Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2023/0164(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A9-0422/2023

Ingediende teksten :

A9-0422/2023

Debatten :

Stemmingen :

PV 10/04/2024 - 21.25

Aangenomen teksten :

P9_TA(2024)0200

Aangenomen teksten
PDF 219kWORD 63k
Woensdag 10 april 2024 - Brussel
Wijziging van Richtlijn 2009/18/EG tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector
P9_TA(2024)0200A9-0422/2023
RECTIFICATIES
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 10 april 2024 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/18/EG tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector (COM(2023)0270 – C9-0189/2023 – 2023/0164(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2023)0270),

–  gezien artikel 294, lid 2, en artikel 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9‑0189/2023),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 20 september 2023(1),

–  na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

–  gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 28 februari 2024 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het advies van de Commissie visserij,

–  gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A9‑0422/2023),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.  verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.

(1)PB C, C/2023/875, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/875/oj.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op xx maand 2024 met het oog op de vaststelling van Richtlijn (EU) 2024/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/18/EG tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1286/2011 van de Commissie(1)
P9_TC1-COD(20xx)0000

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s ▌,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  In Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad(4) zijn de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector vastgesteld en is een systeem voor maritiemeveiligheidsonderzoeken (“veiligheidsonderzoeken”) opgenomen. Ongevallen op zee die onder die richtlijn vallen, worden door in de lidstaten opgerichte onafhankelijke onderzoeksinstanties onderzocht om de veiligheid op zee te verbeteren en het mariene milieu te beschermen, teneinde lering te trekken uit het verleden om ongevallen en incidenten in de toekomst te voorkomen.

(2)  Sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 2009/18/EG is de internationale regelgeving gewijzigd en is de technologie geëvolueerd. Die veranderingen en ontwikkelingen, en de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van die richtlijn, moeten in aanmerking worden genomen.

(3)   In dat verband moet de Unie, in overeenstemming met haar internationale toezeggingen op het gebied van de bescherming van het mariene milieu, leiderschap blijven tonen in een sector die zowel op Europees als internationaal niveau gereguleerd is.

(4)  In Richtlijn 2009/18/EG wordt verwezen naar een aantal wetteksten die zijn aangenomen door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en die sinds de inwerkingtreding van de richtlijn zijn ingetrokken, gewijzigd of herzien. Die richtlijn verwijst bijvoorbeeld naar de IMO-code voor onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee die is aangenomen bij IMO-resolutie A.849(20) van 27 november 1997 die is ingetrokken bij de Code van internationale normen en aanbevolen praktijken voor een veiligheidsonderzoek naar een ongeval of incident op zee die is aangenomen bij IMO-resolutie MSC 255(84) van 16 mei 2008 (“Code voor onderzoek naar ongevallen)” en de Richtsnoeren om onderzoekers te helpen bij de uitvoering van de code voor onderzoek naar ongevallen die is aangenomen bij IMO-resolutie A.1075(28) van 4 december 2013 (“IMO-richtsnoeren om onderzoekers te helpen bij de uitvoering van de code voor onderzoek naar ongevallen”).

(5)  De IMO-code voor onderzoek naar ongevallen bevat nieuwe definities, zoals de definitie van “autoriteit voor maritiem veiligheidsonderzoek”, terwijl andere begrippen, zoals “ernstig ongeval”, zijn geschrapt. Die wijzigingen moeten in Richtlijn 2009/18/EG worden opgenomen.

(6)  In Richtlijn 2009/18/EG wordt ook verwezen naar IMO-circulaire MSC-MEPC.Circ.3 van 18 december 2008, “Rapporten over ongevallen en incidenten op zee, herziene geharmoniseerde rapportageprocedures”, die is vervangen door IMO-circulaire MSC-MEPC. ▌3/Circ.4/Rev.1 van 18 november 2014.

(7)  De IMO-richtsnoeren om onderzoekers te helpen bij de uitvoering van de code voor onderzoek naar ongevallen bieden praktisch advies voor het systematisch onderzoek van ongevallen en incidenten op zee en maken de ontwikkeling van doeltreffende analyses en preventieve maatregelen mogelijk. Die richtsnoeren vervangen de gemeenschappelijke methodologie als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1286/2011 van de Commissie(5). Dit houdt in dat ze in Richtlijn 2009/18/EG moeten worden opgenomen en dat Verordening (EU) nr. 1286/2011 moet worden ingetrokken.

(8)  Vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 15 meter vallen momenteel niet onder de reikwijdte van Richtlijn 2009/18/EG. Daardoor worden ongevallen met die vissersvaartuigen noch systematisch noch op geharmoniseerde wijze onderzocht. Dergelijke vaartuigen kapseizen sneller en het gebeurt relatief vaak dat bemanningsleden over boord vallen. Daarom is het nodig die vissersvaartuigen, hun bemanning en het milieu te beschermen door de invoering van een voorlopige beoordeling van zeer ernstige ongevallen op zee waarbij dergelijke vissersvaartuigen betrokken zijn, om te bepalen of de autoriteiten een veiligheidsonderzoek moeten openen, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met het beschikbare bewijsmateriaal en met het feit dat de bevindingen van het veiligheidsonderzoek kunnen leiden tot het voorkomen van toekomstige ongevallen en incidenten op zee. Die maatregel zal naar verwachting een beduidend positief effect hebben op het aantal levens dat op zee wordt gered en het aantal verwondingen van personen dat wordt vermeden, waarbij met name het leven en de gezondheid van Europese vissers worden beschermd.

(9)   Richtlijn 2009/18/EG weerhoudt de lidstaten er niet van nationale voorschriften vast te stellen voor het onderzoeken van ongevallen of incidenten op zee waarbij scheepstypen betrokken zijn die 12 passagiers of minder vervoeren of voor andere commerciële doeleinden worden gebruikt.

(10)  Sommige definities in Richtlijn 2009/18/EG zijn onduidelijk. Er moet een definitie van de lengte van een vissersvaartuig worden vastgesteld, met name wanneer er op basis van deze lengte een onderscheid wordt gemaakt tussen de aanpak en de verplichtingen van de autoriteiten voor maritiem veiligheidsonderzoek (“onderzoeksautoriteiten”).

(11)  De IMO-code voor onderzoek naar ongevallen verwijst naar een voorval dat of een reeks van voorvallen die zich heeft voorgedaan “in rechtstreeks verband met de exploitatie van een schip”. Dat begrip is het onderwerp van aanzienlijke verschillen en moet worden verduidelijkt. Die uiteenlopende interpretaties hebben gevolgen voor het optreden van de autoriteiten voor ongevallenonderzoek, met name wat betreft ongevallen in havens, de mogelijkheid tot gezamenlijk onderzoek en het verzamelen van gegevens over ongevallen en onderzoeken.

(12)  In de IMO-code voor onderzoek naar ongevallen is bepaald dat wanneer zich een zeer ernstig ongeval op zee voordoet, er een maritiem veiligheidsonderzoek moet worden uitgevoerd. Er zijn echter geen richtsnoeren voor de termijn waarbinnen iemand na een ongeval moet overlijden om dat ongeval als zeer ernstig ongeval op zee te beschouwen dat derhalve moet worden onderzocht. Daarom moeten dergelijke richtsnoeren worden opgenomen in Richtlijn 2009/18/EG.

(13)   De onderzoeksautoriteiten moeten hun uiterste best doen om de betrokkenen, met inbegrip van hun families, in kennis te stellen van ongevallenrapporten en hun aanbevelingen alvorens deze openbaar te maken.

(14)   Aangezien het belangrijk is in veiligheidsonderzoeken ook naar menselijke factoren te kijken, moet in veiligheidsonderzoeken terdege rekening worden gehouden met de arbeids- en leefomstandigheden aan boord en de invloed die deze mogelijkerwijs hebben gehad op het ongeval of incident op zee.

(15)  Het beschikbare personeel en de operationele middelen van de autoriteiten voor maritiem veiligheidsonderzoek van de lidstaten lopen sterk uiteen, wat ertoe leidt dat de rapportage over en het onderzoek naar ongevallen op zee ondoeltreffend en onsamenhangend verlopen. Daarom moet de Commissie met de hulp het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) zeer gespecialiseerde analytische ondersteuning bieden voor individuele onderzoeken (zachte vaardigheden), alsook analytische instrumenten en apparatuur (hardware). Voorts moeten samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de lidstaten bij veiligheidsonderzoeken verder worden aangemoedigd en ondersteund, met name in het licht van nieuwe uitdagingen op het gebied van maritieme veiligheid met betrekking tot milieu-, sociale, volksgezondheids- en arbeidsrechtelijke kwesties.

(16)  Het EMSA moet geregelde opleidingen organiseren over specifieke technieken en over nieuwe ontwikkelingen en technologieën die in de toekomst belangrijk zouden kunnen zijn voor ongevallenonderzoek. Die opleidingen moeten onder meer gericht zijn op hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, die bijzonder relevant zijn met het oog op het “Fit for 55”-pakket, op automatisering en op de regels van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(6). Dit zal de veiligheid aan boord van die schepen en de gezondheid en veiligheid van de zeevarenden en vissers die op die vaartuigen werken, verbeteren.

(17)   De onafhankelijkheid van veiligheidsonderzoeken moet onder alle omstandigheden worden gewaarborgd en alle bij die onderzoeken betrokken partijen, met inbegrip van bedrijven, instellingen of openbare of particuliere instanties, moeten vrij zijn van belangenconflicten.

(18)  De lidstaten moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat veiligheidsonderzoeken op consistente wijze worden uitgevoerd en om de onderzoeksautoriteiten te helpen hun capaciteiten op het gebied van veiligheidsonderzoeken te verbeteren en uit te breiden.

(19)   Teneinde Richtlijn 2009/18/EG aan te passen aan de ontwikkeling van het internationaal zeerecht op het gebied van het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector, en om het verzamelen, delen en rapporteren van kennis te vergemakkelijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen voor het wijzigen van de bijlagen bij deze richtlijn. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(7). Met name het bij Richtlijn 2009/18/EG ingestelde raamwerk voor permanente samenwerking moet bij dit overleg worden betrokken. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(20)  Gezien de cyclus van ▌ bezoeken van het EMSA aan de lidstaten om de uitvoering van deze richtlijn te monitoren, moet de Commissie de uitvoering van deze richtlijn uiterlijk vijf jaar na de datum van omzetting van deze wijzigingsrichtlijn evalueren en daarover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten moeten met de Commissie samenwerken om alle voor die evaluatie vereiste informatie te verzamelen.

(21)  Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van voorschriften met betrekking tot het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector teneinde de veiligheid op zee te verbeteren en het mariene milieu te beschermen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar wegens de omvang en de gevolgen van de maatregel beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(22)  Richtlijn 2009/18/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2009/18/EG

Richtlijn 2009/18/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)  Artikel 1, lid 2, wordt vervangen door:"

“2. Aangezien maritiemeveiligheidsonderzoeken (“veiligheidsonderzoeken”) uit hoofde van deze richtlijn niet tot doel hebben aansprakelijkheid vast te stellen of schuld toe te wijzen, worden er uit die onderzoeken geen conclusies in verband met schuld of aansprakelijkheid getrokken. De lidstaten waarborgen dat de autoriteiten voor maritiem veiligheidsonderzoek (de “onderzoeksautoriteiten”) niet belemmerd of verhinderd worden om de oorzaken van een ongeval of incident op zee onverkort te rapporteren ▌.

"

2)  artikel 2, lid 2, onder d), wordt geschrapt;

3)  Artikel 3 wordt vervangen door:"

“Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

   1) “IMO-code voor onderzoek naar ongevallen”: de Code van internationale normen en aanbevolen praktijken voor een veiligheidsonderzoek naar een ongeval of incident op zee, in de bijlage bij resolutie MSC.255(84) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO, in de versie die van kracht is;
   2) “IMO-richtsnoeren om onderzoekers te helpen bij de uitvoering van de code voor onderzoek naar ongevallen”: de richtsnoeren die door de algemene vergadering van de IMO zijn aangenomen bij resolutie A.1075(28) van 4 december 2013, in de versie die van kracht is;
   3) De volgende termen worden gebruikt overeenkomstig de definities in de IMO-code voor onderzoek naar ongevallen:
   a) “ongeval op zee”,
   b) “zeer ernstig ongeval op zee”,
   c) “incident op zee”,
   d) “maritiem veiligheidsonderzoek”,
   e) “autoriteit voor maritiem veiligheidsonderzoek”,
   f) “staat van het maritiem veiligheidsonderzoek”,
   g) “staat die een aanzienlijk belang heeft”,
   h) “ernstig letsel”;
   4) “IMO-richtsnoeren betreffende de billijke behandeling van zeelieden bij ongevallen op zee”: de richtsnoeren in de bijlage bij resolutie LEG.3(91) van de juridische commissie van de IMO van 27 april 2006, zoals goedgekeurd door de raad van bestuur van de Internationale Arbeidsorganisatie in zijn 296e zitting van 12 tot 16 juni 2006, in de versie die van kracht is;
   5) roropassagiersschip”: roropassagiersschip als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Richtlijn (EU) 2017/2110 van het Europees Parlement en de Raad*;
   6) “hogesnelheidspassagiersvaartuig”: “hogesnelheidspassagiersvaartuig” als gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Richtlijn (EU) 2017/2110;
   7) “reisgegevensrecorder” (VDR): “reisgegevensrecorder” (VDR) als gedefinieerd in punt 4.1 van de bijlage bij Resolutie MSC.333(90) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO, in de versie die van kracht is en als aangevuld met de relevante prestatienormen van de IMO die van toepassing zijn op de datum van installatie van die VDR aan boord van het vaartuig, en onverminderd het Unierecht;
   8) “vereenvoudigde reisgegevensrecorder” (S-VDR): “vereenvoudigde reisgegevensrecorder” als gedefinieerd in punt 4.1 van de bijlage bij IMO-resolutie MSC. 163(78) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO van 17 mei 2004, in de versie die van kracht is en als aangevuld met de relevante prestatienormen van de IMO die van toepassing zijn op de datum van installatie van die S-VDR aan boord van het vaartuig, en onverminderd het Unierecht;
   9) Onder “veiligheidsaanbeveling” wordt verstaan een voorstel, ook ten behoeve van registratie en controle, van:
   a) de onderzoeksautoriteit van de staat die het veiligheidsonderzoek verricht of leidt, gebaseerd op uit dat onderzoek verkregen informatie; of
   b) in voorkomend geval de Commissie, op basis van een abstracte gegevensanalyse en de resultaten van uitgevoerde veiligheidsonderzoeken;
   10) “Lengte van een vissersvaartuig” wordt gebruikt overeenkomstig de definitie van artikel 2 van Verordening (EU) 2017/1130 van het Europees Parlement en de Raad**;
   11) “dodelijk letsel”: een door een bij een ongeval betrokken persoon opgelopen letsel dat binnen 30 dagen na het tijdstip van het ongeval de dood tot gevolg heeft, indien de desbetreffende informatie beschikbaar is.

________________

* Richtlijn (EU) 2017/2110 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 betreffende een inspectiesysteem voor de veilige exploitatie van ro-ro-passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen op geregelde diensten en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG en tot intrekking van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 61).

** Verordening (EU) 2017/1130 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 1).”.

"

4)  Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)  lid 1, punt a), wordt vervangen door:"

“a) onafhankelijk van strafrechtelijke of andere parallelle veiligheidsonderzoeken die worden uitgevoerd om de aansprakelijkheid vast te stellen of de schuld te verdelen, en dat de onderzoeksautoriteiten in staat zijn verslag uit te brengen over de resultaten van veiligheidsonderzoeken zonder leiding of inmenging van personen, organisaties of partijen die door de uitkomst ervan kunnen worden beïnvloed.”;

"

b)  lid 2, punt b), wordt vervangen door:"

“b) coördinatie van de activiteiten van hun respectieve onderzoeksautoriteiten, voor zover dat noodzakelijk is om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken.”;

"

5)  De artikelen 5 en 6 worden vervangen door:"

“Artikel 5

Onderzoeksverplichting

1.  Elke lidstaat waarborgt dat de in artikel 8 bedoelde onderzoeksautoriteit een veiligheidsonderzoek instelt na elk zeer ernstig ongeval op zee:

   a) waarbij een onder zijn vlag varend schip is betrokken, ongeacht de plaats van het ongeval;
   b) in zijn territoriale zee of binnenwateren als omschreven in Unclos, ongeacht de vlag van het schip of de schepen die bij het ongeval zijn betrokken; of
   c) waarbij de lidstaat een aanzienlijk belang heeft, ongeacht de plaats van het ongeval of de vlag van het betrokken schip of de betrokken schepen.

2.  In het geval van een vissersvaartuig met een lengte van minder dan 15 meter verricht de onderzoeksautoriteit onverwijld en uiterlijk twee maanden na het zeer ernstige ongeluk op zee als bedoeld in lid 1 van dit artikel een voorlopige beoordeling van het zeer ernstig ongeval op zee om te bepalen of er al dan niet een veiligheidsonderzoek moet worden uitgevoerd. Wanneer de onderzoeksinstantie besluit om geen veiligheidsonderzoek te verrichten, worden de redenen voor dit besluit onverwijld en uiterlijk twee maanden na het zeer ernstige ongeluk op zee genoteerd en kenbaar gemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 3.

3.  In de in lid 2 bedoelde besluiten houdt de onderzoeksautoriteit rekening met het beschikbare bewijsmateriaal en met de mogelijkheid dat de bevindingen van het veiligheidsonderzoek leiden tot het voorkomen van ongevallen en incidenten in de toekomst.

4.  In het geval van een ander niet in de leden 1, 2 of 3 bedoeld ongeval of incident op zee besluit de onderzoeksautoriteit of er al dan niet een veiligheidsonderzoek moet worden verricht.

5.  De omvang en de praktische regelingen voor het verrichten van veiligheidsonderzoeken worden vastgesteld door de onderzoeksautoriteit van de voor het onderzoek verantwoordelijke lidstaat in samenwerking met de overeenkomstige autoriteiten van de andere staten die een aanzienlijk belang hebben, op een wijze die de onderzoeksautoriteit van de voor het onderzoek verantwoordelijke lidstaat het meest geschikt acht om de doelstelling van deze richtlijn te verwezenlijken en om ongevallen en incidenten in de toekomst te voorkomen.

6.  Bij het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken volgt de onderzoeksautoriteit de IMO-richtsnoeren om onderzoekers te helpen bij de uitvoering van de code voor onderzoek naar ongevallen. Onderzoekers mogen van die richtsnoeren afwijken als dat, naar hun professioneel oordeel, noodzakelijk is om de onderzoeksdoelstellingen te bereiken. De Commissie kan aanbevelingen ter uitvoering van deze richtsnoeren goedkeuren, rekening houdend met relevante lessen die uit veiligheidsonderzoeken worden getrokken, en na de onderzoeksautoriteiten te hebben geraadpleegd in het kader voor permanente samenwerking van artikel 10.

7.  Bij de beslissing of een ongeval of incident op zee langszij een schip, op de aanlegplaats of in de haven, waarbij wal- of havenarbeiders betrokken zijn, zich heeft voorgedaan “in rechtstreeks verband met de activiteiten van een schip” en dus het voorwerp is van een veiligheidsonderzoek, besteden de lidstaten bijzondere aandacht, in overeenstemming met hun nationaal recht, aan de rol en de relevantie van de structuur, de uitrusting, de procedures, de bemanning en het management van het schip in en voor de ondernomen activiteit.

8.  Na een ongeval of incident op zee wordt het veiligheidsonderzoek onverwijld en in ieder geval uiterlijk twee maanden na het voorval ingeleid.

9.  Als in de loop van een maritiem veiligheidsonderzoek bekend wordt dat er een strafbaar feit is gepleegd op grond van de artikelen 3, 3 bis, 3 ter of 3 quater van het IMO-Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart van 10 maart 1988, in de versie die van kracht is, stelt de onderzoeksautoriteit, rekening houdend met het nationaal recht, de maritieme veiligheidsautoriteiten van de lidstaat of lidstaten en van elk betrokken derde land daarvan onmiddellijk in kennis ▌.

Artikel 6

Rapportageverplichting

De lidstaten nemen in hun rechtsstelsels de verplichting op dat hun onderzoeksautoriteit door de verantwoordelijke autoriteiten of de betrokken partijen onverwijld in kennis wordt gesteld van elk onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallend ongeval of incident.”;

"

6)  Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)  in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:"

Het verrichten van parallelle veiligheidsonderzoeken naar eenzelfde ongeval of incident op zee wordt strikt beperkt tot uitzonderlijke gevallen. In deze gevallen melden lidstaten de redenen voor het verrichten van zulke parallelle onderzoeken aan de Commissie. Lidstaten die parallelle veiligheidsonderzoeken verrichten, werken met elkaar samen. In het bijzonder wisselen de betrokken onderzoeksautoriteiten tijdig alle informatie uit die ze in de loop van hun respectieve onderzoeken hebben verzameld, met name om, voor zover mogelijk, gedeelde conclusies te bereiken.

"

b)  het volgende lid wordt ingevoegd:"

“1 bis. Tijdens de uitvoering van het veiligheidsonderzoek verlenen de lidstaten die een aanzienlijk belang hebben, voor zover dat praktisch uitvoerbaar is, de lidstaat (lidstaten) van het maritiem veiligheidsonderzoek toegang tot de voor het maritiem veiligheidsonderzoek relevante informatie. De onderzoeker(s) die een veiligheidsonderzoek uitvoert (uitvoeren), wordt, indien dit nodig wordt geacht, ook toegang verleend tot informatie waarover inspecteurs van de overheid, personeel van de kustwacht, exploitanten van scheepvaartdiensten, loodsen en ander maritiem personeel van de staat die een aanzienlijk belang heeft, beschikken, overeenkomstig zijn nationaal recht.”;

"

c)   lid 4 wordt vervangen door:"

4. Wanneer een roroveerboot of hogesnelheidspassagiersvaartuig betrokken is bij een ongeval of incident op zee, wordt de veiligheidsonderzoeksprocedure ingeleid door de lidstaat in wiens territoriale of interne wateren als gedefinieerd in UNCLOS het ongeval of incident heeft plaatsgevonden. Indien het ongeval of incident in andere wateren heeft plaatsgevonden, wordt de veiligheidsonderzoeksprocedure ingeleid door de laatste lidstaat die door die roroveerboot of dat hogesnelheidsvaartuig is bezocht. De lidstaat die de veiligheidsonderzoeksprocedure heeft ingeleid, blijft verantwoordelijk voor het veiligheidsonderzoek en de coördinatie met andere lidstaten die een aanzienlijk belang hebben, totdat in onderling overleg is vastgesteld welk de voor het onderzoek verantwoordelijke staat is.”;

"

7)  De artikelen 8 en 9 worden vervangen door:"

“Artikel 8

Autoriteiten voor maritiem veiligheidsonderzoek

1.  De lidstaten waarborgen dat veiligheidsonderzoeken worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een onpartijdige, onafhankelijke en permanente autoriteit voor veiligheidsonderzoek die over de nodige bevoegdheden en over voldoende (financiële) middelen beschikt, en door naar behoren gekwalificeerde onderzoekers die over deskundigheid op het gebied van ongevallen en incidenten op zee beschikken om hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn te kunnen vervullen.

Noch de passende aanstelling van onderzoekers met de nodige specialistische vaardigheden om tijdelijk deel te nemen aan een maritiem veiligheidsonderzoek, noch het gebruik van adviseurs om deskundig advies te verstrekken over enig aspect van een maritiem veiligheidsonderzoek wordt uitgesloten.

Teneinde het veiligheidsonderzoek op onpartijdige wijze te verrichten, is de autoriteit voor veiligheidsonderzoek wat betreft haar organisatie, juridische structuur en besluitvorming onafhankelijk van iedere partij waarvan de belangen strijdig zouden kunnen zijn met de haar toevertrouwde opdracht.

Door land omsloten lidstaten die niet beschikken over schepen of vaartuigen die hun vlag voeren en onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, wijzen een onafhankelijk contactpunt aan voor samenwerking bij het veiligheidsonderzoek ingevolge artikel 5, lid 1, punt c).

2.  De autoriteit voor veiligheidsonderzoek waarborgt dat individuele onderzoekers over de nodige operationele kennis en praktische ervaring beschikken op de gebieden die onder hun normale onderzoeksbevoegdheden vallen. Bovendien waarborgt de autoriteit voor veiligheidsonderzoek dat specifieke deskundigheid, mocht die noodzakelijk blijken, op korte termijn beschikbaar is.

3.  De aan de autoriteit voor veiligheidsonderzoek toevertrouwde taken kunnen worden uitgebreid tot het verzamelen en analyseren van gegevens met betrekking tot maritieme veiligheid, met name voor preventiedoeleinden, voor zover die activiteiten geen afbreuk doen aan haar onafhankelijkheid of geen regelgevende, bestuurlijke of normgevende verantwoordelijkheden met zich meebrengen.

4.  De lidstaten zorgen er in het kader van hun respectieve rechtsstelsels voor dat de onderzoekers van hun eigen autoriteit voor veiligheidsonderzoek of van een andere autoriteit voor veiligheidsonderzoek waaraan zij het maritiem veiligheidsonderzoek hebben gedelegeerd, waar nodig in samenwerking met de voor het gerechtelijk onderzoek verantwoordelijke autoriteiten, in het bezit worden gesteld van alle voor het verrichten van het maritiem veiligheidsonderzoek relevante informatie en technologische middelen en daartoe:

   a) toegang krijgen tot de relevante gebieden of de plaats van het ongeval, alsmede tot elk schip, wrak of andere constructie, met inbegrip van lading, uitrusting en wrakstukken;
   b) de onmiddellijke inventarisatie van bewijsmateriaal mogen maken en mogen overgaan tot een gecontroleerde opsporing en verwijdering van wrakgoed, wrakstukken en andere onderdelen of materialen ten behoeve van onderzoek of analyse;
   c) de onder b) bedoelde voorwerpen mogen laten onderzoeken of analyseren en vrije toegang krijgen tot de resultaten van dergelijke onderzoeken of analyses;
   d) alle relevante informatie en geregistreerde gegevens, met inbegrip van de gegevens van de VDR of de S-VDR, met betrekking tot een schip, registraties van verkeersbegeleidingsdiensten voor de scheepvaart, de reis, de lading, een bemanningslid of andere persoon, een voorwerp, een toestand of omstandigheid vrij mogen inzien, kunnen kopiëren en gebruiken;
   e) vrije toegang krijgen tot de resultaten van de onderzoeken op de lichamen van slachtoffers of van testen op monsters genomen van de lichamen van slachtoffers;
   f) de resultaten mogen opvragen van onderzoeken of analyses van monsters van degenen die bij de exploitatie van een schip zijn betrokken of van andere relevante personen, en daartoe vrije toegang krijgen;
   g) getuigen mogen horen in afwezigheid van personen van wie de belangen geacht zouden kunnen worden het veiligheidsonderzoek te schaden;
   h) toegang krijgen tot archiefgegevens en relevante informatie waarover de vlaggenstaat, de eigenaars, de classificatiebureaus en andere betrokken partijen beschikken, voor zover die partijen of hun vertegenwoordigers in de betrokken lidstaat zijn gevestigd;
   i) een beroep kunnen doen op ondersteuning door de betrokken autoriteiten in de respectieve staten, waaronder inspecteurs van de vlaggenstaat en de havenstaat, personeel van de kustwacht, operators van verkeersbegeleidingsdiensten voor de scheepvaart, opsporings- en reddingsbrigades, loodsen of ander personeel van haven- of scheepvaartdiensten.

5.  De autoriteit voor veiligheidsonderzoek krijgt de bevoegdheid onmiddellijk te reageren wanneer ze in kennis wordt gesteld van een ongeval en krijgt voldoende middelen om haar taken onafhankelijk te verrichten. De veiligheidsonderzoekers wordt een status toegekend die hun onafhankelijkheid voldoende waarborgt.

6.  De autoriteit voor veiligheidsonderzoek mag haar taken uit hoofde van deze richtlijn combineren met onderzoeken naar andere gebeurtenissen dan ongevallen op zee, mits dergelijke onderzoeken haar onafhankelijkheid niet in gevaar brengen.

7.  ▌Elke lidstaat kan een kwaliteitsbeheersysteem voor zijn autoriteit voor veiligheidsonderzoek ontwikkelen, implementeren en onderhouden.”;

8.   Het raamwerk voor permanente samenwerking waar in artikel 10 naar wordt verwezen, ondersteunt onderzoeksautoriteiten en vergroot hun vermogens om veiligheidsonderzoeken uit te voeren door middel van het opstellen van richtsnoeren en aanbevelingen, teneinde te waarborgen dat veiligheidsonderzoeken op consistente wijze worden uitgevoerd, en ontwikkelen en implementeren in dit verband een programma voor collegiale toetsing.

Artikel 9

Vertrouwelijkheid

1.   Onverminderd Verordening (EU) 2016/679 zorgt een lidstaat er in het kader van zijn rechtsstelsel voor dat de volgende gegevens niet voor andere doeleinden dan het veiligheidsonderzoek beschikbaar worden gesteld, tenzij de bevoegde instantie van de lidstaat in kwestie concludeert dat er met de openbaarmaking van die gegevens een hoger openbaar belang is gediend, ook indien die lidstaat concludeert dat de voordelen van de openbaarmaking zwaarder wegen dan de mogelijke negatieve binnenlandse en internationale gevolgen van de openbaarmaking voor het veiligheidsonderzoek in kwestie of toekomstige veiligheidsonderzoeken:

   a) alle verklaringen die personen tijdens het veiligheidsonderzoek hebben afgelegd tegenover de veiligheidsonderzoeksinstantie;
   b) documenten die de identiteit onthullen van personen die in de kader van het veiligheidsonderzoek zijn gehoord;
   c) bijzonder gevoelige of persoonlijke informatie die door de autoriteit voor veiligheidsonderzoek is verzameld, met inbegrip van informatie over de gezondheid van personen;
   d) materiaal dat vervolgens tijdens het veiligheidsonderzoek wordt opgesteld, zoals nota’s, voorbereidende documenten en standpunten van de veiligheidsonderzoekers, en adviezen die tijdens de analyse van de informatie worden uitgebracht;
   e) informatie en bewijsmateriaal van veiligheidsonderzoekers uit andere lidstaten of derde landen, overeenkomstig internationale normen en aanbevolen werkwijzen, indien hun autoriteit voor veiligheidsonderzoek daarom verzoekt;
   f) ontwerpen van tussentijdse, beknopte of eindrapporten;
   g) alle communicatie tussen personen die bij de exploitatie van het schip betrokken zijn geweest;
   h) schriftelijke of elektronische opnamen en transcripties van opnamen van verkeersbegeleidingsdiensten, inclusief hun verslagen en resultaten voor interne doeleinden.

2.   VDR- en S-VDR-opnamen van veiligheidsonderzoeken worden niet beschikbaar gesteld of gebruikt voor andere doeleinden dan het veiligheidsonderzoek of de veiligheid van de zeevaart, tenzij die opnamen geanonimiseerd zijn of de openbaarmaking plaatsvindt middels veilige procedures.

3.   Voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden alleen gegevens die strikt noodzakelijk zijn, openbaar gemaakt.

4.   De lidstaten kunnen, met inachtneming van het Unierecht, het aantal gevallen waarin tot openbaarmaking besloten kan worden, beperken.”;

"

8)  Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)  lid 1 wordt vervangen door:"

“1. De lidstaten creëren in nauwe samenwerking met de Commissie een raamwerk voor permanente samenwerking dat hun respectieve autoriteiten voor veiligheidsonderzoek in staat stelt onderling samen te werken, in de mate die noodzakelijk is om de doelstelling van deze richtlijn te verwezenlijken.”;

"

b)  lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)  de inleidende zin en punt a) worden vervangen door:"

“3. Binnen het raamwerk voor permanente samenwerking maken de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek in de lidstaten in het bijzonder afspraken over de beste wijze van samenwerking met het oog op:

   a) het mogelijk maken van het gedeelde gebruik door de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek van installaties, voorzieningen en apparatuur voor technisch onderzoek van wrakgoed en scheepsapparatuur en andere voorwerpen die voor veiligheidsonderzoeken van belang zijn, met inbegrip van het uitlezen en analyseren van de gegevens van de VDR of S-VDR en andere elektronische instrumenten;”;

"

ii)  de punten h) en i) worden vervangen door:"

“h) het bevorderen van de samenwerking met autoriteiten voor veiligheidsonderzoek van derde landen en met de internationale onderzoeksinstanties die belast zijn met het onderzoek naar ongevallen op zee op terreinen die onder deze richtlijn vallen;

   i) het verstrekken van alle relevante informatie aan autoriteiten voor veiligheidsonderzoek die veiligheidsonderzoeken verrichten.”;

"

9)   In artikel 12 wordt lid 3 vervangen door:"

“3. De medewerking van een lidstaat aan een veiligheidsonderzoek dat wordt verricht door een derde land dat een aanzienlijk belang heeft, laat de naleving van de uit deze richtlijn voortvloeiende gedrags- en rapportagevoorschriften inzake veiligheidsonderzoeken onverlet. Indien een derde land met een aanzienlijk belang een veiligheidsonderzoek leidt waarbij één of meer lidstaten zijn betrokken, kunnen de lidstaten besluiten om geen parallel veiligheidsonderzoek te verrichten, op voorwaarde dat het door het derde land geleide veiligheidsonderzoek overeenkomstig de IMO-code voor onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee wordt verricht. In dergelijke gevallen is artikel 14 niet van toepassing op de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek van de lidstaten.”;

"

10)   In artikel 13 wordt punt a) vervangen door:"

“a) dat alle informatie afkomstig van kaarten, scheepsjournalen, elektronische en magnetische opnamen en videobanden, met inbegrip van de gegevens van VDR’s of S-VDR’s en andere elektronische instrumenten, die betrekking hebben op de periode voor, tijdens en na het ongeval, bewaard blijft;”;

"

11)  Artikel 14 wordt vervangen door:"

“Artikel 14

Ongevallenrapporten

1.  Over een veiligheidsonderzoek dat uit hoofde van deze richtlijn wordt verricht, wordt in de door de bevoegde autoriteit voor veiligheidsonderzoek bepaalde vorm en overeenkomstig de desbetreffende delen van bijlage I een ongevallenrapport opgesteld en gepubliceerd.

Een autoriteit voor veiligheidsonderzoek kan besluiten uitsluitend een beknopt rapport over een veiligheidsonderzoek te publiceren indien:

   a) het veiligheidsonderzoek geen betrekking heeft op een zeer ernstig ongeval op zee; of
   b) de conclusies van het veiligheidsonderzoek naar een ongeval of incident op zee niet zullen bijdragen tot de preventie van ongevallen of incidenten op zee in de toekomst.

2.  Autoriteiten voor veiligheidsonderzoek doen al het mogelijke om het in lid 1 bedoelde ongevallenrapport, met inbegrip van de conclusies ervan en eventuele aanbevelingen, binnen 12 maanden vanaf de dag van het ongeval voor het publiek beschikbaar te maken, en met name voor de maritieme sector. Indien het, in geval van een zeer ernstig ongeval, niet mogelijk is het eindongevallenrapport binnen die termijn te voltooien, wordt binnen 12 maanden na de dag van het ongeval een tussentijds ongevallenrapport gepubliceerd.

3.  De autoriteit voor veiligheidsonderzoek van de voor het onderzoek verantwoordelijke lidstaat zendt de Commissie een exemplaar toe van het eindrapport of het tussentijdse rapport. De autoriteit voor veiligheidsonderzoek houdt rekening met de eventuele technische opmerkingen van de Commissie over eindrapporten, los van de inhoudelijke bevindingen, ter verbetering van de kwaliteit van het ongevallenrapport op de wijze die het meest geschikt is om de doelstelling van deze richtlijn te verwezenlijken.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de onderstaande delen van bijlage I bij deze richtlijn te wijzigen: “2. Feitelijke informatie”, “3. Omschrijving” en “4. Analyse.”;

"

12)  In artikel 15 worden de leden 1 en 2 vervangen door:"

“1. De lidstaten waarborgen dat met de veiligheidsaanbevelingen van de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek op passende wijze rekening wordt gehouden door degenen aan wie zij gericht zijn, met name om in de toekomst ongevallen te voorkomen, en dat er, waar nodig, een passend gevolg aan wordt gegeven overeenkomstig het Unierecht en het internationaal recht.

2.  Indien nodig doen de autoriteit voor veiligheidsonderzoek of de Commissie veiligheidsaanbevelingen op basis van een abstracte analyse van gegevens en de algemene resultaten van uitgevoerde veiligheidsonderzoeken.”;

"

13)  In artikel 16 wordt de eerste alinea vervangen door:"

“Onverminderd haar recht om een vroegtijdige waarschuwing te doen uitgaan, brengt de autoriteit voor veiligheidsonderzoek van een lidstaat ongeacht de fase van het veiligheidsonderzoek de Commissie onverwijld op de hoogte van de noodzaak om een vroegtijdige waarschuwing te geven wanneer ze van mening is dat er op Unieniveau dringende maatregelen moeten worden getroffen om het risico van nieuwe ongevallen te voorkomen.”;

"

14)  Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)  het volgende lid ▌wordt ingevoegd:"

“2 bis. De lidstaten melden bij het EMCIP alle ongevallen en incidenten op zee volgens het model in bijlage II en verstrekken, indien er een veiligheidsonderzoek wordt uitgevoerd, gegevens die het veiligheidsonderzoek oplevert overeenkomstig de regeling voor de EMCIP-databank. In het geval van vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 15 meter is alleen de melding van zeer ernstige ongevallen op zee vereist. Indien zeer ernstige ongevallen op zee met vissersvaartuigen van minder dan 15 meter niet worden onderzocht, worden de redenen daarvoor gemeld bij het EMCIP.”;

"

b)  lid 3 wordt vervangen door:"

“3. De autoriteiten voor veiligheidsonderzoek van de lidstaten rapporteren alle zeer ernstige ongevallen op zee bij het EMCIP. De lidstaten kunnen beslissen welke bevoegde nationale autoriteit(en) moet(en) rapporteren over andere ongevallen en incidenten op zee, en wijzen die aan. Als de Commissie op de hoogte is van een ongeval of incident op zee, licht zij de bevoegde nationale autoriteiten hierover in.”;

"

c)   het volgende lid wordt ingevoegd:"

“5. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 20 om bijlage II bij deze richtlijn te wijzigen, om de lijst met gegevens over ongevallen of incidenten op zee te actualiseren om rekening te houden met wijzigingen die de IMO aanbrengt aan de IMO-code voor onderzoek naar ongevallen.”;

"

15)  het volgende artikel ▌wordt ingevoegd:"

“Artikel 17 bis

Opleiding en operationele ondersteuning

1.  De Commissie, ondersteund door het EMSA en in samenwerking met de lidstaten, bevordert capaciteitsontwikkeling en kennisdeling binnen en tussen de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek door het verstrekken van geregelde opleidingen over nieuwe juridische en technologische ontwikkelingen, specifieke technieken en instrumenten en technologieën met betrekking tot schepen en hun uitrusting en activiteiten, rekening houdend met de behoeften van de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek van de lidstaten.

2.  Op verzoek van de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek van de lidstaten en in de veronderstelling dat zich geen belangenconflict voordoet, verleent de Commissie die lidstaten operationele ondersteuning bij het uitvoeren van hun veiligheidsonderzoeken. Die ondersteuning kan de levering omvatten van gespecialiseerde analytische instrumenten of apparatuur, alsmede specifieke deskundigheid, op voorwaarde dat de levering van ondersteuning de onafhankelijkheid van de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek niet in gevaar brengt.”;

"

16)  De artikelen 19 en 20 worden vervangen door:"

“Artikel 19

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad* ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad**.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.”;

________________

* Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1).

** Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI:

Artikel 20

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in de artikel 14, lid 4, en artikel 17, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van ... [de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn].

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 14, lid 4, en artikel 17, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven*.

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 14, lid 4, en artikel 17, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien noch het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

________________

* PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”.

"

17)   Het volgende artikel wordt ingevoegd:"

Artikel 20 bis

Wijzigingen van de IMO-code voor onderzoek naar ongevallen

De wijzigingen van de IMO-code voor onderzoek naar ongevallen zijn van toepassing, onverminderd de procedure voor het controleren van de conformiteit als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002.”;

"

18)  Artikel 23 wordt vervangen door:"

“Artikel 23

Evaluatie van de uitvoering

De Commissie dient uiterlijk op … [90 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering en naleving van deze richtlijn, en stelt indien nodig aanvullende maatregelen voor in het licht van de in dit verslag opgenomen aanbevelingen, waaronder het in overweging nemen van de mogelijkheid om verplicht veiligheidsonderzoek voor vissersvaartuigen met een lengte van minder dan 15 meter in het toepassingsgebied van deze richtlijn op te nemen, en de impact daarvan op de werkdruk van de autoriteiten voor veiligheidsonderzoek.”;

"

19)  Het volgende artikel wordt ingevoegd: "

“Artikel 24 bis

Intrekking

Verordening (EU) nr. 1286/2011 van de Commissie wordt ingetrokken met ingang van ... [30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn].”;

"

20)   Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)  punt 2.1 wordt vervangen door:"

2.1. Scheepsgegevens;

scheepsvlag/register;

identificatiegegevens van het schip;

belangrijkste kenmerken van het schip;

eigenaar en exploitant;

constructiegegevens;

minimale bemanningssterkte;

toegestane lading;

voor vissersvaartuigen, het type visserij dat ten tijde van het ongeval werd uitgevoerd.”;

"

b)   punt 2.3 wordt vervangen door:"

2.3. Informatie over het ongeval of incident op zee

aard van het ongeval of incident op zee;

datum en tijdstip;

positie en plaats van het ongeval of incident op zee;

externe en interne omstandigheden;

scheepsexploitatie en reissegment;

plaats aan boord;

in het geval van ongelukken of incidenten op zee waarbij wal- of havenarbeiders betrokken zijn, de lading die werd vervoerd;

gegevens betreffende menselijke factoren;

gevolgen (voor mensen, schip, lading, milieu enz.).”;

"

21)   Bijlage II, punt 30, wordt vervangen door:"

30. Schade aan de lading, met inbegrip van op zee verloren gegane containers.”.

"

Artikel 2

Omzetting

1.  De lidstaten doen uiterlijk ... [30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ...,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) TEKST WERD GEDEELTELIJK IN JURIDISCH-TAALKUNDIG OPZICHT NAGEKEKEN.
(2)PB C, C/2023/875, 15.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/875/oj.
(3)Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024.
(4)Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 114).
(5)Verordening (EU) nr. 1286/2011 van de Commissie van 9 december 2011 tot vaststelling van een gemeenschappelijke methodologie voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, krachtens artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 10.12.2011, blz. 36).
(6) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(7)PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

Laatst bijgewerkt op: 16 april 2024Juridische mededeling - Privacybeleid