Gemeenschappelijk vervoersbeleid: overzicht
Het vervoersbeleid maakt al meer dan 30 jaar deel uit van het gemeenschappelijk beleid van de EU. Naast de openstelling van de vervoersmarkten voor concurrentie en de totstandbrenging van het trans-Europees vervoersnetwerk zal het model van “duurzame mobiliteit” nog belangrijker worden, in het bijzonder met het oog op de voortdurend groeiende uitstoot van broeikasgassen door de vervoerssector, waardoor de klimaatdoelstellingen van de Europese Unie in gevaar dreigen te komen.
Rechtsgrond en doelstellingen
De rechtsgrond wordt gevormd door artikel 4, lid 2, punt g), en titel VI van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Al in het Verdrag van Rome benadrukten de lidstaten het belang van een gemeenschappelijk vervoersbeleid door er een aparte titel aan te wijden. Dit zorgde ervoor dat vervoer een van de eerste gemeenschappelijke beleidsterreinen van de Gemeenschap was. De eerste prioriteit was de totstandkoming van een gemeenschappelijke vervoersmarkt met vrijheid van dienstverrichting en de openstelling van de nationale vervoersmarkten. Bij de openstelling van de vervoersmarkten is het essentieel dat er eerlijke concurrentievoorwaarden worden gecreëerd binnen de verschillende vormen van vervoer, maar ook daartussen. Daarom is harmonisatie steeds belangrijker geworden. In dat kader zijn nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ingevoerd en zijn de technologische, maatschappelijke en fiscale omstandigheden waarin vervoersdiensten worden verleend verbeterd.
In het Witboek uit 2011 getiteld “Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem” (COM(2011)0144) werd gepleit voor de reductie van de broeikasgasemissies van vervoer met 20 % (met uitzondering van het internationale zeevervoer) tussen 2008 en 2030 en een reductie met minstens 60 % tussen 1990 en 2050. Tevens werd ervoor gepleit om de emissies door de internationale scheepvaart tussen 2005 en 2050 met 40 % te verminderen. Er werd erop aangedrongen het aandeel van duurzame koolstofarme brandstoffen in de luchtvaart tegen 2050 te verhogen tot 40 % en er werd ervoor gepleit om het gebruik van voertuigen op klassieke brandstoffen in de stad te halveren tegen 2030, en volledig te verbieden tegen 2050.
Deze doelstellingen blijven echter ver achter bij de doelstellingen die zijn vastgesteld tijdens de klimaatconferentie van Parijs (ook wel bekend als COP21) in december 2015.Deze vaststelling heeft invloed gehad op het door de Commissie voorgestelde actieplan (COM(2019)0640) met als titel “Een Europese Green Deal”. Dit plan omvat niet alleen een aantal kernambities (zoals “slimme en duurzame mobiliteit”) maar ook overkoepelende klimaatwetgevingsdoelstellingen, zodat politieke verbintenissen inzake klimaatbeleid worden omgezet in wettelijke verplichtingen. Met het oog op de klimaatneutraliteitsdoelstelling van de EU moet de vervoerssector zijn CO2-emissies tegen 2050 met 90 % verminderen. Op 9 december 2020 heeft de Commissie haar mededeling “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit – Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” gepubliceerd; Daarin worden de stappen beschreven om het vervoerssysteem van de EU te transformeren, in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal en de digitale strategie van de EU, teneinde de vervoerssector duurzamer, digitaler en veerkrachtiger te maken.
Algemene beleidsrichtsnoeren
Het pad naar een gemeenschappelijke wetgeving in de vervoerssector werd pas geëffend toen het Parlement een beroep wegens nalaten tegen de Raad instelde. In het arrest van 22 mei 1985 in zaak 13/83 drong het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) er bij de Raad op aan om maatregelen te nemen en zo het startschot te geven voor de ontwikkeling van een echt gemeenschappelijk vervoersbeleid.
Op 2 december 1992 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan het Witboek over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid (COM(1992)0494). Dit betekende het begin van een aanzienlijke verschuiving naar “duurzame mobiliteit”. In het Witboek van 22 juli 1998 getiteld “Een eerlijke vergoeding voor het infrastructuurgebruik: een gefaseerde aanpak van een gemeenschappelijk kader voor het in rekening brengen van het gebruik van vervoersinfrastructuur in de EU” (COM(1998)0466) werd gewezen op de grote verschillen tussen lidstaten op het gebied van vervoersheffingen, die leidden tot concurrentievervalsing binnen en tussen de vervoersvormen.
Uitvoering
In het Witboek van september 2001 getiteld “Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen” (COM(2001)0370) analyseerde de Commissie de uitdagingen van de sector met betrekking tot de voor de deur staande uitbreiding van de EU naar het oosten. De Commissie stelde een pakket met 60 maatregelen voor die waren bedoeld om de economische groei los te koppelen van de verkeerstoename, de ongelijke groei van de diverse vervoersvormen aan te pakken, een actieplan voor de verbetering van de verkeersveiligheid te bevorderen, de rechten van de vervoersgebruikers te consolideren en te zorgen voor kostentransparantie door de harmonisatie van de heffingsbeginselen.
Daarnaast is de Unie van start gegaan met een aantal ambitieuze technologieprojecten, waaronder het Galileo-systeem voor satellietnavigatie, het Europees beheersysteem voor spoorvervoer ERTMS en het Sesar-programma voor de verbetering van de infrastructuur van de luchtverkeersleiding.
In juni 2006 publiceerde de Commissie een tussentijdse evaluatie van het Witboek van 2001 (COM(2006)0314) getiteld “Europa duurzaam in beweging: duurzame mobiliteit voor ons continent”. De Commissie was van mening dat de in 2001 voorgenomen maatregelen niet toereikend waren om de geformuleerde doelstellingen te verwezenlijken, dus werden nieuwe instrumenten geïntroduceerd.
In juli 2008 heeft de Commissie het pakket “groener vervoer” voorgesteld, dat is toegespitst op een strategie voor de internalisering van de externe kosten van vervoer. Dit pakket bestond uit drie mededelingen van de Commissie en een voorstel tot herziening van Richtlijn 1999/62/EG, ook wel bekend als de Eurovignet-richtlijn (zie de infopagina over “Wegvervoer: harmonisatie van de wetgeving” 3.4.3).
De uitkomsten van het in het Witboek van 2001 gestarte debat over de vooruitzichten op lange termijn van het vervoer (20 tot 40 jaar) werden gebundeld in de mededeling van de Commissie getiteld “Een duurzame toekomst voor het vervoer: naar een geïntegreerd, technologiegeleid en gebruikersvriendelijk systeem” (COM(2009)0279).
Een van de tien doelstellingen die de Commissie in haar Witboek van 2011 heeft opgenomen, is de totstandbrenging van een interne Europese vervoersruimte. Hiertoe moeten alle resterende barrières tussen vervoerswijzen en nationale systemen opgeheven, moet het integratieproces worden gestimuleerd en moet het ontstaan van multinationale en multimodale vervoerders worden gefaciliteerd. Op 1 juli 2016 heeft de Commissie een verslag voorgelegd in de vorm van een werkdocument (SWD(2016)0226) over de vorderingen bij de tenuitvoerlegging van het tienjarenplan van het Witboek van 2011. Bijlage II bij dit verslag bevat een gedetailleerd overzicht van de tot dan toe ondernomen activiteiten.
A. Naar een duurzaam mobiliteitsmodel
In Richtlijn 92/106/EEG van de Raad van december 1992 (“richtlijn gecombineerd vervoer”) worden gemeenschappelijke voorschriften vastgesteld voor het gecombineerde vervoer van goederen tussen de lidstaten. De richtlijn is een van de cruciaalste rechtsinstrumenten van de EU om intermodaal goederenvervoer te bevorderen en over te schakelen op minder vervuilende vervoerswijzen (spoorvervoer, korte vaart en binnenvaart in plaats van wegvervoer) met als doel de negatieve externe effecten en koolstofemissies te verminderen.
In 2016 publiceerde de Commissie een mededeling getiteld “Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit” (COM(2016)0501), waarin zij maatregelen voorstelde om de decarbonisatie van het Europees vervoer te versnellen.
In december 2020 presenteerde de Commissie haar strategie inzake duurzame en slimme mobiliteit, samen met een actieplan van 82 initiatieven als leidraad voor de werkzaamheden voor de periode tot 2024 (COM(2020)0789). Deze strategie bevat een routekaart om het Europese vervoer stevig op het juiste spoor te zetten voor een duurzame en slimme toekomst, en stelt hiertoe tien kerndomeinen vast die zijn onderverdeeld in mijlpalen. Eén van die mijlpalen is dat er tegen 2030 ten minste 30 miljoen emissievrije auto’s op de weg moeten zijn.
In juli 2021 heeft de Commissie een aantal wetgevingsvoorstellen en herzieningen ingediend op het gebied van het koolstofvrij maken van het vervoer, in overeenstemming met de doelstelling van de Green Deal om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Tot deze voorstellen behoren onder meer:
- een voorstel voor de herziening van het emissiehandelssysteem (ETS)[1] (inclusief voor de luchtvaart en het zeevervoer). De definitieve tekst werd op 16 mei 2023 gepubliceerd in het Publicatieblad (Richtlijn 2023/959) en omvat ambitieuzere doelstellingen om de emissies terug te dringen. Ook wordt het zeevervoer voor het eerst opgenomen in de regeling, worden gratis emissierechten voor de luchtvaart en de industrie vanaf 2026 uitgefaseerd en wordt een afzonderlijk ETS voor het wegvervoer ingevoerd.
- Een voorstel voor de herziening van de verordening infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (AFIR). De definitieve tekst werd op 22 september 2023 gepubliceerd in het Publicatieblad (Verordening (EU) 2023/1804) en omvat een pakket maatregelen voor de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen in de EU-lidstaten, waarmee het pad wordt geëffend voor meer emissievrije mobiliteit in Europa.
- Een voorstel voor een nieuwe verordening inzake duurzame luchtvaartbrandstoffen (initiatief ReFuelEU Luchtvaart). De definitieve handeling die op 31 oktober 2023 in het Publicatieblad is gepubliceerd (Verordening (EU) 2023/2405) bevat geharmoniseerde regels om het gebruik van duurzame luchtvaartbrandstoffen door vliegtuigexploitanten en de distributie van duurzame luchtvaartbrandstoffen op EU-luchthavens te bevorderen, teneinde de emissies van de luchtvaartsector te verminderen.
- Een voorstel voor een nieuwe verordening inzake duurzame brandstoffen voor de zeevaart (initiatief FuelEU Zeevaart). De definitieve handeling die op 22 september 2023 in het Publicatieblad is gepubliceerd (Verordening (EU) 2023/1805) bevat uniforme regels ter beperking van de broeikasgasintensiteit van de energie die aan boord wordt gebruikt door schepen die aankomen in of vertrekken uit EU-havens en die schepen verplichten gebruik te maken van walstroomvoorziening of emissievrije technologie in EU-havens.
- Een voorstel voor de herziening van de CO2-emissienormen, de ontwikkeling van strengere emissiegrenswaarden en de uitfasering van auto’s met een verbrandingsmotor tegen 2035, waarmee de weg wordt geëffend voor door batterijen aangedreven elektrische voertuigen. Het Parlement en de Raad hebben hierover in maart 2023 overeenstemming bereikt. De definitieve tekst werd op 19 april 2023 ondertekend (Verordening (EU) 2023/851), maar auto’s met een verbrandingsmotor mogen na 2035 wel nog op e-brandstoffen rijden.
In overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal en na de publicatie van de strategie van de Commissie inzake duurzame en slimme mobiliteit in december 2020 heeft de Commissie in december 2021 een tweede pakket voorstellen ingediend ter ondersteuning van de transitie naar een schoner, groener en slimmer vervoer. Het pakket omvat twee belangrijke wetgevingsvoorstellen, namelijk de herziening van de verordening inzake de TEN-T-richtsnoeren uit 2013 en de herziening van de richtlijn intelligente vervoerssystemen uit 2010.
Met de herziening van de TEN-T-verordening (2021/0420(COD)) wil de Commissie beter inspelen op de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd om het Europese mobiliteitsnetwerk te moderniseren, gaande van het verbeteren van de interconnectiviteit van multimodale trans-Europese vervoers- en regionale netwerken tot het koolstofvrij maken en digitaliseren van vervoersdiensten en -infrastructuur. Het voorstel inzake de TEN-T-verordening wordt aangevuld met het “Actieplan ter bevordering van het grensoverschrijdend en langeafstandspassagiersvervoer per spoor” en met een voorstel om het TEN-T uit te breiden naar buurlanden zoals Oekraïne (door middel van een gewijzigd voorstel dat in juli 2022 is gepubliceerd, waarin rekening wordt gehouden met de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne).
Het Parlement heeft zijn ontwerpverslag over de TEN-T-voorstellen in april 2023 aangenomen. Na interinstitutionele onderhandelingen heeft het Parlement op 24 april 2024 zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld.
Het tweede pakket omvat tevens een mededeling over het nieuwe EU-kader voor stedelijke mobiliteit (COM(2021)/0811), waarin de nadruk wordt gelegd op openbaar vervoer en multimodale digitale mobiliteitsdiensten. Het Parlement heeft op 9 mei 2023 zijn initiatiefverslag over het nieuwe kader voor stedelijke mobiliteit aangenomen.
In november 2022 heeft de Commissie haar voorstel over de herziening van de Euro 6-emissienormen voor auto’s, bestelwagens, vrachtwagens en bussen (nu de Euro 7-normen) goedgekeurd. Het voorstel omvat strengere emissienormen voor alle benzine- en dieselauto’s, bestelwagens, vrachtwagens en bussen. De definitieve tekst is ondertekend op 24 april 2024, en moet nog worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2022/0365(COD)). In februari 2023 heeft de Commissie een herziening van Verordening (EU) 2019/1242 wat betreft de aanscherping van de CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen goedgekeurd (2023/0042(COD)). Nadat het Parlement op 21 november 2023 zijn standpunt in eerste lezing had vastgesteld, werd het dossier terugverwezen naar de bevoegde commissie. Het Parlement zal de in de commissie goedgekeurde tekst in de volgende zittingsperiode behandelen.
Op 4 mei 2023 publiceerde de Commissie een voorstel ter vermindering van de emissies van zware bedrijfsvoertuigen met aanhangwagens (COM (2023) 0189). De voorgestelde verordening heeft tot doel de operationele kosten van efficiëntere aanhangwagens te verlagen en zo het brandstofverbruik van voertuigen te verminderen of het nulemissiebereik van voertuigen waaraan zij zijn gekoppeld, te vergroten. Het Parlement zal in de volgende zittingsperiode, na de Europese verkiezingen van 2024, zijn standpunt over de tekst innemen (2023/0134 (COD)).
De Commissie heeft een voorstel voor een verordening (COM(2023)0441) aangenomen om een oplossing te bieden voor het ontbreken van een universeel aanvaard kader voor broeikasgasemissieboekhouding voor goederen- en personenvervoersdiensten. De voorgestelde wetgeving omvat elementen zoals een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de emissies, een centrale EU-databank en een verificatiesysteem. Het Parlement heeft zijn standpunt op 10 april 2024 vastgesteld.
Op 7 november 2023 heeft de Commissie een voorstel (COM(2023)0702) goedgekeurd tot wijziging van Richtlijn 92/106/EEG om het goederenvervoer duurzamer te maken door het concurrentievermogen van intermodaal goederenvervoer te verbeteren, en tot wijziging van Verordening (EU) 2020/1056. Het standpunt van het Parlement over het voorstel zal in de volgende zittingsperiode worden vastgesteld (2023/0396 (COD)).
B. Automatisch rijden en intelligente vervoerssystemen
Met het oog op de snelle technologische ontwikkeling probeert de EU te zorgen voor gemeenschappelijke regels. Automatisering en connectiviteit nemen een steeds grotere omvang aan en stellen voertuigen in staat om met elkaar te communiceren. Dit betekent een nieuwe, digitale, mijlpaal voor de mobiliteit. Deze ontwikkelingen, die nog worden versneld door de vooruitgang op het gebied van artificiële intelligentie, maken een nieuw niveau van samenwerking tussen weggebruikers mogelijk, wat zowel voor hen als voor het mobiliteitssysteem in zijn geheel zeer gunstig kan zijn, onder meer doordat het vervoer veiliger, toegankelijker en duurzamer wordt. In haar mededeling getiteld “Op weg naar geautomatiseerde mobiliteit: een EU-strategie voor de mobiliteit van de toekomst” (COM(2018)283) erkent de Commissie echter de moeilijkheden in verband met automatisch rijden en wijst zij op de noodzaak om meer inzicht te krijgen in de ethische en maatschappelijke gevolgen ervan (zoals op het gebied van werkgelegenheid en de nieuwe vaardigheden die vereist zijn). Zij benadrukt ook dat de ethische kwesties die hiermee samenhangen zo snel mogelijk moeten worden aangepakt.
In Richtlijn 2010/40/EU wordt een kader vastgesteld voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen. Dat zijn geavanceerde toepassingen die tot doel hebben innovatieve diensten te verlenen met betrekking tot verschillende vervoerswijzen, teneinde het vervoer beter te beheren, de informatie voor de gebruikers te verbeteren en het vervoer veiliger te maken en beter te coördineren. Op 22 november 2023 is Richtlijn (EU) 2023/2661 tot herziening van Richtlijn 2010/40/EU vastgesteld met als doel de invoering van intelligente vervoerssystemen te versnellen en te coördineren, teneinde de verkeersveiligheid te vergroten, het verkeer efficiënter te maken en het comfort van bestuurders te verbeteren.
Rol van het Europees Parlement
Het Parlement heeft niet alleen actieve steun verleend aan de liberalisering van de vervoersmarkten en het model van “duurzame mobiliteit”, maar is ook altijd blijven hameren op de noodzaak dit te combineren met een algehele harmonisatie van veiligheidsnormen en de maatschappelijke, fiscale en technologische omstandigheden.
Op 12 februari 2003 nam het Europees Parlement een resolutie aan over het Witboek van de Commissie van 2001 getiteld “Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen” (COM(2001)0370). In de resolutie wordt de nadruk gelegd op duurzaamheid als basis en norm voor het Europese vervoersbeleid en op het belang van de totstandbrenging van een alomvattend geïntegreerd vervoerssysteem.
Op 25 september 2007 publiceerde de Commissie een Groenboek met de titel “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” (COM(2007)0551), waarover het Parlement vervolgens op 9 juli 2008 een resolutie goedkeurde onder dezelfde titel. Het Parlement nam ook nog een andere resolutie aan op 23 april 2009 met de titel “Actieplan inzake stedelijke mobiliteit”. Kort daarna heeft de Commissie op deze resolutie gereageerd met een gelijknamige mededeling (COM(2009)0490), die op 20 september 2009 is gepubliceerd.
Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie (COM(2009)0279) getiteld “Een duurzame toekomst voor het vervoer: naar een geïntegreerd, technologiegeleid en gebruikersvriendelijk systeem” nam het Parlement op 6 juli 2010 een resolutie aan over een duurzame toekomst voor het vervoer.
Het Parlement heeft twee resoluties aangenomen naar aanleiding van de publicatie van het Witboek van 2011. De eerste resolutie werd aangenomen op 15 december 2011 en is getiteld “Het stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem”. In deze resolutie beoordeelde het Parlement de hoofddoelstellingen die zijn uiteengezet in het Witboek van 2011 en gaf het aan gedeeltelijk tevreden te zijn met de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging ervan.
Als antwoord op een nieuwe mededeling van de Commissie getiteld “Samen naar een concurrerend en zuinig stedelijk mobiliteitssysteem” (COM(2013)0913), gepubliceerd op 17 december 2013, nam het Parlement op 2 december 2015 een resolutie aan over duurzame stadsmobiliteit. In de resolutie worden de lidstaten en steden ertoe aangespoord om plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit op te stellen waarin voorrang wordt gegeven aan vervoersmiddelen met een lage emissie, voertuigen die op alternatieve brandstoffen rijden en intelligente vervoerssystemen.
Het Parlement nam op 9 september 2015 een tweede resolutie aan over de tenuitvoerlegging van het Witboek over vervoer uit 2011: “inventarisatie en te nemen maatregelen voor duurzame mobiliteit”. In het kader van de tussentijdse evaluatie publiceerde de Commissie op 1 juli 2016 een werkdocument (SWD(2016)0226) getiteld “De tenuitvoerlegging van het Witboek over vervoer van 2011, vijf jaar na de publicatie ervan: resultaten en uitdagingen”. Het Parlement verzocht de Commissie ten minste hetzelfde ambitieniveau te handhaven als in de oorspronkelijke doelstellingen. Het Parlement deed tevens een reeks aanbevelingen om alle vormen van vervoer te integreren om een doeltreffender, duurzamer, concurrerender, toegankelijker en gebruikersvriendelijker vervoerssysteem tot stand te brengen.
Het Parlement benadrukte in zijn resolutie van december 2017 over een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit dat de vervoerssector een grotere bijdrage moet leveren aan de verwezenlijking van de klimaatdoelen.
Naar aanleiding van een mededeling van de Commissie met de titel “Naar een zo breed mogelijk gebruik van alternatieve brandstoffen – een actieplan inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen” (COM(2017)0652) nam het Parlement in oktober 2018 een resolutie aan waarin het de Commissie verzocht een herziening voor te leggen van Richtlijn 2014/94/EU betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en zich te concentreren op de correcte tenuitvoerlegging van die richtlijn. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de herziening van de verordening infrastructuur voor alternatieve brandstoffen door de Commissie in juli 2021 (zoals hierboven reeds vermeld).
Het Parlement was ook verheugd over de mededeling van de Commissie met de titel “Op weg naar geautomatiseerde mobiliteit” (COM(2018)0283), maar benadrukte in een resolutie van 15 januari 2019 dat de Europese spelers de handen ineen moeten slaan om wereldleider te worden op het gebied van autonoom vervoer. Het Parlement wees tevens op de toekomstige ethische uitdagingen en riep de Commissie op om samen met andere belanghebbenden ethische richtsnoeren voor artificiële intelligentie te ontwikkelen.
In januari 2020 nam het Parlement een resolutie aan over de Europese Green Deal. Deze resolutie vormde de reactie van het Parlement op de mededeling van de Commissie over de Green Deal, en omvatte een aantal richtsnoeren voor vervoer, in een hoofdstuk getiteld “De overgang naar duurzame en slimme mobiliteit versnellen”.
Op 13 november 2020, nam het Parlement een resolutie aan over het investeringsplan voor een duurzaam Europa en de financiering van de Green Deal. Hierin is onder meer de input van de Commissie vervoer en toerisme opgenomen.
Naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak en de gevolgen hiervan voor het vervoer heeft het Parlement op 19 juni 2020 een resolutie aangenomen over toerisme en vervoer in en na 2020. Hierin roept het Parlement op tot snelle korte- en langetermijnsteun voor de sectoren vervoer en toerisme om hun voortbestaan en concurrentievermogen veilig te stellen. Sinds maart 2020 heeft het Parlement ook verschillende gerelateerde handelingen aangenomen in het kader van de spoedprocedure ter bestrijding van de onmiddellijke negatieve gevolgen van de pandemie voor de vervoerssector.
In juni 2022 nam het Parlement een resolutie aan over het voorstel van de Commissie voor een sociaal klimaatfonds. Het Parlement stemde voor de invoering van een definitie van “mobiliteitsarmoede”, wat verwijst naar huishoudens die slechts beperkte toegang hebben tot betaalbaar vervoer of die te maken krijgen met hoge vervoerskosten. Het Parlement wees erop dat de maatregelen en investeringen via het fonds kwetsbare huishoudens en vervoergebruikers moeten helpen.
In februari 2023 nam het Parlement een resolutie aan over de ontwikkeling van een EU-fietsstrategie. Daarin stelde het Parlement voor fietsgewoonten te bevorderen en een groene transitie in de EU te stimuleren door middel van meer fietspaden, parkeerplaatsen voor fietsen en een verlaging van de btw op de levering, reparatie en verhuur van fietsen en elektrische fietsen. Naar aanleiding van de resolutie van het Parlement heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een Europese verklaring over fietsen, die door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moest worden ondertekend. Nadat de onderhandelingen over het voorstel waren afgerond, werd de Europese verklaring over fietsen op 3 april 2024 ondertekend. De verklaring bevat een uitgebreide reeks beginselen die erop gericht zijn het potentieel van fietsen in de EU ten volle te benutten.
Meer informatie over dit onderwerp is te vinden op de website van de Commissie vervoer en toerisme.
Stephanie Dupont / Ariane Debyser / Olena Kuzhym