belangen door de ontwikkeling van robuuste strategische allianties en partnerschappen met gelijkgezinden;

Aanpak van de gevolgen van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne

5.  vindt het zorgwekkend dat de illegale, niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde Russische militaire aanval op Oekraïne, mogelijk gemaakt en gesteund door het regime van Loekasjenka in Belarus en het regime in Iran, de oorlog terug heeft gebracht naar het Europese continent; veroordeelt nogmaals in de krachtigste bewoordingen de acties van de Russische regering, waaronder het schenden van het internationaal recht, het schenden van erkende grenzen, het onrechtmatig overbrengen en deporteren van beschermde personen en kinderen en het plegen van landroof en ernstige oorlogsmisdaden; eist dat Rusland en de aan Rusland gelieerde troepen alle militaire acties staken en dat de Russische leiders hun troepen onmiddellijk en onvoorwaardelijk terugtrekken uit het volledige internationaal erkende grondgebied van Oekraïne en uit elk ander land waarvan Rusland het grondgebied, of delen daarvan, illegaal bezet; veroordeelt alle hybride aanvallen van Rusland in Oekraïne en veroordeelt ten stelligste de verspreiding van de Russische propaganda over zijn oorlog in Oekraïne;

6.  veroordeelt de rol van het onwettige regime van Aljaksandr Loekasjenka bij het de facto overdragen van de nationale soevereiniteit aan het Kremlin om zijn greep op Belarus te behouden;

7.  wijst er nogmaals op dat Georgië al in augustus 2008 te maken kreeg met Russische militaire agressie; veroordeelt ten stelligste de aanhoudende illegale bezetting door Rusland van de Georgische regio’s Abchazië en Tsinvali/Zuid-Ossetië en veroordeelt eveneens de ondermijning van de soevereiniteit en territoriale integriteit van de republiek Moldavië door de aanwezigheid van Russische troepen in Transnistrië; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van Georgië en Moldavië en onderstreept dat de kwaadwillende pogingen van Rusland om de grenzen van de soevereine staten in Europa met geweld te wijzigen, een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid van de EU; moedigt de EU en de lidstaten aan de samenwerking op het gebied van veiligheid met Oekraïne, Georgië en de Republiek Moldavië te versterken, met name bij de bestrijding van hybride dreigingen en desinformatie en bij cyberbeveiliging;

8.  brengt hulde aan het dappere volk van Oekraïne, dat niet alleen moedig zijn land, soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit verdedigt, maar ook de Europese waarden en veiligheid, en de normen en beginselen van het VN-Handvest en de Slotakte van Helsinki hoog houdt; spreekt zijn respect en dankbaarheid uit voor de steun die personen en maatschappelijke organisaties hebben verleend aan de bevolking van Oekraïne; prijst de acties van de bevolking van Georgië en Belarus die de strijd van Oekraïne actief steunen; is ingenomen met de verlenging van de tijdelijke bescherming voor mensen die de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne ontvluchten;

9.  benadrukt dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne de veiligheid en stabiliteit van de oostelijke buurlanden en de Westelijke Balkan in gevaar brengt, hetgeen ook de veiligheid van de EU zelf in gevaar brengt; is van mening dat de EU daarom prioriteit moet geven aan de hervorming van haar nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsproces moet versnellen, parallel aan de institutionele en besluitvormingshervormingen die nodig zijn om het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, te waarborgen;

10.  roept op tot een actievere communicatiestrategie om de rol en voordelen van uitbreiding in de Westelijke Balkan en het Oostelijk Partnerschap te promoten, en de financiële en technische bijstand van de EU te bevorderen; herinnert er in dit verband aan dat de EU reeds de grootste handelspartner en de grootste verstrekker van investeringen en financiële bijstand in de Westelijke Balkan is; merkt op dat er tot eind 2023 in het kader van IPA III al meer dan 6,5 miljard euro is toegezegd en dat de EU in de periode 2021-202316,6 miljard euro aan investeringen voor de regio heeft vrijgemaakt;

11.  neemt met bijzondere bezorgdheid kennis van het overloopeffect van de Russische agressie tegen Oekraïne, met name in de zuidelijke buurlanden, het ruimere Middellandse Zeegebied, de zuidelijke Kaukasus, Centraal-Azië, Afrika en het Midden-Oosten; betreurt de kwalijke invloed die Rusland in deze regio’s uitoefent, de hybride oorlogvoering en de desinformatiecampagnes, en roept op tot grotere betrokkenheid en bijstand van de EU;

12.  is ingenomen met de derde bijeenkomst van de Europese politieke gemeenschap (EPC) als platform voor discussie, dialoog en samenwerking met partnerlanden; wenst dat het Parlement nauw wordt betrokken bij de verduidelijking van de werkingssfeer en de toekomstige werkzaamheden van de EPC; onderstreept dat een vorm van afstemming op de democratische waarden en beginselen essentieel is voor het toekomstige succes en de samenhang van deze formule; herhaalt dat de EPC in geen geval als voorwendsel mag dienen voor vertraging van de toetreding van uitbreidingslanden tot de EU;

13.  wijst er nogmaals op dat de lidstaten collectief en goed gecoördineerd moeten investeren in defensie en dringt aan op de volledige en snelle tenuitvoerlegging van het strategisch kompas, waarin de lessen zijn verwerkt die zijn getrokken uit de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, met als doel een echte Europese defensie-Unie tot stand te brengen die interoperabel is en complementair met het NAVO-bondgenootschap en onafhankelijk kan optreden wanneer dat nodig is;

14.  benadrukt dat er met de NAVO verder moet worden samengewerkt bij het opzetten van de snel inzetbare capaciteit en dringt er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat het militair plannings- en uitvoeringsvermogen uiterlijk 2025 volledig operationeel is; dringt er bij de HV/VV op aan een voorstel te doen voor een besluit van de Raad inzake een snel inzetbare capaciteit van de EU ter bescherming van de waarden van de Unie en ter behartiging van de belangen van de Unie als geheel, om snel te kunnen reageren op onmiddellijke dreigingen en op een crisissituatie buiten de Unie, ook in niet-permissieve omstandigheden en tijdens alle fasen van een conflictcyclus; benadrukt dat de snel inzetbare capaciteit van de EU moet worden opgezet als een strijdmacht die permanent beschikbaar is en gezamenlijk wordt getraind, met als doel een permanente strijdmacht te worden;

15.  benadrukt dat de productie van militaire munitie in de EU moet worden verhoogd, en dat dit moet worden gerealiseerd door meer militaire samenwerking en gezamenlijke productie; wijst er nogmaals op dat het dringend noodzakelijk is de benchmarks te halen van 35 % aan gezamenlijke Europese aankopen van defensiematerieel en van 20 % aan gezamenlijke Europese O&O op defensiegebied, zoals door alle lidstaten in het kader van het Europees Defensieagentschap zijn overeengekomen; dringt erop aan dat het Inlichtingen- en situatiecentrum van de EU en het crisisresponscentrum van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) worden versterkt door de oprichting van een systeem van automatische inlichtingenstromen van de lidstaten naar de EDEO en naar het Inlichtingen- en situatiecentrum van de EU over buitenlandse en veiligheidskwesties die zich buiten de EU voordoen;

16.  is ingenomen met de aanvullende financiering voor de Europese Vredesfaciliteit en dringt er bij de lidstaten op aan de slagvaardigheid van de faciliteit te verbeteren door duurzame en passende financiering; is in dit verband ingenomen met de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 januari 2024 en met de conclusies van de Europese Raad van 1 februari 2024, waarin wordt gewezen op een akkoord over de modaliteiten en het algemene financiële plafond van een nieuw “fonds voor bijstand aan Oekraïne”; verwacht dat het definitieve besluit zal worden genomen tijdens de Europese Raad van 21 en 22 maart 2024; is ingenomen met de besluiten om de verordening betreffende de ondersteuning van de productie van munitie en de verordening betreffende versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen vast te stellen teneinde de Europese defensiecapaciteit te versterken; herhaalt zijn oproep om dringend een discussie op gang te brengen over de oprichting van een andere financiële faciliteit buiten de begroting die de volledige levenscyclus van militaire vermogens op EU-niveau bestrijkt;

17.  merkt op dat de reactie van de EU op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne nauwlettend in de gaten wordt gehouden door autocratische actoren over de hele wereld en een beslissende invloed zal hebben op hun gedrag op het internationale toneel; prijst de Raad en de lidstaten voor hun vastberaden reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; verwelkomt de beschikbaarstelling van een ongekend grote hoeveelheid macro-economische financiële, economische en humanitaire hulp voor Oekraïne, de vaststelling, in samenspraak met gelijkgestemde partners, van twaalf sanctiepakketten die verwoestende gevolgen zouden moeten hebben voor de Russische economie, en de levering van wapens en munitie door lidstaten, die ook mogelijk is gemaakt door de Europese Vredesfaciliteit; is echter bezorgd over het feit dat Hongarije de achtste tranche van de Europese Vredesfaciliteit voor Oekraïne nog steeds blokkeert; dringt erop aan de Russische Federatie te isoleren en verder onder druk te zetten door de toepassing van beperkende maatregelen aan te scherpen, ook tegen Belarus; roept op tot versterking van de diplomatieke contacten met alle staten die zich van stemming hebben onthouden of niet hebben deelgenomen aan de stemming over de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN van 13 oktober 2022 en 2 maart 2023; dringt aan op proactieve diplomatie met derde landen, in overleg met gelijkgestemde partners, met name de VS, Canada en het VK, om de omzeiling van deze sancties tot een minimum te beperken en alle resterende juridische achterpoortjes te dichten om deze praktijk een halt toe te roepen; betreurt het dat het twaalfde sanctiepakket van de EU de termijnen om de invoer van specifieke staalproducten af te bouwen, verlengt;

18.  is verheugd over de vastberadenheid die de Unie en de meeste lidstaten aan de dag leggen bij het streven naar volledige energieonafhankelijkheid van de Russische Federatie; herhaalt zijn oproep tot een onmiddellijk en volledig embargo op de invoer van Russische fossiele brandstoffen en producten die met Russische ruwe olie worden geproduceerd; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan de monitoringcapaciteiten van fossiele brandstoffen te vergroten om wederuitvoer te voorkomen; uit zijn bezorgdheid over het feit dat sommige lidstaten het afgelopen jaar meer aardgas en lng uit Rusland hebben geïmporteerd;

19.  herinnert eraan dat de consequente en uniforme toepassing van beperkende maatregelen in alle lidstaten een basisvoorwaarde is voor de geloofwaardigheid en doeltreffendheid van het externe optreden van de EU; roept alle derde landen, en met name de kandidaat-lidstaten van de EU, op zich ondubbelzinnig in te zetten voor het internationaal recht en de strategische belangen en waarden van de EU en zich aan te sluiten bij de beperkende maatregelen van de EU tegen Rusland; verzoekt de Commissie de bijstand van de EU aan derde landen die de Russische agressie tegen Oekraïne actief ondersteunen, kritisch te beoordelen en dringt er bij de Raad op aan beperkende maatregelen op te leggen aan derde landen die de Russische invasie van Oekraïne mogelijk maken, hetzij door het faciliteren van het omzeilen van sancties, hetzij door het verlenen van rechtstreekse militaire bijstand, zoals in het geval van Iran of Noord-Korea;

20.  spoort de Commissie, de VV/HV en de lidstaten aan internationale steun te mobiliseren voor de door Oekraïne gepresenteerde vredesformule en zich in te zetten voor veiligheidstoezeggingen ten aanzien van Oekraïne, zoals aanbevolen in het veiligheidspact van Kiev; is ingenomen met de bilaterale veiligheidsovereenkomsten tussen respectievelijk het VK, Duitsland, Frankrijk en Oekraïne, waarmee wordt voldaan aan de toezeggingen die de G7 op 12 juli 2023 heeft gedaan om Rusland van nieuwe aanvallen op Oekraïne in de nabije toekomst af te schrikken; onderstreept dat de EU en haar lidstaten moeten aandringen op de oprichting van een speciaal internationaal tribunaal voor de vervolging van het misdrijf agressie, misdaden die neerkomen op genocide en oorlogsmisdaden tegen Oekraïne, waaronder conflictgerelateerd seksueel geweld, gepleegd door de Russische Federatie en haar bondgenoten, met name Belarus, inclusief hun politieke en militaire leiders; verzoekt de Commissie en de Raad de door de Russische staat gefinancierde particuliere militaire Wagner Group aan te wijzen als terroristische organisatie; verwelkomt het onlangs opgerichte International Centre for the Prosecution of the Crime of Aggression against Ukraine, ondergebracht bij het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), dat het voorbereiden van dossiers voor toekomstige rechtszaken zal vergemakkelijken; dringt er bij de Commissie op aan om geïmmobiliseerde Russische tegoeden op te sporen en in kaart te brengen en met een juridisch solide en doeltreffend voorstel te komen om deze tegoeden te gebruiken voor de verdediging en financiering van de wederopbouw van Oekraïne, en ervoor te zorgen dat dit juridisch solide voorstel in nauwe samenwerking met de partnerlanden van de G7 wordt uitgewerkt; benadrukt dat ontmijning en het opruimen van niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie noodzakelijke voorwaarden zijn voor de wederopbouw van Oekraïne, met inbegrip van de landbouwproductie, die van vitaal belang is voor de economie van het land en voor de mondiale voedselzekerheid; benadrukt dat voor deze inspanningen omvattende langetermijnfinanciering nodig zal zijn;

21.  is ingenomen met de snelle oprichting en succesvolle uitvoering van de militaire bijstandsmissie van de Europese Unie ter ondersteuning van Oekraïne en stelt voor dat de EU overweegt deze missie te versterken; merkt op dat deze missie een tastbaar bewijs is van de niet-aflatende steun van de EU voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van het land; dringt aan op inspanningen om andere internationale missies op te zetten om de vrijheid van scheepvaart te waarborgen en humanitaire corridors en de veilige doortocht van Oekraïens graan te ondersteunen;

22.  verzoekt de lidstaten de vastberadenheid en eenheid in stand te houden die ze tot nu toe aan de dag hebben gelegd en Oekraïne verdere politieke, humanitaire, militaire, infrastructuurgerelateerde, economische en financiële steun te verlenen zolang dat nodig is; is in dit verband ingenomen met de bijstand van de lidstaten, zowel individueel als door middel van EU-instrumenten, waaronder het voorstel van de Commissie tot oprichting van de faciliteit voor Oekraïne; is ingenomen met het interinstitutionele akkoord dat op 6 februari 2024 is bereikt om te zorgen voor voorspelbare financiële steun aan Oekraïne van in totaal 50 miljard EUR in de periode 2024-2027 als bijdrage aan het herstel, de wederopbouw en de modernisering van het land; benadrukt dat volledige transparantie bij de uitvoering van de faciliteit geboden is; verzoekt de lidstaten Oekraïne de nodige militaire steun te blijven verlenen om Russische troepen van zijn grondgebied te verdrijven; dringt er bij de lidstaten op aan munitie te produceren en te leveren aan de Oekraïense strijdkrachten, samen met andere middelen die Oekraïne nodig heeft om zijn militaire uitrusting te onderhouden; moedigt de lidstaten aan financiële en politieke steun aan het maatschappelijk middenveld in en rond Oekraïne te blijven verlenen;

23.  wijst er nogmaals op dat de EU niet kan blijven vertrouwen op ad-hocmobilisatie en herinnert in dit verband aan de noodzaak om het vermogen van de EU om op duurzame wijze te reageren op mondiale crises te verbeteren en duidelijk te definiëren; benadrukt in dit verband dat de EU in het kader van haar externe optreden en het GBVB haar eigen autonome en veerkrachtige instrumenten moet blijven ontwikkelen; herinnert eraan dat het strategisch kompas een ambitieuze koers uitzet en de EU de instrumenten biedt om zowel een doeltreffende veiligheidsverschaffer als een assertievere mondiale speler te zijn, en roept daarom op tot een snelle en volledige tenuitvoerlegging ervan; verzoekt de EU-instellingen hun capaciteit voor strategische prognoses te versterken om zich voor te bereiden op toekomstige uitdagingen;

24.  dringt aan op een dynamischer en consistenter gebruik van de wereldwijde sanctieregeling voor de mensenrechten van de EU (EU-Magnitski-wet), die nog steeds te weinig benut wordt in het instrumentarium voor buitenlands beleid van de EU; verwelkomt het voorstel van de HV/VV inzake de sanctieregeling voor corruptiebestrijding, dat de EU in staat moet stellen ernstige gevallen van corruptie wereldwijd aan te pakken; benadrukt dat corruptie een aantoonbare invloed heeft op de mensenrechtensituatie en het functioneren van staatsinstellingen en de rechtsstaat ondermijnt; dringt er in dit verband op aan dat de voorgestelde sanctieregeling voor corruptiebestrijding snel door de Raad wordt goedgekeurd;

Geleidelijke aanpassing van de structuren, instrumenten, vermogens, fondsen en besluitvormingsprocedures van de EU

25.  onderkent dat het unanimiteitsvereiste de lidstaten dwingt zich onafgebroken in te zetten voor compromissen en eenheid, wat de bron is van de politieke invloed van de EU op het wereldtoneel; wijst er echter op dat kritisch moet worden bekeken of het ideaal van eenheid opweegt tegen de hoge kosten van unanimiteit als het gaat om geloofwaardigheid, vooral met het oog op het effectief functioneren van een grotere EU; betreurt in dit verband het feit dat individuele lidstaten hun vetorecht hebben gebruikt om overeenkomsten af te zwakken, besluitvorming te vertragen of een gemeenschappelijk beleid volledig te dwarsbomen;

26.  herinnert de lidstaten eraan zich te houden aan de beginselen van de Verdragen¸ met name artikel 24 en artikel 42, lid 7, VEU en artikel 222 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin de lidstaten ertoe worden opgeroepen in een geest van loyaliteit en wederzijdse solidariteit hun actieve en onvoorwaardelijke steun te geven aan het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie; onderstreept dat de voorwaarden voor de activering van artikel 42, lid 7, VEU en de modaliteiten voor steun nooit duidelijk zijn omschreven; acht het dringend noodzakelijk een strategie voor het solidariteitsbeleid en operationele uitvoeringsmaatregelen voor de wederzijdse-bijstandsbepaling van artikel 42, lid 7, VEU te ontwikkelen;

27.  betreurt het dat het potentieel voor snelle, efficiënte en doeltreffende maatregelen op het gebied van buitenlandse zaken, veiligheid en defensie, waarin onder meer de overbruggingsclausules van het VEU voorzien, slechts in zeer beperkte mate is benut; herhaalt zijn oproep aan de Raad om geleidelijk over te stappen op besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid voor besluiten op terreinen van het GBVB die geen gevolgen hebben op militair of defensiegebied; is zich bewust van de bezorgdheid van sommige lidstaten die vrezen dat hun vermogen om invloed uit te oefenen op het buitenlands en veiligheidsbeleid op EU-niveau zal afnemen; beseft dat vooruitgang bij de invoering van stemmen bij gekwalificeerde meerderheid alleen geleidelijk kan verlopen, waarbij wordt voortgebouwd op de vorming van een Europese strategische cultuur; moedigt in dit verband het volgende aan:

   (a) de invoering van gekwalificeerde meerderheid op bepaalde prioritaire gebieden, zoals de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten (EU-Magnitski-wet) en bij kwesties in verband met de vaststelling en uitvoering van het volgende EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie, overeenkomstig artikel 22, lid 1, VEU;
   (b) de toepassing van de overbruggingsclausules waarin de Verdragen voorzien, behalve voor de opzet van militaire missies of operaties met een uitvoerend mandaat in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), waarvoor unanimiteit vereist blijft;
   (c) het gebruik van constructieve onthouding overeenkomstig artikel 31, lid 1, VEU, in afwachting van de volledige toepassing van stemming met gekwalificeerde meerderheid op besluiten die geen gevolgen hebben op militair of defensiegebied;
   (d) een doeltreffender gebruik van de geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons en de oprichting van een Veiligheidsraad, bestaande uit de ministers van de lidstaten, om snel te kunnen reageren in noodsituaties en een geïntegreerde aanpak van conflicten en crises te ontwikkelen;
   (e) herziening van de Verdragen zoals voorzien in artikel 48 VEU, met als doel onder meer de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid vast te leggen voor aangelegenheden die verband houden met het GBVB;
   (f) de regelmatige herziening van de dreigingsanalyse die ten grondslag ligt aan het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, zodat de lidstaten overeenstemming kunnen bereiken over een gemeenschappelijke dreigingsperceptie en deze kunnen definiëren;

28.  herhaalt dat het Parlement een integrale rol speelt in het GBVB en daaraan een specifieke bijdrage levert op grond van zijn parlementaire diplomatie, zijn vastomlijnde instrumenten, kanalen en contacten, met inbegrip van zijn programma’s ter ondersteuning van de democratie, die een groot potentieel hebben om belangrijke politieke belanghebbenden te engageren en democratisch bestuur te bevorderen; benadrukt in het bijzonder de toegevoegde waarde van parlementaire diplomatie tijdens de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en wijst in dit verband op de waardevolle samenwerking op politiek en technisch niveau tussen de Verkhovna Rada van Oekraïne en het Europees Parlement;

29.  benadrukt het belang van parlementaire diplomatie die moet worden bedreven via de bestaande kanalen, zoals de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement, officiële delegaties en activiteiten ter ondersteuning van de democratie, zoals regelmatige parlementaire dialogen met partnerlanden; benadrukt dat het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU gericht moeten zijn op de crisispreventiedoelstellingen, regionale veiligheidssamenwerking, mondiale klimaat- en milieumaatregelen, het versterken van mensenrechten en het verzekeren van de uitvoering van de Agenda 2030 voor de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN; dringt aan op de verdere ontwikkeling van de preventieve diplomatie van de EU, onder meer vredesbemiddeling en dialoog, als een proactief instrument voor buitenlands beleid; roept de EDEO op lering te trekken uit de opgedane ervaringen en eerdere Europese diplomatieke inspanningen en de resultaten daarvan te analyseren, evenals de werkzaamheden van speciale vertegenwoordigers en speciale gezanten; dringt erop aan dat de parlementaire diplomatie met partners in Latijns-Amerika, Afrika en Azië wordt versterkt om bij te dragen aan de doelstelling van de EU om de betrekkingen met gelijkgestemde partners te verstevigen teneinde de gemeenschappelijke uitdagingen op geopolitiek, economisch, sociaal en milieugebied beter aan te kunnen pakken;

30.  pleit voor een verduidelijking van de werking, de vorm van de vertegenwoordiging en de controleerbaarheid van de “Team Europa”-aanpak om de doeltreffende toewijzing van middelen te waarborgen en verdubbeling in het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU te voorkomen; dringt erop aan dat het Parlement deel uitmaakt van “Team Europa” en als zodanig moet worden behandeld;

31.  benadrukt dat de Verklaring over politieke verantwoordingsplicht uit 2010 als het kader van de betrekkingen tussen de EDEO en het Parlement moet worden geactualiseerd; is van mening dat het Parlement de beschikking moet hebben over de middelen om zijn instrumenten te benutten die de wereldwijde achteruitgang van de democratie moeten tegengaan, onder meer door verkiezingswaarneming en bemiddeling, conflictpreventie, betere communicatie op lokaal niveau over democratie en parlementaire diplomatie; wijst op de complementaire rol van het Parlement in de diplomatie van de EU;

32.  benadrukt de rol van de HV/VV als bruggenbouwer tussen het GBVB en de externe betrekkingen van de EU om te zorgen voor een zo groot mogelijke coördinatie en samenhang in het externe optreden van de EU; betreurt niettemin dat er in sommige gevallen onduidelijkheid bestaat over de externe vertegenwoordiging van de EU; benadrukt dat de bevoegdheden van de HV/VV, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van de Europese Raad inzake het externe optreden en de vertegenwoordiging van de EU duidelijk moeten worden omschreven;

33.  is van mening dat er behoefte is aan strenger geïnstitutionaliseerd parlementair toezicht op het externe optreden van de EU, met inbegrip van regelmatige en tijdige, maar ook veilige toegang tot vertrouwelijke informatie, briefings in het Europees Parlement en snellere communicatiekanalen met de EDEO; herinnert er in dit verband aan dat het Parlement uit hoofde van artikel 36 VEU recht op informatie heeft op het gebied van GBVB-aangelegenheden; is ingenomen met de opzet van de geopolitieke dialoog op hoog niveau en moedigt meer open discussies aan, onder meer door regelmatig overleg te blijven plegen met leden van de Commissie en de EDEO, en door het Parlement te betrekken bij de uitvoering van de Europese Vredesfaciliteit, het strategisch kompas en het Global Gateway-initiatief;

34.  bevestigt dat het Parlement ten volle gebruik moet maken van zijn toezichts- en begrotingsbevoegdheden met betrekking tot de besluiten van de Unie over internationale aangelegenheden; dringt erop aan de structuur van de GBVB-begroting te wijzigen en één begrotingslijn in te voeren per civiele GVDB-missie om het toezicht te verbeteren en de transparantie te vergroten;

35.  betreurt het feit dat de GBVB-begroting voor civiele GBVB-missies in het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 slechts marginaal is toegenomen ten opzichte van het MFK 2014-2020, terwijl het aantal missies en de taken in het kader van de missies zijn toegenomen, de veiligheidsomgeving meer uitdagingen kent en de kosten van operaties zijn toegenomen; spoort de lidstaten aan toereikende financiële middelen ter beschikking te stellen voor het GBVB, gezien de noodzaak om de vrede, de democratie en de rechtsstaat te verdedigen en een betere coördinatie met andere beleidsterreinen te waarborgen; dringt in dit verband aan op een passende aanpassing van het MFK en op meer financiering voor het externe optreden van de EU;

36.  herhaalt voorts dat de EU en haar lidstaten democratieondersteuning verder moeten integreren in de programmering van de financiële instrumenten van de EU en benadrukt in dit verband dat de relevante EU-delegaties passende middelen moeten krijgen om de activiteiten op het gebied van publieksdiplomatie uit te breiden en hun strategische communicatiecapaciteiten te ontwikkelen om desinformatie en propaganda te bestrijden; dringt erop aan dat de EDEO – zowel zijn hoofdkantoor als de EU-delegaties – wordt versterkt door passende financiële en personele middelen ter beschikking te stellen, zodat de EU beter kan worden voorbereid op huidige en opkomende mondiale uitdagingen, zoals toenemende instabiliteit, assertiever autoritarisme en de klimaatnoodtoestand; verzoekt de Europese Commissie en de EDEO een feministisch buitenlands en veiligheidsbeleid te voeren, dat overeenkomt met de resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2022 over het EU-genderactieplan III(19);

37.  is ingenomen met de uitvoering van het proefproject getiteld “Naar de oprichting van een Europese diplomatieke academie”; dringt aan op de oprichting van een permanente structuur, ondersteund door de nodige middelen; dringt erop aan dat wordt nagegaan hoe afgestudeerden van deze academie toegang kunnen krijgen tot de EDEO en dat hierover een besluit wordt genomen, hetgeen kan bijdragen tot de volledige ontwikkeling van een autonome EU-diplomatie die wordt gevormd door een gemeenschappelijke diplomatieke cultuur vanuit een EU-perspectief; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een permanent residentieel opleidingsprogramma op te zetten inzake het externe optreden en het GBVB van de EU voor junior diplomaten uit kandidaat-lidstaten van de EU;

Versterking en verdediging van het op regels gebaseerde multilateralisme

38.  benadrukt dat multilaterale fora, in het bijzonder de VN en haar agentschappen, moeten worden gezien als het samenwerkingsverband waarnaar de voorkeur van de EU uitgaat; spreekt in dit verband zijn bezorgdheid uit over het steeds grotere belang van exclusieve samenwerkingsvormen, die getuigen van toenemende concurrentie tussen grootmachten; merkt tegelijkertijd op dat internationale instellingen en normen steeds vaker als instrument worden ingezet en wijst in dit verband op geschillen binnen de WTO en de WHO; benadrukt dat deze trend de EU in een delicate positie brengt, waarin ze een evenwicht moet zien te vinden tussen de noodzaak om een beroep te doen op een brede en inclusieve opvatting van multilateralisme en tegelijkertijd prioriteit te geven aan samenwerking met geselecteerde gelijkgestemde partners; verzoekt de lidstaten inclusieve vormen van multilateraal bestuur te versterken en zet de Commissie, de EDEO en de Raad in dit verband aan tot nauwere interinstitutionele samenwerking met multilaterale organisaties die integraal deel uitmaken van het internationale, op regels gebaseerde systeem en het beheer van mondiale gemeenschappelijke goederen, met inbegrip van de VN en de VN-organen, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de WHO, de WTO en de NAVO;

39.  merkt op dat moet worden gezorgd voor eenheid, samenhang en complementariteit van de inspanningen van de EU en de NAVO om de internationale vrede en veiligheid te handhaven; onderstreept dat de NAVO de hoeksteen van de Europese veiligheid blijft en dringt erop aan de samenwerking tussen de NAVO en de EU verder te versterken en tegelijkertijd de Europese pijler binnen de NAVO te versterken, onder meer door consequent te voldoen aan de NAVO-benchmark voor defensie-uitgaven van 2 % van het bruto binnenlands product; roept op tot meer samenwerking met de NAVO in de strijd tegen desinformatie en hybride dreigingen uit derde landen;

40.  roept de EU-instellingen en de lidstaten op tot actieve ondersteuning van een alomvattende institutionele hervorming van de multilaterale instellingen, in de eerste plaats het VN-stelsel en met name de VN-Veiligheidsraad, die maatregelen moet omvatten om het gebruik van veto’s te beperken, de regionale vertegenwoordiging te versterken, de uitvoerende organen verantwoording te laten afleggen aan de vergaderingen die hen hebben verkozen, en de samenstelling van de Veiligheidsraad zodanig te herdefiniëren dat deze de geopolitieke realiteit beter weerspiegelt, onder meer door de instelling van een permanente zetel voor de EU; roept de Commissie op om zich te richten op het waarborgen van de strategische onmisbaarheid van de EU in een wereld die in toenemende mate multipolair is; verzoekt de EU-instellingen ervoor te zorgen dat de EU met één stem spreekt in de VN, met name in de Veiligheidsraad; dringt erop aan dat de dialoog met het VK wordt voortgezet om de samenwerking binnen de Veiligheidsraad in stand te houden; roept alle VN-lidstaten op actie te ondernemen om Rusland het vetorecht in de Veiligheidsraad te ontnemen;

41.  roept de VV/HV op om een overtuigend, duurzaam en doelgericht democratisch narratief te bevorderen, dat aantoont dat democratie resultaten oplevert voor individuen en samenlevingen overal ter wereld en bestand is tegen autocratische druk en invloed; betreurt het feit dat de Volksrepubliek China, Rusland, Iran en andere totalitaire of autoritaire regimes informatiemanipulatie en kwaadwillige inmenging gebruiken als integrale instrumenten om druk uit te oefenen op multilaterale instellingen en democratische waarden en normen, om de controles op machtsmisbruik uit te hollen, om het aantal en de ernst van mensenrechtenschendingen te vergroten, om de ruimte voor het maatschappelijk middenveld, onafhankelijke media en democratische oppositiebewegingen te beperken en om antiwesterse desinformatie te verspreiden; moedigt in dit verband investeringen in strategische communicatie en de strijd tegen buitenlandse inmenging en de verspreiding van desinformatie aan en is verheugd over de samenwerking van de EDEO met de VN op het gebied van een mondiale gedragscode tot waarborging van de betrouwbaarheid van informatie;

42.  wijst op het toenemende verschijnsel van grensoverschrijdende bedreigingen van mensenrechtenverdedigers en politieke activisten door de nationale autoriteiten of hun handlangers; moedigt de Commissie en de lidstaten ertoe aan buitenlandse mensenrechtenverdedigers en activisten die in de EU verblijven toereikende financiële en andere middelen te bieden om hen in staat te stellen hun activiteiten op afstand voort te zetten, zonder angst voor vergelding; prijst de niet-aflatende inzet van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers overal ter wereld en roept de EU op om meer steun te verlenen aan maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de toenemende aanvallen op verschillende minderheden wereldwijd, waaronder de lhbtiq-gemeenschap en religieuze minderheden, zoals christenen; benadrukt dat intersectionaliteit moet worden aangepakt in alle EU-acties, ook bij de uitvoering van het GBVB, om volledige gendergelijkheid te bevorderen;

43.  veroordeelt in de meest krachtige bewoordingen de moord op 16 februari 2024 op Aleksej Navalny, een prominente Russische politicus en winnaar van de Sacharovprijs 2021, die opgesloten was in een strafkolonie waar hij slecht behandeld werd, het slachtoffer was van foltering en willekeurige bestraffing en psychologisch onder druk werd gezet; dringt aan op betere omstandigheden voor politieke gevangenen in Rusland, in overeenstemming met de internationale verplichtingen van het land; hekelt de escalatie van mensenrechtenschendingen door het Russische regime en veroordeelt de voortdurende onderdrukking van regeringscritici, mensenrechtenverdedigers en onafhankelijke journalisten; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan bijstand te verlenen aan Russische mensenrechtenactivisten, prodemocratische activisten en onafhankelijke journalisten, zowel binnen als buiten Rusland; dringt er bij de Raad op aan beperkende maatregelen te nemen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de moord op Aleksej Navalny en voor de willekeurige vervolging en foltering van antioorlogsdemonstranten;

44.  erkent dat verschillende actoren in het Mondiale Zuiden assertiever worden; merkt in dit verband op dat de term “Mondiaal Zuiden” een zekere eenheid projecteert op wat in werkelijkheid een zeer diverse groep actoren is die wordt gekenmerkt door uiteenlopende aspiraties en oriëntaties; wijst op het internationale hefboomeffect van deze actoren;

45.  herinnert eraan dat de EU ‘s werelds grootste donor van officiële ontwikkelingshulp is; onderstreept dat de EU een betrouwbare bondgenoot in de mondiale ontwikkelingssamenwerking moet blijven; uit zijn bezorgdheid over het feit dat de EU te maken heeft met toenemende scepsis en afnemende toewijding onder de bevolking; verzoekt de EU in te spelen op de verwachtingen van de partnerlanden en snel politieke akkoorden met hen na te komen om aan te tonen dat de EU een belangrijke en strategische partner is en dat het internationale, op regels gebaseerde systeem de hedendaagse uitdagingen het hoofd kan bieden; pleit in dit verband voor een sterkere politieke aanwezigheid in landen waar de aanwezigheid van de EU tot nu toe voornamelijk beperkt bleef tot ontwikkelingssamenwerking; wijst in het bijzonder op het belang van de aanwezigheid van de EU in Afrika en roept de Commissie en de lidstaten op om de politieke dialoog op nationaal en regionaal niveau te consolideren, en om een gediversifieerd aanbod van technische ondersteuning te bieden, waaronder financiering die zowel op regeringsniveau als op het niveau van lokale gemeenschappen wordt verstrekt, om meer efficiëntie en zichtbaarheid te bereiken; benadrukt dat het belangrijk is om politieke overeenkomsten met derde landen te sluiten op basis van gemeenschappelijke Europese waarden en grondrechten;

46.  verzoekt de Raad het project op te starten om een Europees Civiel Vredeskorps op te zetten waarin alle deskundigheid van institutionele en niet-institutionele actoren op het gebied van conflictpreventie, vreedzame conflictoplossing en verzoening wordt gebundeld om civiele crisisbeheersing door de EU geloofwaardiger, consistenter, doeltreffender, flexibeler en zichtbaarder te maken;

47.  herinnert eraan dat de EU een assertievere mondiale speler voor vrede en menselijke veiligheid moet zijn; merkt op dat doeltreffende ontwikkelingssamenwerking en een ambitieus handelsbeleid ook cruciaal zijn voor het aanpakken van de onderliggende oorzaken van migratie en andere uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd;

48.  verzoekt de Commissie de Global Gateway doeltreffend en snel in te zetten als duurzaam alternatief instrument voor de Nieuwe Zijderoute van China om de aanwezigheid en zichtbaarheid van de EU wereldwijd te vergroten door middel van investeringen in infrastructuur en communicatie die nationale waarde creëren in partnerlanden en hun sociaaleconomische ontwikkeling mogelijk maken, in overeenstemming met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de Overeenkomst van Parijs, en de belangen van de EU op het gebied van welvaart en veiligheid na te streven; herinnert eraan dat de Global Gateway moet worden beschouwd als een strategisch concept waarin buitenlands, economisch en ontwikkelingsbeleid zijn geïntegreerd; benadrukt in dit verband dat coördinatie met internationale financiële instellingen, een welomschreven betrokkenheid van de particuliere sector en strategische communicatie op maat essentieel zijn om het instrument de gewenste schaal te kunnen laten bereiken; is in dit verband verheugd over het eerste Global Gateway Forum op hoog niveau, dat in oktober 2023 is georganiseerd door voorzitter van de Commissie Ursula von der Leyen; verlangt dat het Parlement nauwer wordt betrokken bij het besluitvormingsproces om een transparant bestuur te waarborgen en ervoor te zorgen dat de Global Gateway goed wordt gecoördineerd met het G7-partnerschap voor wereldwijde investeringen in infrastructuur;

49.  merkt op dat de investeringen en bijstand van de EU gericht moeten zijn op gemeenschappelijke doelstellingen op het meest geschikte actieniveau, met duidelijke zichtbaarheid in de ontvangende landen, en op investeringen op maat die beantwoorden aan de behoeften van onze partners, zoals gedefinieerd middels een proactievere en constructievere samenwerking met hen;

50.  dringt aan op multilaterale oplossingen voor nieuwe uitdagingen en realiteiten, zoals cyberbeveiliging, biotechnologie en artificiële intelligentie; benadrukt dat het multilateralisme een centrale plaats inneemt voor de daadwerkelijk handhaving van de orde in de ruimte en dat bestaande initiatieven moeten worden verdiept, en nieuwe ter hand genomen, om het vreedzaam gebruik van de ruimte te waarborgen;

Behartiging van belangen door de ontwikkeling van robuuste strategische partnerschappen en versterking van de strategische autonomie

51.  benadrukt de noodzaak om strategische solidariteit tussen gelijkgestemde partners op te bouwen als de beste respons op een gevaarlijkere en onvoorspelbare veiligheidsomgeving; benadrukt dat de bestaande partnerschappen met landen die onze waarden delen, moeten worden versterkt, met name wat betreft kwesties als strategische afhankelijkheid, economische dwang, politieke inmenging en desinformatie, en wijst op het belang van het opbouwen van nieuwe allianties, onder meer in het Mondiale Zuiden, waarbij rekening wordt gehouden met wederzijdse behoeften en belangen om echte en evenwichtige partnerschappen te bevorderen; is van mening dat het “meer-voor-meer”-beginsel volledig moet worden geïntegreerd in de betrekkingen met derde landen, waarbij de EU sterkere partnerschappen zal ontwikkelen met landen die de beginselen van het GBVB en het GVDB en de fundamentele waarden van de Unie delen; is daarentegen van mening dat het “minder-voor-minder”-beginsel van toepassing moet zijn op derde landen waar de mensenrechten en het internationaal recht duidelijk worden geschonden, alsook op landen die andere derde landen in staat stellen deze schendingen te begaan; herinnert eraan dat het niveau en de intensiteit van de betrokkenheid van de EU dienovereenkomstig moeten worden aangepast, met name wat betreft ontwikkelingssamenwerking, handelsvoordelen en toegang tot EU-programma’s;

52.  benadrukt hoe belangrijk sterke en strategische trans-Atlantische samenwerking is, onder meer tussen de NAVO en de EU, die gebaseerd is op gedeelde waarden, belangen en doelstellingen, en op het beginsel van partnerschap op voet van gelijkheid; verzoekt de Commissie de banden aan te halen met belangrijke partners in zowel de VS als Canada om het hoofd te bieden aan mondiale uitdagingen die gevolgen hebben voor onze gedeelde waarden, belangen, veiligheid en welvaart; dringt er bij de Commissie en de VV/HV op aan nauw samen te werken met beide partners door de reeds bestaande samenwerkingsmechanismen, waaronder de EU-VS-Raad voor handel en technologie, te intensiveren en te consolideren; benadrukt met name de noodzaak om vooruitgang te boeken op belangrijke dossiers op het gebied van buitenlands beleid, waaronder onze betrekkingen met China, de oostelijke en zuidelijke buurlanden van Europa, Afrika, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, en de Indo-Pacifische regio; wijst wat dit laatste betreft op de speciale dialoog tussen de VS en de EU over veiligheid en defensie en de Indo-Pacifische regio met het oog op de ontwikkeling van nauwere en ambitieuzere samenwerking, en vestigt de aandacht op de allereerste gezamenlijke marineoefening van de EU en de VS in het noordwesten van de Indische Oceaan in maart 2023; dringt aan op intensievere trans-Atlantische samenwerking op het gebied van handel en de aanpak van uitdagingen als gevolg van snelle technologische veranderingen en toenemende cyberdreigingen;

53.  wijst er nogmaals op dat de VS de belangrijkste bondgenoot van de EU is; verzoekt nogmaals om periodiek topontmoetingen tussen de EU en de VS te houden om de onontbeerlijke trans-Atlantische samenwerking een voortdurende impuls te geven; herhaalt zijn steun voor de oprichting van een Trans-Atlantische politieke raad die als forum moet dienen voor een regelmatige en doeltreffende geïnstitutionaliseerde dialoog over het buitenlands en veiligheidsbeleid tussen de Unie en de VS; roept het Huis van Afgevaardigden op om een permanente Congresdelegatie voor de Trans-Atlantische Wetgeversdialoog (TLD) in het leven te roepen, in overeenstemming met de gezamenlijke verklaring van 1999 over de oprichting van de TLD tussen het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement, wat onze capaciteit voor beleidsdialoog en samenwerking ten goede zou komen;

54.  dringt er bij de EU en de VS op aan beslissende vooruitgang te boeken in de onderhandelingen over de versterking van de internationale toeleveringsketens voor kritieke mineralen met het oog op het vinden van wederzijds aanvaardbare oplossingen om de discriminerende gevolgen van de Amerikaanse Inflation Reduction Act aan te pakken;

55.  is ingenomen met de totstandkoming van het Windsor-kader en herinnert aan het belang van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK voor een sterk en constructief partnerschap met het VK; wijst op de cruciale en gelaagde betekenis van het protocol inzake Noord-Ierland en het Windsor-kader voor langdurige betrekkingen met het VK;

56.  betreurt het feit dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK geen bepalingen bevat over samenwerking op het gebied van buitenlands beleid en defensie; dringt in dit verband aan op een grotere betrokkenheid van het VK bij Europese veiligheids- en defensieprojecten en op een meer gestructureerde en regelmatige betrokkenheid van het VK bij buitenlandse aangelegenheden, voortbouwend op de constructieve ervaring van de samenwerking tussen de EU en het VK bij de aanpak van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, waaronder de goedkeuring en monitoring van sancties; is verheugd over de gezamenlijke missies van vertegenwoordigers van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk naar derde landen om te voorkomen dat sancties worden omzeild; wijst op gedeelde belangen en collectieve verantwoordelijkheden en dringt aan op meer permanente vormen van coördinatie met betrekking tot het buitenlands en veiligheidsbeleid in verschillende regio’s; is ingenomen met de deelname van het VK aan de Europese politieke gemeenschap en met het feit dat het VK gastheer is van de vierde top van de gemeenschap; is ervan overtuigd dat de Europese politieke gemeenschap het vertrouwen tussen het VK en de EU kan bevorderen, een nauwere dialoog over gemeenschappelijke uitdagingen, met name op het gebied van veiligheid, kan bevorderen en kan dienen als basis voor concrete samenwerkingsprojecten;

57.  is ingenomen met de oprichting van de adviesgroep Belarus-EU om een permanente dialoog tussen de EU en de Belarussische democratische krachten mogelijk te maken, en met de voortdurende steun die wordt verleend aan Russische mensenrechtenverdedigers en onafhankelijke media binnen en buiten Rusland; is geschokt door de dood van Aleksej Navalny, winnaar van de Sacharovprijs 2021, die op dubieuze en politiek gemotiveerde gronden werd gearresteerd en veroordeeld en die zijn leven heeft opgeofferd om de democratie te verdedigen en zich te verzetten tegen onderdrukking en corruptie in Rusland; verzoekt het Russische regime onverwijld licht te werpen op de omstandigheden van de dood van Aleksej Navalny; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de Belarussische democratische oppositie, alle politieke gevangenen en de moedige activisten en journalisten in Belarus, die zich blijven verzetten tegen het regime van de onwettige leider en de medeplichtigheid van het regime aan de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, ondanks de aanhoudende repressie, en die de wens hebben uitgesproken om te komen tot de democratische ontwikkeling van Belarus en lidmaatschap van de EU, onder meer tijdens de conferentie over het nieuwe Belarus in augustus 2023 in Warschau; onderstreept dat dergelijke inspanningen de fundamentele rol van het maatschappelijk middenveld aantonen bij de versterking van de democratie;

58.  veroordeelt de actieve rol van het regime Loekasjenka met de ondersteuning van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; benadrukt dat het dringend noodzakelijk is om de sancties tegen Belarus en Rusland op elkaar af te stemmen, aangezien het regime van Loekasjenka volledig medeplichtig is aan de gepleegde oorlogsmisdaden zoals de ontvoering van duizenden Oekraïense kinderen;

59.  is geschokt en ontzet door de moord op de winnaar van de Sacharovprijs 2021 en Russische politicus van de oppositie, Aleksej Navalny, die zijn leven heeft opgeofferd om de democratie te verdedigen en zich te verzetten tegen onderdrukking en corruptie in Rusland;

60.  Is ingenomen met het uitbreidingspakket voor 2023 en het groeiplan voor de Westelijke Balkan, dat een faciliteit van 6 miljard EUR aan subsidies en leningen omvat om de sociaal-economische convergentie met de EU tussen 2024 en 2027 te versnellen; bevestigt dat het zich over het voorstel voor de hervormings- en groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan buigt en met de Raad zal samenwerken om een snelle ratificatie te waarborgen; roept de Raad op blijk te geven van oprecht politiek engagement ten aanzien van het EU-lidmaatschapsperspectief van de landen in de Westelijke Balkan; merkt op dat dit onder meer moet inhouden dat de toetredingsonderhandelingen met Albanië, Montenegro en Noord-Macedonië worden bevorderd; steunt de inspanningen om prioritair de nodige grondwetswijzigingen in Noord-Macedonië door te voeren en roept alle politieke krachten op hierbij een constructieve rol te spelen; vraagt in het bijzonder de regeringen van de lidstaten die deze extra eis hebben gesteld voor Noord-Macedonië om hun uiterste best te doen deze inspanningen te ondersteunen; betreurt de ongerechtvaardigde vertragingen in de toetredingsprocessen van Noord-Macedonië en Albanië en herinnert eraan dat kandidaat-lidstaten moeten worden beoordeeld op basis van hun eigen verdiensten wat betreft het voldoen aan de objectieve criteria voor toetreding, met inbegrip van de uitvoering van EU-gerelateerde hervormingen en hun afstemming van hun beleid op het GBVB, zoals de standpunten en beperkende maatregelen die zijn vastgesteld naar aanleiding van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; is ingenomen met het feit dat de meeste landen in de Westelijke Balkan zich hebben aangesloten bij het GBVB, en verzoekt Belgrado met spoed hetzelfde te doen, met name gezien het feit dat Servië een van de zeer weinige Europese landen is die nog niet voldoet aan de sancties die zijn vastgesteld naar aanleiding van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne; herinnert eraan dat toetreding alleen mogelijk is als het land in kwestie zich aanpast aan de EU-sancties tegen Rusland en aanzienlijke vooruitgang boekt met EU-gerelateerde hervormingen; is nog altijd zeer bezorgd over de destabiliserende invloed van de Servische autoriteiten op de hele regio;

61.  neemt kennis van de voorlopige bevindingen en conclusies van de internationale verkiezingswaarnemings­missie van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten van de OVSE over de vervroegde parlementsverkiezingen van 17 december 2023 in Servië; is ingenomen met de hoge opkomst bij de kiezers, maar is bezorgd over de onregelmatigheden en procedurele tekortkomingen waar melding van wordt gemaakt; benadrukt dat de goede werking van de democratische instellingen in Servië centraal staat in het EU-toetredingsproces van het land en verzoekt de bevoegde autoriteiten de aanbevelingen van de internationale verkiezingswaarnemings­missie naar behoren te onderzoeken en er gevolg aan te geven; spoort de politieke leiders van Servië aan te zorgen voor een constructieve, inclusieve dialoog in het hele politieke spectrum en de nodige hervormingen door te voeren om Servië in staat te stellen vooruitgang te boeken op de weg naar toetreding tot de EU;

62.  is zeer bezorgd over een publieke verklaring van president Vučić in februari 2024, waarin uitdrukkelijke steun wordt uitgesproken voor mogelijke militaire maatregelen van de Volksrepubliek China tegen Taiwan, in strijd met het beleid van de Unie dat de status quo in de Straat van Taiwan steunt en waarschuwt voor unilaterale maatregelen, in het bijzonder met geweld of dwang.

63.  betreurt het feit dat de grote politieke spanningen en polarisatie in Montenegro de vooruitgang op het gebied van EU-gerelateerde hervormingen hebben vertraagd en het land in een diepe politieke en institutionele crisis hebben doen belanden, waardoor het toetredingsproces van Montenegro tot de EU is stilgevallen; is ingenomen met de vorming van een nieuwe regering en benadrukt hoe belangrijk het is dat de regering in staat is en zich ertoe verbindt EU-gerelateerde hervormingen door te voeren en Montenegro stevig op het strategische traject van de EU te houden;

64.  betreurt het feit dat de Servische parlements- en gemeenteraadsverkiezingen van 17 december 2023 niet in overeenstemming waren met de internationale normen en de toezeggingen van Servië om vrije en eerlijke verkiezingen te houden, vanwege het hardnekkige en systematische misbruik van instellingen en de media door de zittende partijen om een oneerlijk en onrechtmatig voordeel te behalen; is van mening dat niet kan worden gesteld dat deze verkiezingen onder passende omstandigheden hebben plaatsgevonden; is verontrust door de berichten over wijdverspreide en systematische fraude die de integriteit van de verkiezingen in Servië heeft aangetast; wijst erop dat de internationale verkiezingswaarnemingsmissie heeft verklaard dat de verkiezingen over het algemeen soepel zijn verlopen, maar dat er op de dag zelf sprake was van talloze procedurele tekortkomingen, zoals een inconsistente toepassing van waarborgen tijdens het stemmen en tijdens het tellen van de stemmen, te grote drukte bij de stemlokalen, schendingen van het stemgeheim en talrijke gevallen van “groepsstemmen”, en werd gedomineerd door de doorslaggevende betrokkenheid van president Vučić samen met de systemische voordelen van de regeringspartij; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over deze onregelmatigheden en het algemene verkiezingsklimaat, dat niet voldeed aan de normen die verwacht worden van een kandidaat-lidstaat van de EU; herinnert de Servische autoriteiten eraan dat de goede werking van de democratische instellingen van Servië centraal staat in het EU-toetredingsproces en de methode voor toetreding tot de EU; dringt aan op een onafhankelijk internationaal onderzoek door erkende internationale juridische deskundigen en instellingen naar de onregelmatigheden bij de parlements-, provinciale en gemeenteraadsverkiezingen, met bijzondere aandacht voor de gemeenteraadsverkiezingen van Belgrado, aangezien bepaalde aantijgingen, waaronder die met betrekking tot georganiseerde kiezersmigratie op lokaal niveau, buiten het toepassingsgebied van de verslagen van het OVSE/ODIHR vallen;

65.  is ingenomen met het besluit van de Europese Raad om toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina te openen zodra de vereiste mate van naleving van de lidmaatschapscriteria is bereikt; kijkt met belangstelling uit naar het voortgangsverslag van de Commissie, dat uiterlijk in maart 2024 wordt verwacht; dringt er bij de politieke leiders van het land op aan de substantiële reeks hervormingen door te voeren, met inbegrip van electorale hervormingen, in overeenstemming met de uitspraken van binnenlandse en internationale rechtbanken, teneinde de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie voor alle burgers en constituerende bevolkingsgroepen te waarborgen, zoals vastgelegd in de grondwet, en met volledige inachtneming van de uitspraken van binnenlandse en internationale rechtbanken, met inbegrip van alle uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot Bosnië en Herzegovina; hekelt de constante opruiende retoriek en het separatistische beleid van de leiders van de entiteit Republika Srpska (RS), waaronder de viering van de ongrondwettige “Dag van de Republika Srpska” op 9 januari 2024; verzoekt de lidstaten en vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap in Bosnië en Herzegovina de tenuitvoerlegging van deze uitspraken te bevorderen en te ondersteunen; roept opnieuw op tot gerichte sancties tegen destabiliserende krachten binnen Bosnië en Herzegovina, in het bijzonder Milorad Dodik, en andere hooggeplaatste functionarissen van de RS en Servische functionarissen die politieke en materiële steun verlenen aan separatistisch beleid; verzoekt alle lidstaten ervoor te zorgen dat de Raad zulke sancties kan vaststellen, en deze bilateraal of in samenwerking met andere lidstaten op te leggen indien de vaststelling ervan in de Raad niet mogelijk is; is ingenomen met het akkoord dat is bereikt om het mandaat van de EU-troepenmacht van de operatie Althea in Bosnië en Herzegovina te verlengen tot en met 2 november 2024 en herinnert eraan dat deze missie nog steeds een centrale rol speelt in de veiligheid en stabiliteit van Bosnië en Herzegovina; dringt er bij de militaire missie van de EU op aan illegale parades en andere provocaties actief te voorkomen, evenals bedreigingen aan het adres van iedereen die zich inzet voor de slachtoffers van genocide en investeert in interetnische verzoening en een vreedzame toekomst voor het land;

66.  acht het positief dat de EU als gevolg van de aanvalsoorlog tegen Oekraïne opnieuw prioriteit verleent aan haar uitbreidingsbeleid; wijst er nogmaals op dat het tempo waarin het uitbreidingsproces verloopt, afhangt van enerzijds het vermogen van de afzonderlijke landen om aan de toetredingscriteria te voldoen en anderzijds de inzet van de politieke leiders in de landen van de Westelijke Balkan en de EU-lidstaten; is bezorgd over de toename van etnonationalisme in de Westelijke Balkan; verzoekt de EDEO de situatie nauwlettend te volgen om spanningen te voorkomen; onderstreept het belang van door het Europees Parlement gefaciliteerde activiteiten ter ondersteuning van de democratie, zoals de Jean Monnet-dialoog en het proces van parlementair overleg;

67.  is ingenomen met recente signalen over het versnelde tijdschema voor kandidaat-lidstaten; dringt erop aan ervoor te zorgen dat lopende en toekomstige toetredingsonderhandelingen niet worden uitgesteld vanwege specifieke nationale belangen of de noodzaak om de Verdragen te hervormen; herhaalt dat tegelijkertijd verder moet worden gewerkt aan de toetreding van nieuwe lidstaten en de verdieping van de EU; benadrukt dat financiële instrumenten zoals het instrument voor pretoetredingssteun III van groot belang zijn voor de versterking van het partnerschap tussen de EU en de kandidaat-lidstaten; roept op tot de ontwikkeling van een coherente strategie voor de geleidelijke integratie van alle kandidaat-lidstaten, ook in het sectorale beleid en als waarnemers in de verschillende instellingen van de Unie; blijft ernstig bezorgd over berichten dat de commissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding opzettelijk tracht het centrale belang van hervormingen van de democratie en de rechtsstaat in de EU-toetredingslanden te omzeilen en te ondermijnen; dringt er bij de Commissie op aan een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek in te stellen naar de vraag of het gedrag en het beleid van de commissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding een inbreuk vormen op de gedragscode voor de leden van de Commissie en op de verplichtingen van de commissaris uit hoofde van de Verdragen;

68.  wijst op het strategische belang van de Westelijke Balkan in de huidige geopolitieke context en voor de veiligheid en stabiliteit van de EU als geheel; wijst nogmaals op de noodzaak van een grotere Europese aanwezigheid en zichtbaarheid in de regio om buitenlandse kwaadwillige invloeden en hybride activiteiten af te wenden;

69.  spreekt zijn afkeuring uit over de terroristische aanslag op 24 september 2023 op Kosovaarse politieagenten in Banjska in het noorden van de Republiek Kosovo, en andere provocaties; herhaalt zijn standpunt zoals vastgesteld in zijn resolutie van 19 oktober 2023(20); dringt er bij alle partijen op aan zich in te spannen om de situatie te de-escaleren en zich niet te laten verleiden tot opruiende taal of acties die de spanningen verder zouden doen toenemen; volgt de lopende onderzoeken op de voet en herhaalt dat de daders ter verantwoording moeten worden geroepen en moeten worden berecht; verzoekt de Commissie en de Raad maatregelen tegen de Servische regering te nemen indien uit onderzoek blijkt dat de Servische staat rechtstreeks betrokken was bij de bovengenoemde aanslag of bij de gewelddadige aanvallen die in mei 2023 in het noorden van Kosovo hebben plaatsgevonden, of indien de Servische autoriteiten niet bereid zijn hun volledige medewerking te verlenen;

70.  steunt de normalisering van de betrekkingen tussen Kosovo en Servië en de ontwikkeling van de door de EU gefaciliteerde dialoog tussen Belgrado en Pristina; verzoekt Kosovo en Servië de Dialoog te goeder trouw en in een geest van compromis aan te gaan om zonder verdere vertraging te komen tot een alomvattend, juridisch bindend akkoord inzake de normalisering van hun betrekkingen, dat stoelt op wederzijdse erkenning en in overeenstemming is met het internationaal recht; herinnert eraan dat het uitblijven van vooruitgang bij de normalisering van de betrekkingen negatieve gevolgen zou hebben voor de integratie van beide landen in de EU; betreurt de beperkende maatregelen van de Raad tegen Kosovo en dringt aan op de onmiddellijke opheffing ervan; verzoekt de EU een evenwichtige benadering van de bemiddeling tussen de partijen vast te stellen om de huidige impasse te doorbreken; herinnert eraan dat het mislukken van de Dialoog ook gevolgen zou hebben voor de rol van de EU als geloofwaardige speler op het gebied van buitenlands beleid;

71.  betreurt de talrijke onregelmatigheden die waarnemers hebben gemeld tijdens de vervroegde parlementsverkiezingen van 17 december 2023 in Servië, waaronder, maar niet beperkt tot, misbruik van overheidsmiddelen, druk op werknemers in de publieke sector, intimidatie en druk op kiezers, het kopen van stemmen en toe-eigening van media; dringt aan op een snel onafhankelijk onderzoek naar deze onregelmatigheden; verzoekt tegen deze achtergrond de Servische autoriteiten gevolg te geven aan de aanbevelingen van de internationale verkiezingswaarnemingsmissie; is bezorgd over de verregaande polarisatie binnen de Servische samenleving en de recente gewelddadigheden, waaronder het naar verluidt afranselen van een oppositiepoliticus door de Servische geheime diensten;

72.  is ingenomen met het besluit van de Europese Raad om toetredingsonderhandelingen te openen met Oekraïne en met de Republiek Moldavië; verzoekt de Raad de respectieve onderhandelingskaders aan te nemen zodra de in de respectieve aanbevelingen van de Commissie van 8 november 2023 bedoelde relevante stappen zijn gezet; is ingenomen met de aanbeveling van de Commissie om toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina te openen zodra de vereiste mate van naleving van de lidmaatschapscriteria is bereikt; is ingenomen met verzoek van Kosovo om toetreding tot de EU en vraagt de Commissie hierop te reageren; wijst erop dat het verzoek van Kosovo om als kandidaat-lidstaat in aanmerking te worden genomen, zal worden beoordeeld op basis van zijn eigen merites en het welslagen van het land om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen voor EU-lidmaatschap; is echter verheugd over de opheffing van de visumplicht voor Kosovaarse burgers;

73.  neemt met voldoening kennis van het besluit van de Europese Raad om Georgië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen, met dien verstande dat de in de aanbeveling van de Commissie van 8 november 2023 bedoelde relevante stappen worden gezet, onder meer met betrekking tot de bestrijding van desinformatie, de aanpassing aan het GBVB, de verbeterde uitvoering van parlementair toezicht en de aanpak van politieke polarisatie en corruptie, en de-oligarchisatie; herhaalt zijn oproep om oud-president Micheil Saakasjvili op humanitaire gronden vrij te laten en moedigt president Salome Zoerabisjvili aan gebruik te maken van haar grondwettelijk recht om hem gratie te verlenen, hetgeen zou bijdragen tot het terugdringen van de politieke polarisatie in het land; onderstreept de legitieme Europese aspiraties van de Georgische bevolking en benadrukt derhalve het belang van EU-steun voor het land, met bijzondere aandacht voor actoren uit het maatschappelijk middenveld die zich inzetten voor de integratie van Georgië in de EU; wijst op de mogelijke stabiliserende rol die Georgië kan spelen in de zuidelijke Kaukasus;

74.  dringt er bij de EU-instellingen en de lidstaten op aan beslissende stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat Rusland zijn verplichtingen uit hoofde van de door de EU bemiddelde staakt-het-vuren-overeenkomst van 12 augustus 2008 nakomt, met name om al zijn militaire en veiligheidstroepen uit de bezette Georgische gebieden terug te trekken, de inzet van internationale veiligheidsmechanismen ter plaatse mogelijk te maken en ongehinderde toegang van de waarnemingsmissie van de EU tot de door Rusland bezette Georgische regio’s Abchazië en Tskhinvali/Zuid-Ossetië mogelijk te maken; moedigt de EU-instellingen en de lidstaten aan de capaciteiten van de waarnemingsmissie van de EU verder te versterken en het mandaat ervan verder uit te breiden; verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten voorts de term “bezetting” te gebruiken voor de Georgische regio’s Abchazië en Tschinvali/Zuid-Ossetië die illegaal worden bezet door en onder effectieve controle staan van Rusland, zoals vastgesteld in de respectieve arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het onderzoek van het Internationaal Strafhof;

75.  is van mening dat de toetreding van Oekraïne en de Republiek Moldavië tot de EU een geostrategische investering in een verenigd en sterk Europa zou zijn; is ingenomen met het steunpakket en de start van de civiele partnerschapsmissie van de EU in de Republiek Moldavië; prijst de reeds geboekte vooruitgang op het gebied van hervormingen en dringt er bij de Commissie op aan te komen met een ambitieus stappenplan voor toetredingsonderhandelingen dat zo spoedig mogelijk van start moet gaan, alsook voor de geleidelijke integratie van Oekraïne en Moldavië in het beleid en de programma’s van de EU; benadrukt dat de complexiteit en het op verdienste gebaseerde karakter van het toetredingsproces vereist dat er gestaag en tijdig stappen worden ondernomen; benadrukt ook dat er voortdurend moet worden gewerkt aan de aanpassing van de bestaande toetredingsinstrumenten en de ontwikkeling van de rechtsgrondslag voor het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III); ziet uit naar de bespreking door de Europese Raad van interne hervormingen in verband met de uitbreiding tijdens zijn komende bijeenkomsten, zodat tegen de zomer van 2024 conclusies over een routekaart voor de toekomstige werkzaamheden kunnen worden aangenomen;

76.  wijst er nogmaals op dat het multilaterale beleid van het Oostelijk Partnerschap moet worden heroverwogen om de regionale betrokkenheid en de regionale agenda voor democratische hervormingen te herstellen, onder meer via de Parlementaire Vergadering EuroNest;

77.  betreurt het feit dat Azerbeidzjan in plaats van diplomatie een militaire oplossing heeft verkozen met betrekking tot Nagorno-Karabach, en erkent evenwel dat Nagorno-Karabach internationaal wordt beschouwd als Azerbeidzjaans grondgebied; veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de vooraf geplande en ongerechtvaardigde aanval van Azerbeidzjan op de Armeniërs van Nagorno-Karabach en de mensen die in de regio zijn achtergebleven; verzoekt de Azerbeidzjaanse autoriteiten de veilige terugkeer van de Armeense bevolking naar Nagorno-Karabach toe te staan en solide garanties te bieden met betrekking tot de bescherming van hun rechten; dringt aan op de bescherming van het Armeense cultureel, historisch en religieus erfgoed in Nagorno-Karabach, overeenkomstig de UNESCO-normen en de internationale verplichtingen van Azerbeidzjan; betreurt het feit dat het offensief van Baku een grove schending van het internationaal recht en de mensenrechten vormt, en een duidelijke schending van de trilaterale staakt-het-vurenverklaring van 9 november 2020 en van de toezeggingen die Azerbeidzjan heeft gedaan tijdens de onderhandelingen met bemiddeling van de EU; is van mening dat een echte dialoog tussen Azerbeidzjan en Armenië de enige duurzame manier is om vooruitgang te boeken en verzoekt de EU en haar lidstaten inspanningen in die zin te ondersteunen; steunt de lopende vredesbesprekingen tussen Armenië en Azerbeidzjan, die ernstig worden bemoeilijkt door de recente militaire operatie tegen Nagorno-Karabach die leidde tot de uittocht van de Armeense bevolking; benadrukt dat een voor iedereen acceptabele en duurzame regionale vrede die de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van beide landen waarborgt, een voorwaarde is voor stabiliteit in de regio; is bezorgd over de pogingen van sommige leiders en regionale mogendheden om de huidige situatie te benutten op een manier die de kwetsbare vooruitzichten op vrede in gevaar kan brengen; waarschuwt dat het gebruik van geweld en schendingen van territoriale integriteit van buurlanden om eigen doelen te bereiken, door de EU en de internationale gemeenschap doortastend moeten worden beantwoord;

78.  verzoekt de civiele missie van de EU in Armenië (EUMA) nauwlettend toe te zien op de zich ontwikkelende veiligheidssituatie ter plaatse, op transparante wijze verslag uit te brengen bij het Parlement en actief bij te dragen aan de inspanningen om het conflict op te lossen; verzoekt de EU en haar lidstaten het mandaat van EUMA te versterken, de omvang ervan uit te breiden, de duur ervan te verlengen en ook waarnemers te plaatsen langsheen de grens met Turkije; verzoekt Azerbeidzjan de aanwezigheid van EUMA aan zijn kant van de grens en in Nagorno-Karabach toe te staan;

79.  verzoekt de VV/HV en de EDEO Armenië verder te ondersteunen via de Europese Vredesfaciliteit, met name met het oog op de versterking van zijn defensievermogens tegen hybride dreigingen, teneinde zijn veiligheidsruimte uit te breiden tot buiten de Verdragsorganisatie voor Collectieve Veiligheid; is ingenomen met de instelling van de politieke en veiligheidsdialoog tussen de EU en Armenië en de tweede bijeenkomst daarvan op 15 november 2023;

80.  benadrukt dat de talrijke waarschuwingen van het Parlement over de situatie niet hebben geleid tot enige verandering in het EU-beleid ten aanzien van Azerbeidzjan; dringt erop aan dat elke verdieping van de betrekkingen van de EU met Azerbeidzjan afhankelijk moet blijven van de voorwaarde dat het land aanzienlijke vooruitgang boekt op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat, de democratie en de fundamentele vrijheden, met inbegrip van de bescherming van etnische minderheden; geeft in dit verband uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de recente toenemende repressie van onafhankelijke journalisten en mensenrechtenactivisten in Azerbeidzjan; dringt er voorts bij de EU op aan Azerbeidzjan onmiddellijk sancties op te leggen en het memorandum van overeenstemming over een strategisch partnerschap op het gebied van energie op te schorten; plaatst voorts vraagtekens bij de geschiktheid van Azerbeidzjan als gastheer voor COP29 in 2024, terwijl het land van plan is de productie van fossiele brandstoffen de komende tien jaar met een derde te verhogen;

81.  spreekt nogmaals zijn steun uit voor de democratisch verkozen regering van Armenië en zijn volledige steun voor de soevereiniteit, democratie en territoriale integriteit van het land; prijst de verklaring van premier Pashinyan dat Armenië zich niet zal laten meeslepen in een nieuwe oorlog met Azerbeidzjan en zijn recente oproepen tot hervatting van vredesbesprekingen op het hoogste niveau met Azerbeidzjan; veroordeelt de inmenging van Rusland in Armenië die gericht is op het verspreiden van onrust; verzoekt de EU haar betrokkenheid in de zuidelijke Kaukasus te versterken; is ingenomen met de ratificatie door Armenië van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof;

82.  blijft zeer bezorgd over het feit dat de Turkse regering de negatieve trend wat betreft de verslechtering van de democratie, de rechtsstaat, de grondrechten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht niet heeft omgebogen, en dat het buitenlands beleid van Turkije nog steeds niet overeenstemt met de prioriteiten van de EU in het kader van het GBVB, en Turkije zich niet heeft aangesloten bij de EU-sancties tegen Rusland; is het volstrekt oneens met en spreekt zijn teleurstelling uit over de verklaringen van de president van Turkije dat Hamas geen terroristische organisatie zou zijn;

83.  benadrukt dat bij gebrek aan een drastische koerswijziging door de Turkse regering het proces van toetreding van Turkije tot de EU niet kan worden hervat; verzoekt de EU en de Turkse regering vooruitgang te boeken in de richting van een nauwer, dynamischer en strategischer partnerschap, gezien de sleutelrol die Turkije in de regio speelt en het belang van het land als NAVO-bondgenoot; doet de aanbeveling een reflectieproces te starten om een parallel en realistisch kader voor de betrekkingen tussen de EU en Turkije te vinden dat de belangen van alle betrokken partijen omvat, waardoor Turkije aan de EU wordt verankerd in plaats van in de richting van Rusland of Iran te worden gedreven;

84.  is ingenomen met de gedeeltelijke de-escalatie van de spanningen in het oostelijke Middellandse Zeegebied en de Egeïsche Zee en roept Turkije op om met zijn partners in deze regio’s een constructieve, en geen assertieve of agressieve, aanpak te volgen; is in dit verband ingenomen met het lang uitgestelde besluit van Turkije en Hongarije om eindelijk de toetreding van Zweden tot de NAVO goed te keuren en dringt er bij de Turkse nationale autoriteiten op aan nauw samen te werken met de EU-gezant voor sancties;

85.  keurt de start van illegale bouwwerkzaamheden door de Turks-Cypriotische zijde in de bufferzone nabij het bicommunale dorp Pyla/Pile op Cyprus af, alsook de aanvallen op VN-vredeshandhavers en de beschadiging van VN-voertuigen op 18 augustus 2023; dringt erop aan de status van de bufferzone en het mandaat van de VN-vredeshandhavingsmacht in Cyprus te eerbiedigen; herinnert eraan dat bedreiging van de veiligheid van VN-vredeshandhavers en schade aan VN-eigendommen volgens het internationaal recht misdrijven vormen; dringt er bij Turkije en de Turks-Cypriotische leiders op aan al deze unilaterale activiteiten stop te zetten en terug te draaien en verdere acties en provocaties te vermijden die niet bevorderlijk zijn voor de hervatting van de onderhandelingen onder leiding van de VN; is ingenomen met het akkoord dat beide partijen hebben bereikt om een werkzame oplossing te vinden voor de Pyla/Pile-weg op Cyprus en om de situatie te stabiliseren, en dringt aan op deelname aan vreedzame onderhandelingen en een echt proces van dialoog;

86.  betreurt het feit dat de gedeelde ruimte van welvaart, stabiliteit en vrijheid met de mediterrane landen van het Zuidelijk Nabuurschap meer dan 25 jaar na de start van het proces van Barcelona nog niet tot stand is gebracht; moedigt de VV/HV en de Commissie aan de zuidelijke dimensie van het nabuurschap van de EU te versterken, onder meer door een intensievere dialoog en strengere voorwaarden voor de uitbetaling van middelen, en te zorgen voor voldoende middelen voor de tijdige en doeltreffende uitvoering van de nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied; benadrukt de belangrijke rol van de zuidelijke buurlanden bij het beheer van de migratie op basis van de beginselen van de grondrechten van migranten en vluchtelingen, zoals verankerd in internationaal, regionaal en nationaal recht, solidariteit, evenwicht en gedeelde verantwoordelijkheid tussen de landen; benadrukt het belang van samenwerking met die landen om de onderliggende oorzaken van migratie, de gevolgen van irreguliere migratie, mensenhandel en smokkel van illegale wapens en cultuurgoederen te beperken; wijst erop dat veel landen in het Zuidelijk Nabuurschap rijk zijn aan energiebronnen en een grotere bijdrage kunnen leveren aan de diversificatie van de energievoorziening in Europese landen;

87.  neemt kennis van het politieke akkoord over een alomvattend partnerschapspakket met Tunesië; herinnert eraan dat dit memorandum van overeenstemming gepaard gaat met voorwaarden en dringt er bij de Commissie op aan erop toe te zien dat deze worden nageleefd; betreurt echter dat in het memorandum van overeenstemming niet de mensenrechtenverplichtingen zijn opgenomen die de EU verwacht in haar overeenkomsten met derde landen; is van mening dat de betrekkingen tussen de EU en Tunesië gebaseerd moeten zijn op het kader van de associatieovereenkomst tussen de EU en Tunesië en op de eerbiediging van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat, met volledige parlementaire controle op de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomst en de uitbetaling van EU-middelen aan Tunesië; is er vast van overtuigd dat de overdracht van EU-fondsen afhankelijk moet worden gesteld van de naleving van de mensenrechtennormen door Tunesië en conditionaliteits- en verantwoordingsbepalingen moet omvatten; verzoekt de Europese Commissie met een mechanisme te komen om naleving in dit verband te waarborgen, waarbij alle relevante opties worden onderzocht;

88.  is zeer bezorgd over het autoritaire optreden van het Tunesische leiderschap, de detentie van oppositieleden en personen uit het maatschappelijk middenveld en de vervolging van vluchtelingen en asielzoekers, en dringt er bij de Tunesische autoriteiten op aan het internationale humanitaire recht en de rechten van migranten te eerbiedigen; spreekt voorts zijn afkeuring uit over het besluit van de Tunesische autoriteiten om de toegang tot de delegatie van de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement te weigeren en dringt er bij de Tunesische autoriteiten op aan een open politieke dialoog toe te staan;

89.  benadrukt dat er strategischer moet worden samengewerkt met de Golfstaten, met name wat betreft de bevordering van regionale veiligheid, samenwerking, klimaatactie, mensenrechten en de bestrijding van corruptie; is ingenomen met de hervatting van de diplomatieke betrekkingen tussen het Koninkrijk Saudi-Arabië en de Islamitische Republiek Iran; is voorts ingenomen met de voorgestelde instelling van een gestructureerde veiligheidsdialoog tussen de EU en de Samenwerkingsraad van de Golf; herinnert in dit verband aan de noodzaak van volledige transparantie en een verantwoordingsplicht in het strategisch partnerschap tussen de EU en de Golfstaten; verzoekt de EU en de lidstaten de eerbiediging van de mensenrechten en gendergelijkheid, alsook de geleidelijke afstemming van waarden, centraal te blijven stellen, met name bij de reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de gevolgen daarvan;

90.  onderstreept dat het GBVB gericht is op de ontwikkeling en consolidatie van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en dat deze doelstellingen niet worden gedeeld door het Koninkrijk Saudi-Arabië; neemt kennis van het feit dat het Koninkrijk Saudi-Arabië met de EU blijft samenwerken in het kader van een regelmatige dialoog over de mensenrechten; spreekt echter zijn afkeuring uit over de aanhoudende schending van de mensenrechten door het land, met name de tenuitvoerlegging van doodvonnissen en executies en de beperkingen van de burgerrechten en politieke rechten, alsook de vrijheid van meningsuiting, en dringt aan op afschaffing van de doodstraf;

91.  veroordeelt het brute optreden van de Iraanse politie en veiligheidstroepen, waaronder de Islamitische Revolutionaire Garde, tijdens demonstraties na de moord op Jina Mahsa Amini en het folteren en ombrengen van vele anderen die tegenstander zijn van het regime; dringt aan op aanvullende beperkende maatregelen tegen de Islamitische Revolutionaire Garde, en de hulptroepen daarvan en al degenen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de mensenrechten van hen die vreedzaam protesteren, met inbegrip van de hoogst geplaatste functionarissen; verzoekt de Raad de Islamitische Revolutionaire Garde en de hulptroepen daarvan, met inbegrip van de Iraanse zedenpolitie, de paramilitaire Basij-militie en de Quds-brigade, aan te wijzen als een terroristische organisatie;

92.  spreekt nogmaals zijn steun uit voor de vreedzame oppositiebeweging in het hele land die protesteert tegen de stelselmatige en toenemende onderdrukking van vrouwen en tegen de ernstige schendingen van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; veroordeelt het Iraanse regime voor zijn campagne van intimidatie, surveillance, ontvoeringen van en doodsbedreigingen tegen Iraanse activisten en voor de systematische discriminatie van vrouwen door middel van wet- en regelgeving die hun vrijheden ernstig beperken; verzoekt om de oprichting van een internationaal onderzoeks- en verantwoordingsmechanisme voor door de Iraanse regering gepleegde mensenrechtenschendingen;

93.  laakt het Iraanse regime voor de levering van militaire uitrusting aan Rusland in het kader van de wrede en illegale agressie van dat land tegen Oekraïne; benadrukt dat de Islamitische Republiek bijdraagt aan oorlogsmisdaden in Oekraïne, aangezien deze wapens worden gebruikt om burgers en civiele infrastructuur te raken en vraagt om een robuuste respons van de EU op de Iraanse betrokkenheid bij de Russische oorlog; veroordeelt de sponsoring door Iran van op de lijst geplaatste terreurgroepen, waaronder Hezbollah, Hamas, Palestijnse Islamitische Jihad en de Houthi’s; veroordeelt de illegale, onaanvaardbare en zeer destabiliserende Houthi-aanvallen op commerciële schepen die de Rode Zee passeren, waarbij gebruik wordt gemaakt van raketten, kleine boten en pogingen tot kaping; benadrukt dat die aanvallen hebben geleid tot een aanzienlijke verstoring van de wereldhandel, aangezien scheepvaartmaatschappijen gedwongen zijn een groot deel van het scheepvaartverkeer van de Rode Zee langs de zuidelijke punt van Afrika te herleiden; roept op tot collectieve actie en moedigt een grotere betrokkenheid van de EU en internationale samenwerking aan; is in dit verband ingenomen met het besluit van de lidstaten om, onder de naam ASPIDES, een maritieme GVDB-operatie te starten om koopvaardijschepen te beschermen, door het maritieme situationeel bewustzijn te versterken en vaartuigen te begeleiden om aanvallen te beletten en de vrijheid van scheepvaart op een van de cruciale waterwegen ter wereld te waarborgen; dringt aan op onmiddellijke beëindiging van deze illegale aanvallen en op het vrijgeven van onwettig aan de ketting gelegde vaartuigen en het vrijlaten van vastgehouden bemanningen; uit zijn bezorgdheid over het destabiliserende effect van Iraanse activiteiten op het Midden-Oosten en de vooruitzichten voor een Israëlisch-Palestijnse vrede; benadrukt dat het zaak is de bredere kwalijke en destabiliserende activiteiten van Iran in het Midden-Oosten en daarbuiten aan te pakken en te bestrijden; is sterk gekant tegen de gijzeldiplomatie van Iran en eist dat alle Europese onderdanen die in Iran worden vastgehouden, worden vrijgelaten en het land mogen verlaten; verzoekt het regime in Teheran een einde te maken aan haar intimidatie- en repressiecampagne tegen Iraanse diasporagroepen in de EU en wereldwijd; verzoekt de regeringen van de lidstaten zich rekenschap te geven van de specifieke transnationale repressietactieken van Iran;

94.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het feit dat de Islamitische Republiek doorgaat met het verrijken van uranium tot een zuiverheidsgraad van 60 % en herhaaldelijk het gezamenlijk alomvattend actieplan (JCPOA) schendt; moedigt de hervatting van de onderhandelingen over het JCPOA-verdrag aan;

95.  veroordeelt in de sterkst mogelijke bewoordingen de verachtelijke terroristische aanvallen van Hamas tegen Israël; dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle door de terreurorganisatie Hamas gegijzelde mensen en op de teruggave van de lichamen van overleden gijzelaars; erkent het recht van Israël op zelfverdediging zoals vastgelegd en beperkt door het internationaal recht, wat echter ook betekent dat het land volledig in lijn met het internationaal humanitaire recht moet optreden, dat voorschrijft dat alle partijen in een conflict te allen tijde onderscheid moeten maken tussen strijders en burgers, dat aanvallen uitsluitend gericht mogen zijn op militaire doelen en dat burgers en civiele infrastructuur nooit het doelwit mogen zijn van aanvallen; veroordeelt de onevenredige militaire reactie van Israël, die heeft geleid tot een dodental van ongekende omvang onder burgers; is zeer bezorgd over de sterk verslechterde humanitaire situatie in de Gazastrook en roept op tot een permanent staakt-het-vuren zodat hulp kan worden geboden aan burgers in de Gazastrook; dringt er bij de internationale gemeenschap op aan haar humanitaire hulp aan de burgerbevolking in het gebied voort te zetten en op te voeren en wijst er nogmaals op dat de humanitaire hulp van de EU aan de burgerbevolking moet worden voortgezet; dringt er bij de Israëlische autoriteiten op aan te zorgen voor permanente toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook met bijzondere aandacht voor de ononderbroken levering van essentiële goederen zoals brandstof, voedsel, water, medische benodigdheden en onderdak, in overeenstemming met het internationaal recht; betreurt het feit dat de Palestijnse Autoriteit sinds 2005 geen verkiezingen heeft gehouden, waardoor zij aan geloofwaardigheid inboet, en verwacht dat er binnenkort verkiezingen zullen worden gehouden;

96.  verzoekt de lidstaten het Internationaal Gerechtshof te steunen en te eisen dat Israël onmiddellijk gevolg geeft aan de juridisch bindende beslissingen van het hof;

97.  betreurt het feit dat Hamas en zijn bondgenoten er steeds meer op uit zijn het conflict uit te breiden tot een veel groter strijdtoneel om druk uit te oefenen op Israël nu het grondoffensief in Gaza wordt geïntensiveerd; is daarom bezorgd dat Iran en zijn bondgenoten aansturen op een regionale oorlog; maakt zich grote zorgen over het escalatiepotentieel van de oorlog en de impact ervan op de bredere regio, in het bijzonder de situatie aan de Israëlisch-Libanese grens, waar strijders die loyaal zijn aan Hezbollah raketten afvuren op Israël; benadrukt dat het belangrijk is de spanningen in de regio te verminderen;

98.  herhaalt zijn niet-aflatende steun voor een via onderhandelingen tot stand gekomen tweestatenoplossing voor Israël en Palestina op basis van de grenzen van 1967, met twee soevereine democratische staten als vreedzame buren en met Jeruzalem als hun gezamenlijke hoofdstad; spoort de EDEO en de lidstaten aan om een Europees initiatief op touw te zetten teneinde de tweestatenoplossing weer op de agenda te zetten; verzoekt in dit verband de VV/HV en de speciale vertegenwoordiger voor het vredesproces in het Midden-Oosten internationale steun te vergaren voor het initiatief “Peace Day Effort” voor vrede in het Midden-Oosten, dat in september 2023 tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York is gelanceerd; is zich ervan bewust dat de onderhandelingen alleen kunnen worden hervat als de internationale belanghebbenden, waaronder de VS, de Verenigde Naties, de EU en de Arabische landen, elkaars inspanningen op constructieve wijze aanvullen; herinnert eraan dat Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden krachtens het internationaal recht illegaal zijn; veroordeelt met klem de toename van het geweld van extremistische kolonisten tegen Palestijnen; roept op tot onmiddellijke stopzetting van het nederzettingenbeleid, alsook een einde aan de bezetting van de Palestijnse gebieden, die een grote belemmering vormen voor de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing; dringt aan op het opleggen van beperkende maatregelen aan extremistische kolonisten die de mensenrechten en het internationaal recht schenden; steunt een rechtvaardige, levensvatbare en aanvaarde oplossing voor het vraagstuk van de Palestijnse vluchtelingen; benadrukt dat voortzetting van de steun aan de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA) een essentieel onderdeel blijft van de EU-strategie om bij te dragen aan de bevordering van stabiliteit en ontwikkeling in het Midden-Oosten; neemt met bezorgdheid kennis van de recente beschuldigingen van Israël tegen twaalf personeelsleden van de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA); is ingenomen met de onmiddellijke en vastberaden reactie van de VN op de beschuldigingen, waaronder het onmiddellijke ontslag van de desbetreffende werknemers en het instellen van twee afzonderlijke onderzoeken naar deze kwestie door het Bureau voor Intern Toezicht van de Verenigde Naties (OIOS) en de onafhankelijke evaluatiegroep onder leiding van de voormalige Franse minister Catherine Colonna en drie Europese organisaties; verzoekt Israël in dit verband nauw samen te werken en alle nodige bewijzen te verstrekken aan de OIOS en de onafhankelijke evaluatiegroep; is ingenomen met het besluit van de Commissie om de financiering van UNRWA niet op te schorten voordat de VN de resultaten van de onderzoeken en de maatregelen die zij zullen nemen, hebben aangekondigd; dringt er bij alle donorlanden die hun financiering aan de UNRWA vanwege de beschuldigingen hebben opgeschort op aan hun besluit te heroverwegen in het licht van de onmiddellijke reactie van de UNRWA op de beschuldigingen en haar cruciale rol bij het verlenen van levensreddende hulp aan de twee miljoen mensen in de Gazastrook die daarvan afhankelijk zijn om te overleven in een van de grootste en meest complexe humanitaire crises ter wereld;

99.  wijst andermaal op de krachtige steun van de EU voor het werk van het Internationaal Strafhof (ICC) en het Internationaal Gerechtshof; dringt erop aan dat degenen die verantwoordelijk zijn voor terroristische daden en schendingen van het internationaal recht ter verantwoording worden geroepen en dat hiertoe alle mogelijke oorlogsmisdaden worden onderzocht; wijst er opnieuw op dat doelbewuste aanvallen op burgers en het onder dwang verplaatsen van bevolkingen ernstige schendingen van het internationaal recht vormen; eist gerechtigheid voor de slachtoffers van de terroristische aanslagen van Hamas, waaronder massamoord en seksuele foltering, zowel op 7 oktober 2023 als daarna; neemt nota van het feit dat Zuid-Afrika een zaak tegen Israël heeft aangespannen bij het Internationaal Gerechtshof;

100.  wijst erop dat de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zowel uitdagingen als kansen inhouden voor de staten in Centraal-Azië, die van oudsher nauwe betrekkingen met Rusland onderhouden; is bezorgd over de Russische en Chinese druk die in de regio wordt uitgeoefend en benadrukt dat de aanwezigheid van de EU in Centraal-Azië als reactie hierop moet worden opgevoerd; onderstreept dat de EU belang heeft bij het aanhalen van de economische en politieke banden met de landen in Centraal-Azië, mede om de omzeiling van sancties tegen Rusland en Belarus aan te pakken; verzoekt de nationale autoriteiten van deze landen, met name die van Kazachstan, Kirgizië en Oezbekistan, nauw samen te werken met de EU, met name haar gezant voor sancties, en herinnert in dit verband aan het belang van nauwere samenwerking met de OVSE;

101.  moedigt de Commissie en de lidstaten aan zich te blijven inzetten voor politieke en economische hervormingen die de rechtsstaat, de democratie, goed bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten, waaronder in het kader van het stelsel van algemene preferenties (SAP) en SAP+, indien van toepassing, versterken, en goede nabuurschapsbetrekkingen te bevorderen; herhaalt dat alle landen in de Centraal-Aziatische regio zich ertoe moeten verbinden het VN-Handvest na te leven, met name de beginselen van eerbiediging van de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van alle landen;

102.  is ingenomen met de resultaten van het tweede economisch forum EU-Centraal-Azië in Almaty in mei 2023 en de tweede bijeenkomst van de voorzitter van de Europese Raad en de staatshoofden van alle vijf Centraal-Aziatische landen in juni 2023; dringt erop aan dat deze bijeenkomsten en verklaringen op hoog niveau worden gevolgd door concrete maatregelen; is in dit verband ingenomen met het feit dat de eerste top EU-Centraal-Azië voor dit jaar is gepland; is ingenomen met de goedkeuring van de gezamenlijke routekaart voor de intensivering van de betrekkingen tussen de EU en Centraal-Azië, die dient als strategische blauwdruk om de dialoog en samenwerking op specifieke gebieden te bevorderen, waaronder het opbouwen van culturele, sociale en economische veerkracht; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (EPCA) met Kirgizië te ondertekenen, de voorbereidende werkzaamheden voor de ondertekening van de EPCA met Oezbekistan af te ronden en snel vooruitgang te boeken in de lopende onderhandelingen over een EPCA met Tadzjikistan;

103.  herinnert eraan dat de landen van Centraal-Azië belangrijke leveranciers van grondstoffen en energie zijn; is van mening dat de EU er groot belang bij heeft de Middle Corridor nieuw leven in te blazen, niet alleen als regionale economische zone, maar ook als alternatief voor de nieuwe Euraziatische Landbrug die via gesanctioneerd Russisch en Belarussisch grondgebied loopt; benadrukt het belang van het bevorderen van regionale integratie langs de Middle Corridor, ook om financiering aan te trekken voor infrastructuurprojecten in het kader van de Global Gateway;

104.  herhaalt dat het de de facto Afghaanse regering niet erkent; is bezorgd over de nijpende economische en humanitaire situatie in Afghanistan en over de schending van de rechten van vrouwen en meisjes in het land; hekelt de drastische vermindering van de capaciteit van het Wereldvoedselprogramma om voedselhulp te verstrekken aan de Afghaanse bevolking, en verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat essentiële humanitaire hulp wordt verleend aan de Afghaanse bevolking en aanvullende financiering voor noodhulp te waarborgen; verzoekt de HV/VV het idee van vervolging van Taliban-leiders bij het ICC voor hun misdaden tegen vrouwen en meisjes aan de orde te stellen;

105.  steunt de vijf essentiële benchmarks die de Raad op 21 september 2021 heeft vastgesteld en die als leidraad dienen voor toekomstige besprekingen met de Taliban, maar meent dat er grote inspanningen nodig zijn om een langetermijnstrategie uit te stippelen met een aanpak voor de huidige noodsituatie op het gebied van de mensenrechten en de apartheid tussen mannen en vrouwen in Afghanistan; benadrukt dat het evacuatieprogramma van de EU voor mensen in Afghanistan die voor Europese missies werkten en rekenden op Europese bescherming en nog steeds in acuut gevaar verkeren, niet kan worden beëindigd zolang mensen die aan de criteria voldoen in het land blijven;

106.  betreurt het veto van de Russische Federatie tijdens de vergadering van de VN-Veiligheidsraad van 11 juli 2023 met betrekking tot de verlenging van resolutie 2672 (2023) van de VN-Veiligheidsraad betreffende de grensoverschrijdende levering van humanitaire hulp aan mensen in het noordwesten van Syrië via Bab al-Hawa, waardoor meer dan vier miljoen mensen die afhankelijk zijn van humanitaire hulp om in hun basisbehoeften aan voedsel, geneesmiddelen en andere essentiële benodigdheden te voorzien, gevaar lopen; neemt kennis van de re-integratie van Syrië in de Arabische Liga; is van mening dat een normalisering van de betrekkingen met het huidige Syrische regime niet kan plaatsvinden en benadrukt dat het Syrische politieke proces in een patstelling is terechtgekomen;

107.  herhaalt dat een vreedzame, vrije, verbonden, open, stabiele en op regels gebaseerde Indo-Pacifische regio van cruciaal belang is voor Europa; vreest dat de concurrentie tussen grote mogendheden parameters oplegt aan het vermogen van de EU om multilateralisme in de regio te bevorderen; wijst er in dit verband op dat de Ontmoeting Azië-Europa nog steeds wordt verlamd door de geopolitieke spanningen met Rusland; erkent de inspanningen van de HV/VV om met de regio samen te werken, zoals blijkt uit de organisatie van het derde ministeriële forum tussen de EU en de Indo-Pacifische regio op 2 februari 2024 en de deelname van de VV/HV aan het Regionaal Forum van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (Asean) op 14 juli 2023; verzoekt de EU het ministerieel forum voor samenwerking in de Indo-Pacifische regio actief te ondersteunen als jaarlijks evenement;

108.  moedigt nauwere politieke banden met gelijkgestemde partners aan in overeenstemming met de EU-strategie voor samenwerking in de Indo-Pacifische regio, met name met Japan, de Republiek Korea, Australië, Nieuw-Zeeland, Taiwan en de lidstaten van de Asean, onder meer op het gebied van maritieme veiligheid, non-proliferatie en weerbaarheid tegen hybride dreigingen; is ingenomen met de inspanningen van de EDEO met betrekking tot capaciteitsopbouw in de Indo-Pacifische regio die gericht zijn op het creëren van weerbaarheid tegen buitenlandse informatiemanipulatie en inmenging; benadrukt de noodzaak om de intermenselijke betrekkingen met onze partners te verbeteren, met name uitwisselingen van jongeren en samenwerking tussen burgers en denktanks; beklemtoont dat de instandhouding van vrede, stabiliteit en de vrijheid van scheepvaart in de Indo-Pacifische regio van essentieel belang blijft voor de belangen van de EU en haar lidstaten;

109.  verzoekt de DVK haar programma’s voor massavernietigingswapens en ballistische raketten volledig en op verifieerbare en onomkeerbare wijze stop te zetten; betreurt ten zeerste de aanhoudende misdaden tegen de menselijkheid en dringt er bij de autoriteiten van het land een hervormingsproces door te voeren waarbij alle mensenrechten worden geëerbiedigd en beschermd; benadrukt dat de EU en de internationale gemeenschap dringend actie moeten ondernemen om militaire samenwerking en wapenuitwisselingen tussen Rusland en de DVK te voorkomen;

110.  merkt op dat geopolitieke uitdagingen het gedeelde belang van India en de EU bij het waarborgen van veiligheid, welvaart en duurzame ontwikkeling hebben versterkt; benadrukt dat de EU-strategie van 2018 inzake India en de routekaart EU-India 2025 volledig moet worden uitgevoerd, in nauwe onderlinge afstemming met de eigen maatregelen van de lidstaten om hun banden met India actief aan te halen; is verheugd over de oprichting van de Handels- en Technologieraad EU-India; moedigt de verdieping van de betrekkingen tussen India en de EU als strategische partners aan; dringt er in dit verband op aan dat men blijft streven naar regelmatige dialogen op verschillende niveaus en topontmoetingen, om de bilaterale betrekkingen hoog op de agenda te houden; pleit daarnaast voor een meer gestructureerde interparlementaire dialoog tussen het Europees Parlement en zijn Indiase tegenhanger; is van mening dat een dergelijke dialoog zou bijdragen tot de coördinatie van standpunten en initiatieven in multilaterale fora, met name de VN, de Wereldhandelsorganisatie en de G20; benadrukt het belang van een succesvolle afronding van de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India, rekening houdend met de gevoeligheden aan beide zijden; preekt de hoop uit dat India zijn standpunt over de inval van Rusland in Oekraïne zal afstemmen op dat van de Trans-Atlantische gemeenschap en roept de Raad en de VV/HV op zich in dit verband diplomatie in te spannen; wijst er in deze context op dat het uitbouwen van het partnerschap moet zijn gebaseerd op waarden zoals vrijheid, democratie, pluralisme, de rechtsstaat, gelijkheid, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en een streven naar de bevordering van een inclusieve, op regels gebaseerde wereldorde;

111.  spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de meest recente wijzigingen in de binnenlandse en militaire houding van China sinds het 20e nationaal congres van de Chinese Communistische Partij; is van mening dat de toenemende assertiviteit van China, deels aan de hand van een beleid van economische dwang, een van de belangrijkste geopolitieke uitdagingen van de 21e eeuw blijft; is van mening dat China aantoont dat het zowel de intentie als, in toenemende mate, de economische, diplomatieke, militaire en technologische macht heeft om de op regels gebaseerde internationale orde te kantelen; benadrukt dat dit een multidimensionaal antwoord vereist waarmee de EU haar selectieve samenwerking met China op een aantal belangrijke punten handhaaft en tegelijkertijd de risico’s van deze relatie vermindert door onder meer de overmatige economische afhankelijkheid in kritieke sectoren terug te dringen, in overeenstemming met de strategie voor economische veiligheid van de EU; merkt op dat substantiële samenwerking met China steeds moeilijker worden vanwege de prominentere aspecten van concurrentie en systemische rivaliteit; benadrukt dat China belangrijk blijft op veel beleidsterreinen, waaronder klimaatverandering; waarschuwt dat de voortdurende intensivering van het Chinees-Russische strategische partnerschap, onder meer op het gebied van de overdracht van technologie en militaire vermogens en samenwerking in het noordpoolgebied, de mogelijkheden voor China om de partners van de EU in Azië en de rest van de wereld onder druk te zetten, kan vergroten; verzoekt nogmaals om een assertievere EU-strategie ten aanzien van China waarin de betrekkingen met China worden vormgegeven in het belang van de EU en waarin ten volle rekening wordt gehouden met de uitdagingen die voortvloeien uit de opkomst van China als wereldspeler;

112.  spreekt zijn afkeuring uit over hybride oorlogvoering, zoals cyberaanvallen, desinformatiecampagnes en het observeren of bespioneren van Chinese burgers binnen de EU; dringt er bij China op aan onmiddellijk een einde te maken aan deze kwalijke praktijken, zijn informatiemanipulatie en inmenging in verkiezingen en verzoekt de Commissie en de lidstaten met spoed uitvoering te geven aan de initiatieven die het EP heeft voorgesteld met betrekking tot buitenlandse inmenging in alle democratische processen in de EU, met inbegrip van desinformatie; spreekt zijn afkeuring uit over de sancties tegen leden van het Europees Parlement (en andere EU-entiteiten), de nationale parlementen, Europese denktanks en onderzoekers en dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke opheffing ervan;

113.  het door de Chinese regering geleide systeem van dwangarbeid en de schendingen van de mensenrechten, die volgens het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties mogelijk misdaden tegen de menselijkheid vormen, waaronder een hoog risico op genocide in Xinjiang en misdaden tegen de menselijkheid in Tibet en Binnen-Mongolië, evenals het repressieve beleid ten aanzien van andere etnische minderheden; herinnert eraan dat het één-Chinabeleid van de EU een hoeksteen van de betrekkingen tussen de EU en China blijft; herhaalt zijn veroordeling van de schending door China van zijn internationale verbintenissen, zijn schending van de Chinees-Britse en Chinees-Portugese gezamenlijke verklaringen, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het beginsel “één land, twee systemen” en de basiswet van Hongkong, alsmede de hardhandige onderdrukking van de autonomie en leden van de oppositie in de Speciale Administratieve Regio, met inbegrip van leden van het maatschappelijk middenveld en hun familieleden; verzoekt de Commissie de autonome status van Hongkong te beoordelen in het licht van de Chinese schendingen van de Chinees-Britse en Chinees-Portugese Gezamenlijke Verklaringen en het hardhandig optreden tegen autonomie in Hongkong;

114.  benadrukt het belang om te zorgen voor een eensgezinde Europese aanpak wanneer China zijn economische invloed gebruikt om het protest tegen zijn mensenrechtenschendingen het zwijgen op te leggen; dringt er bij China op aan schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht te onderzoeken en te voorkomen; herinnert eraan dat China, als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad, een bijzondere verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; is bezorgd over de situatie van christenen en andere religieuze minderheden, met inbegrip van hun vrijheid van eredienst in China, gezien het feit dat zij voortdurend worden vervolgd;

115.  spreekt zijn afkeuring uit over de toenemende transnationale repressie door China en roept de EU-lidstaten die dit nog niet hebben gedaan op om hun uitleveringsverdragen met China en Hongkong op te schorten en alle resterende illegale Chinese “politiebureaus” op hun grondgebied te sluiten; uit zijn bezorgdheid over de overeenkomst inzake “versterking van de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving en gezamenlijke patrouilles”, die op 16 februari 2024 is ondertekend door het Chinese ministerie van Openbare Veiligheid en het Hongaarse ministerie van Binnenlandse Zaken; verzoekt de Hongaarse regering onmiddellijk en volledig alle details van de overeenkomst en de mogelijke negatieve gevolgen ervan voor de gemeenschappelijke veiligheid en soevereiniteit van de Europese Unie openbaar te maken; verzoekt de EDEO de processen tegen politieke gevangenen in Hongkong nauwlettend te volgen en op te roepen tot de vrijlating van dergelijke politieke gevangenen, waaronder de oprichter van Apple Daily, Jimmy Lai;

116.  neemt kennis van de meest recente BRICS-top die in augustus 2023 in Johannesburg gehouden is, van de geopolitieke doelstellingen van China met betrekking tot de BRICS-landen en van China’s narratieven in de context van zijn initiatieven inzake mondiale ontwikkeling (“Global Development”), mondiale veiligheid (“Global Security”) en mondiale beschaving (“Global Civilization”); benadrukt dat de EU en haar lidstaten de dialoog en samenwerking met enkele lidstaten van BRICS+ moeten intensiveren om het kwaadaardige optreden van Rusland en de toenemende wereldwijde invloed van China tegen te gaan;

117.  dringt er bij de EU en China op aan de dialoog te intensiveren en nauw samen te werken in de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij en, meer in het algemeen, met betrekking tot het duurzame gebruik van mariene biologische hulpbronnen en oceaangovernance; verzoekt de EU intensiever samen te werken met het VK, de VS, Japan en andere belangrijke actoren op het gebied van visserij- en oceaanbeleid en haar diplomatieke instrumentarium te gebruiken om China ertoe aan te zetten de nodige hervormingen door te voeren in zijn kader voor visserijbeheer;

118.  veroordeelt de aanhoudende militaire provocaties van China ten aanzien van Taiwan met klem en herhaalt zijn krachtige afwijzing van elke unilaterale wijziging van de status quo in de Straat van Taiwan, die de regionale stabiliteit in gevaar brengt; verzoekt de EU en haar lidstaten er door middel van duidelijke en consistente signalen voor te zorgen dat elke poging om eenzijdig de status quo in de Straat van Taiwan te wijzigen, met name door middel van geweld of dwang, niet kan worden geaccepteerd en hoge kosten met zich mee zal brengen; benadrukt dat de territoriale aanspraken van China geen grondslag hebben in het internationaal recht; laakt voorts het feit dat China de deelname van Taiwan aan multilaterale organisaties blokkeert; verzoekt de Commissie en de lidstaten de zinvolle deelname van Taiwan aan relevante internationale organisaties, zoals de WHO, de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, te ondersteunen; herhaalt dat Taiwan een belangrijke EU-partner en democratische bondgenoot is in de Indo-Pacifische regio; erkent het belang van Taiwan voor het veiligstellen van mondiale toeleveringsketens, met name in de hightechsector, en dringt aan op nauwere samenwerking van de EU en haar lidstaten met Taiwan; is ingenomen met de bezoeken die sinds 2021 door opeenvolgende officiële delegaties van commissies van het Parlement aan Taiwan zijn gebracht en moedigt verdere uitwisselingen tussen de EU en Taiwan aan; verzoekt de Commissie onverwijld voorbereidende maatregelen te nemen voor onderhandelingen over een bilaterale investeringsovereenkomst met Taiwan;

119.  hekelt de opmerkingen van de Chinese president dat China nooit afstand zal doen van het recht om geweld te gebruiken tegen Taiwan en moedigt het leiderschap van China aan voorzichtigheid en terughoudendheid uit te oefenen in de nasleep van de Taiwanese presidents- en parlementsverkiezingen; merkt op dat Taiwan en de Volksrepubliek China niet aan elkaar ondergeschikt zijn; uit zijn ernstige bezorgdheid over het gebruik door China van vijandelijke desinformatie om het vertrouwen in de democratie en het bestuur van Taiwan te ondermijnen; verzoekt de EU en haar lidstaten samen te werken met internationale partners om de democratie in Taiwan te helpen ondersteunen en gevrijwaard te houden van buitenlandse inmenging en bedreigingen, en onderstreept dat alleen de democratisch verkozen regering van Taiwan het Taiwanese volk op het internationale toneel kan vertegenwoordigen; merkt op dat ook aandacht moet worden besteed aan preventieve diplomatie om escalatie in de Straat van Taiwan te voorkomen;

120.  merkt op dat China zich de afgelopen tien jaar heeft gericht op het versterken van zijn invloed in de Indo-Pacifische regio door middel van meer hulp, ontwikkeling, diplomatie en samenwerking op het gebied van veiligheid; benadrukt dat middelen moeten worden gebundeld om de politieke voetafdruk van de EU doeltreffend te vergroten en de EU als betrouwbare en strategische partner in de Stille Oceaan te laten gelden; uit zijn bezorgdheid over de pogingen van China om zijn nabijgelegen maritieme regio’s, met inbegrip van de Zuid-Chinese Zee en de Oost-Chinese Zee, te domineren, waardoor het regionale machtsevenwicht ernstig zou kunnen worden verstoord en de economische en politieke belangen van de EU negatief zouden kunnen worden beïnvloed; dringt er in dit verband bij China op aan een einde te maken aan alle militaire acties en druk op de Filipijnse marine en de bezette eilanden in de Zuid-Chinese Zee; moedigt de lidstaten aan hun krachten te bundelen en op ministerieel niveau samen te werken met eilandstaten in de Stille Oceaan en de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan; benadrukt dat een serieuze follow-up van de COP28 een belangrijk punt van zorg is voor de landen in de regio en dringt er daarom bij de EDEO op aan wereldwijde steun voor een duurzame groene transitie te bevorderen en zijn klimaatdiplomatie op te voeren om de samenwerking op het gebied van maatregelen voor aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering te consolideren;

121.  onderstreept dat de Asean een cruciale bondgenoot is bij het versterken van op regels gebaseerd multilateralisme; pleit voor nauwe samenwerking in overeenstemming met de verklaring van de gezamenlijke leiders van de EU en de Asean van 14 december 2022 om de regionale dynamiek vorm te geven die verder gaat dan de binaire beperkingen van de Chinese en Amerikaanse concurrentie; benadrukt voorts in dit verband het belang van het behoud van de vrijheid van scheepvaart in de Zuid- en Oost-Chinese Zee; herinnert eraan dat het actieplan van de EU en de Asean 2023-2027 volledig ten uitvoer moet worden gelegd;

122.  is ingenomen met de ondertekening van de Overeenkomst van Samoa en de bijbehorende regionale protocollen, die na de ratificatie ervan een ongekende regionale focus op landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan mogelijk zullen maken en verzoekt om een spoedige ratificatie, zowel door de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan als de EU; dringt er bij de Commissie en de VV/HV op aan ervoor te zorgen dat de top tussen de EU en de Afrikaanse Unie van februari 2022 een vervolg krijgt teneinde de samenwerking bij initiatieven van gemeenschappelijk belang te verdiepen en tegemoet te komen aan de behoeften van de partnerlanden in Afrika; dringt erop aan dat de uitgestelde derde ministeriële bijeenkomst EU-Afrikaanse Unie zo spoedig mogelijk plaatsvindt; benadrukt dat de EU geografische prioriteiten moet nastreven op bilateraal niveau, met de nadruk op belangrijke Afrikaanse partners, maar ook op regionaal niveau, met de nadruk op de uitvoering van regionale strategieën voor de Sahel en kustlanden, het gebied van de Grote Meren en de Hoorn van Afrika; is in dit verband ingenomen met operatie Atalanta, die de eerste marineoperatie van de EU is met de specifieke doelstelling om vaartuigen van het VN-Wereldvoedselprogramma te beschermen, en succesvol is gebleken bij de bestrijding van piraterij; spoort de Raad en de lidstaten aan te overwegen het geografische toepassingsgebied van operatie Atalanta uit te breiden;

123.  hecht bijzonder belang aan de versterking van de samenwerking op het gebied van veiligheid met de landen in de Golf van Guinee ter ondersteuning van hun integratie en intraregionale solidariteit; is in dit verband ingenomen met de lancering van het veiligheids- en defensie-initiatief van de EU ter ondersteuning van de West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee, voor een aanvankelijke duur van twee jaar, in nauwe afstemming met Ivoorkust, Ghana, Togo en Benin; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de verslechtering van de stabiliteit in de Sahel, die nog wordt verergerd door de militaire staatsgreep in Niger en de ontbinding van democratische instellingen; erkent de autoriteiten die het resultaat zijn van de staatsgreep in Niger niet en zal deze ook niet erkennen; herhaalt zijn zeer duidelijke oproep om de grondwettelijke orde onverwijld volledig te herstellen en sluit zich in dit verband volledig aan bij de verklaringen van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten en haar Afrikaanse en internationale partners;

124.  hekelt de inmenging van Rusland in Afrika, met name via een grotere aanwezigheid van de Wagnergroep op het continent, en spreekt zijn diepe afkeuring uit over de gepleegde wandaden en misdrijven; herinnert eraan dat stabiliteit in de Sahel rechtstreekse gevolgen heeft voor de veiligheid en stabiliteit van de Europese buitengrenzen in het Middellandse Zeegebied; verzoekt de EU meer middelen uit te trekken en de samenwerking met onze partners te versterken met het oog op de bestrijding van mensenhandel in het Middellandse Zeegebied en Belarus en de ontmanteling van criminele netwerken die voor mensenhandel worden gebruikt; is van oordeel dat het EU-beleid ten aanzien van de Sahel niet de verwachte resultaten heeft opgeleverd en neemt kennis van de aankondiging van de VV/HV van een herziening van de EU-strategie ten aanzien van de Sahel;

125.  benadrukt dat de huidige benadering moet worden aangepast om invloed te behouden en roept de EU op tot meer betrokkenheid bij en steun voor de regio; is ingenomen met de voorbereiding door de Commissie van een “nieuwe strategische benadering” van het partnerschap met Afrika, waarbij rekening gehouden wordt met de nieuwe geopolitieke situatie, en dringt er bij de Commissie en de Raad op aan een partnerschap te ontwikkelen dat voor beide partijen voordelen oplevert en gericht is op gemeenschappelijke vraagstukken voor Europa en Afrika; is ingenomen met het EU-Afrika Global Gateway-investeringspakket van 150 miljard EUR, dat bedoeld is om de Afrikaanse partners te ondersteunen bij de ontwikkeling van een sterk, inclusief, groen en digitaal herstel en transformatie; is van mening dat de inspanningen om desinformatie te bestrijden en meer bekendheid te geven aan de steun van de EU aan Afrika dringend moeten worden opgevoerd en verbeterd;

126.  benadrukt dat de toegang tot veilig drinkwater een van de grootste uitdagingen van de 21e eeuw is, vooral doordat bijna 60 % van de grondwatervoorraden over politieke territoriale grenzen heen reiken; benadrukt dat waterschaarste kan leiden tot de ernstigste conflicten als niet wordt beoogd om stromen op geïntegreerde en gedeelde wijze te gebruiken; benadrukt dat de EU een strategie moet aannemen om technologische en geopolitieke oplossingen mogelijk te maken in gebieden die te kampen hebben met waterschaarste, die een sterk destabiliserend effect kan hebben; moedigt landen in de belangrijkste gebieden van watergerelateerde conflicten aan het Verdrag van Helsinki van 1992 inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren te ondertekenen;

127.  veroordeelt het optreden van Nicolas Maduro van Venezuela, dat een rechtstreekse bedreiging vormt voor de soevereiniteit van Guyana; verzoekt de internationale gemeenschap besprekingen aan te gaan om een diplomatieke oplossing te vinden die de jurisdictie van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) met betrekking tot dit langdurige geschil eerbiedigt;

128.  veroordeelt het autoritaire regime van Daniel Ortega en Rosario Murillo, dat de democratische structuren van Nicaragua systematisch ondermijnt, waaronder de scheiding der machten, het kiesstelsel en de eerbiediging van de mensenrechten; herinnert eraan dat het regime in Nicaragua sterke banden onderhoudt met andere autocratieën, zoals die in Iran, Venezuela en Cuba, en tegelijkertijd consequent blijk geeft van zijn steun voor het Kremlin, onder meer door een Russische militaire aanwezigheid in Nicaragua toe te staan; dringt aan op de bevrijding van alle politieke gevangenen, waaronder verscheidene katholieke bisschoppen en priesters, die worden vastgehouden in een poging om dissidenten het zwijgen op te leggen, op de terugkeer naar de rechtsstaat en op een door de EU te faciliteren dialoog tussen het regime en de oppositie; veroordeelt de voortdurende geestelijke en lichamelijke mishandeling waaraan alle gevangenen door de politie en gevangenisautoriteiten worden onderworpen, en de situatie van absolute afzondering waarin sommigen van hen worden vastgehouden, zonder toegang tot hun advocaat, familie of medische zorg; wijst het Nicaraguaanse regime op zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de gevangenisomstandigheden in overeenstemming zijn met zijn internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten en met normen zoals de standaardminimumregels van de VN voor de behandeling van gevangenen (de Nelson Mandela-regels);

129.  is van mening dat de politieke benadering van de EU ten aanzien van Cuba constructief maar kritisch is, zoals vastgelegd in de overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking van 2016; betreurt het dat het Cubaanse regime die beginselen en rechten al tientallen jaren onophoudelijk negeert en schendt; veroordeelt in de krachtigste bewoordingen de systematische schendingen van de mensenrechten, die de laatste tijd zijn toegenomen, van duizenden politieke gevangenen, demonstranten, politieke dissidenten, religieuze leiders, mensenrechtenactivisten, onafhankelijke kunstenaars, en anderen door het Cubaanse regime; dringt er bij de Cubaanse autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan haar beleid van repressie; merkt op dat de vierde mensenrechtendialoog in november 2023 in Cuba heeft plaatsgevonden, maar hekelt het feit dat er geen onafhankelijke maatschappelijke organisaties hebben deelgenomen; concludeert derhalve dat deze exercitie geen tastbare resultaten heeft opgeleverd; is van mening dat de EU de dialoog beschouwt als een doel op zich en niet als een instrument om de levensomstandigheden van Cubaanse burgers te verbeteren die getuige zijn geweest van ernstige voedseltekorten en gezondheidscrises, welke tot een grootschalige exodus hebben geleid; spreekt er zijn afkeuring over uit dat het Cubaanse regime momenteel “in loco”-bezoeken verbiedt als onderdeel van een toezichtsmechanisme dat beschikbaar is voor onpartijdige internationale actoren zoals de Europese Unie; laakt in dit verband de weigering van het Cubaanse regime om een delegatie van het Europees Parlement toestemming te verlenen voor een bezoek aan het land;

130.  wijst erop dat de EU zich in het bijzonder moet inzetten om het partnerschap met de landen van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied nieuw leven in te blazen; merkt op dat de betrokkenheid van de EU in de regio de afgelopen decennia is afgenomen, waardoor een vacuüm is ontstaan voor kwaadwillende buitenlandse actoren; dringt er bij de landen in heel Latijns-Amerika op aan een krachtigere houding aan te nemen om de Russische agressie tegen Oekraïne te veroordelen; is bezorgd over de toename van de georganiseerde misdaad en drugshandel in Latijns-Amerika, die ook gevolgen heeft voor de EU; veroordeelt met klem het geweld en de criminele aanvallen van gewapende groepen die betrokken zijn bij drugshandel in en rond Ecuador; dringt aan op een aanzienlijke uitbreiding van de biregionale samenwerking om dit verschijnsel te bestrijden;

131.  neemt kennis van de top van 17 en 18 juli 2023 tussen de EU en de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische staten, en hoopt dat deze top tot verbetering van de biregionale betrekkingen zal leiden, met name gezien de toenemende invloed van China en Rusland in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied; verzoekt de lidstaten en de EDEO proactieve diplomatie in de regio na te streven, met een sterke nadruk op de verdediging van de multilaterale wereldorde, het internationaal recht en de eerbiediging van de democratie en de mensenrechten; is ingenomen met de ondertekening van de nieuwe Geavanceerde kaderovereenkomst tussen de EU en Chili, die bestaat uit een politieke en samenwerkingspijler en uit een handels- en investeringspijler, en dringt aan op vooruitgang met het oog op de ondertekening en ratificatie van de algemene overeenkomst tussen de EU en Mexico; verzoekt de Commissie en het Belgische voorzitterschap van de Raad beslissende vooruitgang te boeken en de overeenkomst met Mercosur voor het einde van de huidige zittingsperiode te sluiten, en daarbij de hoogste ambitie aan de dag te leggen wat de handhaving van de duurzaamheidsbepalingen betreft; is ook ingenomen met de afronding van het ratificatieproces van de associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika;

132.  benadrukt dat het belangrijk is de betrekkingen met Noorwegen, de nauwst geassocieerde partner van de EU, verder te versterken door middel van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; is ingenomen met de afronding van de toelichtende gesprekken met Zwitserland en dringt erop aan vooruitgang te boeken in de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst, is ingenomen met het resultaat van de onderhandelingen over een associatieovereenkomst tussen de EU en Andorra en San Marino; neemt kennis van de opschorting van de onderhandelingen over een associatieovereenkomst met Monaco;

133.  dringt aan op een grotere betrokkenheid van de EU in het noordpoolgebied, gezien het grote geostrategische belang daarvan voor de EU met het oog op de gevolgen van klimaatverandering, de industriële en economische concurrentie, de bedreigingen voor de veiligheid, onder meer door de Russische militaire expansie in het hoge noorden, en de vrijheid en veiligheid van de scheepvaart; merkt op dat de NAVO het belang van het hoge noorden heeft onderstreept, met name vanwege de uitbreiding van mogelijke zeeroutes, de toegang tot natuurlijke hulpbronnen, klimaatbescherming en territoriale aanspraken, die allemaal kunnen leiden tot grotere geopolitieke spanningen; wijst er in dit verband op dat de betrokkenheid van de EU in de regio samenwerking met lokale partners, waaronder de inheemse bevolking, moet omvatten;

134.  pleit voor betere ondersteuning van de maritieme veiligheidsstrategie van de EU met het oog op de toenemende problemen in verband met de vrijheid van scheepvaart; dringt erop aan dat de vrijheid van scheepvaart te allen tijde in acht moet worden genomen en dat prioriteit moet worden gegeven aan de-escalatie en het voorkomen van gewapende conflicten en militaire incidenten;

135.  benadrukt dat het zuidpoolgebied gezien de veranderende geopolitieke dynamiek als een opkomende regio van belang moet worden beschouwd; wijst op het belang van multilaterale samenwerking bij het beheer van beschermde mariene gebieden; moedigt de EU aan om een doelgerichte Europese poolagenda te ontwikkelen die haar regionale ambities integreert in haar GBVB en die de aanzienlijke belangen van de lidstaten op het gebied van wetenschap, behoud van de oceanen, visserij, regionale vrede en op regels gebaseerd multilateralisme samenbrengt; dringt aan op een versterkte dialoog tussen de EU en China over Antarctica;

o
o   o

136.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1)PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14.
(2)PB C 167 van 11.5.2023, blz. 105.
(3)PB L 22 van 24.1.2023, blz. 29.
(4)PB L 270 van 18.10.2022, blz. 93.
(5)PB L 325 van 20.12.2022, blz. 110.
(6)PB C, C/2023/404 van 23.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/404/oj.
(7)PB C, C/2023/405 van 23.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/405/oj.
(8)PB C 214 van 16.6.2023, blz. 104.
(9)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0356.
(10)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0106.
(11)PB C 132 van 14.4.2023, blz. 115.
(12)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0242.
(13)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0219.
(14)PB C 347 van 9.9.2022, blz. 61.
(15)PB L 71 van 4.3.2022, blz. 1.
(16)Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0292.
(17)Studie – “Qualified majority voting in common foreign and security policy – A cost of non-Europe report”, Europees Parlement, directoraat-generaal Parlementaire Onderzoeksdiensten, 28 augustus 2023.
(18)PB C 150 van 28.5.1999, blz. 164.
(19)PB C 347 van 9.9.2022, blz. 150.
(20)Resolutie van 19 oktober 2023 van het Europees Parlement over de recente ontwikkelingen in de dialoog Servië-Kosovo, met inbegrip van de situatie in de noordelijke gemeenten van Kosovo (Aangenomen teksten, P9_TA(2023)0372).

Laatst bijgewerkt op: 20 juni 2024Juridische mededeling - Privacybeleid