De Europese Raad
De Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Europese Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen. De voorzitter van de Commissie is ook lid van de Europese Raad, maar heeft geen stemrecht. Bij het begin van de vergaderingen van de Europese Raad houdt de voorzitter van het Europees Parlement een toespraak. Sinds het Verdrag van Lissabon is de Europese Raad een instelling van de Unie met een vaste voorzitter.
Rechtsgrondslag
Artikelen 13, 15, 26 en 27 en artikel 42, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).
Geschiedenis
De Europese Raad is tegenwoordig de topconferentie waarbij de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de EU bijeenkomen. De eerste “Europese top” vond plaats in 1961 in Parijs. Sinds 1969 volgden de eurotoppen elkaar sneller op.
In februari 1974 werd op de Europese top in Parijs besloten dat deze ontmoetingen tussen staatshoofden en regeringsleiders voortaan regelmatig moesten plaatsvinden onder de naam “Europese Raad” om een algemene aanpak van de problemen van de Europese eenwording mogelijk te maken en te verzekeren dat de activiteiten van de EU naar behoren werden gecoördineerd.
Met de Europese Akte (1986) werd de Europese Raad voor het eerst opgenomen in de communautaire verdragen. De Akte bepaalt de samenstelling van de Europese Raad en voorziet in twee vergaderingen per jaar.
In het Verdrag van Maastricht (1992) is de functie van de Europese Raad als instelling van de EU formeel vastgelegd.
Met Verdrag van Lissabon (formeel bekend als het Verdrag betreffende de Europese Unie, 2009) is de Europese Raad een volwaardige instelling van de EU (artikel 13) geworden, met als taken onder meer “de nodige impulsen [geven] voor de ontwikkeling van de Unie en […] de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten [bepalen]” (artikel 15). Hoewel de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie (hierna “de Raad”) afzonderlijke instellingen zijn, hebben ze ermee ingestemd om afdeling II van de begroting te delen (artikel 43, punt b), van het Financieel Reglement). Hierdoor telt de algemene begroting geen elf maar tien afdelingen.
Organisatie
De Europese Raad, die wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter, bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de 27 lidstaten en de voorzitter van de Commissie (artikel 15, lid 2, VEU). De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid neemt eveneens deel aan de werkzaamheden van de Europese Raad. De voorzitter van het Europees Parlement wordt in de regel uitgenodigd om bij het begin van de vergadering te worden gehoord (artikel 235, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)).
De voorzitter wordt door de Europese Raad zelf gekozen voor een termijn van tweeënhalf jaar die eenmaal kan worden verlengd. De rol van de voorzitter is vastgesteld in artikel 15 VEU. De huidige voorzitter, Charles Michel, begon zijn eerste ambtstermijn op 1 december 2019 en werd in maart 2022 herkozen voor een tweede termijn van 1 juni 2022 tot en met 30 november 2024.
De Europese Raad besluit gewoonlijk bij consensus, maar soms met gekwalificeerde meerderheid bij een aantal belangrijke benoemingen (met name die van zijn eigen voorzitter, de kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de president van de Europese Centrale Bank).
De Europese Raad komt normaal ten minste vier keer per jaar bijeen. Sinds 2008 is hij vaker bijeengekomen, met name tijdens de financiële crisis en de daaropvolgende schuldencrisis in de eurozone. De laatste tijd heeft de Europese Raad zich ook veel beziggehouden met de migratiestromen naar de EU en interne veiligheidskwesties.
Sinds 2016 komen de staatshoofden en regeringsleiders ook bijeen in een “EU-27”-samenstelling, zonder het Verenigd Koninkrijk. Vóór de formele kennisgeving van de terugtrekking van het VK uit de EU op grond van artikel 50 VEU, in maart 2017, waren deze bijeenkomsten nog informeel. Na deze kennisgeving hebben naast de gewone bijeenkomsten ook verscheidene formele bijeenkomsten van de “Europese Raad (artikel 50)” in EU-27-samenstelling plaatsgevonden.
Daarnaast komen de leden van de Europese Raad ook bijeen in de vorm van “intergouvernementele conferenties” (IGC’s): deze conferenties van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten worden bijeengeroepen om wijzigingen van de EU-verdragen te bespreken en goed te keuren. Vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in 2009 was dit de enige procedure voor herzieningen van de verdragen. Tegenwoordig wordt dit de “gewone herzieningsprocedure” genoemd. De door de voorzitter van de Europese Raad bijeengeroepen IGC beslist met eenparigheid van stemmen over verdragswijzigingen.
Rol
A. Plaats binnen het institutionele stelsel van de EU
Krachtens artikel 13 VEU maakt de Europese Raad deel uit van het “institutionele kader” van de Unie. De Europese Raad is echter eerder een orgaan dat algemene beleidsimpulsen geeft dan een besluitvormingsorgaan in de juridische zin van het woord. Hij neemt slechts in uitzonderlijke gevallen besluiten die juridische gevolgen hebben voor de EU (zie punt C 2 hieronder), maar heeft een aantal institutionele beslissingsbevoegdheden verworven. De Europese Raad mag voortaan juridisch bindende handelingen vaststellen die voor het Hof van Justitie van de Europese Unie betwist kunnen worden. Daarnaast kan, als de Europese Raad nalaat een besluit te nemen, hiertegen bij het Hof van Justitie een beroep worden ingesteld (artikel 265 VWEU).
Het Verdrag betreffende de Europese Unie (artikel 7, lid 2) geeft de Europese Raad de bevoegdheid om, na goedkeuring van het Parlement, de procedure tot schorsing van de rechten van een lidstaat in te leiden wanneer deze lidstaat de beginselen van de Unie in ernstige mate heeft geschonden.
B. Betrekkingen met andere instellingen
De Europese Raad neemt zijn besluiten in volledige onafhankelijkheid. Meestal is er geen initiatief van de Commissie of inspraak van het Parlement nodig.
Toch blijft in het Verdrag van Lissabon de organisatorische band tussen de Europese Raad en de Commissie behouden, aangezien de Commissievoorzitter deel uitmaakt van de Europese Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid deelneemt aan de debatten. Bovendien vraagt de Europese Raad de Commissie veelvuldig om verslagen ter voorbereiding van zijn vergaderingen. Artikel 15, lid 6, punt d), VEU bepaalt dat de voorzitter van de Europese Raad na iedere bijeenkomst een verslag moet voorleggen aan het Parlement. Voorts vergadert de voorzitter van de Europese Raad een keer per maand samen met de voorzitter van het Parlement en met de fractievoorzitters. In februari 2011 stemde de toenmalige voorzitter ermee in schriftelijke vragen van EP-leden over zijn eigen politieke werkzaamheden te beantwoorden. Het Parlement kan echter ook op informele wijze invloed uitoefenen op de bijeenkomsten van de Europese Raad, ten eerste doordat zijn Voorzitter de vergaderingen bijwoont, ten tweede doordat de partijleiders elkaar voor aanvang van de Europese Raad in hun respectieve politieke families ontmoeten, en ten derde doordat het resoluties aanneemt over de onderwerpen op de agenda van de vergaderingen, over het resultaat ervan en over de formele verslagen die door de Europese Raad aan het Parlement worden voorgelegd.
Krachtens het Verdrag van Lissabon vervult de nieuwe hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een aanvullende rol, doordat hij of zij namens de Europese Raad buitenlands beleid voorstelt en uitvoert. De voorzitter van de Europese Raad is verantwoordelijk voor de externe vertegenwoordiging van de EU in aangelegenheden die onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen, onverminderd de aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid toegedeelde bevoegdheden.
C. Bevoegdheden
1. Institutioneel
De Europese Raad geeft “de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie” en stelt de “algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten” vast (artikel 15, lid 1, VEU). Voorts besluit hij met gekwalificeerde meerderheid over de formaties van de Raad en over de kalender van de toerbeurten voor het voorzitterschap van de Raad.
2. Buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (5.1.1) en (5.1.2)
De Europese Raad stelt de beginselen van en algemene richtsnoeren voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) vast, alsook de gemeenschappelijke strategieën voor de uitvoering daarvan (artikel 26 VEU). De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen of het opportuun is de lidstaten aan te bevelen stappen te zetten in de richting van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid, overeenkomstig artikel 42, lid 2, VEU.
Wanneer een lidstaat voornemens is zich om belangrijke redenen van nationaal beleid te verzetten tegen de aanneming van een besluit, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat de aangelegenheid wordt voorgelegd aan de Europese Raad, die dan met eenparigheid van stemmen een besluit vaststelt (artikel 31, lid 2, VEU). Dezelfde procedure kan worden toegepast wanneer lidstaten besluiten tot nauwere samenwerking op dit terrein (artikel 20 VEU).
In de door de Conferentie over de toekomst van Europa goedgekeurde aanbeveling nr. 21 van de burgers wordt de EU verzocht maatregelen te nemen zodat het beter in staat is snel en doeltreffend besluiten te nemen, met name door met betrekking tot het GBVB over te stappen van besluitvorming met eenparigheid van stemmen op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid en door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een grotere rol toe te bedelen. In zijn resolutie van 9 juni 2022 over de oproep tot een conventie voor een herziening van de Verdragen heeft het Parlement bij de Raad voorstellen voor verdragswijzigingen ingediend volgens de gewone herzieningsprocedure van artikel 48 VEU. Een van de belangrijkste voorstellen bestond erin besluiten in de Raad met gekwalificeerde meerderheid in plaats van met eenparigheid van stemmen te laten nemen op bepaalde gebieden, zoals de vaststelling van sancties en in noodgevallen. Ook bereidt de Commissie constitutionele zaken van het Parlement een verslag voor over de tenuitvoerlegging van passerelleclausules in de EU-Verdragen (d.w.z. clausules die het mogelijk maken een wetgevingsprocedure te wijzigen zonder formele wijziging van de Verdragen). Daarin wordt voorgesteld om passerelleclausules in werking te stellen op bepaalde prioritaire beleidsterreinen, zoals het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
3. Economisch bestuur en het meerjarig financieel kader (MFK) (1.4.3)
Door de staatsschuldencrisis nemen de Europese Raad en de eurotoppen sinds 2009 het voortouw in de strijd tegen de gevolgen van de wereldwijde bankencrisis. Verschillende lidstaten hebben uit hoofde van ad-hoc- of tijdelijke overeenkomsten die door de staatshoofden en regeringsleiders werden afgesloten en die nadien door de lidstaten werden geratificeerd financiële steunpakketten ontvangen. Sinds 2012 is financiële steun verleend via het permanent Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). De regeringen van de lidstaten hebben samen met de Commissie, het Parlement en de Europese Centrale Bank een internationaal verdrag opgesteld, het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur (“het begrotingspact”), dat een strengere controle van de begroting en het sociaaleconomische beleid van de lidstaten mogelijk maakt. Dit heeft ertoe geleid dat discussie over de rol die de Commissie en het Parlement moeten spelen ten aanzien van het economische bestuur van de eurozone is aangewakkerd.
Voorts speelt de Europese Raad een belangrijke rol in het Europees Semester. Op de bijeenkomsten in het voorjaar zet de Europese Raad de lijnen uit van het macro-economisch en fiscaal beleid, en bekijkt hoe er structurele hervormingen en groei tot stand kunnen worden gebracht. Op de bijeenkomsten in juni bekrachtigt de Europese Raad de aanbevelingen die voortvloeien uit de door de Commissie voorbereide en in de Raad behandelde beoordeling van de nationale hervormingsprogramma’s.
De Europese Raad is ook betrokken bij de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader (MFK): hij speelt een belangrijke rol als bemiddelaar om tot een politieke overeenkomst te komen over de belangrijkste politieke onderdelen van het MFK, zoals uitgavenplafonds, uitgavenprogramma’s en financieringsbronnen.
4. Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (4.2.6 en 4.2.7)
Op verzoek van een lidstaat besluit de Raad of er op een bepaald punt op dit terrein een nauwere samenwerking kan worden aangegaan (artikel 20 VEU). Het Verdrag van Lissabon heeft verschillende nieuwe overbruggingsclausules ingevoerd die de Europese Raad in staat stellen de besluitvormingsregel in de Raad van eenparigheid te veranderen in een meerderheid van stemmen (1.2.4).
Resultaten
De Europese Raad heeft een 5-jarige strategische agenda (2019–2024) aangenomen met prioritaire gebieden voor EU-optreden op langere termijn. Naast de strategische agenda bevatten de werkprogramma’s voor de kortere termijn, de zogenoemde Leidersagenda’s, onderwerpen voor komende bijeenkomsten van de Europese Raad en internationale topontmoetingen. Zo zijn in de in februari 2023 gepubliceerde indicatieve Leidersagenda de indicatieve prioriteiten voor de periode januari-juli 2023 uiteengezet, waaronder met name voortgezette EU-steun aan Oekraïne in reactie op de Russische aanvalsoorlog, de economie en de bevordering van het concurrentievermogen op lange termijn in de EU en de strategische autonomie van de EU, onder meer op het gebied van veiligheid en energie.
De goedkeuring van de strategische agenda 2024-2029 is gepland voor juni 2024. Voorzitter Michel heeft in de aanloop naar de bijeenkomst van de Europese Raad van juni 2023 een brief gestuurd om de besprekingen vooraf op gang te brengen. Hij stelde vier belangrijke gebieden voor de komende agenda voor: de economische en sociale basis van de EU consolideren (de groene en de digitale transitie, concurrentievermogen, innovatie, gezondheid); de energiekwestie aanpakken; de veiligheids- en defensievermogens van de EU versterken; en de betrokkenheid bij de rest van de wereld vergroten. Daarnaast stelde hij voor de algemene aanpak van het migratievraagstuk door de EU te versterken.
A. Meerjarig financieel kader
Om de EU te ondersteunen bij de wederopbouw na de pandemie en investeringen in de groene en de digitale transitie kracht bij te zetten, hebben de leden van de Europese Raad tijdens hun buitengewone bijeenkomst van 17 tot en met 21 juli 2020 overeenstemming bereikt over een alomvattend pakket van 1 824,3 miljard EUR, waarin het meerjarig financieel kader (MFK) en een specifieke herstelinspanning in het kader van NextGenerationEU worden gecombineerd.
Tijdens zijn bijeenkomst van 1 februari 2024 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over de herziening van het MFK 2021-2027. In aansluiting daarop heeft de Raad van de EU drie wetgevingshandelingen goedgekeurd die erop gericht zijn de langetermijnbegroting te versterken en nieuwe uitdagingen aan te pakken. Het goedgekeurde pakket omvat wijzigingen van het financieel kader en de oprichting van de faciliteit voor Oekraïne en het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP).
B. Buitenlands en veiligheidsbeleid
Sinds het begin van de jaren negentig is het buitenlands en veiligheidsbeleid een belangrijk onderdeel op de agenda van de Europese Raad. De besluiten die op dit terrein zijn genomen, hebben onder meer betrekking op:
- internationale veiligheid en terrorismebestrijding;
- Europees nabuurschapsbeleid en betrekkingen met Rusland;
- betrekkingen met de mediterrane landen en het Midden-Oosten.
Op 10 en 11 december 1999 besloot de Europese Raad in Helsinki het GBVB te versterken door het ontwikkelen van militaire en civiele capaciteit voor crisisbeheersing.
Tijdens de Europese Raad van 22 en 23 juni 2017 is overeenstemming bereikt over de noodzaak om een permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) op te zetten om Europa’s veiligheid en defensie te versterken. De PESCO is ingesteld bij een besluit van de Raad van 11 december 2017. Alle lidstaten van de EU nemen aan de PESCO deel, behalve Denemarken en Malta. In totaal zijn er momenteel 46 projecten in het kader van de PESCO.
Tijdens zijn bovengenoemde buitengewone bijeenkomst van 17 tot en met 21 juli 2020 is de Europese Raad overeengekomen dat een Europese Vredesfaciliteit zou worden opgericht als een niet-budgettair instrument voor de financiering van acties op het gebied van veiligheid en defensie. Het financiële plafond voor de faciliteit voor de periode 2021-2027 is vastgesteld op 5 miljard EUR. Zij wordt gefinancierd als een post buiten de begroting buiten het MFK via bijdragen van de lidstaten aan de hand van een bni-verdeelsleutel.
Tijdens zijn buitengewone bijeenkomst van 30 en 31 mei 2022 veroordeelde de Europese Raad de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en bereikte overeenstemming over het zesde sanctiepakket, dat betrekking had op ruwe aardolie en aardolieproducten die vanuit Rusland aan de lidstaten worden geleverd. Er werd een tijdelijke uitzondering gemaakt voor ruwe olie die via pijpleidingen wordt geleverd. De leden van de Europese Raad drongen er bij de Raad van de Europese Unie op aan de nieuwe sancties onverwijld af te ronden en goed te keuren.
Volgens de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 23 maart 2023 “[staat] de Europese Unie [...] resoluut en volledig achter Oekraïne en zal [zij] het land en zijn bevolking zolang dat nodig is krachtig blijven ondersteunen op politiek, economisch, militair, financieel en humanitair gebied”.
C. Uitbreiding (5.5.1)
De Europese Raad heeft de voorwaarden voor elke uitbreidingsronde van de Europese Unie vastgesteld. In 1993 legde de Europese Raad in Kopenhagen de basis voor een nieuwe toetredingsgolf (criteria van Kopenhagen). In de daaropvolgende jaren werden de toetredingscriteria en de vereiste voorafgaande institutionele hervormingen nader ingevuld.
De Europese Raad van Kopenhagen (12 en 13 december 2002) besliste over de toetreding van Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië op 1 mei 2004. Roemenië en Bulgarije zijn op 1 januari 2007 tot de Unie toegetreden.
Op 3 oktober 2005 gaf de Raad in Luxemburg zijn goedkeuring aan het kader voor de toetredingsonderhandelingen met Kroatië en Turkije. Op 9 december 2011 werd het toetredingsverdrag met Kroatië ondertekend en het land trad op 1 juli 2013 toe.
Op 14 december 2021 heeft de Raad Algemene Zaken conclusies aangenomen over de uitbreiding en het stabilisatie- en associatieproces voor Montenegro, Servië, Turkije, de Republiek Noord-Macedonië, Albanië, Bosnië en Herzegovina en Kosovo. Daarin werd de balans opgemaakt van de vorderingen die in elk van deze kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten zijn gemaakt.
Op 23 juni 2022 heeft de Europese Raad Oekraïne de status van kandidaat-lidstaat verleend, naar aanleiding van zijn verzoek om toetreding van 28 februari 2022, en heeft hij de Commissie verzocht aan de Raad verslag uit te brengen over de vervulling van de voorwaarden die in het advies van de Commissie over de lidmaatschapsaanvraag zijn vermeld. De Raad zal besluiten tot verdere stappen zodra aan al deze voorwaarden volledig is voldaan.
In de conclusies van zijn buitengewone bijeenkomst van 9 februari 2023 erkent de Europese Raad dat “Oekraïne de afgelopen maanden aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om de doelstellingen te verwezenlijken waarop zijn status van kandidaat-lidstaat van de EU is gebaseerd. Hij is ingenomen met de hervormingsinspanningen van Oekraïne in deze moeilijke tijden, en moedigt het land aan op deze weg voort te gaan en de voorwaarden in het advies van de Commissie over zijn lidmaatschapsverzoek te vervullen teneinde dichter bij toekomstig EU-lidmaatschap te komen.”
De Europese Raad van 14 en 15 december 2023 heeft besloten toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en de Republiek Moldavië te openen en Georgië de status van kandidaat-lidstaat te verlenen “op voorwaarde dat de in de aanbeveling van de Commissie van 8 november 2023 genoemde relevante stappen zijn genomen”.
D. Terugtrekking van het VK uit de Europese Unie
Op 23 maart 2018 nam de Europese Raad (artikel 50) in EU-27-samenstelling de richtsnoeren aan inzake het kader voor de toekomstige betrekkingen met het VK na de Brexit. Volgens die richtsnoeren wilde de EU een zo nauw mogelijk partnerschap met het VK, onder meer op het gebied van handel en economische samenwerking, en veiligheid en defensie.
Op 17 oktober 2019 keurde de Europese Raad in EU-27-samenstelling het herziene terugtrekkingsakkoord en de herziene politieke verklaring goed waarover de onderhandelaars van de EU en het VK diezelfde dag overeenstemming hadden bereikt. Dit akkoord was bedoeld om het ordelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie mogelijk te maken.
Op 29 oktober 2019 nam de Europese Raad op verzoek van het VK een besluit aan om de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn te verlengen tot en met 31 januari 2020, teneinde meer tijd te geven voor de ratificatie van het terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord is op 31 januari 2020 in werking getreden. Het markeerde het einde van de periode zoals bedoeld in artikel 50 VEU en het begin van een overgangsperiode die tot en met 31 december 2020 duurde. Het VK is nu niet langer een EU-lidstaat, maar een derde land.
E. Institutionele hervormingen
De Europese Raad van Tampere (15 en 16 oktober 1999) maakte afspraken over een ontwerphandvest van de grondrechten van de EU (4.1.2). De Europese Raad van Helsinki (december 1999) riep de intergouvernementele conferentie bijeen ter voorbereiding op het Verdrag van Nice.
De Europese Raad van Laken (14 en 15 december 2001) nam het besluit tot een Conventie over de toekomst van Europa, in het kader waarvan het Grondwettelijk Verdrag werd opgesteld, dat echter gedoemd was te mislukken (1.1.4). Na een institutionele patstelling van tweeënhalf jaar keurde de Europese Raad van 21 en 22 juni 2007 een gedetailleerd mandaat goed voor een intergouvernementele conferentie die leidde tot de ondertekening van het Verdrag van Lissabon op 13 december 2007. Het Verdrag trad op 1 december 2009 in werking (1.1.5). Op 25 maart 2011 nam de Europese Raad het besluit aan tot wijziging van artikel 136, wat de oprichting van het ESM in 2012 mogelijk maakte.
Op 28 juni 2018 nam de Europese Raad een besluit over de samenstelling van het Europees Parlement aan, op grond waarvan de lidstaten de nodige interne regels konden vaststellen voor de organisatie van de verkiezingen voor het Parlement (zittingsperiode 2019-2024)[1].
Uit recente crises, met name de COVID-19-pandemie en de oorlog in Oekraïne, is duidelijk gebleken dat er institutionele hervormingen nodig zijn om de EU beter in staat te stellen tijdig en doeltreffend op dringende situaties te reageren.
In zijn resolutie over de resultaten van de Conferentie over de toekomst van Europa, die op 4 mei 2022 werd aangenomen, verwelkomde het Parlement de conclusies en aanbevelingen van de Conferentie, erkende het dat er Verdragswijzigingen nodig zijn en verzocht het zijn Commissie constitutionele zaken voorstellen uit te werken om de EU-Verdragen te hervormen door middel van een conventie overeenkomstig artikel 48 VEU. Op 9 juni 2022 nam het Parlement een resolutie aan waarin wordt opgeroepen tot het bijeenroepen van een conventie met het oog op een herziening van de Verdragen. Een van de belangrijkste voorstellen bestaat erin de stemprocedures te hervormen en besluiten in de Raad met gekwalificeerde meerderheid in plaats van unanimiteit te laten nemen op bepaalde gebieden, zoals de vaststelling van sancties en zogeheten passerelleclausules, alsook in noodgevallen. Op 11 juli 2023 heeft het Parlement een resolutie aangenomen over de tenuitvoerlegging van de passerelleclausules in de EU-verdragen. Op 20 november 2023 heeft het Parlement een resolutie aangenomen over voorstellen tot wijziging van de Verdragen, waarin de Europese Raad wordt opgeroepen een Conventie voor de herziening van de Verdragen bijeen te roepen om de wetgevingsprocedures te moderniseren.
Eeva Pavy / Pablo Abril Marti